elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: barrevoets 

barrevoets  , berveuts , (klem op ber)  , barrevoets.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
barrevoets , berrevoets , blootsvoets.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
barrevoets , bėrves , klemtoon op bèr- , barvoets. Bėrves loupe, of: oppẹ bėrvesse vuit loupe: barvoets lopen.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
barrevoets , barft , baarft, borft, borfend, barf, barreft , (Zuid-Drenthe, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe). Ook baarft (Zuidwest-Drenthe, Midden-Drenthe), borft (Zuidoost-Drents veengebied, naast barft), borfend (Bco), barf (wb:Ass), soms in Zuidwest-Drenthe, zuid uitgesproken als barreft = 1. blootsvoets Aj niet opholdt, gaoj dommies mit barfte bienen hen bedde speels dreigement tegen kinderen (Bro), Het peerd löp barft, ie kunt er niet zo wied mit over de straote zonder ijzers (Zdw), ‘De jongens ten platten lande mogen ʼs voorjaars niet barrevoets (barft) loopen, voordat zij den ooievaar hebben gezien’(dva) 2. blootshoofds (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied) Hie leup met de barfte kop hen boeten (Wee) 3. fel (Midden-Drenthe) Hij lup met de blote kop in de barfte zunne (Bei), zie ook bar
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
barrevoets , barrevoets , barvoets , (Zuid-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën). Ook barvoets (Zuidoost-Drents zandgebied, Veenkoloniën) = 1. barvoets 2. zonder hoefijzer (Flu) Der bint er ook al, die de peerden barrevoets laot lopen
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
barrevoets , bèrrevoets , vörrevoet , blootsvoets. vgl. baar. kousevoet. mv. vörrevoeten, vörrevuut, voet die alleen met een kous bedekt is, zonder klompen of schoenen. Ik kan nie ’t huis uit, want ik ben op de vörrevoeten, ik kan het huis niet uit, want ik ben op mijn kousen. Op de vörrevoeten gaon, betekende oorspronkelijk: op de tenen lopen, daarna: zo zacht mogelijk lopen; zonder schoeisel dus.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
barrevoets , bérrevoets , blootsvoets , In de zómmer gónge we bérrevoets dur't kôrspóór, meej ne putterbol naogóóje. In de zomer gingen we blootsvoets door 't karrenspoor, met 'n ijzeren knikker na gooien.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
barrevoets , bérves , bijvoeglijk naamwoord , barrevoets , VB: Loüp neet bérves, dalik treujs te dich ién e sjtök gläos.; béreves blootsvoets béreves (vgl. barrevoets) VB: 'r Löp altiéd béreves doer 't hoés, bang vuur get sjmèrig te mäoke.; béreves kousenvoeten (op kousenvoeten) béreves VB: De môs mer zoe béreves bliéve roondloüpe, dalik heuls te dich de klats.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
barrevoets , bèrrevoets , blootsvoets, barrevoets
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
barrevoets , berrevoets , blootsvoets , hij lwop thuis altij berrevoets = hij loopt thuis altijd blootsvoets-
Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’
barrevoets , bèrrevoets , barrevoets, op blote voeten
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
barrevoets , bèrrevoets , bijwoord , blootsvoets (Den Bosch en Meierij; Helmond en Peelland; Land van Cuijk; Tilburg en Midden-Brabant)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
barrevoets , [blootvoets] , berves , blootvoets, barrevoets , Loup neet berves, den weurs se krank.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
barrevoets , bérves , barrevoets, blootsvoets; mèt bérvese veut/puët – op blote voeten; sjoestersvrouwlje en smeedspaerd laupe(n) altied bérves – de vrouw van de schoenmaker en het paard van de hoefsmid lopen altijd barrevoets
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
barrevoets , bêrves , bêrvers , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , tweede vorm Nederweerts, Ospels; blootsvoets
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
barrevoets , bèrrevoets , stoffelijk bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , Pierre van Beek: barrevoets, blootsvoets; A.A. Weijnen, Dialectatlas van Noord-Brabant (1952): et mènneke lópt bèrrevoets; Mandos - Brabantse spreekwoorden (2003) - zóne bèrrevoetse kòp hèbbe dètter alle vliege de bêen óp breeke (Pierre van Beek: Tilburgse Taalplastiek 1968) - originele beeldspraak over kaalheid .A.P. de Bont, Dialect v. Kempenland (1958): bnw. en bijw. 'berrevoets' - barrevoets; J. Cornelissen & J.B. Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch dialect (1899): BERREVOETS - barvoets: berrevoets gaan.
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
barrevoets , bárvuts , barrevoets
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal