elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: apotheek 

apotheek , aptijk , apotheek.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
apotheek  , aptiëk , apotheker.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
apotheek , aptaik , zelfstandig naamwoord onzijdig , apotheek. Doar bin je in ‘t aptaik! = daar ben je duur uit. Aptaiker.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
apotheek , aptaik , apotheek
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
apotheek , apteek , zelfstandig naamwoord , Apotheek.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
apotheek , apteik , appeteik , vrouwelijk , apteike , apotheek.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
apotheek , apteek , apotheek.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
apotheek , aptiek , aptaik, apteeik, apteik, apteek, appetheek, apotie , aptieken , Ook aptaik (Kop van Drenthe, Veenkoloniën), apteeik (Midden-Drenthe, Kop van Drenthe), apteik (Veenkoloniën, Zuidoost-Drents veengebied, Kop van Drenthe), apteek (Zuid-Drenthe, Veenkoloniën, Midden-Drenthe), appetheek (Zuidwest-Drenthe, Midden-Drenthe), apotiek (Zuid-Drenthe, Midden-Drenthe) = apotheek De dokter har de aptiek nog an hoes (Sle), Dat is een duur apteik duur adres (Erf)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
apotheek , appeteek , apotheek.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
apotheek , apteek , apotheek
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
apotheek , apteek , apotheek. Hoe minder uut de apteek, hoe bèèter
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
apotheek , apteek , appeteek , zelfstandig naamwoord , de, et; apotheek
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
apotheek , aptiek , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , aptieke , aptiekske , apotheek , VB: Ién 't museum van Grueles sjtèit de aw aptiek van dokter Peenkers oét Èisde.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
apotheek , appeteek , apotheek
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
apotheek , apteek , zie: appeteker.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
apotheek , appetieëk , mannelijk , apotheek
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
apotheek , appetiëk , zelfstandig naamwoord , appetiëke , appetiëkske , apotheek
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
apotheek , appetieëk , appetieëke , appetieëkske , apotheek
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal