elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: Allerheiligen 

allerheiligen , allerhillegen , [zelfstandig naamwoord] , allerheiligen (feestdag).
Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel.
Allerheiligen , Allerhilgen , Allerhillîng , Allerheiligendag, als tijdsbepaling; mit Allerhilgen = den 1 November. Ook Gron.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
Allerheiligen , Alderhilgen , Allerhilgen , (Allerheiligendag), als tijdsbepaling, de 1e November; ook Drentsch.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
Allerheiligen , aldĕrhillĕgĕn , allerheiligen.
Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94
Allerheiligen  , Allerheilige , Allerheiligen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
Allerheiligen , Adrillen , aalderhilgen; drillentjemaart , [zelfstandig naamwoord] , Aalderhillegen = Allerheiligen, R.K. feestdag op 1 Nov. Alsdan de Adrillenmaart in Winschoten.Olle Allerhillegen (Westerkwartier) = 12 Nov. Vergelijk Ol Maai. Op Olle Allerhillegen wordt wel vaste huur betaald. , (Oldambt)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
Allerheiligen , Aldriln , Allerheiligen
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
Allerheiligen , Alderhëlge , Allerheiligen, feestdag in de rooms-katholieke kerk, 1 november. Van Allerheiligen op Allerzielen, 2 november, werd vroeger een kaars voor de arme zielen in het vagevuur aangestoken. Bij het vallen van de avond werd zij aangestoken, wanneer de dag aanbrak
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
Allerheiligen , Allerhilligen , Alderhilligen, Allerhilgen, Allerhilling, Allerhil , Ook Alderhilligen, Allerhilgen (Zuidoost-Drenthe, Veenkoloniën), Allerhilling (Zuidwest-Drenthe, wb, wm), Allerhillen (Kop van Drenthe), Allerheiligen, Allerhailigen (Veenkoloniën, Kop van Drenthe), Allerheiling (Zuidoost-Drents zandgebied), Aldrilleggen (mc), Alrilligen (Zuidoost-Drents zandgebied) = Allerheiligen (1 nov.) Allerhilligen daankdag en biddag (Pes), Met Allerhilligen en met mei möt de huur der wezen (N:Sle),…moet de eerappels der oet wezen (Wtv), Grote Alderhilling (Ruw) of Grote Alderhilling Donderdag eerste donderdagmarkt in Meppel, door boerenzoons en boerendochters bezocht (po), ook Allerilligen donderdag (Stu), Klein Aldrilliggen de tweede donderdag in november, de dag waarop de Staphorsters naar Meppel kwamen om inkopen te doen, vandaar ook ‘Staphorster Allerheiligen’ (mc), Dan maj ok wel waachten tot Allerheiligen kun je lang wachten (And), Hij is zo vlugge as een strontvliege um Allerhilligen erg traag (Zdw) *Allerhilleng donderdag / Doe mien vader in het water lag / Mien moe der bij / Mien zuster der bij / Is dat gien mooie schilderij? (Hav), ...Doe de boer op het vonder lag / Ikke der bij en ieje der bij / Is det gien mooie schilderij? (Bro); Alderhilling hangt de rouwriep an de willing / Hangt er dan de blaan nog an / Komp er een strenge winter van...(po); Mit allerhilligen / Valt de bladen van de willigen / Koomt de koenen op stal / Is het winter overal (Hgv); Allerhilgen / De winter op de wilgen / De kaaie op een stal / En de schaope overal d.w.zdat het land schoon (kaal) was, zodat de schapen overal mochten lopen (Bco); Alderhilligen, stig de winter op de wilgen (Bov), zie ook appelrillen
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
Allerheiligen , Allerhelligen , allerheiligen. (1 november).
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
Allerheiligen , Alderheiligen , Allerheiligen, Allerillingen , zelfstandig naamwoord , Allerheiligen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
allerheiligen , allerhêllige , zelfstandig naamwoord, mannelijk , allerhêlliges , - , Allerheiligen , VB: Sjnoondes op allerhêllige ês 't Allerzielelof vuur de lûij te herdeenke dy dat jaor gesjtoürve zién. Zw: Van hié tot allerhêllige: heel ver.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
Allerheiligen , Allerhèllige , Anderhèllige , Allerheiligen
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
allerheiligen , alderèèlege , allerheiligen.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
Allerheiligen , Allerhèllige , Allerheiligen
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
Allerheiligen , Alderheilige , Allerheilige , eigennaam , Allerheiligen
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
allerheiligen , alderhèllege , zelfstandig naamwoord, meervoud , Allerheiligen, r.-k. feestdag op 1 november; Cees Robben – Mee Alderhellege (19681108); WBD (III.3.3:174) allerheiligendag met epenthetische d (na l)
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal