Woord: afroepen
afroepen , aafroope
, roop, rups, rup, reep, geroope , afroepen. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
afroepen , aafroupe
, reip aaf, haet of is aafgeroupe , afroepen; het afroepen van de huwelijksgeboden, zie ook: euver de benk vleige, en: ruipe. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
afroepen , ofroepen , sterk werkwoord, overgankelijk
, 1. afroepen Ze worden iene veur iene of eroepen (Pes), Bij kinderspellegies begunt ze miest met ofroepen (Scho), Ik zal de namen wal even ofroepen (Val), Wacht mor, wordst vanzulms ofroupen (Twe) 2. omroepen (Zuidoost-Drents zandgebied) Het laand ofroepen, ...anroepen bij een verkoping (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
afroepen , ofroepen , werkwoord
, 1. naar beneden roepen 2. oproepen, met luide stem aankondigen 3. bij afslag verkopen 4. officieel afkondigen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
afroepen , ofroepe , werkwoord
, roep of, roop of, ofgeroope , [Phk] in de kerk bekend maken van een sterfgeval Ze zeeje dattie dôôd was, maor ’t is nie waer, want hij is nog nied ofgeroope Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
afroepen , aofrope , werkwoord
, afkondigen , (van de preekstoel afkondigen) aofrope (zie: 'roepen') VB: De pesjtoer hèt aofgerope dat de perséssie 'n oor ieder vertrêk Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
afroepen , [afroepen ] , aafrope
, 1. afroepen 2. afkondiging van een voorgenomen huwelijk in kerk Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |