elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: afgraven 

afgraven , [door het graven van een scheiding afzonderen] , afgraoven , ofgraoven , inzonderheid het afscheiden van een stuk, kamp, van de gemeene esch, het afsluiten daarvan door greppels, slooten of wallen.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
afgraven  , aafgrave , graaf, graafs, graaf, groof, gegrave , afgraven.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
afgraven , òfgroaven , [werkwoord] , afgraven. De walen òfgroaven.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
afgraven , ofgraven , sterk werkwoord, overgankelijk , afgraven Die dikke bult in het laand laow van het haarfst ofgraven (Hoh), Hier is al hiel wat veen ofgraven (Sti), (bijv.) Het is ofgraoven laand (Row)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
afgraven , ofgreven , ofgraeven , werkwoord , weggraven, afgraven
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal