Woord: afdak
afdak , ofdak
, afdak; onder ’t ofdak wonen, zooveel als: in eene min aanzienlijke plaats, streek of buurt, in eene achterbuurt, of ook: in een vergeten hoek van ’t land wonen. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
afdak , aafdaak
, aafdaekske , afdak. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
afdak , òfdak , zelfstandig naamwoord onzijdig
, afdak. Fig. Onder ‘t òfdak wonen = in een vergeten uithoek; in een klein huisje. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
afdak , ofdak , zelfstandig naamwoord
, Afdak, luifel, overdekt aanbouwtje. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
afdak , aafdaak , onzijdig
, aafdaaker , aafdaekske , afdak. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
afdak , ofdäkkie
, afdakje. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
afdak , ofdak , 0
, ofdak Zet het reeuw mor under het ofdak (Anl), Onder een ofdak kuj lekker schoelen (Eco), De fietsen stunden op het schoelplein under het ofdak (Sle), Een ofdak is een ruumte mit een overstekend dak (Wap) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
afdak , ofdak , zelfstandig naamwoord
, ofdakke , ofdakkie , afdak De fietse stonge onder ’t ofdakkie De fietsen stonden onder het afdakje Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
afdak , [dak boven open ruimte] , ofdak , zelfstandig naamwoord
, afdak. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
afdak , ofdak
, dikke buik, in de uitdrukking goed gereedschap hangt onder een ofdak. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
afdak , aafdaak , onzijdig
, afdak Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
afdak , aafdaak , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, aafdake , aafdaekske , afdak Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |