elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: achterboks

achterboks , achterbôks , gedeelte van paardentuig, wat over het kruis van het paard gelegd wordt.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
achterboks , ächterbokse , vrouwelijk , de ächterbokse åntrekken: terugkrabbelen
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
achterboks , achtrbokse , zelfstandig naamwoord , riem achter om ’t paard in ’t tuig. De achtrbokse antrekng, terugkrabbelen
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
achterboks , achterboks , vrouwelijk , achterbroek (van een(trek)paardentuig).
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
achterboks , aechterbóks , remestel ovver de koont vánt paerd. Doadoor kán’t paerd trugzette.
Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst.
achterboks , aachterbóks , deel van het tuig dat het paard op het achterdeel draagt.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
achterboks , achterbokse , hi hef de achterbokse an: hij is erg bazig.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
achterboks , achterboks , tuig achter op het paard.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
achterboks , achterbôks , bôks , paardentuig
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal