elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: ponderboom

ponderboom , polterboom , [zelfstandig naamwoord] , ponterboom, de paal, die boven op een wagenvol hooi of stroo, bij het vervoeren, vastgesjord wordt. Ook Dre. Fri. biinstok. Goer. Over-Flak. pongelbaam.
Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel.
ponderboom , pōnterboom , zie: pōnter.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
ponderboom , ponderboom , zelfstandig naamwoord, mannelijk , zie ponder.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
ponderboom , ponter , ponterboom , paal om voer hooi of koren vast te sjorren
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
ponderboom , polderboom , zelfstandig naamwoord , lange houten paal boven op een hooiwagen, waaraan de *voorbijn en *achterbijn vastzitten (LPW: Lop, Pols) De Vechtstreek heeft, net als de Kromme-Rijnstreek, *weesboom (Van Veen 1989, p. 142). In de Taalatlas, afl. 9, nr. 3, is een tegenstelling tussen Hollands ponderboom en Utrechts weesboom te zien. De Lopikerwaard heeft dus een Hollandse vorm. De eigenlijke vorm is overigens ponder(boom) , afkomstig van het Franse pondérer , ‘wegen’. Polderboom heeft zich denkelijk ontwikkeld onder invloed van polder . Zie hoofdstuk 4, punt 11: hooi .
Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht
ponderboom , polterboom , ponderboom, ponterboom, potterboom , 0 , (Noord-Drenthe). Ook ponderboom, ponterboom (Noord-Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied), potterboom (Kop van Drenthe) = bevestigingsbalk over een voer hooi of koren Ze wolden de polterboom, ...potterboom op het vouer heui maoken en dou zakte de boudel om (Eel)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
ponderboom , polderbôôm , zelfstandig naamwoord , polderbôôme , polderbôômpie , ponderboom (lange, houten paal om een voer stro, hooi of vlas op de wagen vast te zetten) Je hoef nie met een polderbôôm te komme hoor, ik voel-ie evel wel Je hoeft het niet zo nadrukkelijk te zeggen hoor, met een speldenprik begrijp ik het ook al
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
ponderboom , polderboom , ponderboom, lange paal of balk over een wagen met hooi.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
ponderboom , ponterboom , zelfstandig naamwoord , lange balk aan de hooiwagen (Tilburg en Midden-Brabant)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal