Woord: negotie
negotie , agósî
, Soms in plaats van nagósî, negotie, handel. D(i)ee vent g(i)eet met agósî de bur op. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
negotie , negootsie , nijgootsie , [zelfstandig naamwoord]
, handel; koop- en verkoop aan de huizen. Mit negootsie lopen. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
negotie , goossie , zelfstandig naamwoord
, (‘negotie’) (zn) handel die langs de deur uitgevent wordt (LPW: IJss); goossie lope , met goossie (‘negotie’) langs de deur gaan (LPW: Lop) Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht |
negotie , gosie , 0
, gosies , (Zuidoost-Drents veengebied) = negotiekorf De kiepe of het gosie (Bco) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
negotie , negosie , negotie, nagosie, negaotsie, agootsie, angosie, ag , 0
, Ook negotie, nagosie (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied), negaotsie (Zuidwest-Drenthe, zuid), agootsie (Veenkoloniën), angosie (Zuidwest-Drenthe, zuid), agosie (Noord-Drenthe, Zuid-Drenthe), egosie (Zuidoost-Drents zandgebied) = negotie, handelswaar De lappieskoopman löp mit agosie (Hol), ...egosie (Wijs), Zien huile agootsie was hom nat regend (Erf), Hij luip vrouger altied met negotie bai de deur (Row), Hij is een flinke boer en in de negosie is hij ook een kwaaie in de handel (Hav), Vrogger dreugen de kooplu heur negosie op de kassemasse (Koe), Hij hef een drokke negosie drukke nering (Bro) *Het vat van de negosie is bèter dan het vat van de arbeid (Hgv) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
negotie , akosies
, (Zuidoost-Drents veengebied), in Wij moet akosies maken, aans kow te late haast maken (Eri) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
negotie , negòssie
, koopwaar. dieje krèmmer hè alderhande neg òssie, die marskramer heeft veelsoortig koopwaar. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
negotie , negosie
, handel, negotie Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
negotie , agoosie , zelfstandig naamwoord
, negotie, handelswaar. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
negotie , nagosie
, negotie, handel. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
negotie , negosie , agosie, algosie , zelfstandig naamwoord
, de; negotie: kleine koopwaar waarmee men vent Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
negotie , aogosie , negoosie , zelfstandig naamwoord
, aogosies , aogosietjie , negotie, handel; ’t Schuim van de aogosie is beter as ’t vet van d’n errebaaid Met een kleine handel kun je gemakkelijker iets verdienen dan met hard werken; negoosie [Fra, négociation] negotie, (vent)handel; Het schuim van de negoosie is beter ast vet van d’n errebaaid Handeldrijven is altijd beter dan werken Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
negotie , negoosie , negôssie
, 1. handel; 2. koopwaar Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
negotie , agosie , zelfstandig naamwoord
, negotie, kleine handelswaar van een venter. Zie ook: negosie. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
negotie , negosie , zelfstandig naamwoord
, 1. negotie, handel; 2. (verouderd) geringe koopwaar waarmee men vent. Zie ook: agosie. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
negotie , negosie , agotie, angotie, niegosie
, handel. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
negotie , agoosie , agóssie , zelfstandig naamwoord
, handel(swaar) (West-Brabant; Eindhoven en Kempenland) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
negotie , negossie , zelfstandig naamwoord
, handelswaar (Helmond en Peelland) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
negotie , agooisie , agosie
, handeltje; negotie; ’n vrâchie; hij lôôp met agooisie Bron: Grauw, Sibrand de en Gerard Gast (2014), ABC Dordt. Dordtse woorden en uitdrukkingen, dialect, verhalen en versjes, gedichten en straattypes, Asaprint Uitgeverij, Dordrecht. |
negotie , negoosie , zelfstandig naamwoord
, "handel; Van Delft - ""As 't was da (indien) 'k ne vent kos kreijgen, dan liet ik munne negotie vaoren."" Dreef ik geen handel meer. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 111; 27 april 1929)" Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |