elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: kroet

kroet , kroet , zelfstandig naamwoord , Ook rietkroet. Zekere kleine wilde eend, die in rietachtige streken verblijf houdt, Lat. Anas crecea (SCHLEGEL, De Vogels 211). – Evenzo elders in N.-Holl. – Vgl kroetei.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
kroet , kroet , siroop.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
kroet , kroêt , kruut , mannelijk , stroop. appelekroêt appelstroop; kruut appelstroop [Box]
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
kroet , kroet , zelfstandig naamwoord , Variant van skrot = uitschot, afval van vruchten.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
kroet , kroêt , rinse stroëp (appelekroêt, paerekroêt).
Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst.
kroet , krutj , appelstroop.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
kroet , kroete , zelfstandig naamwoord , de, et 1. snibbige, vinnige en snel dwarsliggende vrouw of meisje 2. kleine persoon, ook gezegd van een kind 3. liefkozende benaming van een hond 4. te kleine vruchten
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
kroet , kroet , 1. onvolgroeide appels; 2. wormstekige appels.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
kroet , kroet , kruut , zelfstandig naamwoord , appelstroop (Helmond en Peelland); kruut; appelstroop (Land van Cuijk)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
kroet , krt , kroet , tweede soort appels
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
kroet , kruutje , stroop van appels en/of peren ook sjroeëp
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
kroet , kroêt , zelfstandig naamwoord, onzijdig , kruutje , siroop, stroop; kruutje (verkleinwoord) stroop
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
kroet , kroe~t , stroop; appelstroop
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal