Uitleenwoordenbank van het Nederlands

Zoekresultaten: 1329 Nederlandse woorden gevonden (beginnend met V)

Gebruikte filters:

A| B| C| D| E| F| G| H| I| J| K| L| M| N| O| P| Q| R| S| T| U| V| W| X| Y| Z| Toon/Verberg alle informatie in de uitklapmenu's
Visualiseer de resultaten
Toon op de kaart
één cirkeltje per uitleenwoord
Toon op de kaart
één cirkeltje per taal
Toon op een tijdslijn

  • ▾ vaag [onduidelijk]
  • ▾ vaak [bijwoord van tijd: dikwijls]
  • ▾ vaal [bleek; (verouderd) rossig]
  • ▾ vaal Jaapje [bleke Jaap]
  • ▾ Vaalpens [bleekbuik]
  • ▾ vaalt [vuilnisbelt]
  • ▾ vaam [lengtemaat]
  • ▾ vaan, vaantje [vlag, banier]
  • ▾ vaandel [vlag]
  • ▾ vaandrig [aspirant-reserveofficier]
  • ▾ vaar [(verouderd) angst, afschuw, gevaar]
  • ▾ vaar [(gewestelijk) niet bevrucht, geen melk gevend]
  • ▾ vaarbewijs [getuigschrift van bekwaamheid voor het besturen van een schip]
  • ▾ vaardig [bedreven; (verouderd) klaar, gereed]
  • ▾ vaarlijk [(verouderd) vreeswekkend, gevaarlijk]
  • ▾ vaars [tweejarig vrouwelijk rund]
  • ▾ vaart [snelheid]
  • ▾ vaartuig [schip]
  • ▾ vaarwater [waterweg]
  • ▾ vaarwel [afscheidsgroet]
  • ▾ vaas [kunstig vaatwerk]
  • ▾ vaat [borden e.d. die afgewassen moeten worden]
  • ▾ vaatdoek [doek om de vaat mee te doen]
  • ▾ vaatje [klein vat, tonnetje]
  • ▾ vacant [onbezet]
  • ▾ vacatie [het onbezet-zijn]
  • ▾ vacature [openstaande betrekking]
  • ▾ vaccin [entstof]
  • ▾ vaccinateur [persoon die tegen koepokken inent]
  • ▾ vaccinatie [inenting met koepokstof]
  • ▾ vacht [haarkleed]
  • ▾ vacuüm [luchtledig]
  • ▾ vadem [maateenheid]
  • ▾ vademecum [naslagwerkje]
  • ▾ vader [mannelijke ouder]
  • ▾ vaderland [land van de voorvaderen]
  • ▾ vaderlandsliefde [liefde tot het vaderland]
  • ▾ vaderstad [stad der vaderen]
  • ▾ vagebond [landloper]
  • ▾ vagina [schede]
  • ▾ vaginaal [m.b.t. de schede]
  • ▾ vak [beroep, schoolvak]
  • ▾ vak [begrensd deel]
  • ▾ vakantie [vrije tijd]
  • ▾ vakbond [vakvereniging]
  • ▾ val [touw om zeil mee te hijsen of af te halen]
  • ▾ val [muizenval]
  • ▾ valblok [blok waardoor de val gaat]
  • ▾ vale haai [soort haai]
  • ▾ validatie [erkenning van een wissel]
  • ▾ valies [koffer]
  • ▾ valk [roofvogel]
  • ▾ vallei [dal]
  • ▾ vallen [omlaaggaan]
  • ▾ vallende ziekte [epilepsie]
  • ▾ valletje [afhangende strook of zoom]
  • ▾ vallijn [touw waarmee het anker aan de boot vastzit, of aan speciale haken in de haven]
  • ▾ valreep [touwladder om aan boord te klimmen]
  • ▾ vals [onjuist, gemeen, onecht, onzuiver van toon]
  • ▾ valselijk [in strijd met de werkelijkheid of de waarheid]
  • ▾ valsheid [bedrieglijkheid, oneerlijke daad]
  • ▾ valuta [betaalmiddel, wisselwaarde]
  • ▾ valwater [(Surinaams-Nederlands) eb]
  • ▾ valwind [neerslaande landwind]
  • ▾ vampier [dode die bloed uitzuigt]
  • ▾ van [familienaam (oorspr.: naam beginnend met Van)]
  • ▾ van [voorzetsel]
  • ▾ Van 't Hoff-vergelijking [chemische en thermodynamische regels van J. H. van 't Hoff]
  • ▾ Van de Kater-mazurka [naam voor een bepaalde dans]
  • ▾ van den Bergh-test [bepaalde bloedtest, genoemd naar de Nederlandse arts A.A.H. van den Bergh]
  • ▾ Van den Broek [eigennaam]
  • ▾ Van Diemensland [vroegere naam voor Tasmanië, naar Anthonie van Diemen, gouverneur-generaal van Nederlands-Indië]
  • ▾ van doen [nodig]
  • ▾ Van Dyck [eigennaam van een 17e-eeuwse schilder]
  • ▾ Van Gelder-papier [papier vervaardigd door de Nederlandse papierfabrikant Van Gelder]
  • ▾ Van Gogh [aardappelsoort, genoemd naar de schilder van de Aardappeleters, Vincent van Gogh]
  • ▾ Van Helmont [eigennaam van een Vlaamse chemicus]
  • ▾ Van Houten-chocolade [chocolade van een bekende Nederlandse chocoladefabrikant]
  • ▾ van node [nodig]
  • ▾ van onderen [uitroep om uit de weg te gaan wanneer iets van boven valt]
  • ▾ van pas [gelegen]
  • ▾ Van Speijk [naam van J.C.H. Van Speijk, die liever de lucht inging dan dat hij zijn schip aan de Belgen overgaf; hij stond bekend om zijn rood en zwarte weeshuiskostuum]
  • ▾ vanaf [voorzetsel]
  • ▾ vanavond [op de avond van deze dag, op deze avond]
  • ▾ vandaag [heden]
  • ▾ vandaal [iemand die vernielt]
  • ▾ vandaar [daarom]
  • ▾ vandalisme [vernielzucht]
  • ▾ Vandendriesschiet [mineraal, genoemd naar de Belgische mineraloog A. Vandendriessche]
  • ▾ Vanderbilt [eigennaam van rijke Amerikaan van Nederlandse herkomst]
  • ▾ vanderwaalskrachten [kracht tussen moleculen]
  • ▾ vaneen [uit elkaar]
  • ▾ vangelijk [(verouderd) gevangen genomen mogende worden]
  • ▾ vangen [pakken]
  • ▾ vangenis [(verouderd) huis van bewaring]
  • ▾ vanglijn [touw voor het vastmeren van een schip]
  • ▾ vangst [het vangen]
  • ▾ vanille [specerij]
  • ▾ vanwaar [waar vandaan]
  • ▾ vanzelf [uit zichzelf]
  • ▾ varaan [hagedis]
  • ▾ varen [over water gaan (in of van een vaartuig)]
  • ▾ varia [mengelwerk]
  • ▾ variabel [veranderlijk]
  • ▾ variabiliteit [veranderlijkheid]
  • ▾ variant [afwijking van de norm]
  • ▾ variatie [afwisseling]
  • ▾ variëteit [afwijkende vorm van een soort]
  • ▾ varken [hoefdier; iets in de vorm daarvan: vat, bepaalde schaaf; scheldwoord]
  • ▾ varkensjacht [jacht op varkens]
  • ▾ varkensrib [groot vlees, gesneden van de rib van het varken]
  • ▾ varkensvlees [vlees van een varken]
  • ▾ Varoliusbrug [zenuwband midden in de schedel]
  • ▾ vasectomie [verwijdering van de uitvoergang van de zaadbal]
  • ▾ vaseline [zalf]
  • ▾ vast [niet beweeglijk; zeker; blijvend]
  • ▾ vastbijten [hardnekkig vasthouden, standhouden]
  • ▾ vasten [niet eten of drinken]
  • ▾ vastenavond, vastelavond [de avond voor de vastentijd begint]
  • ▾ vasthangen [al hangend bevestigen, door hangen bevestigen]
  • ▾ vasthouden [in de hand of handen houden]
  • ▾ vastigheid [vastheid, zekerheid]
  • ▾ vastmaken [maken dat iets vastzit, sluiten]
  • ▾ vastspijkeren [met spijkers vastmaken, vastnagelen]
  • ▾ vaststaan [onveranderlijk zijn]
  • ▾ vasttrappen [aanstampen]
  • ▾ vat [greep]
  • ▾ vat, vaatje [ton]
  • ▾ vatbaar [gauw bevangen wordend door]
  • ▾ vatten [vastnemen, grijpen; begrijpen]
  • ▾ vazal [leenman]
  • ▾ vazelen [(verouderd) zacht geluid maken]
  • ▾ vechten [strijden]
  • ▾ vechtgeneraal [strijdvaardig generaal]
  • ▾ vedder [(gewestelijk) oom; neef]
  • ▾ vedel [strijkinstrument]
  • ▾ vee [dieren, gehouden om hun producten]
  • ▾ veeboer [boer die leeft van veeteelt]
  • ▾ veebrug [brug voor vee]
  • ▾ veegdoek [doek om iets mee af te vegen]
  • ▾ veel [onbepaald telwoord]
  • ▾ veelmaal(s) [dikwijls, vaak]
  • ▾ veeltijds [vaak, dikwijls]
  • ▾ veem [vennootschap voor het opslaan van goederen]
  • ▾ veen [grondsoort]
  • ▾ veepest [besmettelijke ziekte onder het vee]
  • ▾ veer [spiraalvormig gewonden draad van veerkrachtig metaal die na drukking zijn vorige stand herneemt]
  • ▾ veer [pont]
  • ▾ veerboot [pont]
  • ▾ veerkracht [elasticiteit]
  • ▾ veertien [telwoord]
  • ▾ veertiende [rangtelwoord]
  • ▾ veertig [telwoord]
  • ▾ veertigste [rangtelwoord]
  • ▾ veeweide [weiland]
  • ▾ vegen [bezemen; (verouderd) snel bewegen, afrossen]
  • ▾ veger [persoon die veegt, schoorsteenveger]
  • ▾ vegetariër [die geen dierlijke producten eet]
  • ▾ vegetarisch [als of voor vegetariërs]
  • ▾ vegetatie [plantenleven]
  • ▾ vegetatief [de groei bevorderend]
  • ▾ veilig [beschermd]
  • ▾ veiligheid [het veilig-zijn]
  • ▾ veiling [openbare verkoping]
  • ▾ veinzen [huichelen]
  • ▾ vel [huid; blad papier]
  • ▾ velaar [klank geproduceerd door contact met het zacht gehemelte]
  • ▾ veld [akker, vlakte]
  • ▾ veldbed [draagbaar, opvouwbaar bed]
  • ▾ veldfles [fles om onderweg uit te drinken]
  • ▾ veldkost [in het veld verzameld voedsel]
  • ▾ veldmaarschalk [militaire bevelhebber]
  • ▾ veldpolitie [politie op het platteland]
  • ▾ veldschoen [stevige schoen]
  • ▾ veldspaat [gesteente]
  • ▾ veldwachtmeester [politieambtenaar in de Kaapkolonie]
  • ▾ velen [verdragen, dulden]
  • ▾ velerhande [in veel soorten]
  • ▾ velerlei [onbepaald voornaamwoord: vele]
  • ▾ velg [buitenrand van wiel]
  • ▾ vellen [doen vallen]
  • ▾ vélocipède [fiets]
  • ▾ velodroom [wielerbaan]
  • ▾ ven [meertje]
  • ▾ vendel [vlag]
  • ▾ vendu [openbare verkoping]
  • ▾ vendutie [openbare verkoop]
  • ▾ venijnig [boos, scherp, fel]
  • ▾ venkel [plantensoort]
  • ▾ vennebroek [moeras]
  • ▾ vennootschap [overeenkomst tot samenwerking; vereniging van twee of meer personen]
  • ▾ venster [raam]
  • ▾ vensterbank [onderdorpel van een raamkozijn]
  • ▾ vent [kerel]
  • ▾ ventiel [luchtklep]
  • ▾ ventilatie [luchtverversing]
  • ▾ ventilator [toestel voor het ventileren]
  • ▾ ventrikel [orgaanholte]
  • ▾ ver [op grote afstand]
  • ▾ ver weg [op grote afstand]
  • ▾ ver- [voorvoegsel in werkwoorden]
  • ▾ veraangenamen [aangenamer maken]
  • ▾ verachtelijk [verachting verdienend of tonend]
  • ▾ verachten [minachten]
  • ▾ veranda [uitgebouwde galerij]
  • ▾ veranderen [wijzigen]
  • ▾ verandering [wijziging]
  • ▾ veranderlijk [geneigd tot veranderen]
  • ▾ veranderlijkheid [het veranderlijk-zijn]
  • ▾ verankeren [met ankers vastmaken]
  • ▾ verantwoord [goed doordacht]
  • ▾ verantwoordelijk [de verantwoording dragend]
  • ▾ verantwoorden [verdedigen]
  • ▾ verantwoording [het geven van rekenschap]
  • ▾ verarmen [arm(er) maken]
  • ▾ verbaal [proces-verbaal]
  • ▾ verbalisant [iemand die een proces-verbaal opmaakt]
  • ▾ verbaliseren [bekeuren]
  • ▾ verband [stof waarmee een wond wordt verbonden]
  • ▾ verbandkist [kist met verbandmiddelen, verbanddoos]
  • ▾ verbannen [in ballingschap zenden, in de ban doen; (verouderd) vervloeken]
  • ▾ verbarmen [(verouderd, Oost-Nedeflands) medelijden hebben met]
  • ▾ verbatim [woord voor woord]
  • ▾ verbazen [verwonderen]
  • ▾ verbeelden [zich verbeelden, inbeelden]
  • ▾ verbeelding [verkeerde voorstelling]
  • ▾ verbergen [aan waarneming onttrekken, wegstoppen, verstoppen]
  • ▾ verbeteren [beter maken dan voorheen]
  • ▾ verbeuren [als straf verliezen]
  • ▾ verbieden [door een gebod ontzeggen]
  • ▾ verbijsteren [verwarren]
  • ▾ verbijstering [verwarring, verdwaasdheid]
  • ▾ verbinden [verband aanbrengen; samenvoegen; associëren]
  • ▾ verbitteren [bitter worden]
  • ▾ verbleken [bleker, dof, minder fel worden]
  • ▾ verblijden [blij zijn, zich verheugen, vrolijk zijn]
  • ▾ verblijf [oponthoud; plaats waar men is]
  • ▾ verblijven [blijven]
  • ▾ verblinden [beletten te zien; het beoordelingsvermogen aantasten]
  • ▾ verbloeden [doodbloeden]
  • ▾ verbloemd [mooier voorgesteld dan het is, bedekt]
  • ▾ verbluffen [verbluffing opwekkend]
  • ▾ verbluft [uit het veld geslagen]
  • ▾ verbod [gebod om iets na te laten]
  • ▾ verbodemen [voor een bodemerijlening iets verpanden]
  • ▾ verboden [ongeoorloofd verklaard]
  • ▾ verbond [vereniging; overeenkomst]
  • ▾ verborgen [geheimzinnig]
  • ▾ verborgenheid [iets dat verborgen is]
  • ▾ verbouwereerd [onthutst]
  • ▾ verbranden [laten branden; verkleuren door vuur of zon]
  • ▾ verbreken [een einde maken aan, stukmaken; schenden]
  • ▾ verbrengen [(verouderd) overbrengen, voorbij laten gaan (de tijd)]
  • ▾ verbrijzelen [vermorzelen]
  • ▾ verbruien [verknoeien]
  • ▾ verbruiken [consumeren]
  • ▾ verbuiten [(verouderd) verwisselen]
  • ▾ verdacht [aanleiding gevend tot verdenking]
  • ▾ verdachtig [(verouderd) verdacht, verdenking wekkend]
  • ▾ verdedigen [afweren, weerleggen]
  • ▾ verdekt [verborgen]
  • ▾ verdelen [in delen verspreiden]
  • ▾ verdelgen [vernietigen]
  • ▾ verdenken [wantrouwen: (verouderd) kwalijk nemen]
  • ▾ verder [overigens, voor de rest, daarna, vervolgens]
  • ▾ verderf [ondergang]
  • ▾ verderven [rotten, te gronde richten]
  • ▾ verdienen [winst of loon krijgen; waard zijn te krijgen]
  • ▾ verdienste [wat men ontvangt]
  • ▾ verdienstelijk [erkentelijkheid verdienend]
  • ▾ verdieping [ruimte tussen twee vloeren]
  • ▾ verdoemen [veroordelen]
  • ▾ verdoemenis [eeuwige veroordeling]
  • ▾ verdoen [verkwisten; (verouderd) vernietigen]
  • ▾ verdomd [vervloekt]
  • ▾ verdomme [bastaardvloek]
  • ▾ verdonkeremanen [verduisteren]
  • ▾ verdoofd [gevoelloos gemaakt]
  • ▾ verdorie [bastaardvloek]
  • ▾ verdoven [gevoelloos maken]
  • ▾ verdraaglijk [draaglijk, duldbaar]
  • ▾ verdraagzaam [bereid te verdragen, tolerant]
  • ▾ verdraagzaamheid [het verdraagzaam-zijn]
  • ▾ verdraaien [ronddraaien; weigeren]
  • ▾ verdrag [overeenkomst]
  • ▾ verdragen [dulden]
  • ▾ verdrekken [(verouderd) bezoedelen, besmeuren]
  • ▾ verdriet [smart, leed]
  • ▾ verdrieten [leed doen of hebben]
  • ▾ verdrietig [verdriet hebbend of daarvan getuigend]
  • ▾ verdrijven [verjagen]
  • ▾ verdringen [verdrijven]
  • ▾ verdrinken [in het water omkomen; met drinken verdoen]
  • ▾ verdrogen [uitdrogen]
  • ▾ verdronken [verstikt door water]
  • ▾ verdrukken [onderdrukken, nederdrukken, geweld aan doen]
  • ▾ verdubbeling [het dubbel maken; het aanbrengen van een tweede of nieuwe buitenhuid aan een schip]
  • ▾ verduisteren [donker maken, donker worden]
  • ▾ verduwen [slikken]
  • ▾ verdwaald [de weg kwijt]
  • ▾ verdwalen [de weg kwijtraken]
  • ▾ verdwijnen [weggaan]
  • ▾ verenigen [samenvoegen]
  • ▾ vereniging [samenvoeging, groepering]
  • ▾ vereren [als eerbewijs aanbieden, schenken]
  • ▾ verergeren, verergen [erger maken, worden; (verouderd) schaden, verontwaardigd worden]
  • ▾ verering [het vereren, het aanroepen van en bewijzen van eer aan de heiligen]
  • ▾ verf [kleurstof]
  • ▾ verfborstel [kwast die dient voor het opbrengen en uitstrijken van verf]
  • ▾ verfman [schilder]
  • ▾ verfoeien [verafschuwen]
  • ▾ vergaan [te gronde gaan]
  • ▾ vergaderen [bijeenkomen]
  • ▾ vergadering [bijeenkomst; vergaderde menigte]
  • ▾ vergankelijk [voorbijgaand]
  • ▾ vergankelijkheid [niet duurzaam zijn, sterfelijkheid, broosheid, tijdelijkheid]
  • ▾ vergaren [verzamelen, verwerven]
  • ▾ vergassen [tot gas (laten) worden; met gas ombrengen]
  • ▾ vergeefs [vruchteloos]
  • ▾ vergelijken [in verband met elkaar beschouwen om overeenstemming of verschil vast te stellen]
  • ▾ vergen [eisen]
  • ▾ vergenoegd [weltevreden]
  • ▾ vergeten [niet meer weten]
  • ▾ vergeven [vergiffenis schenken]
  • ▾ vergeving [daad van vergeven]
  • ▾ vergewissen [zich van iets verzekeren]
  • ▾ vergif [schadelijke stof]
  • ▾ vergiffenis [het vergeven]
  • ▾ vergiftigen [door vergif doden]
  • ▾ vergissen [tot een foutieve conclusie komen]
  • ▾ vergissing [keer dat men zich vergist]
  • ▾ vergooien [verloren doen gaan, weggooien]
  • ▾ vergrijpen [stelen, seksueel misbruiken]
  • ▾ vergrootglas [loep]
  • ▾ vergroting [toename in oppervlakte, hoeveelheid, volume]
  • ▾ verguld [met bladgoud bedekt]
  • ▾ vergulden [met bladgoud bedekken; als goud doen glanzen]
  • ▾ vergunnen [toestaan]
  • ▾ vergunning [officiële toestemming]
  • ▾ verhaal [vertelling]
  • ▾ verhaasten [zich overhaasten]
  • ▾ verhalen [een schip door het gebruik van touwen en trossen naar een andere ligplaats brengen]
  • ▾ verhandelen [verkopen]
  • ▾ verhang [helling van een wateroppervlak]
  • ▾ verharden [hard maken]
  • ▾ verhemelte [overdekking van een troon, bed of preekstoel]
  • ▾ verheugen [blij zijn of maken]
  • ▾ verheven [boven iets staand; zich boven iets verheffend]
  • ▾ verheven, zich [(verouderd) hoogmoedig worden of zijn]
  • ▾ verhinderen [beletten]
  • ▾ verhindering [het verhinderen]
  • ▾ verhogen [hoger maken]
  • ▾ verhongeren [door honger omkomen]
  • ▾ verhoor [ondervraging]
  • ▾ verhoren [ondervragen]
  • ▾ verhouden, zich [in een zekere betrekking staan]
  • ▾ verhuisdag [1 mei, dag waarop men verhuisde omdat de huren afliepen]
  • ▾ verhuizen [van adres veranderen]
  • ▾ verhuren [(zich) in huur geven]
  • ▾ verificatie [echtheidsonderzoek]
  • ▾ verjaardag [dag waarop iets of iemand precies een jaar ouder is geworden]
  • ▾ verjagen [verdrijven]
  • ▾ verjaren [een of meer jaren geleden gebeurd of verricht zijn; jarig zijn]
  • ▾ verjaring [het door verloop van jaren niet meer van kracht zijn; dag waarop iemand jarig is]
  • ▾ verkalken [kalkafzetting ondergaan]
  • ▾ verkeer [voertuigen en personen die de openbare weg gebruiken]
  • ▾ verkeerd [niet goed]
  • ▾ verkeersopstopping [oponthoud in het verkeer]
  • ▾ verkeerspel [(verouderd) gezelschapsspel, soort triktrak]
  • ▾ verkennen [onderzoeken, opnemen]
  • ▾ verkenning [onderzoek]
  • ▾ verkeren [omgang hebben]
  • ▾ verkiezen [iets liever willen of wensen]
  • ▾ verkiezing [keuze, voorkeur]
  • ▾ verklagen [(verouderd) iemand beschuldigen van iets, iets ten laste leggen, aanklagen]
  • ▾ verklappen [vertellen wat geheim had moeten blijven]
  • ▾ verklaren [uitleggen, ophelderen]
  • ▾ verklaring [opheldering, uitlegging]
  • ▾ Verklaring van Ingezetenschap [document waaruit blijkt dat iemand ingezetene van een land is]
  • ▾ verkleden [omkleden]
  • ▾ verkleefd [door genegenheid sterk verbonden]
  • ▾ verkleuren [een andere kleur krijgen]
  • ▾ verklikken [heimelijk doorvertellen, verklappen, verraden]
  • ▾ verklikker [iemand die verklikt]
  • ▾ verknopen [verbinden, in verband brengen]
  • ▾ verkoelen [koeler maken]
  • ▾ verkoeling [het verkoelen]
  • ▾ verkoeveren [zich herstellen]
  • ▾ verkonden [(verouderd) bekendmaken, aankondigen, prediken]
  • ▾ verkondigen [bekendmaken]
  • ▾ verkondiging [het verkondigen, het bekendmaken]
  • ▾ verkoopster [vrouwelijk winkelpersoneel]
  • ▾ verkopen [voor geld aan een ander overdoen]
  • ▾ verkoper [iemand die waren verkoopt]
  • ▾ verkoren [verkozen, (uit)gekozen]
  • ▾ verkorten [korter maken]
  • ▾ verkouden [kou gevat hebbend]
  • ▾ verkouden [(verouderd) verkoelen, koud(er) doen worden]
  • ▾ verkoudheid [ontsteking van het neusslijmvlies]
  • ▾ verkrampt [gespannen, onnatuurlijk]
  • ▾ verkrijgen [krijgen, ontvangen, verwerven]
  • ▾ verkruien [met een kruiwagen verplaatsen; een molen anders in de wind zetten]
  • ▾ verkwikken [verfrissen]
  • ▾ verkwisten [verspillen]
  • ▾ verlaat [sluisje]
  • ▾ verlak, verlaksel [stof die gebruikt wordt om te verlakken]
  • ▾ verlakken [bedriegen]
  • ▾ verlakt [met lak bedekt]
  • ▾ verlamd [lam geworden]
  • ▾ verlamming [verlies van het bewegingsvermogen]
  • ▾ verlangen [begeren]
  • ▾ verlaten [achterlaten; vertrouwen op]
  • ▾ verlaten [vloeistof overtappen, zuiveren]
  • ▾ verleden [vroeger, vorig, onlangs]
  • ▾ verlegen [bedeesd; in vergenheid; (verouderd) wanhopig]
  • ▾ verlegenheid [bedeesdheid; moeilijk parket]
  • ▾ verleggen [verplaatsen]
  • ▾ verleiden [van de rechte weg afleiden]
  • ▾ verleider [iemand die of iets dat verleidt]
  • ▾ verleiding [het verleiden]
  • ▾ verlenen [schenken, verschaffen]
  • ▾ verlengde [voortzetting]
  • ▾ verlengen [langer maken]
  • ▾ verleppen [verwelken]
  • ▾ verlicht [ruimdenkend]
  • ▾ verlichten [van licht voorzien]
  • ▾ verlichting [het branden van lampen]
  • ▾ verliefd [vervuld van liefde voor iemand]
  • ▾ verlies [het kwijtraken; nadeel, schade]
  • ▾ verliezen [kwijtraken]
  • ▾ verlijden [(verouderd) voorbijgaan van tijd, verstrijken]
  • ▾ verlijken [(verouderd) verzoenen, bijleggen]
  • ▾ verlof [vergunning; vrijaf]
  • ▾ verlonen [(verouderd) belonen, vergelden, vergoeden]
  • ▾ verloochenen [beweren geen betrekking tot het genoemde te hebben]
  • ▾ verloofd [door trouwbelofte verbonden]
  • ▾ verloofde [aanstaande echtgenoot of echtgenote]
  • ▾ verloop [het verstrijken van tijd; ontwikkeling]
  • ▾ verlopen [voorbijgaan, verstrijken]
  • ▾ verlopen [voorbijgegaan; aan lagerwal geraakt]
  • ▾ verloren [verdwenen]
  • ▾ verloren hoop [(verouderd) krijgsvolk dat vooraan is geplaatst en meeste risico loopt]
  • ▾ verloren kost [(Vlaams, verouderd) iemand die de kost niet verdient, leegloper, deugniet]
  • ▾ verlossen [bevrijden; helpen bij de bevalling]
  • ▾ verlosser [iemand die iets of iemand bevrijdt]
  • ▾ verlossing [bevrijding, vrijmaking]
  • ▾ verloven [door trouwbelofte verbinden]
  • ▾ verloving [het verloven; tijd dat men verloofd is]
  • ▾ verluiden [verteld worden, gezegd worden]
  • ▾ verlusten [(verouderd) onderhouden, het gezellig hebben]
  • ▾ vermaak [genoegen, ontspanning]
  • ▾ vermaard [befaamd]
  • ▾ vermaken [anders maken]
  • ▾ vermanen [waarschuwen, aansporen]
  • ▾ vermaner [predikant, leraar]
  • ▾ vermaning [nadrukkelijke waarschuwing dat men zich moet beteren]
  • ▾ vermeerderen [groter worden of maken in omvang of aantal]
  • ▾ vermeerdering [het (doen) toenemen in aantal, hoeveelheid, oppervlakte of volume]
  • ▾ Vermeerlicht [lichteffecten op sommige schilderijen van Johannes Vermeer]
  • ▾ vermelden [mondeling of schriftelijk bekend maken, aankondigen]
  • ▾ vermenigvuldigen [een getal zo vaak nemen als door een ander is aangegeven]
  • ▾ vermetel [stoutmoedig]
  • ▾ vermicelli [draadvormige meelpijpjes]
  • ▾ vermiddelen [(verouderd) partijen tot elkaar brengen]
  • ▾ vermiddels [(verouderd) aangezien, omdat]
  • ▾ verminderen [kleiner worden in omvang, aantal of kracht]
  • ▾ vermindering [terugbrenging tot een lager aantal of peil]
  • ▾ vermoeden [veronderstellen, waarschijnlijk achten]
  • ▾ vermogen [macht, kracht; financiële waarde van iemands eigendom]
  • ▾ vermogen [in staat zijn tot, kunnen]
  • ▾ vermogend [bemiddeld, rijk]
  • ▾ vermommen [verkleden om herkenning te voorkomen]
  • ▾ vermorsen [verspillen]
  • ▾ vermorzelen [verbrijzelen]
  • ▾ vermout [alcoholische drank met alsem]
  • ▾ vermurwen [zacht, gevoelig maken]
  • ▾ vernederen [krenken, met geringschatting behandelen]
  • ▾ vernederig [(verouderd) nederig]
  • ▾ vernedering [dat waardoor iemand vernederd wordt]
  • ▾ verneemstig [(Oost-Nederlands) schrander, vlug van geest]
  • ▾ vernemen [horen, te weten komen]
  • ▾ verneuken [bedriegen]
  • ▾ vernielen [stukmaken]
  • ▾ vernietigen [vernielen, tenietdoen]
  • ▾ vernieuwen [geheel of ten dele nieuw maken]
  • ▾ vernieuwing [het vernieuwen, verandering waardoor iets vernieuwd wordt]
  • ▾ vernikkelen [van een laag nikkel voorzien]
  • ▾ vernis [doorzichtige lak]
  • ▾ vernissen [doorzichtige lak aanbrengen]
  • ▾ vernoegen [(zich) tevredenstellen, (zich) vergenoegen]
  • ▾ vernuft [verstand]
  • ▾ vernuftig [met vernuft]
  • ▾ verobligeren [(verouderd) iemand verbinden, verplichten of dwingen]
  • ▾ veronachtzamen [verwaarlozen]
  • ▾ verongelijken [onrecht aandoen, benadelen, ongelijk behandelen]
  • ▾ verongelukken [door een ongeluk omkomen]
  • ▾ veronrecht [(verouderd) verongelijkt, gekrenkt]
  • ▾ verontreinigen [vuil maken]
  • ▾ verontrust [bezorgd]
  • ▾ verontwaardigd [gekrenkt]
  • ▾ verontwaardiging [gekrenktheid]
  • ▾ veroordelen [een oordeel uitspreken over]
  • ▾ veroorloven [toestaan; vrijstaan]
  • ▾ veroorzaken [teweegbrengen]
  • ▾ verordenen [gelasten]
  • ▾ verordening [vastgesteld voorschrift of geheel van bepalingen, order]
  • ▾ verordineren [bevelen, gelasten]
  • ▾ veroveren [bemachtigen]
  • ▾ verpachten [in pacht geven]
  • ▾ verpakken [inpakken]
  • ▾ verplaatsen [naar een andere plaats brengen]
  • ▾ verplaatsing [het verplaatsen]
  • ▾ verpleegster [ziekenverzorgster]
  • ▾ verplegen [verzorgen, van het nodige voorzien]
  • ▾ verpleger [ziekenverzorger]
  • ▾ verpleging [verzorging]
  • ▾ verpleisteren [door te rusten en te eten verkwikt worden ]
  • ▾ verplicht [door plichtsbesef, morele overweging, regel of wet gedwongen]
  • ▾ verplichten [een plicht opleggen, noodzaken]
  • ▾ verplichting [iets wat iemand moet doen]
  • ▾ verraden [verklappen, trouweloos handelen]
  • ▾ verrader [persoon die trouweloos handelt]
  • ▾ verrassend [onverwachts]
  • ▾ verrassing [onverwachte gebeurtenis]
  • ▾ verrast [verbaasd]
  • ▾ verrek [vloek]
  • ▾ verrekenen [zich bij het rekenen vergissen]
  • ▾ verrekijker [instrument om over grote afstanden te kijken]
  • ▾ verrekken [lichaamsdeel ontwrichten; barsten, sterven]
  • ▾ verrekoe, varrekoe [(verouderd) koe die niet meer drachtig kan worden]
  • ▾ verrenten [(Oost-Nederlands) in waarde stijgen door rente]
  • ▾ verrichten [uitvoeren]
  • ▾ verrichting [werkzaamheden, daden]
  • ▾ verroeren [bewegen]
  • ▾ verroest [roestig]
  • ▾ verroesten [door roest aangetast worden]
  • ▾ verrompelen [(Vlaams) rimpels, kreukels krijgen]
  • ▾ verrot [bedorven]
  • ▾ verrotten [door rotting aangetast worden]
  • ▾ verruimen [ruimer, wijder maken]
  • ▾ verruiming [het verruimen]
  • ▾ verrukkelijk [heerlijk]
  • ▾ verrukken [(verouderd) met een ruk verschuiven]
  • ▾ verrukking [opgetogenheid]
  • ▾ vers [fris]
  • ▾ vers [dichtregel, couplet, gedicht]
  • ▾ verschaffen [bezorgen]
  • ▾ verschansen [barricaderen door middel van verschansingen]
  • ▾ verscheidene [onbepaald voornaamwoord]
  • ▾ verscheuren [scheuren, uiteenrijten, versnipperen]
  • ▾ verschiet [verte]
  • ▾ verschijnen [zich vertonen]
  • ▾ verschijning [het verschijnen]
  • ▾ verschijnsel [iets dat zich aan onze waarneming voordoet]
  • ▾ verschil [onderscheid]
  • ▾ verschonen [van schoon goed voorzien, mooier maken; (verouderd) sparen]
  • ▾ verschoning [excuus]
  • ▾ verschrikkelijk [vreselijk, in hoge mate]
  • ▾ verschrikken [schrik aanjagen]
  • ▾ verschrikt [opgeschrokken]
  • ▾ verschuiven [schuivend verplaatsen]
  • ▾ verschulden [(verouderd) verdienen]
  • ▾ versie [uitvoering]
  • ▾ versieren [tooien]
  • ▾ versiering [opsmuk]
  • ▾ versjorren [vastsjorren]
  • ▾ verslaafd [niet in staat los te komen van een bepaalde gewoonte]
  • ▾ verslaan [overwinnen]
  • ▾ verslag [mededeling]
  • ▾ verslagen [teneergeslagen, onthutst]
  • ▾ verslaggever [iemand die verslag uitbrengt]
  • ▾ verslakken [zachter, slapper worden, (Limburgs) verwelken]
  • ▾ versleten [door lang gebruik stukgegaan]
  • ▾ verslinden [verzwelgen]
  • ▾ verslingeren [met een zwaai werpen, verkwisten]
  • ▾ versluiten [afsluiten, wegsluiten]
  • ▾ versmachten [omkomen, verkwijnen]
  • ▾ versmaden [afwijzen, afkeuren]
  • ▾ versmelten [gaandeweg verminderen of verdwijnen]
  • ▾ versneld [sneller]
  • ▾ versnelling [schakelmechanisme]
  • ▾ verspelen [door roekeloosheid verliezen]
  • ▾ verspieder [iemand die verspiedt, spion]
  • ▾ verspillen [verkwisten]
  • ▾ versplijten [in verschillende delen splitsen, verdelen]
  • ▾ verspotten [(verouderd) bespotten, uitlachen]
  • ▾ verstaan [horen, begrijpen]
  • ▾ verstallen [naar een anderen stal overbrengen]
  • ▾ verstand [denkvermogen]
  • ▾ verstandig [wijs, doordacht]
  • ▾ verstandskies [elk der vier achterste kiezen]
  • ▾ verstarring [het star-worden]
  • ▾ verstek [afwezigheid bij rechtszitting]
  • ▾ verstek [schuine stootnaad aan houtwerk]
  • ▾ versteken [op een andere plaats steken]
  • ▾ versterken [sterker, krachtiger, talrijker maken]
  • ▾ versterking [het versterken]
  • ▾ versterving [opzettelijke onthouding van aardse genoegens]
  • ▾ verstikken [adem benemen, luchtwegen belemmeren]
  • ▾ verstoethaspelen [klunzen, stuntelen]
  • ▾ verstokt [verhard]
  • ▾ verstoppen [vrije doorloop belemmeren]
  • ▾ verstopt [dicht geraakt]
  • ▾ verstoren [storen, in de war schoppen]
  • ▾ verstoten [niet in zijn omgeving dulden]
  • ▾ verstrekken [verschaffen]
  • ▾ verstrengelen [door elkaar doen lopen, verward maken, verstrikken]
  • ▾ verstrooid [afgeleid van gedachten]
  • ▾ verstrooien [afleiding verschaffen, ontspanning zoeken]
  • ▾ verstuiken [verzwikken]
  • ▾ versuffen [sloom worden of maken]
  • ▾ vertakken [in takken uiteengaan]
  • ▾ vertakking [het vertakken, plaats waar iets vertakt is]
  • ▾ vertalen [van de ene taal in de andere overbrengen]
  • ▾ vertaling [overbrenging van de ene taal in de andere]
  • ▾ vertegenwoordigen [handelen in naam van een ander]
  • ▾ vertellen [mededelen]
  • ▾ vertelling [verhaal]
  • ▾ verteren [in de maag verwerken]
  • ▾ verticaal [loodrecht]
  • ▾ vertimmeren [door verandering van timmerwerk anders bouwen; herstelwerkzaamheden aanbrengen]
  • ▾ vertolken [uitleggen, interpreteren]
  • ▾ vertonen [laten zien]
  • ▾ vertoning [het (zich) laten zien]
  • ▾ vertoon [het vertonen; bluf]
  • ▾ vertoornd [woedend]
  • ▾ vertoornen [woedend maken]
  • ▾ vertraging [het vertraagd-zijn]
  • ▾ vertrek [kamer]
  • ▾ vertrekken [een andere uitdrukking doen aannemen; weggaan]
  • ▾ vertrekoverschot [vertrokken personen min binnenkomende personen]
  • ▾ vertroosten [(verouderd) moed of vertrouwen geven, vertrouwen koesteren]
  • ▾ vertrouwelijk [intiem, confidentieel]
  • ▾ vertrouwen [rekenen op]
  • ▾ vertuien [schip vastmaken met touwen of kabels]
  • ▾ vertuiing [vastbinden van een verankerd schip aan het land met kabels; ligging van een schip voor twee ankers, om het in de noodzakelijke positie te houden]
  • ▾ vertwijfelen [hoop verliezen]
  • ▾ vervaard [bevreesd]
  • ▾ vervaardigen [maken, fabriceren]
  • ▾ vervaarlijk [angstaanjagend, schrikwekkend, geducht, huiveringwekkend]
  • ▾ vervagen [vaag worden, maken]
  • ▾ vervallen [bouwvallig worden; invorderbaar worden]
  • ▾ vervangen [de plaats innemen van]
  • ▾ vervanger [iemand die vervangt]
  • ▾ vervanging [het vervangen]
  • ▾ vervaren [(verouderd) vrees aanjagen]
  • ▾ vervatten [bevatten, in woorden uitdrukken]
  • ▾ vervelen [niet boeien, te veel zijn]
  • ▾ vervelend [lastig]
  • ▾ verven [een kleur geven]
  • ▾ verver [ambachtsman wiens taak het is textiel te verven]
  • ▾ verversing [het verversen, verfrissing]
  • ▾ vervloeken [een vloek uitspreken over]
  • ▾ vervloekt [krachtterm: verwenst, ellendig]
  • ▾ vervlogen [vervluchtigd, (vliegend) verdwenen]
  • ▾ vervoegen [gaan, zich bewegen naar]
  • ▾ vervoer [transport]
  • ▾ vervoeren [wegdragen; in vervoering brengen]
  • ▾ vervolgen [voortzetten, rechterlijk aanklagen, achternazitten]
  • ▾ vervolgens [daarna; voortgaande]
  • ▾ vervolging [het vervolgen, rechtsvervolging]
  • ▾ vervoordelen [(verouderd) benadelen, misleiden, bedriegen]
  • ▾ vervuld [vol; verwezenlijkt]
  • ▾ vervullen [verwezenlijken, voldoen aan]
  • ▾ verwaand [hoogmoedig]
  • ▾ verwaardigen [waardig achten]
  • ▾ verwachten [rekenen op de komst of het gebeuren van iets]
  • ▾ verwachting [het verwachten; hoop]
  • ▾ verwandelen [(verouderd) (doen) veranderen]
  • ▾ verwantschap [familiebetrekking, affiniteit]
  • ▾ verward [in de war gebracht, door elkaar]
  • ▾ verwaren [(verouderd) in bewaring houden, opbergen, bij zich houden]
  • ▾ verwarming [het verwarmen; verwarmingstoestel]
  • ▾ verwarren [in de war brengen, in de war maken]
  • ▾ verwarring [toestand van verward-zijn]
  • ▾ verweer [tegenstand, verdediging]
  • ▾ verwekken [maken, scheppen]
  • ▾ verwelf [overdekking, gewelf]
  • ▾ verwellen [(verouderd) heet worden, gaan koken]
  • ▾ verwend [door weelde, verkeerde opvoeding bedorven]
  • ▾ verwennen [door verkeerde opvoeding, manier van leven bederven]
  • ▾ verweren [aangetast worden door het weer]
  • ▾ verwerken [gebruiken, verbruiken; (juridisch) verbeuren]
  • ▾ verwerpen [afwijzen]
  • ▾ verwerven [door arbeid, verdienste, moeite verkrijgen]
  • ▾ verwijten [verachten, honen, veroordelen]
  • ▾ verwijzen [naar elders, een andere plaats wijzen; (verouderd) uitzetten, verbannen]
  • ▾ verwikkelen [wikkelend verbinden]
  • ▾ verwikkeling [ineengrijpen der gebeurtenissen]
  • ▾ verwilden, verwilderen [weer wild worden]
  • ▾ verwinnen [(verouderd) overwinnen]
  • ▾ verwissen [(verouderd) verzekeren]
  • ▾ verwittigen [doen weten]
  • ▾ verwoed [fervent]
  • ▾ verwoesten [vernietigen]
  • ▾ verwoestend [vernietigend]
  • ▾ verwoesting [vernietiging, het verwoesten of wat verwoest is]
  • ▾ verwonden [een wond toebrengen]
  • ▾ verwonderd [verbaasd]
  • ▾ verwonderen [verbazen]
  • ▾ verworpen [moreel verwerpelijk, ontaard]
  • ▾ verworvenheid [wat men verworven heeft]
  • ▾ verwrikken [verstuiken]
  • ▾ verwrongen [verdraaid; (gewestelijk) dwars, onhandelbaar]
  • ▾ verzaaien [her en der verspreiden, (uit)zaaien]
  • ▾ verzachten [zachter maken]
  • ▾ verzadigd [genoeg hebbend (van), doordat men er voldoende of teveel van (genoten) heeft]
  • ▾ verzadigen [ten volle voeden]
  • ▾ verzaken [zich afkeren, afvallig worden]
  • ▾ verzamelen [vergaren]
  • ▾ verzameling [bijeenkomst, geheel]
  • ▾ verzegelen [met een zegel sluiten]
  • ▾ verzeilen [uit de koers raken; onbedoeld ergens terechtkomen; wegzeilen, naar een andere plek zeilen]
  • ▾ verzekerde [verzekerd persoon]
  • ▾ verzekeren [assureren; garanderen]
  • ▾ verzekering [het meedelen dat iets een feit is; overeenkomst waarmee men zorgt voor vergoeding van schade, diefstal e.d. door het betalen van een premie aan degene die verzekert]
  • ▾ verzekeringspapieren [papieren waarop informatie met betrekking tot de verzekeringspolis staat weergegeven]
  • ▾ verzenden [versturen]
  • ▾ verzet [tegenstand]
  • ▾ verzetten [verplaatsen, uit het hoofd zetten]
  • ▾ verzilveren [met zilver overtrekken; voor contanten inwisselen]
  • ▾ verzinken [in een bepaalde gemoedsgesteldheid raken, wegzinken]
  • ▾ verzinnen [bedenken, uitdenken; (Vlaams) zich bedenken]
  • ▾ verzitten [van plaats veranderen; (verouderd) verzuimen, nalaten, laten voorbijgaan]
  • ▾ verzoek [vraag om iets te doen]
  • ▾ verzoeken [vragen; (verouderd) proberen]
  • ▾ verzoeker [hij die iemand iets verzoekt, een verzoek doet]
  • ▾ verzoeking [verleiding, bekoring]
  • ▾ verzoenen [bemiddelen, de vrede herstellen, accepteren]
  • ▾ verzoener [iemand die verzoent, bemiddelaar]
  • ▾ verzoening [het verzoenen]
  • ▾ verzoeningsoffer [offer ter verzoening]
  • ▾ verzondigen [(verouderd) zich bezondigen, zondigen, misdoen]
  • ▾ verzondiging [(verouderd) het zondigen]
  • ▾ verzorgen [zorg dragen, zorgen voor, onderhouden]
  • ▾ verzuiling [verschijnsel dat een maatschappij uiteenvalt in scherp gescheiden kerkelijk-politieke belangengroepen]
  • ▾ verzuimen [nalaten]
  • ▾ verzuipen [verdrinken]
  • ▾ verzuren [zuur maken]
  • ▾ verzwakken [in kracht, grootte of waarde doen afnemen]
  • ▾ verzwenden [(verouderd) tenietdoen, verkwisten, verspillen]
  • ▾ verzweren [(verouderd) bij ede of plechtig verklaren of ontkennen, samenzweren]
  • ▾ verzwerven [zwervend afdwalen]
  • ▾ verzwikken [verstuiken]
  • ▾ verzwinden [(verouderd) verdwijnen]
  • ▾ vest [kledingstuk]
  • ▾ vest, veste [stadsmuur, burcht, versterkte stad]
  • ▾ vestigingsbewijs [certificaat dat recht op vestiging geeft]
  • ▾ vesting [versterkte plaats]
  • ▾ vestzak [zak in een vest]
  • ▾ vet [weefsel tussen vlees, stof met vetachtige consistentie]
  • ▾ vet [dik]
  • ▾ vetbol [oliebol]
  • ▾ vete [traditionele haat]
  • ▾ veter [koord]
  • ▾ veteraan [oud-militair]
  • ▾ vetergat [bepaalde gaten in naaiwerk]
  • ▾ vetkoek [platte koek in het vet in een pan gebakken]
  • ▾ vetlok [uitsteeksel aan de achterzijde van het onderbeen van paarden]
  • ▾ veto [verbod]
  • ▾ vettekost [veldsla]
  • ▾ vezel [draadvormig deeltje]
  • ▾ viaduct [brug]
  • ▾ vibrafoon [slaginstrument]
  • ▾ vibratie [trilling]
  • ▾ vicariaat [ambtsgebied van een vicaris]
  • ▾ vicaris [plaatsvervanger van bisschop of pastoor]
  • ▾ vief [levendig]
  • ▾ vier [telwoord]
  • ▾ vierde [rangtelwoord]
  • ▾ vierdeke [inhoudsmaat: vierde deel van een ton; muntnaam]
  • ▾ vierduizend [telwoord]
  • ▾ vieren [een touw laten uitlopen]
  • ▾ vieren [feesten]
  • ▾ vierhoek [figuur ingesloten door vier rechte lijnen]
  • ▾ vierkant [rechthoekige vierhoek met gelijke zijden]
  • ▾ vierkleur [vlag met vier kleuren]
  • ▾ vierlander [munt, geslagen door Philips de Goede, die vier landen beheerste]
  • ▾ vierlijk [(verouderd) feestelijk]
  • ▾ vierschaar [rechtbank]
  • ▾ viertel [maateenheid]
  • ▾ viervorst [(verouderd) vorst over een (vierde) deel van een groter rijk]
  • ▾ vies [vuil]
  • ▾ viesheid [het vies zijn]
  • ▾ viezerij [viezigheid]
  • ▾ viezerik [vies persoon (ook scheldwoord)]
  • ▾ viezevazen [wissewasjes]
  • ▾ viezigheid [hoedanigheid van vies te zijn, iets viezigs]
  • ▾ viggen [(gewestelijk) big]
  • ▾ vignet [boekversiering, embleem]
  • ▾ vijand [persoon die een ander haat]
  • ▾ vijandschap [toestand van vijand te zijn]
  • ▾ vijf [telwoord]
  • ▾ vijfde [rangtelwoord]
  • ▾ vijfduizend [telwoord]
  • ▾ vijfentwintig [telwoord]
  • ▾ vijfhonderd [telwoord]
  • ▾ vijfhonderdste [rangtelwoord]
  • ▾ vijfje [(verouderd) kwartje, vijf stuivers]
  • ▾ vijftien [telwoord]
  • ▾ vijftiende [rangtelwoord]
  • ▾ vijftig [telwoord]
  • ▾ vijftigste [rangtelwoord]
  • ▾ vijg [schijnvrucht]
  • ▾ vijgenboom [boom waar vijgen aan groeien]
  • ▾ vijl [slijpwerktuig]
  • ▾ vijlen [met vijl bewerken, verfijnen]
  • ▾ vijver [waterbekken]
  • ▾ vijzel [stampvat]
  • ▾ vilein [gemeen]
  • ▾ vileinig [(Gronings) scherp, gemeen]
  • ▾ villa [landhuis]
  • ▾ villen [huid afstropen]
  • ▾ vilt [stof van wol of haar]
  • ▾ vin [zwemorgaan van vis]
  • ▾ vinden [aantreffen; van mening zijn]
  • ▾ vinger [grijporgaan aan hand]
  • ▾ vingerafdruk [afdruk van een vinger of vingertop]
  • ▾ vingerhoed [dopje dat men bij het naaien over de top van een vinger zet]
  • ▾ vingerpol [plantennaam, lett. vingerbosje]
  • ▾ vink [zangvogel]
  • ▾ vinkennet [net van touwen langs de railing van een schip]
  • ▾ vinyl [kunststof]
  • ▾ violet [kleurnaam]
  • ▾ violist [vioolspeler]
  • ▾ viool [snaarinstrument]
  • ▾ viool [plant]
  • ▾ vioolblok [langwerpig stuk hout in de vorm van een viool met twee katrolschijven onder elkaar (op een zeilschip)]
  • ▾ vioolman [(verouderd) iemand die viool speelt]
  • ▾ vip [zeer belangrijk persoon]
  • ▾ virologie [leer der virussen]
  • ▾ virtuoos [uitblinker]
  • ▾ virtuositeit [meesterschap]
  • ▾ virus [ziekteverwekker]
  • ▾ vis [in water levend koudbloedig dier met kieuwen]
  • ▾ visa [verklaring dat men heeft gezien]
  • ▾ visbalk [kleine houten kraanbalk waaraan de kieptakel wordt vastgemaakt]
  • ▾ visblok [een van de dubbele blokken waaruit de vistalie bestaat]
  • ▾ viscose [grondstof voor kunstvezels]
  • ▾ visdreg [dreg om in het water gezonken touwwerk op te zoeken]
  • ▾ vishaak [haak om mee te vissen]
  • ▾ vishoek [vishaak]
  • ▾ vishoeker [soort schip]
  • ▾ visie [kijk]
  • ▾ visioen [innerlijk gezicht]
  • ▾ visionair [ziende in visioenen; profeet, ziener]
  • ▾ visite [bezoek]
  • ▾ visiteren [bezoeken, onderzoeken]
  • ▾ visnamig [(Hollandse visserstaal) een goede vangst belovend (van visgrond)]
  • ▾ visschenkel [penterhaak of vishaak]
  • ▾ visse [(gewestelijk) bunzing]
  • ▾ vissen [vis vangen]
  • ▾ visserman [visser van beroep]
  • ▾ vissersboot [boot om mee te vissen]
  • ▾ vistalie [talie, bevestigd aan de visschenkel]
  • ▾ visualisatie [het visualiseren]
  • ▾ visueel [m.b.t. het gezicht]
  • ▾ visum [reisvergunning]
  • ▾ vitaal [levenskrachtig]
  • ▾ vitaliteit [levenskracht]
  • ▾ vitamine [voor organisme noodzakelijke stof]
  • ▾ vitrage [glasgordijn]
  • ▾ vitrine [glazen kast]
  • ▾ vitriool [zwavelzuur]
  • ▾ vivisectie [proefneming op levende dieren]
  • ▾ vizier [onderdeel van een geweer]
  • ▾ vla [dik melkgerecht]
  • ▾ vlaag [plotselinge windstoot]
  • ▾ vlaai [gebak]
  • ▾ Vlaams [van of uit Vlaanderen; de Vlaamse taal]
  • ▾ Vlaanderen [Belgische provincie]
  • ▾ vlag [stuk doek als onderscheidingsteken]
  • ▾ vlag in sjouw [het gedeeltelijk opgerold zijn van een gehesen vlag als teken dat men hulp nodig heeft]
  • ▾ vlaggendoek [doek waarvan men vlaggen maakt]
  • ▾ vlaggenkapitein [gezagvoerder van een admiraalschip]
  • ▾ vlaggenlijn [lijn waarmee een vlag gehesen wordt]
  • ▾ vlaggenman [man die signalen met een vlag geeft, officier]
  • ▾ vlaggenmast [mast waaraan een vlag gehesen kan worden]
  • ▾ vlaggenschip [schip dat de vlag voert van de bevelhebber van een vloot]
  • ▾ vlaggenspil [vlaggenstok]
  • ▾ vlaggensteng [vlaggenstok]
  • ▾ vlaggenstok [stok waaraan een vlag hangt of kan worden gehesen]
  • ▾ vlaggenval [vlaggenlijn]
  • ▾ vlagofficier [officeren die hun eigen vlag mogen vieren]
  • ▾ vlak [effen en open land; platte kant]
  • ▾ vlakgom [gom om potlood mee uit te vegen]
  • ▾ vlakte [vlak terrein]
  • ▾ vlam [tongvormig verbrandingsverschijnsel]
  • ▾ Vlaming [Nederlandstalige Belg]
  • ▾ vlammen [met een vlam branden, vlammen vertonen]
  • ▾ vlas [plantengeslacht]
  • ▾ vlaswiek [bundeltje ineengedraaid vlas]
  • ▾ vlecht [gevlochten hoofdhaar]
  • ▾ vlechten [(lange, buigzame voorwerpen) kruiselings over en door elkaar slaan]
  • ▾ vleermuis [handvleugelig zoogdier]
  • ▾ vlees [spierweefsel]
  • ▾ vleet [vissersnet]
  • ▾ vleet [soort rog]
  • ▾ vleien [flemen]
  • ▾ vlek [smet]
  • ▾ vlekken [vlekken krijgen of veroorzaken]
  • ▾ vlekken [(verouderd) opensnijden en schoonmaken (van vis)]
  • ▾ Vlekkie [hondennaam]
  • ▾ vlerk [vleugel]
  • ▾ vleselijk [lichamelijk, net als vlees, uit vlees bestaand]
  • ▾ vleselijkheid [vleselijke aard of gezindheid]
  • ▾ vleting [soort vis, verwant met of lijkend op de vleet ofwel rog]
  • ▾ vleugel [lichaamsdeel om mee te vliegen; vleugelvormig voorwerp; windvaan]
  • ▾ vleugel [vleugelpiano]
  • ▾ vlieboot [scheepstype]
  • ▾ vlieden [vluchten, voorbijgaan]
  • ▾ vlieg [insect; (verouderd) iets dat vliegt]
  • ▾ vliegen [zich in de lucht voortbewegen]
  • ▾ vliegend [zich snel verplaatsend]
  • ▾ Vliegende Hollander [het spookschip van kapitein Van der Dekken of De Dekker in de wateren ten oosten van de Kaap de Goede Hoop]
  • ▾ vlieger [het middelste stagzeil; op binnenvaartuigen voor een driehoekig zeil boven de gaffel]
  • ▾ vlieger [latwerk met papier]
  • ▾ vliegmachine [vliegtuig]
  • ▾ vlieguit [oude muntnaam]
  • ▾ vliegveld [luchthaven]
  • ▾ vlier [plantengeslacht uit de kamperfoeliefamilie]
  • ▾ vlierbloem [bloem van de vlier; (gewestelijk) de gewone vlier, een heester]
  • ▾ vlierboom [de gewone vlier]
  • ▾ vliering [verdieping boven een zolder]
  • ▾ vlies [vel, membraan]
  • ▾ vliet [stroompje]
  • ▾ vlietig [(verouderd) vloeibaar]
  • ▾ vlijt [ijver]
  • ▾ vlijtig [ijverig]
  • ▾ vlinder [insect]
  • ▾ Vlisco (hollandais) [naam voor felgekleurde stoffen gefabriceerd door de Nederlandse firma Vlisco]
  • ▾ Vlissingen [Nederlandse plaatsnaam]
  • ▾ Vlissinger [uit Vlissingen]
  • ▾ vlo [insect]
  • ▾ vloed [wassend water, stroom]
  • ▾ vloei, vloeipapier [papier om sigaretten te maken]
  • ▾ vloeien [stromen]
  • ▾ vloek [verwensing]
  • ▾ vloeken [godslasteringen gebruiken]
  • ▾ vloekwoord [woord dat een vloek is, godslastering, verwensing]
  • ▾ vloer [bodem]
  • ▾ vlok [plukje]
  • ▾ vlonder [losse houten brug]
  • ▾ vloot [samen varende schepen]
  • ▾ vloot [tobbetje, kuipje]
  • ▾ vloot [soort rog]
  • ▾ vlot [drijvend, vloeiend; handig, gemakkelijk]
  • ▾ vlot [drijvend plankier]
  • ▾ vlotbaar [waarop gevlot kan worden, bevaarbaar voor niet-diepgaande vaartuigen]
  • ▾ vlotschuit [schip met vlakke bodem]
  • ▾ vlotter [drijver]
  • ▾ vlucht [ontvluchting; het vliegen]
  • ▾ vluchten [weggaan van gevaar]
  • ▾ vluchtig [vergankelijk]
  • ▾ vluchtnummer [nummer waarmee een vlucht wordt aangeduid]
  • ▾ vlug [snel]
  • ▾ VOC [Verenigde Oost-Indische Compagnie]
  • ▾ vocaal [klinker; gezongen]
  • ▾ vocabulaire [woordenboek, woordenschat]
  • ▾ vocalist [optredend zanger]
  • ▾ vocatief [naamval van de aangesproken persoon, vijfde naamval]
  • ▾ vocht [vloeistof]
  • ▾ vochtgehalte [gehalte aan vocht]
  • ▾ vochtig [nattig]
  • ▾ vod [lor]
  • ▾ voeden [voedsel geven]
  • ▾ voeder, voer [voedsel]
  • ▾ voedsel [spijs]
  • ▾ voedzaam [voeding bevattend, versterkend]
  • ▾ voeg [plek waar twee constructiedelen samenkomen]
  • ▾ voegen [verbinden]
  • ▾ voeghout [balk in de kap van een windmolen]
  • ▾ voelbaar [tastbaar, met het zintuig van het gevoel waarneembaar]
  • ▾ voelen [via tastzin gewaarworden]
  • ▾ voer [wagenvracht]
  • ▾ voeren [van binnen bekleden]
  • ▾ voeren [leiden, vervoeren]
  • ▾ voering [stof waarmee iets van binnen bekleed is]
  • ▾ voersits [sits bestemd tot voeringstof]
  • ▾ voet [lichaamsdeel waarop men staat; maat; voetstuk]
  • ▾ voetbal [voetbalsport]
  • ▾ voetbal [leren bal voor de voetbalsport]
  • ▾ voetbalbond [voetbalvereniging]
  • ▾ voetblok [blok op het dek om touwwerk langs het dek te leiden]
  • ▾ voetenbank [bankje om voeten op te rusten]
  • ▾ voeteren [(verouderd) te voet gaan, lopen]
  • ▾ voetganger [iemand die te voet gaat]
  • ▾ voetketen [voetboei]
  • ▾ voetklep [bodemventiel]
  • ▾ voetpad [pad alleen voor voetgangers]
  • ▾ voetstap [indruk die een stap nalaat]
  • ▾ voetstok [in voeten afgedeelde maatstok]
  • ▾ voetstoof [komfoor]
  • ▾ voetstoots [zonder controle of garantie]
  • ▾ voetval [het te voet vallen, het neerknielen]
  • ▾ voetveeg [vloermat, deurmat; iemand die alles moet verduren]
  • ▾ voetvolk [infanterie]
  • ▾ voetzoeker [soort vuurwerk]
  • ▾ vogel [gewerveld dier met veren]
  • ▾ vogelaar [(hist.) soort kanon, oorspr. om mee op vogels te schieten]
  • ▾ vogelkooi [kooi voor één of meer vogels]
  • ▾ vogelkot [vogelkooi]
  • ▾ vogelvrij [rechteloos]
  • ▾ voile [sluier]
  • ▾ vol [gevuld]
  • ▾ volbrengen [voleindigen]
  • ▾ voldaan [geheel betaald, aangezuiverd]
  • ▾ voldoen [beantwoorden aan de verwachting of eis, betalen]
  • ▾ voleinden, voleindigen [voltooien]
  • ▾ volgen [achternagaan]
  • ▾ volgend(e) [na iets of iemand komend]
  • ▾ volgens [voorzetsel: naar, overeenkomstig, op grond van]
  • ▾ volharden [doorgaan met]
  • ▾ volharding [het volharden]
  • ▾ volheid [het vol zijn]
  • ▾ volk [stam, bewoners van een staat]
  • ▾ volkomen [geheel]
  • ▾ volkomenheid [volmaaktheid, perfectie, voortreffelijkheid]
  • ▾ volkslied [lied dat leeft bij het volk, nationale hymne]
  • ▾ volksplanting [kolonie]
  • ▾ Volksraad [volksvertegenwoordiging]
  • ▾ volle maan [astronomische toestand waarbij de maan vanaf de aarde volledig belicht lijkt]
  • ▾ volledig [geheel]
  • ▾ vollersaarde [vette klei, bleekaarde]
  • ▾ volley [terugslaan van een bal voor hij de grond geraakt heeft]
  • ▾ volmacht [lastgeving; (verouderd) gevolmachtigde]
  • ▾ volontair [vrijwilliger]
  • ▾ volop [naar hartelust]
  • ▾ volslagen [volkomen]
  • ▾ volstandig [standvastig]
  • ▾ volstrekt [onbeperkt, absoluut]
  • ▾ volt [eenheid van spanning]
  • ▾ voltage [spanning uitgedrukt in volt]
  • ▾ voltmeter [toestel voor het meten van elektrische spanning]
  • ▾ volume [inhoud]
  • ▾ vomeren [braken]
  • ▾ vomitief [braakmiddel]
  • ▾ vondeling [gevonden kind]
  • ▾ vonk [vuursprank]
  • ▾ vonnis [rechterlijke uitspraak]
  • ▾ voogd [belangenbehartiger van minderjarige]
  • ▾ voogdes [belangenbehartigster van een minderjarige]
  • ▾ voogdijraad [college dat optreedt in voogdijzaken]
  • ▾ voois [(Vlaams) stem, zangwijs]
  • ▾ voor [voorzetsel]
  • ▾ voor de wind [met de wind in de rug]
  • ▾ voorbaat [(verouderd) voordeel]
  • ▾ voorbank [bank voor een andere of voor andere banken, voorste bank]
  • ▾ voorbarig [te haastig]
  • ▾ voorbeeld [beeld om nagedaan te worden]
  • ▾ voorbehouden [bestemmen voor, zich het recht bedingen]
  • ▾ voorbij [verder dan; gepasseerd (bijwoord en voorzetsel)]
  • ▾ voorbijgaan [passeren]
  • ▾ voorbok [bok die voor de kudde uitloopt]
  • ▾ voorbovenbrambakstag [bepaalde stok]
  • ▾ voorbovenbrambras [bepaalde bras]
  • ▾ voorbovenbrambuikgording [bepaald touw]
  • ▾ voorbovenbramra [bepaalde ra]
  • ▾ voorbovenbramschoot [bepaald touw]
  • ▾ voorbovenbramstag [bepaalde stok]
  • ▾ voorbovenbramsteng [bepaalde stok]
  • ▾ voorbovenbramtoppenant [bepaalde stok]
  • ▾ voorbovenbramval [bepaald touw]
  • ▾ voorbovenbramwant [bepaalde want]
  • ▾ voorbovenbramzeil [bepaald zeil]
  • ▾ voorbrambakstag [bepaalde stok]
  • ▾ voorbramboelijn [bepaalde lijn]
  • ▾ voorbrambras [bepaalde bras]
  • ▾ voorbrambuikgording [bepaald touw]
  • ▾ voorbramgeitouw [bepaald touw]
  • ▾ voorbramra [bepaalde stok]
  • ▾ voorbramschoot [bepaald touw]
  • ▾ voorbramstag [bepaalde stok]
  • ▾ voorbramsteng [bepaalde stok]
  • ▾ voorbramtoppenant [bepaalde stok]
  • ▾ voorbramval [bepaald touw]
  • ▾ voorbramwant [bepaald want]
  • ▾ voorbramzeil [bramzeil van de voorste mast]
  • ▾ voorbrengen [voor iets brengen]
  • ▾ voorburg, voorburcht [versterkt buitenwerk van een kasteel of een stad]
  • ▾ voordansen [een dans voordoen; de dans openen]
  • ▾ voordat [alvorens]
  • ▾ voordeel [winst]
  • ▾ voordek [dek voor de kajuit]
  • ▾ voordracht [lezing; voordracht als kandidaat]
  • ▾ voordragen [als kandidaat voorstellen]
  • ▾ voorfinanciering [voorafgaande betaling]
  • ▾ voorgaan [vooruitgaan, gebeuren]
  • ▾ voorgaand [eerder, vorig, vroeger]
  • ▾ voorgaffel [bepaalde stok]
  • ▾ voorgalerij [veranda]
  • ▾ voorganger [iemand die vóór een ander in ambt of betrekking was; dominee]
  • ▾ voorgevoel [het voorvoelen]
  • ▾ voorgisteren [op de dag die voorafgaat aan gisteren, eergisteren]
  • ▾ voorgrond [voorste gedeelte, belangrijkste plaats]
  • ▾ voorhamer [hamer voor sloopwerkzaamheden]
  • ▾ voorhang [wat voor iets hangt om het af te sluiten, gordijn]
  • ▾ voorhangsel [voorhang]
  • ▾ voorhebben [(verouderd) voornemen, plan]
  • ▾ voorhemel [toestand van aardse gelukzaligheid als voorafspiegeling van de werkelijke hemelse gelukzaligheid]
  • ▾ voorhoofd [deel van het gezicht boven de wenkbrauwen tot aan het haar]
  • ▾ voorhouden [voor iets of iemand houden]
  • ▾ voorhuis [voorste gedeelte van een woning]
  • ▾ vooringenomen [partijdig]
  • ▾ voorjaar [lente]
  • ▾ voorkamer [kamer in het voorgedeelte van een huis]
  • ▾ voorkist [kist vóór op een ossenwagen]
  • ▾ voorkomen [optreden, gebeuren, schijnen, lijken, aangetroffen worden]
  • ▾ voorkomen [aanwezigheid, hoedanigheid waarin iemand of iets zich voordoet]
  • ▾ voorleggen [voor iemand neerleggen, met name om te vertonen]
  • ▾ voorlezen [hardop lezen voor een ander]
  • ▾ voorlezer [iemand die voorleest]
  • ▾ voorliggen [vooraan liggen]
  • ▾ voorlijk [vroeg ontwikkeld; (verouderd) naar of van voren, voorste]
  • ▾ voorlooprum [eerste rum uit de ketel]
  • ▾ voorloosstag [bepaalde stok]
  • ▾ voorloper [lange en zware blokschaaf, waarmee hout wordt bewerkt]
  • ▾ voorloper [iemand die voorop loopt]
  • ▾ voorlopig [voorshands]
  • ▾ voorluik [luik in het voordek]
  • ▾ voormaal(s) [(verouderd) tot dusverre, tot dan toe]
  • ▾ voorman [leider, baas]
  • ▾ voormars [platform aan de voormast]
  • ▾ voormarsboelijn [bepaald touw]
  • ▾ voormarsbras [bepaald touw]
  • ▾ voormarsbuikgording [bepaald touw]
  • ▾ voormarsgeitouw [bepaald touw]
  • ▾ voormarsschoot [touw aan de voormars]
  • ▾ voormarstoppenant [touw aan de voormars]
  • ▾ voormarsval [touw aan de voormars]
  • ▾ voormarszeil [bepaald zeil]
  • ▾ voormiddag [eerste helft van de middag]
  • ▾ voormonder [(verouderd) voogd over een onmondige of minderjarige]
  • ▾ voornaam [aanzienlijk]
  • ▾ voornaam [gegeven eigennaam]
  • ▾ voornaamste [belangrijkste, eerste]
  • ▾ voornaamwoord [pronomen]
  • ▾ voornamelijk [in de eerste plaats]
  • ▾ voornemen [zich ten doel stellen]
  • ▾ vooronder [verblijfplaats onder de voorplecht]
  • ▾ vooronderlijzeil [bepaald zeil]
  • ▾ vooros [os die vóór in een span loopt]
  • ▾ vooroverbuigen [vanuit rechte stand in een omlaag gebogen stand komen of brengen]
  • ▾ voorpiek [voorste afgeschoten deel in een scheepsruim]
  • ▾ voorpost [verst naar voren staande uitkijkpost]
  • ▾ voorraad [voorhanden hoeveelheid]
  • ▾ voorrijder [iemand die voorop rijdt]
  • ▾ voorschilderen [in de geest een beeld geven van, een voorstelling verschaffen van, voor ogen stellen]
  • ▾ voorschoot [schort, boezelaar]
  • ▾ voorschot [voorgeschoten geld]
  • ▾ voorschrift [wat voorgeschreven is]
  • ▾ voorslag [(gewestelijk) dunnere uiteinde van het koord van een zweep]
  • ▾ voorsnijden [snijden voor het opdienen]
  • ▾ voorstag [stag dat de mast steunt]
  • ▾ voorstagzeil [stagzeil voor de fokkenmast]
  • ▾ voorstander [iemand die (iets) voorstaat; (verouderd) hoofd]
  • ▾ voorstel [zaak die men voorstelt]
  • ▾ voorstellen [presenteren, een voorstel doen; verbeelden, indenken]
  • ▾ voorsteng [steng aan de voormast]
  • ▾ voorstengbakstag [bepaalde stok]
  • ▾ voorstengezelshoofd [bepaald blok aan een steng]
  • ▾ voorstengstag [bepaalde stok]
  • ▾ voorstengstagzeil [bepaald zeil]
  • ▾ voorstengwant [sterke touwen die de voorstengen houden]
  • ▾ voorsteven [neus van het schip]
  • ▾ voort [vooruit]
  • ▾ voortduwen [voor zich uit duwen]
  • ▾ voortgang [vordering, vaart]
  • ▾ voortijd [voorhistorische tijd]
  • ▾ voortlopen [doorlopen]
  • ▾ voortreffelijk [uitstekend]
  • ▾ Voortrekker [Hollandse emigrant in Transvaal]
  • ▾ voortrouw [(verouderd) ondertrouw]
  • ▾ voorts [bovendien]
  • ▾ voortst [het meest naar voren, vooraan]
  • ▾ voortvarend [snel doorzettend]
  • ▾ voortzetten [continueren]
  • ▾ vooruit [verder, voorwaarts, voorafgaand]
  • ▾ vooruitslag [het alvast overbrengen van koopwaar uit de opslagplaats]
  • ▾ voorvader [stamvader, voorzaat]
  • ▾ voorvallen [gebeuren]
  • ▾ voorvechten [vechten voor, verdedigen]
  • ▾ voorvel [(verouderd) voorhuid]
  • ▾ voorverkoop [verkoop vooruit]
  • ▾ voorvinger [(verouderd) wijsvinger]
  • ▾ voorvoet [voorste deel van de voet; voorpoot]
  • ▾ voorwaarde [beding]
  • ▾ voorwendsel [wat voorgewend wordt]
  • ▾ voorwerp [zaak]
  • ▾ voorwoord [woord vooraf]
  • ▾ voorzaal [(Surinaams-Nederlands) woonkamer, huiskamer]
  • ▾ voorzaat [voorvader]
  • ▾ voorzeiler [schip dat voor een ander schip of de vloot uitvaart om de vaarroute te wijzen]
  • ▾ voorzet [eerste zet]
  • ▾ voorzetsel [prepositie]
  • ▾ voorzetten [voor iets zetten]
  • ▾ voorzichtig [behoedzaam, omzichtig]
  • ▾ voorzien [verstrekken; in het bezit zijn van, beschikking hebben over]
  • ▾ voorzienigheid [de voortdurende werking van het Opperwezen op het geschapene]
  • ▾ voorzijtalie [bepaald touw]
  • ▾ voorzijtalieschenkel [bepaald touw]
  • ▾ voorzingen [voorgaan in het zingen]
  • ▾ voorzinger [voorzanger, cantor]
  • ▾ voorzitter [leider van een vergadering]
  • ▾ voos [bedorven, niet stevig, week]
  • ▾ vorderen [eisen]
  • ▾ vore, voor [insnijding, snede van ploeg in een akker]
  • ▾ vorig [voorafgaand; vroeger]
  • ▾ vork [getand werktuig]
  • ▾ vorm [uiterlijke gedaante]
  • ▾ vormsel [sacrament]
  • ▾ vorst [monarch]
  • ▾ vorst [vriezend weer]
  • ▾ vorst [nok van een dak]
  • ▾ Vorstenlanden [de sultanaten van Soerakarta en Djokjakarta]
  • ▾ vort, vortsik [vooruit (tegen dieren)]
  • ▾ vos [hondachtige]
  • ▾ vouw [plaats waarlangs iets gevouwen is]
  • ▾ vouwen [delen over elkaar leggen]
  • ▾ vouwstoel [opvouwbare stoel]
  • ▾ vraag [uiting van behoefte iets te weten te komen]
  • ▾ vraagteken [leesteken voor een vraag]
  • ▾ vraat [iemand die vreet; schade aan gewassen door aanvreting, het aanvreten]
  • ▾ vracht [lading, last; vrachtprijs]
  • ▾ vrachtauto [truck]
  • ▾ vrachtwagen [wagen voor het vervoeren van vracht, vrachtauto]
  • ▾ vragen [verzoeken]
  • ▾ vrede [toestand van rust]
  • ▾ vredegaard [(verouderd) juridisch beschermde ruimte of tuin]
  • ▾ vreedzaam [zachtmoedig]
  • ▾ vreemd [uitheems, zonderling]
  • ▾ vreemdeling [onbekende]
  • ▾ vrees [angst]
  • ▾ vreesachtig [angstvallig]
  • ▾ vreselijk [vreeswekkend; erg]
  • ▾ vreten [(gulzig) eten]
  • ▾ vreugde [blijdschap]
  • ▾ vreugdevuur [vuur ontstoken bij viering van een bepaalde gebeurtenis of gelegenheid]
  • ▾ vrezen [bang zijn voor]
  • ▾ vriend [kameraad]
  • ▾ vriendelijk [aangenaam, welgezind]
  • ▾ vriendelijkheid [vriendelijke houding, uiting van gunstige gezindheid]
  • ▾ vriendje [kameraad]
  • ▾ vriendschap [betrekking van personen tot elkaar als vrienden]
  • ▾ vriesia [bloeiende kamerplantsoort, genoemd naar W. H. de Vriese]
  • ▾ vriezer [ijskast]
  • ▾ vrij [niet belemmerd, niet onderworpen of bezet]
  • ▾ vrij spreken [vrijuit praten]
  • ▾ vrijaf [verlof]
  • ▾ vrijage [vrijerij]
  • ▾ vrijbuiten [op rooftocht of kaapvaart (uit)gaan]
  • ▾ vrijbuiter [kaper, avonturier]
  • ▾ vrijburger [persoon die zich, na afloop van zijn dienstverband bij de VOC, als vrije burger vestigde]
  • ▾ vrijdag [zesde dag van de week]
  • ▾ vrijdom [vrijheid]
  • ▾ vrijen [het hof maken, minnekozen]
  • ▾ vrijer [iemand die een meisje het hof maakt]
  • ▾ vrijgegeven [losgelaten uit slavernij]
  • ▾ vrijgeleide [vrije passage, doorgang]
  • ▾ vrijgestelde [iemand die vrijgesteld is]
  • ▾ vrijheid [onafhankelijkheid, autonomie, toestemming]
  • ▾ vrijkaartje [gratis toegangsbewijs]
  • ▾ vrijkopen [door betaling bevrijden, afkopen]
  • ▾ vrijmaken [bewerken dat iemand van iets vrij raakt, bevrijden]
  • ▾ vrijman [(verouderd) vrijgeborene; vrijgelaten slaaf; iemand die een zelfstandig beroep uitoefent]
  • ▾ vrijmetselaar [lid van de vrijmetselarij]
  • ▾ vrijmoedig [niet beschroomd]
  • ▾ vrijpostig [brutaal]
  • ▾ vrijpostigheid [te grote vrijmoedigheid]
  • ▾ Vrijstaat [Boerenrepubliek in Zuidelijk Afrika]
  • ▾ vrijster [liefje; (verouderd) jong meisje]
  • ▾ vroedmeester [(verouderd) mannelijke verloskundige]
  • ▾ vroedmoeder [(verouderd) vrouwelijke verloskundige]
  • ▾ vroedvrouw [vrouwelijke verloskundige]
  • ▾ vroeg [aan het begin, tijdig]
  • ▾ vroeger [eertijds, voorheen; eerder]
  • ▾ vroegkost [(verouderd) ontbijt]
  • ▾ vroegmis [vroege dienst in de katholieke kerk]
  • ▾ vrolijk [blij]
  • ▾ Vromaneffect [bepaald bloedstollingseffect, genoemd naar hematoloog en dichter Leo Vroman]
  • ▾ vrome (te mijner vrome) [(verouderd) (tot mijn) voordeel]
  • ▾ vroom [godvruchtig]
  • ▾ vrouw [mens van vrouwelijk geslacht; echtgenote]
  • ▾ vrouw [naam van een speelkaart]
  • ▾ vrouwendokter [vrouwenarts]
  • ▾ vrouwenfiguur [uitbeelding van een vrouw]
  • ▾ vrouwenhater [hater van vrouwen]
  • ▾ vrouwenklooster [nonnenklooster]
  • ▾ vrouwenplek [eufemisme voor vrouwelijke genitaliën]
  • ▾ vrouwenvereniging [vereniging van (huis)vrouwen]
  • ▾ vrouwlief [aanduiding van iemands echtgenote]
  • ▾ vrouwmeid [(verouderd) dienstbode]
  • ▾ vrouwtje [kleine vrouw, vrouw]
  • ▾ vrouwvolk [de vrouwen in het algemeen; groep van vrouwen]
  • ▾ vrucht [eetbaar product van veld of tuin; ongeboren jong]
  • ▾ vrucht [(verouderd) angst, vrees]
  • ▾ vruchtbaar [vruchten, jongen of resultaten voortbrengend]
  • ▾ vruchtboom [boom waar fruit aan groeit]
  • ▾ vruchten [(verouderd) vrezen]
  • ▾ vruchtensap [sap gemaakt van vruchten]
  • ▾ vruchtgebruiker [persoon die het vruchtgebruik van een goed heeft]
  • ▾ vruchtwater [vruchtensap]
  • ▾ vuil [vies; viezigheid]
  • ▾ vuilbak [vuilnisbak]
  • ▾ vuiligheid [wat vuil is]
  • ▾ vuist [dichtgesloten hand]
  • ▾ vuisten [in de vuist nemen, benaming van een gokspel]
  • ▾ vulgair [laag bij de grond]
  • ▾ vulkaan [vuurspuwende berg]
  • ▾ vulkaniseren [bewerken van ruwe caoutchouc]
  • ▾ vulkanoloog [iemand die vulkanen bestudeert]
  • ▾ vullen [volmaken]
  • ▾ vulpen [pen met inktreservoir]
  • ▾ vulpotlood [schrijfgereedschap]
  • ▾ vulsel [vulling bij voedselbereiding]
  • ▾ vurig [temperamentvol]
  • ▾ vuur [lichtend verschijnsel bij brand]
  • ▾ vuurbaak [lichtbaak als navigatiemerk voor schepen]
  • ▾ vuurbak [bak in een oven of kachel waarin het vuur brandt]
  • ▾ vuurboet, vierboet [(gewestelijk) vuurbaken]
  • ▾ vuurcontact [het wisselen van schoten met de vijand]
  • ▾ vuurijzer [(verouderd) stuk staal waarmee vonken uit een vuursteen geslagen kunnen worden]
  • ▾ vuuroven [(verouderd) oven die op vuur brandt, (stook)oven]
  • ▾ vuurpijl [vuurwerk; lichtsein]
  • ▾ vuurtang [tang waarmee de smid zijn werkstuk uit het vuur haalt]
  • ▾ vuurtest [potje om een kooltje vuur in te leggen]
  • ▾ vuurtoren [toren aan de kust met sterke lichtbron als oriëntatie voor zeelieden]
  • ▾ vuurtuig [(verouderd) apparaat waarmee vuur gemaakt kan worden]
  • ▾ vuurwerk [lichtgevende, ontploffende voorwerpen die bij feestelijke gelegenheden worden aangestoken]
Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (2015), Uitleenwoordenbank, op uitleenwoordenbank.ivdnt.org
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal