Zoekresultaten: 1329 Nederlandse woorden gevonden (beginnend met V)
Gebruikte filters:
A| B| C| D| E| F| G| H| I| J| K| L| M| N| O| P| Q| R| S| T| U| V| W| X| Y| Z| Toon/Verberg alle informatie in de uitklapmenu's
Visualiseer de resultaten
|
Toon op de kaart
één cirkeltje per uitleenwoord
|
Toon op de kaart
één cirkeltje per taal
|
Toon op een tijdslijn
|
-
▾ vaag
[onduidelijk]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1798;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
faach
[onduidelijk]
-
▾ Fries
faach
[onduidelijk]
-
▾ vaak
[bijwoord van tijd: dikwijls]
-
▾ Duits
foaken
(dialect)
[bijwoord van tijd: dikwijls]
-
▾ Duits
foaken
(dialect)
[bijwoord van tijd: dikwijls]
-
▾ vaal
[bleek; (verouderd) rossig]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1287;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Frans
fauve
[rossig; (rood) wild, roofdier]
datering: 1080 (1051-1100)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: falve 1080; bas. lat. falvus (1x), frq. *falw
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vaal
[bleek, grauw, beige]
datering: 1821 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: vaalblaar, -boom, -brak, -doring (plantensoorten), vaalhaai, v. korhaan, v. rhebok (diersoorten)
etymologie: Du.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Frans
fauve
[rossig; (rood) wild, roofdier]
-
▾ vaal Jaapje
[bleke Jaap]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vaaljapie
[jonge wijn, slechte wijn]
<via Afrikaans>
datering: 1945 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans, lit. `tawny Jake', f. as Du. vaal pale + japie dim. of the name Jaap f. Jakob. EWA: 'vaaljapie': 'meuntlig' van 'vin du pays', met op de achtergrond [Trans]vaal en 'Japie' als naam voor een boerenkinkel (vgl. 'Krelis').
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vaaljapie
[jonge wijn, slechte wijn]
<via Afrikaans>
-
▾ Vaalpens
[bleekbuik]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
Vaalpens
[benaming voor een lid van een inheemse stam in Botswana; bijnaam voor een Transvaler]
<via Afrikaans>
datering: 1871 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans, f. as prec. + pens paunch, belly.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
Vaalpens
[benaming voor een lid van een inheemse stam in Botswana; bijnaam voor een Transvaler]
<via Afrikaans>
-
▾ vaalt
[vuilnisbelt]
-
▾ Frans
faulde, faude
†verouderd
[mesthoop]
datering: 1366 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
etymologie: Dialektvormen en -afleidingen gaan terug tot 1366-16e eeuw; huidige vorm 1922.Entlehnt ist 'faude' nicht aus dem mndd., sondern aus dem ndl.: mndl. vaelde 'misthaufe' (=ndl. vaalt) passt in jeder hinsicht zu diesen nordgallorom. formen. Die beiden hier vorlie- genden bedeutungen sind im mndl. belegt, und zwar die bed. 'eingezäunter platz' besonders im nordosten, im osten aber 'raum, haufen oder grube zum ablagern des mistes'. Die letztere bed. lebt auch im rhein. falte 'mist-, kompost- haufe'. Dass faude zuerst die allgemeinere bed. 'haufe' gehabt haben muss, geht daraus hervor, dass man noch im 15.jh. nicht einfach faude, sondern faude de charbon sagte.
bron: Wartburg 1928 (FEW fald)
-
▾ Frans
faulde, faude
†verouderd
[mesthoop]
-
▾ vaam
[lengtemaat]
-
▾ Sranantongo
fan
[lengtemaat]
-
▾ Sranantongo
fan
[lengtemaat]
-
▾ vaan, vaantje
[vlag, banier]
-
▾ Deens
fane
[vlag, banier]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: nedertysk vane; egl. 'tøjstykke'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Engels
fanikin
†verouderd
[vlaggetje]
datering: 1539 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. MDu. vaneken (Flem. vaenken, Kilian), dim. of vane (now vaan): see fane n.1 and -kin.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Frans
fanon
[vlag; hangend deel; halskwab, lel]
datering: 1053 (1051-1100)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR 1993: xii `manipule'; frq. *fano `stukje stof', cf. all. Fahne `drapeau'; PR 1990: xii, `manipule': xiv, `drapeau'; frq. *fano `morceau d'étoffe'
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse, Rey)
-
▾ Frans
gonfanon, gonfalon
[vaandel, banier]
datering: 1170 (1151-1200)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR: frq. *gunfano `vaandel (bij strijd)', v. fanion
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse, Rey)
-
▾ Frans
vannequin
†verouderd
(dialect)
[windwijzertje]
datering: 1331 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
etymologie: Vaenkijn (mndl.) 'wimpel'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Noors
fane
[vlag, banier]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty, FuT: = mnd. vane (holl. vaan).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
fan
[vlag, banier]
datering: 1772 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1772; av lågty. fan med samma bet.; nära besl. med fana
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fane
[vlag, banier]
-
▾ vaandel
[vlag]
-
▾ Atjehnees
bandōy
[vlag]
-
▾ Deens
fane
[vlag]
datering: 1722 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vane; egl. 'tøjstykke'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Fries
faandel
[doek met emblemen, meegedragen in optocht]
-
▾ Indonesisch
vandel
[vlag]
-
▾ Javaans
pandel
[vlag]
-
▾ Zweeds
fana
[vlag]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fanbärare
etymologie: före 1520; fornsv. fana; av lågty. vane med samma bet. (ty. Fahne), urspr. 'tyg; duk'; besl. med lat. pannus 'duk'; jfr pannå
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Atjehnees
bandōy
[vlag]
-
▾ vaandrig
[aspirant-reserveofficier]
-
▾ Fries
faandrich
[aspirant-reserveofficier; afdeling, kwartier]
-
▾ Fries
faandrich
[aspirant-reserveofficier; afdeling, kwartier]
-
▾ vaar
[(verouderd) angst, afschuw, gevaar]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1265-1270;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
fare
[hachelijke toestand]
datering: 1705 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vare 'forfølgelse, fare, frygt'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Ests
vaar
[hachelijke toestand, gevaar]
datering: 1550 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 (KH)
-
▾ Fins
vaara
[hachelijke toestand, gevaar]
<via Zweeds>
datering: 1501-1550
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (KH, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Noors
fare
[hachelijke toestand, gevaar]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty; FuT: ist eine verschmelzung von anord. fâr n. zorn, feindschaft, schaden betrug' mit mnd. vâre f. nachstellung, gefahr, furcht'
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
fara
[hachelijke toestand, gevaar]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: farofylld, hälsofara, livsfara, strålningsfara
etymologie: före 1520; fornsv. fare, fara; av lågty. vare 'fara; fruktan; försåt'; jfr ty. Gefahr 'fara', eng. fear 'fruktan'; jfr 1befara, farhåga
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fare
[hachelijke toestand]
-
▾ vaar
[(gewestelijk) niet bevrucht, geen melk gevend]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1351-1400;
thema: dierenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Engels
farrow
[niet bevrucht (koe)]
datering: 1401-1500 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: (Sc.) xv (ferrow). -Flem. verwe, varwe, in verwekoe, varwekoe, +verrekoe cow that has become barren; of unkn.origin.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Engels
farrow
[niet bevrucht (koe)]
-
▾ vaarbewijs
[getuigschrift van bekwaamheid voor het besturen van een schip]
-
▾ Papiaments
várbeweis
[getuigschrift van bekwaamheid voor het besturen van een schip]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
várbeweis
[getuigschrift van bekwaamheid voor het besturen van een schip]
-
▾ vaardig
[bedreven; (verouderd) klaar, gereed]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1265-1270;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
færdig
[klaar]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af færd i betydningen 'rejse' under påvirkning af nedertysk verdich 'rejseklar, færdig'; egl. 'rede til færd, rejseklar'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
ferdig
[klaar, gereed]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO; noor ferdugr, trol påvirket av lty verdich, eg. 'klar til ferd'; FuT: entlehnt dem mnd. verdich (holl. vaardig)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
färdig
[klaar, gereed]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: färdigbehandlad, färdigbyggd, färdigkokt, färdigförpackad, färdiglagad
etymologie: före 1520; fornsv. färþogher 'frisk; duglig; fullbordad'; trol. av lågty. verdich, eg. 'redo till färd'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
færdig
[klaar]
-
▾ vaarlijk
[(verouderd) vreeswekkend, gevaarlijk]
-
▾ Deens
farlig
[gevaar opleverend]
datering: 1910 (1901-1950)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk varlik afl. af vare (jf. sb. fare)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fins
vaarallinen
[gevaar opleverend]
<via Zweeds>
datering: 1501-1550
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (KH; NSSK, SKP, TN)
-
▾ Noors
farlig
[gevaar opleverend]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, besl m fare
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
farlig
[gevaar opleverend, vreeswekkend]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: livsfarlig, miljöfarlig, målfarlig
etymologie: före 1520; fornsv. farliker; av lågty. varlik med samma bet.; till 1fara
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
farlig
[gevaar opleverend]
-
▾ vaars
[tweejarig vrouwelijk rund]
-
▾ Duits
Färse
[rund dat nog niet gekalfd heeft]
datering: 1474 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: DU: [spätmhd. verse < mniederl. verse, zu: var(r)e= Stier] Teuchert: Das im Stadtischen auftretende Färse wird ndl. Lehnwort sein. FrL: Brandenburg, uit de Sachsenspiegel
bron: Duden Universal 2003 Frings 1966 Smet 1983 Teuchert 1972 (Duden Universal, Teuchert, FrL, Smet 83, GKW, Bischoff)
-
▾ Duits
Färse
[rund dat nog niet gekalfd heeft]
-
▾ vaart
[snelheid]
-
▾ Deens
fart
[snelheid]
datering: 1701 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vart ¯ vb. varen (jf. fare)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Frans
vårt
(dialect)
[(binnenscheepvaart:) drang, aandrijving]
datering: 1628 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: diner dè vårt 'meer snelheid geven (aan de boot)'
etymologie: Vaert (mndl.). Das ndl. wort ist in zwei bed. enleht worden; 2 wahrscheinlich später und unabhängig von 1; auch die redensart ist übersetzt aus ndl. "vaart geven".
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Noors
fart
[snelheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty; FuT: ist dem mnd. vart entlehnt
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
fart
[snelheid]
-
▾ Zweeds
fart
[snelheid]
datering: 1501-1550
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fartbegränsning, raketfart, toppfart
etymologie: före 1520; fornsv. fart 'färd; hast'; av lågty. vart (ty. Fahrt) 'fart; färd', till varen, se 2fara; jfr färd
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fart
[snelheid]
-
▾ vaartuig
[schip]
-
▾ Deens
fartøj
[schip]
datering: 1722 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fiskefartøj=vissersvaartuig
etymologie: fra nedertysk fartüg el. nederlandsk vaartuig af et ord svarende til vb. fare i betydningen 'sejle, køre' + tøj i betydningen 'redskab'; egl. 'redskab til at sejle el. køre i' OOD: ænyd. far(e)tøi; fra nt. fartüg (ty. fahrzeug), holl. vaartuig; grundbet.: redskab til at fare (sejle, køre osv., Hammerich 45: Nederlands. Goedel: Das Wort ist neueren Ursprungs und soll eigentlich Niederdeutsch sein. Im Mittelniederdeutschen war es aber unbekannt, dar kommt nur ein vartouwe vor (…) Und auch im Neuniederdeutschen ist das Wort kaum gebrauchlich. Vielleicht daß es sich aus dem Niederländischen, wo vaartuig öfters gebraucht wird, eingeschlichen hat
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Goedel 1902 Hammerich 1945 Arnesen (PNOE, OOD, FuT, Arnesen, Hammerich 45, Goedel)
-
▾ Duits
Fahrzeug
[schip, later: vervoermiddel]
datering: 1668 (schip), 19e eeuw (vervoermiddel) (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: SnSubstantiv Neutrum std.Standardwortschatz (17. Jh., Bedeutung 19. Jh.)Stammwort. Seit dem Ende des 17. Jhs. übernommen aus ndd. fArtüg, nndl. vaartuig "Schiff" (aus fahren und Zeug). Die alte Bedeutung von Fahrzeug ist ebenfalls "Schiff"; erst seit dem 19. Jh. ist es als "Fuhrwerk, Wagen" und dann allgemein als "Transportmittel zu Land" bezeugt. deutsch s. fahren, s. Zeug. Duden Universal: aus dem Niederd., niederd. fahrtüg, älter niederl. vaartuig = Schiff. Goedel: Das Wort ist neueren Ursprungs und soll eigentlich Niederdeutsch sein. Im Mittelniederdeutschen war es aber unbekannt, dar kommt nur ein vartouwe vor (…) Und auch im Neuniederdeutschen ist das Wort kaum gebrauchlich. Vielleicht daß es sich aus dem Niederländischen, wo vaartuig öfters gebraucht wird, eingeschlichen hat
bron: Duden Universal 2003 Goedel 1902 Kluge 2002 (Kluge, Duden Universal, Goedel, Grimm)
-
▾ Noors
fartøy
[schip]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra nederl, lty; FuT: von holl. vaartuig, nd. fartüg
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Zweeds
fartyg
[groot schip]
datering: 1679 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: SAOB; ~ankare; ~artilleri; ~avgift [porto voor radiotelegram vanuit schip]; ~beck [teer op schepen gebruikt]; ~befäl; ~befälhavare; ~besättning; ~botten; ~bredd [breedte ve schip]; ~brok [touw om schip aan land te slepen]; ~brygga; ~byggande; ~byggare; ~bygge; ~byggnad; ~byggnadskonst; ~båt; ~cert [bepaald type vaartuig]; ~chef; ~förband [groep schepen onder dezelfde bevelhebber]; ~förpassning [legitimatie voor schip bij bijv tol]; ~förråd; ~ingenjör; ~inspektion; ~inspektionsdistrikt; ~intendent; ~klass; ~konstruktör; ~kropp; ~laddning; ~last; ~led; ~linje; ~lägenhet; ~läkare; ~längd; manöver; ~materiell; ~modell; ~motor; ~panna; ~pansar [kannonen en pantser]; ~pastor; ~plåt; ~plåtslagare; ~präst; ~register; ~riggare [persoon die dragers voor zeilen etc maakt]; ~ritning; ~rum; ~sida; ~skrov; ~slip [mar. stapel] ~spant; ~station; ~stäv; ~teknik; ~tekniker; ~tonnage; ~trafik; ~typ; ~utrustning; ~utskjutning; ~vis [oorlog: elk schip voor zichzelf]; ~väbel [onderofficier]; ~ångpanna
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1679; av lågty. fartüg eller nederl. vaartuig med samma bet.; se 2fara, 2tyg
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fartøj
[schip]
-
▾ vaarwater
[waterweg]
-
▾ Azeri
farvater
[waterweg met voldoende diepgang om boten ook bij laagwater te laten passeren]
<via Russisch>
-
▾ Bulgaars
farvater
[waterweg met voldoende diepgang om boten ook bij laagwater te laten passeren]
<via Russisch>
-
▾ Deens
farvand
[haven, fjord of een deel van een haven bij land, geschikt voor scheepvaart]
datering: 1744 (1701-1750)
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: sammensat af vb. fare + vand efter nederlandsk vaarwater; egl. om den sejlbare del af et hav, en fjord osv., efter holl. vaarwater. OOD: efter holl. vaarwater
bron: (PNOE, OOD, Arnesen, Hammerich 45, Hammerich 48)
-
▾ Ests
faarvaater
[waterweg]
-
▾ Kroatisch
farvater
[waterweg met voldoende diepgang om boten ook bij laagwater te laten passeren]
status: ontlening onzeker
bron: Anić 2003 (Anić, Vladimir & Ivo Goldstein (2000), Rječnik stranih riječi, Zagreb, 2de druk.)
-
▾ Litouws
farvateris
[waterweg]
-
▾ Noors
farvann, farvatn
[waterweg]
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: BO: etter nederl; FuT: von holl. vaarwater
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Oekraïens
farváter
[waterweg]
<via Russisch>
-
▾ Oost-Jiddisch
farwater
[waterweg]
<via Russisch>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: geejn in farwater foen = in iem. voetsporen treden, iem. partij kiezen
bron: Šapiro 1984 (RES)
-
▾ Pools
farwater
[waterweg met voldoende diepgang om boten ook bij laagwater te laten passeren]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Russisch
farváter
[waterweg]
datering: 1707 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. vaarwater dass., ndd. fahrwater, s. Meulen 221, Matzenauer 155, Christiani 39. VdMeulen: Vaarwater. Het water, daar men vaart. WINSCH. RUSS. f'arvater, chenal, passe.
bron: Černych 1993 Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, Cernych, VdMeulen 1909)
-
▾ Servisch
farvater
[waterweg met voldoende diepgang om boten ook bij laagwater te laten passeren]
-
▾ Wit-Russisch
farváter
[waterweg]
<via Russisch>
-
▾ Zweeds
farvatten
[waterweg]
-
▾ Azeri
farvater
[waterweg met voldoende diepgang om boten ook bij laagwater te laten passeren]
<via Russisch>
-
▾ vaarwel
[afscheidsgroet]
-
▾ Negerhollands
vaerwel
[afscheidsgroet]
-
▾ Negerhollands
vaerwel
[afscheidsgroet]
-
▾ vaas
[kunstig vaatwerk]
-
▾ Indonesisch
vas
[bloemenvaas]
-
▾ Konkani
vaaz
[bloempot]
-
▾ Menadonees
vas
[bloemenvaas]
-
▾ Papiaments
vas
[kunstig vaatwerk]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
vas
[bloemenvaas]
-
▾ vaat
[borden e.d. die afgewassen moeten worden]
-
▾ Sranantongo
fât
[borden e.d. die afgewassen moeten worden]
-
▾ Sranantongo
fât
[borden e.d. die afgewassen moeten worden]
-
▾ vaatdoek
[doek om de vaat mee te doen]
-
▾ Noord-Sotho
fatuku
[doek om de vaat mee te doen]
<via Afrikaans>
-
▾ Noors
fadduk
(dialect)
[doek om de vaat mee te doen]
-
▾ Tswana
fatuku
[doek om de vaat mee te doen]
<via Afrikaans>
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
fåårdook
[doek om de vaat mee te doen]
status: ontlening onzeker
etymologie: fåårdook Wi.‘Wischlappen‘; nd. Fahrdook Faatdook ‘id.' < nl. vaat-doek; 1.Glied: fåår- zu nl. vaat ‘Geschirr‘ →hd. Faß; 2. Glied: -dook →hd. Tuch
bron: Sjölin 2006 (Sjölin)
-
▾ Xhosa
fadukhwe
[doek om de vaat mee te doen]
<via Afrikaans>
-
▾ Zoeloe
faduko
[doek om de vaat mee te doen]
<via Afrikaans>
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vadoek
[afwasdoek, reinigingsdoek]
<via Afrikaans>
datering: 1827 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk. ad. Du. vaatdoek.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Sotho
fatuku
[doek om de vaat mee te doen]
<via Afrikaans>
-
▾ Noord-Sotho
fatuku
[doek om de vaat mee te doen]
<via Afrikaans>
-
▾ vaatje
[klein vat, tonnetje]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vaatjie
[tonnetje, veldfles, 2 literfles]
<via Afrikaans>
datering: 1835 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk. fr. earlier Du. vaatje.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vaatjie
[tonnetje, veldfles, 2 literfles]
<via Afrikaans>
-
▾ vacant
[onbezet]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1569;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Papiaments
vacant
†verouderd
[onbezet]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 106
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Papiaments
vacant
†verouderd
[onbezet]
-
▾ vacatie
[het onbezet-zijn]
-
▾ Indonesisch
pakasi, vakasi
[het onbezet-zijn]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: uang pakasi = presentiegeld
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
pakasi, vakasi
[het onbezet-zijn]
-
▾ vacature
[openstaande betrekking]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1569;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
vakature
[openstaande betrekking]
-
▾ Indonesisch
vakature
[openstaande betrekking]
-
▾ vaccin
[entstof]
-
▾ Indonesisch
vaksin(a)
[entstof]
-
▾ Indonesisch
vaksin(a)
[entstof]
-
▾ vaccinateur
[persoon die tegen koepokken inent]
-
▾ Ambons-Maleis
vaksinatér
[persoon die tegen koepokken inent]
-
▾ Indonesisch
vaksinator
[iemand die vaccineert]
-
▾ Ambons-Maleis
vaksinatér
[persoon die tegen koepokken inent]
-
▾ vaccinatie
[inenting met koepokstof]
-
▾ Indonesisch
vaksinasi
[inenting met koepokstof]
-
▾ Indonesisch
vaksinasi
[inenting met koepokstof]
-
▾ vacht
[haarkleed]
-
▾ Duits
Vacht
(dialect)
[haarkleed]
-
▾ Duits
Vacht
(dialect)
[haarkleed]
-
▾ vacuüm
[luchtledig]
-
▾ Chinees
zhenkong
[luchtledig]
<via Japans>
status: ontlening onzeker ; betekenisontlening
etymologie: Van Jap. shinku
bron: Kuiper 1993 (Kuiper)
-
▾ Indonesisch
pakum, vakum
[luchtledig]
-
▾ Japans
shinkū
[luchtledig, lett. werkelijk leeg]
datering: 1784 (1751-1800)
status: ontlening onzeker ; betekenisontlening
etymologie: Kyuriki horon
bron: Kuiper 1993 (Kuiper, 131)
-
▾ Chinees
zhenkong
[luchtledig]
<via Japans>
-
▾ vadem
[maateenheid]
-
▾ Arowaks
fadem
[maateenheid]
-
▾ Negerhollands
fādem
[maateenheid]
-
▾ Papiaments
vaam
†verouderd
[maateenheid]
-
▾ Arowaks
fadem
[maateenheid]
-
▾ vademecum
[naslagwerkje]
-
▾ Indonesisch
vadémékum
[naslagwerkje]
-
▾ Jakartaans-Maleis
pakem
[naslagwerkje]
-
▾ Indonesisch
vadémékum
[naslagwerkje]
-
▾ vader
[mannelijke ouder]
zelfstandig naamwoord ; datering: 776-800;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Ambons-Maleis
fader
[aanspreekvorm voor een man van de leeftijd van iemands vader]
-
▾ Berbice-Nederlands
fadir
[mannelijke ouder]
-
▾ Deens
fadder
[peetoom of peettante]
datering: 1878 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fadderskab=peetschap
etymologie: fra nedertysk vadder, gevadder ¯ efter middellatin compater (åndelig) 'medfader' idet dåben opfattedes som en ny fødsel hvorved dåbsvidnerne kom i åndeligt slægtskab med barnet
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fries
fader
[man met kinderen; God als schepper, voortbrenger; voorvader]
-
▾ Javindo
fader
[mannelijke ouder]
-
▾ Negerhollands
vader, fādǝ
[mannelijke ouder]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vader (old 1776, Hesseling 1905: 216), fādǝ (djdj 1926)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 216)
-
▾ Noors
fadder
[peetoom, mentor, geestelijke vader]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty (ge)vaddere(e), etter lat. compater; FuT: von mnd. vadder(e) (…) das wort gibt das lat. compater wieder, eigentlich 'mitvater'
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
fadder
[peetoom of peettante]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fadder; av lågty. vadder med samma bet., även gevadder (ty. Gevatter); efter lat. compater 'medfader'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
fader
[aanspreekvorm voor een man van de leeftijd van iemands vader]
-
▾ vaderland
[land van de voorvaderen]
-
▾ Fries
faderlân
[land van de voorvaderen]
datering: 1821 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: faderlânsk, faderlander
bron: WFT 1984-2010 (WFT)
-
▾ Negerhollands
vaderland
[land van de voorvaderen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 267)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
Fatherland
†verouderd
[benaming voor uit Nederland geïmporteerde runderrassen]
datering: 1852 (1851-1900)
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: tr. Du. Vaderland.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Fries
faderlân
[land van de voorvaderen]
-
▾ vaderlandsliefde
[liefde tot het vaderland]
-
▾ Fries
faderlânsleafde
[liefde tot het vaderland]
-
▾ Fries
faderlânsleafde
[liefde tot het vaderland]
-
▾ vaderstad
[stad der vaderen]
-
▾ Fries
faderstêd
[stad der vaderen; het hemels Jeruzalem]
-
▾ Fries
faderstêd
[stad der vaderen; het hemels Jeruzalem]
-
▾ vagebond
[landloper]
-
▾ Sranantongo
fagabundo
[landloper]
-
▾ Sranantongo
fagabundo
[landloper]
-
▾ vagina
[schede]
-
▾ Indonesisch
vagina
[schede]
-
▾ Menadonees
vagina
[schede]
-
▾ Indonesisch
vagina
[schede]
-
▾ vaginaal
[m.b.t. de schede]
-
▾ Indonesisch
vaginal
[m.b.t. de schede]
-
▾ Indonesisch
vaginal
[m.b.t. de schede]
-
▾ vak
[beroep, schoolvak]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1808;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Boeginees
pá
[schoolvak]
-
▾ Deens
fag
[beroep]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vak egl. 'noget sammenføjet', derefter om et (ved sammenføjning) afgrænset felt el. område, ænyd. d. s. (i bet. 1.1); ligesom sv. fack laant fra ty. fach; besl. m. Fuge, føje osv.; grundbet.: noget sammenføjet, derefter: (ved sammenføjning) afgrænset omraade (m. h. t. bet. jf. Binding))
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Fries
fak
[beroep, schoolvak]
-
▾ Indonesisch
vak
[onderwerp van studie; discipline, tak van wetenschap; beroep; beroeps-]
-
▾ Javaans
fak
[studierichting]
status: ontlening onzeker
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Menadonees
vak
[schoolvak]
-
▾ Papiaments
vak
[schoolvak]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Boeginees
pá
[schoolvak]
-
▾ vak
[begrensd deel]
-
▾ Deens
fag
[begrensd deel, dat wat binnen twee dragende elementen zit in een bouwwerk]
datering: 1739 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vak egl. 'noget sammenføjet', derefter om et (ved sammenføjning) afgrænset felt el. område , ænyd. d. s. (i bet. 1.1); ligesom sv. fack laant fra ty. fach; besl. m. Fuge, føje osv.; grundbet.: noget sammenføjet, derefter: (ved sammenføjning) afgrænset omraade (m. h. t. bet. jf. Binding))
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Frans
faquin
†verouderd
[zakkendrager, sjouwer; houten of strooien pop gebruikt bij een steekspel; ploert]
datering: 1534 (1501-1550)
status: ontlening onzeker ; afleiding
afleidingen en samenstellingen: FEW: faquinet, faquiner, faquinerie, faquinage, course de faquin
etymologie: PR: 1534 `portefaix'; de l'a.fr. facque, néerl. fak `poche'.FEW: Noemt allereerst de mfr.(facque) en dialektvormen, afgeleid van mndl. vac/fac. De etymologie geeft geen antwoord er op, hoe faquin uit facque is ontstaan. Sp. pg. it. varianten van faquin zijn al tientallen jaren eerder dan faquin aangetroffen. Zie trefwoord 'fac'.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1991 Wartburg 1928 (PRobert, Walter 2, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Frans
facque
†verouderd
(dialect)
[zak]
datering: 1532 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: FEW: faquinet, faquiner, faquinerie, faquinage, course de faquin
etymologie: FEW: Noemt allereerst de mfr.(facque) en dialektvormen, afgeleid van mndl. vac/fac. De etymologie geeft geen antwoord er op, hoe faquin uit facque is ontstaan. Sp. pg. it. varianten van faquin zijn al tientallen jaren eerder dan faquin aangetroffen. Zie trefwoord 'fac'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Noors
fag
[begrensd deel, begrensd gebied]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty, eg. 'noe sammenføyd'; FuT: dem nd. vak entlehnt und gehört dem westgerm. sprachzweig an: mnd. vak 'einzäunung, zaun, abgeteilter raum (holl. vak)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
vak
†verouderd
[begrensd deel]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 106
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Sranantongo
faki
[begrensd deel]
-
▾ Tamil
vakku
(dialect)
[begrensd deel, gemaakt van steen of cement]
-
▾ Zweeds
fack
[begrensd deel]
datering: 1836 (1801-1850)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: bankfack, handskfack, plånboksfack
etymologie: sedan 1836; av lågty. fack 'låda; avdelning'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fag
[begrensd deel, dat wat binnen twee dragende elementen zit in een bouwwerk]
-
▾ vakantie
[vrije tijd]
-
▾ Aucaans
fakansi
[vrije tijd]
-
▾ Boeginees
pakânsi
[vrije tijd]
-
▾ Duits
Vakanze
(dialect)
[schoolvakantie, vrije tijd]
status: Ambigu: Nederlands of Frans ; ontlening onzeker
etymologie: Vakanze, zu frz. vacance, ndl. vacantie, fəkants MüEif; fa- Köln-Stdt, Monsch, Jül, Aach (-kaŋks Eschw), Kemp, Kref; fi- Klev-Kessel; fakansi Klevld , Pl. -ə(n); [urkdl. vacantzen Aach 1429; vacancie 1491] f.: 1. Schulferien; mer han V.; de V. ömkrige; de Lehrer es en de V. — 2. kants freie Zeit für etwas; mer han jo noch K. Dür.
bron: RhWB 1928-1971 (RhWB)
-
▾ Fries
fakânsje
[vrije tijd]
-
▾ Indonesisch
pakansi, vakansi
[vrije tijd]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: berpakansi = op vakantie gaan
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Makassaars
pakânsi
[vrije tijd]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: appakânsi = vakantie hebben
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
fakangsi
[vrije tijd]
-
▾ Papiaments
fakansi
[vrije tijd]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: plan di vakansi / fakansi (vakantieplan)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sranantongo
fakansi
[vrije tijd]
-
▾ Surinaams-Javaans
fakansi
[vrije tijd]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fakansi gedhé = grote vakantie
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Aucaans
fakansi
[vrije tijd]
-
▾ vakbond
[vakvereniging]
-
▾ Fries
fakbûn
[vakvereniging]
-
▾ Indonesisch
pakbon, vakbon
†verouderd
[vakvereniging]
-
▾ Sranantongo
fakbontu
[vakvereniging]
-
▾ Fries
fakbûn
[vakvereniging]
-
▾ val
[touw om zeil mee te hijsen of af te halen]
-
▾ Azeri
fal
[touw om zeil mee te hijsen of af te halen]
<via Russisch>
-
▾ Bulgaars
fal
[touw om zeil mee te hijsen of af te halen]
-
▾ Deens
fald
[touw om zeil mee te hijsen of af te halen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nt. ell. holl. vall
bron: (Jysk Ordbog, OOD, Hammerich 45, Arnesen)
-
▾ Fins
falli, walli
[touw om zeil mee te hijsen of af te halen]
<via Zweeds>
datering: 1862 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Ginneken 1913-1914 (Stjerncreutz, NMS, JvG, NSSK)
-
▾ Lets
falle
[touw om zeil mee te hijsen of af te halen]
-
▾ Litouws
falas
[touw om zeil mee te hijsen of af te halen]
-
▾ Noors
fall
[touw om zeil mee te hijsen of af te halen]
status: ontlening onzeker
bron: (Arnesen, Hammerich 45)
-
▾ Oekraïens
vál
[touw om zeil mee te hijsen of af te halen]
<via Russisch>
-
▾ Pools
fał
[touw om zeil mee te hijsen of af te halen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: kontrafał
etymologie: hol.vanglijn "lina cumownicza"
bron: (Wladyslaw Kopalinski; http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Russisch
vál
[touw om zeil mee te hijsen of af te halen]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. val dass. oder ndd. fall, s. Meulen 221 ff., Matzenauer 154. Zweifelhaft ist die Herleitung aus engl. fall (Croiset v.d. Kop IORJ.15,4,21). Das Wort begegnet in vielen Zusammensetzungen, s. Meulen c.l. VdMeulen: Val. Lopend touw, waarm men een zeil of ander voorwerp hijst. T. Lijn, die gebezigd wordt om een gaffel, een ra, een zeil, enz. op te hijsen, v. L. P. M. vermelden vallen van stagzeilen (blz. 376), lijzeilen (blz. 379), van de stormfok (blz. 384), van de marse- en bramra's (blz. 8), van de gaffels (blz. 222, 225); bovendien worden vlaggen en wimpels met vallen geheschen, z. v. L.: vlaggeval, wimpel val. Russ. fal, drisse. Naar hun ra's heten: de fokkeval (W. blz. 61: de fockeval), Russ. fokafal; de grote ral (W. blz. 61: de grote val), Russ. grotafal; de marsevallen, Russ. marsafaly, aan de marsera's, en wel: de voormarseval, Russ. formarsafal; de grootmarseval, Russ. grotmarsafal; en de kruisval, vroeger kruismarseval, Russ. krjujsmarsafal, waarnaast krjujsel'fal uit Holl. kruiszeilval voorkomt; de bramvallen, Russ. bram faly, aan de bramra's, en wel: de voorbramval, Russ. forbramfal; de grootbramval, Russ. grotbramfal; en de grietjeval, vroeger kruisbramval, Russ. krjujsbramfal; op dezelfde manier verdeelt men de bovenbramvallen, Russ. bombramfaly, der bovenbramra's in: voorboven. bramval, Russ. forbombramfal; grootbovenbramval, Russ. grotbombramfal; en bovengrietjeval, vroeger kruisbovenbramcal, Russ. krjujsbombramfal; de bij W. blz. 62 voorkomende blinde val heet Russ. blindafal, de bovenblindeval, bij W. blz. 61, Russ. bomblindafal. Naar hun zeilen heten: de stag zeihallen, Russ. stakselfaly, b.v. de grootstengeslagzeilval, Russ. grolstengistaksel'fal, drisse de la grande voile d'étai de hunne; hiertoe behoren ook de kluiverval, Russ. kliverfal; de bovenkluiverval (thans: buitenkluiver- of jagerval), Russ. bomkliverfal; en de aapzeilval, Russ. apselfal, drisse de la voile d'étai d'artimon; verder heeft men de lijzeilvallen, Russ. lisel'faly, b.v. de grootbramlijzeilval, Russ. grotbramlisefal, drisse de la bonnette du grand perroquet, enz. De val van de breefok heet breefokkeval, Russ. brifokfal; die van de gaffel draagt den naam van dirkval (z. ald.), Russ. dirikfal, drisse du pic; de vlag wordt geheschen met de vlaggeval, Russ. flag fal, drisse de pavillon; de wimpel niet de wimpelval, Russ. vympelfal, drisse de flamme.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Zweeds
fall
[touw om zeil mee te hijsen of af te halen]
datering: 1689 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1689; trol. av lågty. val med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Azeri
fal
[touw om zeil mee te hijsen of af te halen]
<via Russisch>
-
▾ val
[muizenval]
-
▾ Frans
falète
(dialect)
[muizenval]
-
▾ Frans
falète
(dialect)
[muizenval]
-
▾ valblok
[blok waardoor de val gaat]
-
▾ Russisch
falblok
[blok waardoor de val gaat]
status: ontlening onzeker
etymologie: Valblok. Blok, waardoor de val vaart, vgl. W. blz. 64: 2 valblokken, 3 valblokken. Russ. falblok J., poulie de drisse. 1). vermeldt nog Russ. marsafalblok d. i. marsevalblok, z. P. M. biz. 84 en vgl. W. blz. 64: 1 marssevalblok met 2 schijven (blokken van de grote steng; blokken tot de voorstengh).
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
falblok
[blok waardoor de val gaat]
-
▾ vale haai
[soort haai]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vaalhaai
[ruwe haai]
<via Afrikaans>
datering: 1947 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans, f. Du. vaal pale + haai shark.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vaalhaai
[ruwe haai]
<via Afrikaans>
-
▾ validatie
[erkenning van een wissel]
-
▾ Indonesisch
validasi
[erkenning van een wissel]
-
▾ Indonesisch
validasi
[erkenning van een wissel]
-
▾ valies
[koffer]
-
▾ Aucaans
falisi
[koffer]
-
▾ Indonesisch
valis
[koffer]
-
▾ Negerhollands
valis
[valies, handtas]
-
▾ Papiaments
falis, valis (ouder: valies)
[koffer]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Putman1859 p.111: "Gy moet mijn valies achter het zadel gespen. - Bo mester gesp mi valies tras di sieja". ; Uit Ewijk p. 106
bron: (Joubert PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Sarnami
phális
[koffer]
-
▾ Sranantongo
fâlis
[koffer]
-
▾ Aucaans
falisi
[koffer]
-
▾ valk
[roofvogel]
-
▾ Deens
falk
[roofvogel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: nedertysk valke, vâleke ¯ vist afledt af vale 'bleg, grå, vissen, falmet' egl. 'gråhvid fugl' , FuT: = mnd. valke (holl. valk). Die etymologie ist sehr umstritten, so in erster linie darüber ob das wort ursprünglich germ. oder roman. ist
bron: Becker-Christensen 2005 Falk 1910-1911 (PNOE, FuT)
-
▾ Noors
falk
[roofvogel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: norr falkr, fra lty; FuT: = mnd. valke (holl. valk). Die etymologie ist sehr umstritten, so in erster linie darüber ob das wort ursprünglich germ. oder roman. ist
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
falk (Bon.) falki (ouder: valki)
[roofvogel, familie der Falconidae; witstaartbuizerd (Buteo albicaudatus)]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p. 36; Uit Ewijk p. 106
bron: (Joubert PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Deens
falk
[roofvogel]
-
▾ vallei
[dal]
-
▾ Amerikaans-Engels
fly, flye, vly, vlaye
[moeras, kreek]
datering: 1675 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: Du. dial. vlei 'valley'.; CITAAT: 1675 On part frunting on the lott of John Ellisons which lys in the fly; [...] 1809 The renowned feuds of Broadway and Smith fly - the subject of so many fly market romances and schoolboy rhymes. 1832 From the Fly or Vly Market, Maiden-lane commenced, exceedingly narrow; [...] 1904 Have you reason to believe that an attempt has been made to fire the owl Vlaie?
bron: Carpenter 1908-1909 Clapin 1902 Craigie 1938-1944 Mencken 1937-1948 Urdang 1983 (Craigie, Urdang, Neumann, Clapin, Carpenter, Mencken 109, Sup. I, Van der Sijs 2009)
-
▾ Engels
vlei, fly
[ondiepe waterpoel (Z.Afr); moeras (USA)]
datering: 1793 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: vleibossie, vleigras, vlei loerie (vogelsoort)
etymologie: Du. dial. vlei, reduced form of Du. vallei valley.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Negerhollands
falei
[dal]
-
▾ Sloveens
vlej
[laaggelegen vallei met een ondiep meer]
<via Afrikaans>
-
▾ Amerikaans-Engels
fly, flye, vly, vlaye
[moeras, kreek]
-
▾ vallen
[omlaaggaan]
-
▾ Berbice-Nederlands
falu
[omlaaggaan]
-
▾ Negerhollands
val, fāl
[omlaaggaan]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker ; verbastering
etymologie: val (old 1776, Hesseling 1905), fāl (djdj 1926). phonetisch invloed van het engelse 'fall'
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Berbice-Nederlands
falu
[omlaaggaan]
-
▾ vallende ziekte
[epilepsie]
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
fallende sic
[epileptisch]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
fallende sic
[epileptisch]
-
▾ valletje
[afhangende strook of zoom]
-
▾ Papiaments
valchi (Ar.); falchi
[afhangende strook of zoom]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
valchi (Ar.); falchi
[afhangende strook of zoom]
-
▾ vallijn
[touw waarmee het anker aan de boot vastzit, of aan speciale haken in de haven]
-
▾ Bulgaars
falin
[touw waarmee het anker aan de boot vastzit, of aan speciale haken in de haven]
-
▾ Bulgaars
falin
[touw waarmee het anker aan de boot vastzit, of aan speciale haken in de haven]
-
▾ valreep
[touwladder om aan boord te klimmen]
-
▾ Azeri
falrep
[touwladder om aan boord te klimmen]
<via Russisch>
-
▾ Deens
faldereb
[touwladder om aan boord te klimmen]
datering: 1752 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: på falderebet=op de valreep, stå ved falderebet=op het punt staan om iets te doen, give faldereb=iemand met honneur ontvangen, falderebsgast=militaire matroos die de militaire groet geeft
etymologie: efter nederlandsk valreep el. tysk Fallreep; egl. 'reb(stige) til at lade sig glide ned ad', fx til at tage lods om bord, efter holl. valreep . DDO: efter hollandsk valreep 'tov til at lade sig glide ned fra skibet'. OOD: efter holl. valreep, jf. ty. fallreep; vist egl.: reb til at holde sig fast i ell. glide ned ad, naar man “falder i baadene”, se II. falde 4.7, jf. Faldtov
bron: (PNOE, OOD, DDO, Arnesen, Hammerich 45)
-
▾ Fins
fallreepi, wallreepi
[touwladder om aan boord te klimmen]
<via Zweeds>
- ▾ Noors fallreip, fallrep [op schip: opening in de schansbekleding]
-
▾ Oekraïens
fálrep
[touwladder om aan boord te klimmen]
<via Russisch>
-
▾ Pools
falrep
[touwladder om aan boord te klimmen]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Russisch
fálrep
[touwladder om aan boord te klimmen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ook: fálerp
etymologie: Aus ndl. valreep dass., s. Meulen 222, Matzenauer 154. VdMeulen: Valreep. Een touw, door wiens hulp men bij het schip nederklimt. W. Een reep of touw, waarlangs het bootsvolk uit het schip in boot of sloep afglijdt , dat zij vallen noemen , maar nu werd tot gemak van reeders en andere beren , enz., die aan boord gelieven te komen, een ladder, naar het beloop van het schip gemaakt, uitgehangen, waarlangs men met gemak op en af klimmen kan. WINSCH. Valreep is eigenlijk het afhangend touw, dat dient tot zekerheid en gemak van hem, die aan boord komt of van boord gaat langs de daarvoor gemaakte inrichting of trap; bij uitbreiding wordt de trap of ladder. . . . ook wel valreep genoemd. T. Russ. falrep, tire-veille (corde servant de rampe a, 1'escalier extérieur d'un navire). Hierbij een adj. fálrepnyj, b.v. in: fálrepnyj knop, noeud de tire-veille, valreepsknoop , z. P. M. blz. 131 , of in: fálrepnyj trup (bij J. vermeld op paradnyj trap), échelle de comniandenient, staatsietrap, eigenlijk de trap, waarlangs de valreep hangt, valreeptrap (v. L.); gesubstantiveerd wordt het adj. fálrepnyj gebezigd, om een der mannen aan te duiden, die aan een hooggeplaatst personage den valreep aanbieden ; voor den tsaar wijst men daartoe officieren aan, die dezen naam dragen, (Gosudarj u falrepnymi stavjat oficerov. D.)
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Zweeds
fallrep
[touwladder om aan boord te klimmen; saluut wanneer een officier het schip betreedt; touw gebruikt bij gymnastiekoefeningen]
datering: 1700 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: komma på fallrepet (op het laatste moment aankomen)
etymologie: NEO; Hist.: sedan ca 1700; av nederl. valreep med samma bet., till vallen 'falla' och reep 'rep, tåg'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Azeri
falrep
[touwladder om aan boord te klimmen]
<via Russisch>
-
▾ vals
[onjuist, gemeen, onecht, onzuiver van toon]
-
▾ Ambons-Maleis
pas, pals, vals
[vals, niet oprecht]
-
▾ Boeginees
pâlessu
[onecht]
-
▾ Creools-Portugees (Malakka)
palsu
[onjuist]
<via Indonesisch>
status: ontlening onzeker
bron: Baxter 2004 (Baxter, Alan N. & Patrick de Silva (2004), A Dictionary of Kristang (Malacca Creole Portuguese) with an English-Kristang finderlist (Pacific Linguistics 564), Canberra.)
-
▾ Deens
falsk
[onjuist, onecht, onzuiver van toon]
datering: 1764 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk valsch ¯ latin falsus egl. perf.ptc. af fallere 'bedrage'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Duits
falsch
[onjuist, onecht, verkeerd, oneerlijk, onoprecht, boos]
status: ontlening onzeker ; betekenisontlening
etymologie: Duden Universal:mhd. valsch (unter Einfluss von mniederl. valsc) < afrz. fals < lat. falsus= falsch, irrig, Bluhme: Nederlands: Lehnwort: nl. < afrz. < lat.
bron: Duden Universal 2003 (Duden Universal, Bluhme)
-
▾ Indonesisch
fals, pales; palsu
[onzuiver van toon; onecht, namaak, oneerlijk]
-
▾ Jakartaans-Maleis
palsu
[onecht]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: malsuin = vervalsen
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Javaans
falsu
[onecht]
status: ontlening onzeker
etymologie: Oost-Javaans fales, onzuiver van toon bron: veldwerk T. Hoogervorst 2006
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Kupang-Maleis
fals
[onjuist van toon (muziek)]
-
▾ Madoerees
palso
[vals, gewaand, pseudo, onecht]
-
▾ Makassaars
pâlusú
[onecht]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ammâlusú = vervalsen
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
fals
[oneerlijk, onzuiver van toon (van stem)]
-
▾ Menadonees
palsu
[onecht]
-
▾ Negerhollands
valsch, vals
[onjuist, schadelijk]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: meineed = valsch eid
etymologie: valsch (old 1776), vals (Hesseling 1905: 198)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 198)
-
▾ Noors
falsk
[onecht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: bO: gj lty fra lat. falsus; FuT: ist dem mnd. valsk (holl. valsch) entlehnt. Das wort ist das lat. falsus, mit germ. endung versehen
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Soendanees
palsu
[bedrieglijk]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dipalsu=bedrogen worden
bron: Coolsma 1913 (Coo1913)
-
▾ Sranantongo
farsi (ouder: falsi), fals
[wraakzucht; onjuist, gemeen, onecht, onzuiver van toon; vervalsen]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Blanker 2005 Focke 1855 (Woordenlijst S-N, Fo, Prisma S-N 2005)
-
▾ Zweeds
falsk
[onjuist, onecht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. falsker; av lågty. valsch; av lat. falsus 'falsk', eg. perf. part. av fallere 'bedra'; jfr 2fallera
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
pas, pals, vals
[vals, niet oprecht]
-
▾ valselijk
[in strijd met de werkelijkheid of de waarheid]
-
▾ valsheid
[bedrieglijkheid, oneerlijke daad]
-
▾ Negerhollands
valschheit, valskeet, valsheid
[bedrieglijkheid, oneerlijke daad, veinzerij]
datering: 1755 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: valschheit (old 1776), valskeet (Rossem 1996: 103), valsheid (Hesseling 1905: 209)
bron: Hesseling 1905 Rossem 1996 (old 1776, Rossem 1996: 103, Hesseling 1905: 209)
-
▾ Negerhollands
valschheit, valskeet, valsheid
[bedrieglijkheid, oneerlijke daad, veinzerij]
-
▾ valuta
[betaalmiddel, wisselwaarde]
-
▾ Indonesisch
valuta
[betaalmiddel, wisselwaarde]
-
▾ Sranantongo
faulta, faluta
[betaalmiddel, wisselwaarde]
-
▾ Indonesisch
valuta
[betaalmiddel, wisselwaarde]
-
▾ valwater
[(Surinaams-Nederlands) eb]
-
▾ Sranantongo
falawatra
[eb]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Sranantongo
falawatra
[eb]
-
▾ valwind
[neerslaande landwind]
-
▾ Ambons-Maleis
palwin
[neerslaande landwind]
status: ontlening onzeker
etymologie: Liefst nog 'angin palwin' voor hetzelfde begrip. Dergelijke pleonasmen zijn bij de Ambonees niet zeldzaam, zo spreekt hij steeds van 'minjaq petroli', ook wel van 'piso pĕnemes', ja ik heb hem zelfs wel eens 'medja ampat virkan' horen zeggen.
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Ambons-Maleis
palwin
[neerslaande landwind]
-
▾ vampier
[dode die bloed uitzuigt]
-
▾ Indonesisch
vampir
[dode die bloed uitzuigt]
-
▾ Indonesisch
vampir
[dode die bloed uitzuigt]
-
▾ van
[familienaam (oorspr.: naam beginnend met Van)]
-
▾ Ambons-Maleis
vam, fam
[geslachtsnaam]
status: ontlening onzeker
etymologie: De inlander, zowel Christen als Mohamedaan, is hier tenminste zover, dat hij er geslachtnamen op nahoudt. De voornamen der Christenen zijn evenwel bijna allen aan de bijbel ontleend en soms zo verbasterd, dat de eigenlijke naam niet meer is uit te vinden. Zo vond ik bijv. dezer dagen nog in een officieel stuk de naam van Andarias Ondernikus (Andreas Dominikus?).
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Deens
van
[eerste deel van Nederlandse namen]
status: ontlening onzeker
etymologie: OPRINDELSE: holl. af, fra.
bron: Brüel 1993 Hårbøl 2004 (Fremmedordbog, Fremmed2)
-
▾ Kupang-Maleis
fam
[familienaam]
-
▾ Menadonees
fam
[familienaam]
-
▾ Noors
van
[eerste deel van Nederlandse namen]
-
▾ Ternataans-Maleis
fam
[familienaam]
-
▾ Ambons-Maleis
vam, fam
[geslachtsnaam]
-
▾ van
[voorzetsel]
-
▾ Berbice-Nederlands
fan
[voorzetsel]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
fam
[voorzetsel]
<via Negerhollands>
-
▾ Javindo
fan
[voorzetsel]
-
▾ Negerhollands
van, fan, fa, fam
[voorzetsel]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: van (Magens 1770, old 1776), fan, fa, fam (djdj 1926). old 1776: van 's morgens tot 's avonds = van vroe tee donker. van begin tot eind = van begin tee na die end. fam is waarschijnlijk een verbastering van het engelse 'from'. djdj 926: fa am = zijn eigen ('van hem'), fa mi - mijn eigen ('van mij'), fa ēn mi di andǝ = van elkaar, uit elkaar
bron: Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, djdj 1926)
-
▾ Berbice-Nederlands
fan
[voorzetsel]
-
▾ Van 't Hoff-vergelijking
[chemische en thermodynamische regels van J. H. van 't Hoff]
-
▾ Engels
van't Hoff equation, Van't Hoff equation
[chemische en thermodynamische regels van J. H. van 't Hoff]
datering: 1888 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: the name of J.H. van't Hoff (1852-1911), Dutch chemist. In Du. (rarely in Eng.) written van 't Hoff
bron: OED2 1989 (OED2; Van der Sijs 1998)
-
▾ Engels
van't Hoff equation, Van't Hoff equation
[chemische en thermodynamische regels van J. H. van 't Hoff]
-
▾ Van de Kater-mazurka
[naam voor een bepaalde dans]
-
▾ Javaans
pan dhe katermasokah
[naam van een mazurka die naar een Van de Kater genoemd is]
-
▾ Javaans
pan dhe katermasokah
[naam van een mazurka die naar een Van de Kater genoemd is]
-
▾ van den Bergh-test
[bepaalde bloedtest, genoemd naar de Nederlandse arts A.A.H. van den Bergh]
-
▾ Engels
van den Bergh-test
[bepaalde bloedtest, genoemd naar de Nederlandse arts A.A.H. van den Bergh]
status: ontlening onzeker
etymologie: naar de Nl. natuurkundige A.A.H. van den Bergh, geboren 1943
bron: Webster 1961 (Webster)
-
▾ Engels
van den Bergh-test
[bepaalde bloedtest, genoemd naar de Nederlandse arts A.A.H. van den Bergh]
-
▾ Van den Broek
[eigennaam]
-
▾ Javaans
Pandhebruk
[titel van een bepaalde gamelancompositie, genoemd naar ene Van den Broek]
-
▾ Javaans
Pandhebruk
[titel van een bepaalde gamelancompositie, genoemd naar ene Van den Broek]
-
▾ Van Diemensland
[vroegere naam voor Tasmanië, naar Anthonie van Diemen, gouverneur-generaal van Nederlands-Indië]
-
▾ Engels
Vandemonian
[(inwoner) van Tasmanië]
datering: 1840 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: vandemonianism, rough or unmannerly behaviour; rowdyism.
etymologie: f. Van Diemen('s Land, the original name of Tasmania, given by its discoverer Tasman in 1642 in honour of Anthony Van Diemen (1593–1645), governor of the Dutch East Indies.
bron: OED2 1989 (OED2, Van der Sijs 1998)
-
▾ Engels
Vandemonian
[(inwoner) van Tasmanië]
-
▾ van doen
[nodig]
-
▾ Ambons-Maleis
van dun
[nodig]
status: ontlening onzeker
etymologie: tra van dun = niets mee te maken
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Menadonees
fandung
[nodig]
-
▾ Sranantongo
fandun
[nodig; mee te maken hebben]
-
▾ Ambons-Maleis
van dun
[nodig]
-
▾ Van Dyck
[eigennaam van een 17e-eeuwse schilder]
-
▾ Engels
Vandyke, Vandike, Vandyck, Van Dyke
[schilderij van Anthony van Dyck; kanten puntkraag, puntbaardje (zoals op de schilderijen van Van Dyck)]
datering: 1751 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Hence as vb. provide with deep-cut points or zigzag ornament. xviii; Vandyke beard, Van Dyckian, vandyked, vandyking
etymologie: Name of Sir Anthony Vandyke (anglicized form of Van Dyck), Flemish painter 1599-1641.
bron: Onions 1983 (ODEE, OED2)
-
▾ Engels
Vandyke, Vandike, Vandyck, Van Dyke
[schilderij van Anthony van Dyck; kanten puntkraag, puntbaardje (zoals op de schilderijen van Van Dyck)]
-
▾ Van Gelder-papier
[papier vervaardigd door de Nederlandse papierfabrikant Van Gelder]
-
▾ Van Gogh
[aardappelsoort, genoemd naar de schilder van de Aardappeleters, Vincent van Gogh]
-
▾ Deens
Van Gogh
[aardappelsoort, genoemd naar de schilder van de Aardappeleters, Vincent van Gogh]
-
▾ Duits
Van Gogh
[aardappelsoort, genoemd naar de schilder van de Aardappeleters, Vincent van Gogh]
-
▾ Engels
Van Gogh
[aardappelsoort, genoemd naar de schilder van de Aardappeleters, Vincent van Gogh]
-
▾ Fins
VanGogh (peruna)
[aardappelsoort, genoemd naar de schilder van de Aardappeleters, Vincent van Gogh]
-
▾ Frans
Van Gogh
[aardappelsoort, genoemd naar de schilder van de Aardappeleters, Vincent van Gogh]
-
▾ Noors
Van Gogh
[aardappelsoort, genoemd naar de schilder van de Aardappeleters, Vincent van Gogh]
-
▾ Zweeds
Van Gogh, Van Gogh potatis
[aardappelsoort, genoemd naar de schilder van de Aardappeleters, Vincent van Gogh]
-
▾ Deens
Van Gogh
[aardappelsoort, genoemd naar de schilder van de Aardappeleters, Vincent van Gogh]
-
▾ Van Helmont
[eigennaam van een Vlaamse chemicus]
-
▾ Frans
jeux de Van Helmont
†verouderd
[mergelvariëteit]
datering: 1873 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Van Helmont (1577-1644) war ein berühmter chemiker und arzt, in Brüssel geboren. Von wem und warum sein name mit dieser art mergel verbunden wurde, war nicht festzustellen.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
jeux de Van Helmont
†verouderd
[mergelvariëteit]
-
▾ Van Houten-chocolade
[chocolade van een bekende Nederlandse chocoladefabrikant]
-
▾ Fins
Van Houten Kaakoa
[chocolade van een bekende Nederlandse chocoladefabrikant]
-
▾ Fins
Van Houten Kaakoa
[chocolade van een bekende Nederlandse chocoladefabrikant]
-
▾ van node
[nodig]
-
▾ Aucaans
fanowdoe
[nodig]
<via Sranantongo>
-
▾ Deens
fornøden
[noodzakelijk]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: omdannet med for- af nedertysk van noden, tysk vonnöten, egl. 'af nød'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, EO)
-
▾ Noors
fornøden
[nodig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: omdannet av lty van noden, ty. vonnöten, eg. 'av nød'; FuT: eigentlich nur adv., von mnd. van nôden = nhd. vonnöten
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
fanowdu (ouder: fannodoe)
[nodig, noodzakelijk]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Aucaans
fanowdoe
[nodig]
<via Sranantongo>
-
▾ van onderen
[uitroep om uit de weg te gaan wanneer iets van boven valt]
-
▾ Azeri
polundra
[uitroep om uit de weg te gaan wanneer iets van boven valt]
<via Russisch>
-
▾ Oekraïens
polúndra
[uitroep om uit de weg te gaan wanneer iets van boven valt]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
polúndra, palúndra
[opgepast, ruimte!]
datering: 1806 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. van onderen 'von unten' mit Dissimilation n-n zu l-n, s. Meulen 223. VdMeulen: Van onderen, uitroep om uit de weg te gaan wanneer iets van boven valt of wordt neergelaten. Russ. palúndra, polúndra, dat ook gebezigd wordt in verbindingen en uitdrukkingen bij het heien, zie Zee- en Seheepst. 223. VdMeulen 1909: Van onderen. Heila! van onderen ! elliptische uitdrukking voor : pas op, gij die beneden staat! waarschuwingsroep aan degenen, die beneden op straat zich bevinden, bij het uitwerpen of laten zakken van voorwerpen uit een luik of venster van een bovenverdieping. Ned. Wdb., vgl. de bekende plaats in de Camera Obscura (GERRIT WITSE), waar KLAARTJE DONZE het meer dan akelig vond, „als er van ogenblik tot ogenblik iets uit de lucht werd neergelaten , dat van onderen scheen genoemd te worden". Russ. palundra, polundra, gare dessous! stand from under! Het Russ. woord is niet, zoals V. heeft, uit Holl. val onder (vgl. 1).: ling. fait'under), maar uit van onderen, waarbij de eerste n door dissimilatie tot l werd. V. verklaart als volgt: slovo, kotoroe kričat obyknovenno kogda chotjat s marsa iii voobšče sverchu čto nibuď brosiť na palubu; etitn slovom predosteregajut stojaščich na palubě, čto by oni postoronilis'. (woord, dat men gewoonlijk schreeuwt, wanneer men iets van de mars of in 't algemeen van boven op dek wil werpen; met dit woord waarschuwt men de op dek staande personen, om op zij te gaan.) en D. geeft nog het grappige voorbeeld: palundra! sam leču! zakričal matros, padavšij s marsu (van onderen! daar vlieg ik zelf! schreeuwde de matroos,' die uit de mars viel). Ook bij het heien is Russ. palundra, polundra gebruikelijk: het is hier een subst. fem. geworden (Gen. polundry), waarnaast een adj. polundrenyj voorkomt. De gewone Russische uitdrukking voor het inheien van palen, waarbij het heiblok door middel van de heimachine in de hoogte getrokken , dan plotseling uit zich zelf neervalt en op den paal neerkomt, is n.1.: bit' svai (palen inslaan) s polúndry of polundrennijin koprám ; het ontstaan van deze zegswijze is duidelijk: het is de waarschuwingsroep van onderen! om bij het neervallen van het heiblok op zij te gaan.
bron: Sijs 2006a (Vasmer, Cernych, VdMeulen 1909, VdMeulen 1959, Van der Sijs 2006)
-
▾ Azeri
polundra
[uitroep om uit de weg te gaan wanneer iets van boven valt]
<via Russisch>
-
▾ van pas
[gelegen]
-
▾ Negerhollands
van pas, vanpas
[gelegen, terecht]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: van pas (Magens 1770), vanpas (old 1776)
bron: Magens 1770 (Magens 1770, old 1776)
-
▾ Negerhollands
van pas, vanpas
[gelegen, terecht]
-
▾ Van Speijk
[naam van J.C.H. Van Speijk, die liever de lucht inging dan dat hij zijn schip aan de Belgen overgaf; hij stond bekend om zijn rood en zwarte weeshuiskostuum]
-
▾ Ambons-Maleis
panspèk
[politiemuts van schutters met karakteristieke rode en zwarte kleuren]
-
▾ Kupang-Maleis
panspèk
[politiemuts van schutters met karakteristieke rode en zwarte kleuren]
-
▾ Menadonees
panspèk
[politiemuts van schutters met karakteristieke rode en zwarte kleuren]
-
▾ Ternataans-Maleis
panspèk
[politiemuts van schutters met karakteristieke rode en zwarte kleuren]
-
▾ Ambons-Maleis
panspèk
[politiemuts van schutters met karakteristieke rode en zwarte kleuren]
-
▾ vanaf
[voorzetsel]
-
▾ Fries
fanôf
[voorzetsel]
-
▾ Negerhollands
van af
[voorzetsel]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776: vanaf deze dag = van deese dag af
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Fries
fanôf
[voorzetsel]
-
▾ vanavond
[op de avond van deze dag, op deze avond]
-
▾ Negerhollands
fanadunku
[op de avond van deze dag, op deze avond]
datering: 1926 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: op de laatste n staat een puntje en wordt een ŋ
bron: Josselin 1926 (djdj 1926)
-
▾ Negerhollands
fanadunku
[op de avond van deze dag, op deze avond]
-
▾ vandaag
[heden]
-
▾ Berbice-Nederlands
fandaka
[heden]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
fanda
†verouderd
[heden]
<via Negerhollands>
datering: 1981 (1951-2000)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Valls 1981, Vall 1990: fanduku = vannacht (geleendvia Negerhollands) (combinatie van 'fanda' en 'dunku')
bron: Valls 1981 Valls 1990 (Valls 1981, Valls 1990)
-
▾ Duits
vandage, vondoag, vondag
(dialect)
[heden]
status: ontlening onzeker
etymologie: Smet 83: dit kan men vandaag nog bij de Mennoniten horen, Bister, gebaseerd op woordenboek van W. Hermes: Krieewelsch van A bes Z. Ein Wörterbuch, Krefeld, 1978
bron: Kremer 1998 Mitzka 1958 Ponten 1968 Bister-Broosen 1989 (Smet 83, Bister, Kremer 08, Wiens, Mitzka, Ponten)
-
▾ Javindo
fandaag
[heden]
-
▾ Negerhollands
van dag, vandag, fandå, fandā, fanda
[heden]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: van dag (Magens 1770), vandag (old 1776, Hesseling 1905), fandå, fandā (djdj 1926), fanda (Robertson 1989)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 Magens 1770 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (Magens 1770, old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926, Robertson 1989)
-
▾ Skepi-Nederlands
fandak
[heden]
-
▾ Berbice-Nederlands
fandaka
[heden]
-
▾ vandaal
[iemand die vernielt]
-
▾ Indonesisch
vandal
[iemand die vernielt]
-
▾ Indonesisch
vandal
[iemand die vernielt]
-
▾ vandaar
[daarom]
-
▾ Duits
vandaan
(dialect)
[daar vandaan komend]
status: ontlening onzeker
etymologie: Heute ist vandaan nur im Krh. und Reiderl. und auf Borkum bei Alten gebräuchlich.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Fries
fandêr
[daarom]
-
▾ Duits
vandaan
(dialect)
[daar vandaan komend]
-
▾ vandalisme
[vernielzucht]
-
▾ Indonesisch
vandalisme
[vernielzucht]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: vandalis = vamdalist
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
vandalisme
[vernielzucht]
-
▾ Vandendriesschiet
[mineraal, genoemd naar de Belgische mineraloog A. Vandendriessche]
-
▾ Engels
vandendriesscheite
[mineraal, genoemd naar de Belgische mineraloog A. Vandendriessche]
<via Frans>
datering: 1947 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. F. vandendriesscheite (J.F. Vaes 1947 in Ann. de la Soc. géol. de Belgique: Bull. LXX 217), f. the name of A. Vandendriessche (1914-1940), Belgian mineralogist; see -ite
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Frans
vandendriesschéite
[mineraal, genoemd naar de Belgische mineraloog A. Vandendriessche]
status: ontlening onzeker
etymologie: a. F. vandendriesscheite (J.F. Vaes 1947 in Ann. de la Soc. géol. de Belgique: Bull. LXX 217), f. the name of A. Vandendriessche (1914-1940), Belgian mineralogist; see -ite
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Engels
vandendriesscheite
[mineraal, genoemd naar de Belgische mineraloog A. Vandendriessche]
<via Frans>
-
▾ Vanderbilt
[eigennaam van rijke Amerikaan van Nederlandse herkomst]
-
▾ vanderwaalskrachten
[kracht tussen moleculen]
-
▾ Deens
van der Waal-Kræfte
[kracht tussen moleculen]
-
▾ Engels
van der Waals forces
[kracht tussen moleculen]
datering: 1895 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: van der Waal attraction etc.
etymologie: the name of Johannes van der Waals (1837-1923), Dutch physicist
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Deens
van der Waal-Kræfte
[kracht tussen moleculen]
-
▾ vaneen
[uit elkaar]
-
▾ vangelijk
[(verouderd) gevangen genomen mogende worden]
-
▾ Negerhollands
vansglik
[gevangen genomen mogende worden]
-
▾ Negerhollands
vansglik
[gevangen genomen mogende worden]
-
▾ vangen
[pakken]
-
▾ Berbice-Nederlands
fanggi
[pakken]
-
▾ Deens
fange
[pakken]
datering: 1752 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vangen
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Ests
vangistada
[pakken]
-
▾ Fins
vangita
[pakken, gevangen nemen, van de vrijheid beroven]
<via Zweeds>
datering: 1501-1550
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 Bentlin 2008 (KH, NSSK, SKP, TN, Bentlin)
-
▾ Negerhollands
vang, fan
[pakken, bemachtigen, gevangen nemen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vang (old 1776, Hesseling 1905: 239), fan (djdj 1926). de n van 'fan' bevat een puntje en wordt een ŋ. djdj 1926: fan di pat = op weg gaan.
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 239)
-
▾ Noors
fange
[pakken, gevangen nemen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO; fra lty; FuT; entlehnt dem mnd. vangen, st. und schw. vb. (holl. vangen)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
fangu
[pakken]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Skepi-Nederlands
fank
[pakken]
-
▾ Sranantongo
fanga
[pakken; vangst; vangijzer]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Surinaams-Javaans
fangah, mangah
[geld ontvangen, iets vangen]
<via Sranantongo>
-
▾ Zweeds
fånga
[pakken, gevangen nemen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fanga; av lågty. vangen med samma bet.; nära besl. med 1få; jfr fiskafänge, fånge, fångst, fängelse
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Berbice-Nederlands
fanggi
[pakken]
-
▾ vangenis
[(verouderd) huis van bewaring]
-
▾ Deens
fængsel
[huis van bewaring]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: omdannet med suffikset -sel af nedertysk vengnisse afl. af vb. vangen (jf. fange) . Omgevormd met suffix -sel.
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Ests
vangla
[huis van bewaring]
-
▾ Fins
vankila
[huis van bewaring]
<via Zweeds>
datering: 1668 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (KH, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Zweeds
fängelse
[huis van bewaring]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fängelsecell, fängelsehåla, fängelsestraff, rannsakningsfängelse, statsfängelse, ungdomsfängelse
etymologie: före 1520; fornsv. fangilse, fängelse; ombildn. av lågty. vengnisse; jfr 1fånga, fånge
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fængsel
[huis van bewaring]
-
▾ vanglijn
[touw voor het vastmeren van een schip]
-
▾ Azeri
falin
[touw voor het vastmeren van een schip]
<via Russisch>
-
▾ Deens
fangeline
[touw voor het vastmeren van een schip]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra nt. fanglin, Hammerich 45: Nederlands
bron: (OOD, Alnæs, Hammerich 45)
-
▾ Engels
vang
[touw voor het vastmeren van een schip]
datering: 1701-1800 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: -Du. vang in vanglijn painter.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Noors
fangline
[touw voor het vastmeren van een schip]
-
▾ Oekraïens
fálin'
[touw voor het vastmeren van een schip]
<via Russisch>
-
▾ Pools
faleń
[touw voor het vastmeren van een schip]
status: ontlening onzeker
etymologie: hol.vanglijn "lina cumownicza""
bron: Kopaliński 2007 (Wladyslaw Kopalinski)
-
▾ Russisch
fálen', fálin'
[touw voor het vastmeren van een schip]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. vanglijn 'Fangleine', s. Meulen 222. VdMeulen: Vanglijn, scheepsterm: lijn of eind touw waarmede sloepen en roeiboten worden vastgelegd. Russ. falen', zie Zee- en Seheepst. 222. Daarnaast geeft Dal' 4, 1129 tevens fálirí, een vorm die ook bij Ušakov 4, 1053 voorkomt, door de laatste ten onrechte verklaard uit ndl. vallijn. Met russ. falen' naast fálin' uit ndl. vanglijn vergelijke men russ. portúlen' naast portúlin' uit ndl. portuurlijn (Zee- en Seheepst. 156), zie ook het slot van het artikel Rust en Rustlijn in Zee- en Seheepst. 174. VdMeulen1909: Vanglijn. End touw voor op de sloepen, om ze vast te leggen. PAN, vgl. P. M. blz. 235: de vanglijnen zijn slechts kort en worden in de stevenringen der sloepen met een oog vastgesplitst, welk oog tegen schavieling op den steven met leder gekleed wordt; zij dienen om de sloepen op de hangers aan de bakspier of overal elders vast te maken. W. noemt vanglijnen op blz. 204: 1 vanglijn voor de boot, 1 vanglijn tot anderen gebruik, een vanglijn voor de tweede sloep. . . . Russ. falen’ , cáblot (petit cáble, cäble de chaloupe ou de canot). D. verklaart: verevka, koeju privjazyvaetsja k přistáni grebnoe sudno (touw , waarmee een roeiboot aan de aanlegplaats vastgebonden wordt), en V. vermeldt o. a. de uitdrukking: zakrepiť fálen šljúpki, de vanglijn der sloep vastmaken, amarrer Ie canot. Ontbreekt in J.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen1959, VdMeulen 1909)
-
▾ Azeri
falin
[touw voor het vastmeren van een schip]
<via Russisch>
-
▾ vangst
[het vangen]
-
▾ Deens
fangst
[het vangen]
datering: 1705 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vangst afl. af vb. vangen (jf. fange)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
fangst
[het vangen; het gevangene]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von nd. fangst = holl. vangst
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
fångst
[het vangen]
datering: 1773 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fångstfartyg, fångstnät, fångstredskap, djurfångst, valfångst
etymologie: sedan 1773; av lågty. vangst med samma bet.; till 1fånga
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fangst
[het vangen]
-
▾ vanille
[specerij]
-
▾ Indonesisch
kernéli, panéli, vanili, panili
[specerij]
-
▾ Jakartaans-Maleis
kernèli, panèli
[specerij]
-
▾ Javaans
panili, pranili
[specerij]
-
▾ Madoerees
panili, fanili
[specerij]
-
▾ Makassaars
panîli
[specerij]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
vanèli
[specerij]
-
▾ Minangkabaus
panili
[specerij]
-
▾ Petjoh
pernielie
[specerij]
-
▾ Indonesisch
kernéli, panéli, vanili, panili
[specerij]
-
▾ vanwaar
[waar vandaan]
-
▾ Javindo
fan waar
[waarvandaan]
-
▾ Negerhollands
van waar
[waar vandaan]
-
▾ Javindo
fan waar
[waarvandaan]
-
▾ vanzelf
[uit zichzelf]
-
▾ Sranantongo
fansèlf
[uit zichzelf]
-
▾ Surinaams-Javaans
fansèlef
[uit zichzelf]
<via Sranantongo>
-
▾ Sranantongo
fansèlf
[uit zichzelf]
-
▾ varaan
[hagedis]
-
▾ Indonesisch
varan
[hagedis]
-
▾ Indonesisch
varan
[hagedis]
-
▾ varen
[over water gaan (in of van een vaartuig)]
-
▾ Negerhollands
vaar
[over water gaan (in of van een vaartuig)]
-
▾ Papiaments
vaar
†verouderd
[over water gaan (in of van een vaartuig)]
-
▾ Negerhollands
vaar
[over water gaan (in of van een vaartuig)]
-
▾ varia
[mengelwerk]
-
▾ Indonesisch
varia
[mengelwerk]
-
▾ Indonesisch
varia
[mengelwerk]
-
▾ variabel
[veranderlijk]
-
▾ Indonesisch
variabel
[veranderlijk]
-
▾ Indonesisch
variabel
[veranderlijk]
-
▾ variabiliteit
[veranderlijkheid]
-
▾ Indonesisch
variabilitas
[veranderlijkheid]
-
▾ Indonesisch
variabilitas
[veranderlijkheid]
-
▾ variant
[afwijking van de norm]
-
▾ Indonesisch
varian
[afwijking van de norm]
-
▾ Indonesisch
varian
[afwijking van de norm]
-
▾ variatie
[afwisseling]
-
▾ Indonesisch
variasi
[afwisseling]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: (EH:) variasi mobil = auto-accessoires
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
variasi
[afwisseling]
-
▾ variëteit
[afwijkende vorm van een soort]
-
▾ Indonesisch
variétas
[afwijkende vorm van een soort]
-
▾ Indonesisch
variétas
[afwijkende vorm van een soort]
-
▾ varken
[hoefdier; iets in de vorm daarvan: vat, bepaalde schaaf; scheldwoord]
-
▾ Deens
farken, farkens
[waterreservoir op schip]
status: ontlening onzeker
etymologie: fra holl. varken (flt. -s), jf. ty. ferkel i sa. bet.; egl.: svin, se u. III. fare; jf. Vandfarken, Vandso i sa. bet. Moth.V42. Marcussen: E. fra holl. Varken.
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD, Marcussen, Arnesen)
-
▾ Fries
farken
[scheldwoord; bepaalde schaaf]
-
▾ Negerhollands
varki, fergi, farki, ferkikin, verken
[hoefdier]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: djdj 1926: zeug = sikferki, Rossem 1996 (p.03): varken = beefergi
etymologie: varki (old 1776), fergi, ferkikin (djdj 1926), farki (Robertson 1989)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (old 1776, Hesseling 1905: 262, djdj 1926, Robertson 1989)
-
▾ Noors
farken
[eufemisme voor de duivel]
-
▾ Skepi-Nederlands
fark
[hoefdier]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vark
[hoefdier, scheldwoord]
<via Afrikaans>
datering: 1931 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: v.blaar, -blom, -bos, -oortjies (plantennamen)
etymologie: Afk. ad. Du. varken pig (niet in algemeen gebruik)
-
▾ Zuid-Sotho
fariki
[hoefdier]
<via Afrikaans>
-
▾ Deens
farken, farkens
[waterreservoir op schip]
-
▾ varkensjacht
[jacht op varkens]
-
▾ Petjoh
farkenjah
[jacht op wilde inheemse zwijnen]
-
▾ Petjoh
farkenjah
[jacht op wilde inheemse zwijnen]
-
▾ varkensrib
[groot vlees, gesneden van de rib van het varken]
-
▾ Negerhollands
verkie ribbetje
[groot vlees, gesneden van de rib van het varken]
-
▾ Negerhollands
verkie ribbetje
[groot vlees, gesneden van de rib van het varken]
-
▾ varkensvlees
[vlees van een varken]
-
▾ Negerhollands
ferkifleis
[vlees van een varken]
-
▾ Negerhollands
ferkifleis
[vlees van een varken]
-
▾ Varoliusbrug
[zenuwband midden in de schedel]
-
▾ vasectomie
[verwijdering van de uitvoergang van de zaadbal]
-
▾ Indonesisch
vaséktomi
[verwijdering van de uitvoergang van de zaadbal]
-
▾ Indonesisch
vaséktomi
[verwijdering van de uitvoergang van de zaadbal]
-
▾ vaseline
[zalf]
-
▾ Indonesisch
paselin, vaselin
[zalf]
-
▾ Indonesisch
paselin, vaselin
[zalf]
-
▾ vast
[niet beweeglijk; zeker; blijvend]
-
▾ Berbice-Nederlands
vasi
[vastmaken]
-
▾ Negerhollands
vast, vas
[vastgrijpen; niet beweeglijk]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vast (Magens 1770, old 1776), vas (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Papiaments
fast (ouder: vaste)
[niet beweeglijk; blijvend]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.44
bron: (Joubert PN, Putman1859)
-
▾ Sranantongo
fasi, fasti
[niet beweeglijk; zeker; blijvend; bekneld; vastzitten]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Blanker 2005 Focke 1855 (Woordenlijst S-N, Schu, Fo, Prisma S-N 2005)
-
▾ Surinaams-Javaans
pasi, fasi
[niet beweeglijk]
<via Sranantongo>
-
▾ Zweeds
fatt
[niet beweeglijk; zeker; blijvend]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; av lågty. fat 'grepp, tag' i uttrycket fat krigen 'få fatt på'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Berbice-Nederlands
vasi
[vastmaken]
-
▾ vastbijten
[hardnekkig vasthouden, standhouden]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vasbyt
[hardnekkig vasthouden, standhouden]
<via Afrikaans>
datering: 1970 (1951-2000)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: vasbyter (volhouder)
etymologie: Afk. f. Du vastbijten bite hard
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vasbyt
[hardnekkig vasthouden, standhouden]
<via Afrikaans>
-
▾ vasten
[niet eten of drinken]
-
▾ Negerhollands
vasten, vast
[niet eten of drinken]
datering: 1905 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 (Hesseling 1905: 199, 200)
-
▾ Sranantongo
faste
[niet eten of drinken]
-
▾ Negerhollands
vasten, vast
[niet eten of drinken]
-
▾ vastenavond, vastelavond
[de avond voor de vastentijd begint]
-
▾ Deens
fastelavn
[de avond voor de vastentijd begint]
datering: 1792 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vastelavent af sb. vastel (jf. faste) + avent 'aften'; egl. 'aftenen før fasten' dvs. 'dagen før fasten'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Frans
fastelavinne, fasteloven
†verouderd
(dialect)
[carnaval]
datering: 1587 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: FEW, 2e vorm: Dem mndl. wort entspricht im nndl. vanstenavond.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Noors
fastelavn
[de drie dagen voor Aswoensdag]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, 'kvelden før fasten'; FuT: von mnd. vastel-avont (holl. vastenavond)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
fastlagen
[de avond voor de vastentijd begint]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fastelaghen 'dagen före fastan'; av lågty. vastelavent med samma bet., till avent 'afton'; jfr 2fasta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fastelavn
[de avond voor de vastentijd begint]
-
▾ vasthangen
[al hangend bevestigen, door hangen bevestigen]
-
▾ Negerhollands
hang vast
[al hangend bevestigen, door hangen bevestigen]
-
▾ Negerhollands
hang vast
[al hangend bevestigen, door hangen bevestigen]
-
▾ vasthouden
[in de hand of handen houden]
-
▾ Negerhollands
hou vast
[in de hand of handen houden, voorkomen dat iets verdwijnt]
-
▾ Negerhollands
hou vast
[in de hand of handen houden, voorkomen dat iets verdwijnt]
-
▾ vastigheid
[vastheid, zekerheid]
-
▾ Negerhollands
vastigheit
[vastheid, zekerheid]
-
▾ Negerhollands
vastigheit
[vastheid, zekerheid]
-
▾ vastmaken
[maken dat iets vastzit, sluiten]
-
▾ Negerhollands
maak vast
[maken dat iets vastzit, sluiten]
-
▾ Negerhollands
maak vast
[maken dat iets vastzit, sluiten]
-
▾ vastspijkeren
[met spijkers vastmaken, vastnagelen]
-
▾ Negerhollands
spiker vast
[met spijkers vastmaken, vastnagelen]
-
▾ Negerhollands
spiker vast
[met spijkers vastmaken, vastnagelen]
-
▾ vaststaan
[onveranderlijk zijn]
-
▾ Negerhollands
staan vast
[onveranderlijk zijn]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776: ontkennende vorm = die no staan vaast
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
staan vast
[onveranderlijk zijn]
-
▾ vasttrappen
[aanstampen]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vastrap
[volkse dans, muziekstijl, danspartij]
<via Afrikaans>
datering: 1913 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk. f. Du. vasttrappen
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vastrap
[volkse dans, muziekstijl, danspartij]
<via Afrikaans>
-
▾ vat
[greep]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1451-1500;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
fat
[greep]
datering: 1764 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; betekenisontlening
afleidingen en samenstellingen: tage fat i noget=iets pakken, iets te pakken krijgen
etymologie: fra nedertysk fat egl. 'greb, tag' (jf. fatte)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Deens
fat
[greep]
-
▾ vat, vaatje
[ton]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
vat
[ton]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 Ginneken 1913-1914 (JAC; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Ests
vaat
[ton]
-
▾ Negerhollands
vat
[ton]
-
▾ Xhosa
fatyi
[klein vat]
<via Afrikaans>
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vatje
[tonnetje; veldfles]
<via Afrikaans>
datering: 1850 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: ad. Afrikaans vaatjie, dim. of vat water-carrier (see fat n.1).
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Zweeds
fatken
†verouderd
[kleine ton]
status: ontlening onzeker
etymologie: SAOB; av holl. vatken, diminutivform av vat, fat (se FAT)
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
vat
[ton]
-
▾ vatbaar
[gauw bevangen wordend door]
-
▾ Duits
vatbaar, farbaar
(dialect)
[gauw bevangen wordend door]
status: ontlening onzeker
etymologie: Anholt, Gronau
bron: Kremer 1998 Schlüter 1952 (Kremer 98, Schlüter)
-
▾ Fries
fetber
[gauw bevangen wordend door]
-
▾ Duits
vatbaar, farbaar
(dialect)
[gauw bevangen wordend door]
-
▾ vatten
[vastnemen, grijpen; begrijpen]
-
▾ Deens
fatte
[begrijpen]
datering: 1701 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Negerhollands
vat, fat
[vastpakken, pakken, vastgrijpen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vat, vas (old 1776), fat (djdj 1926), vas (Hesseling 1905: 231. old 1776: ik kan het niet begrijpen = mi no kan vat die
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 231)
-
▾ Noors
fatte
[vastpakken; begrijpen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty vaten; FuT: aus dem nd. vaten entlehnt
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Xhosa
phata
[vastnemen, grijpen]
<via Afrikaans>
-
▾ Zoeloe
phata
[vastnemen, grijpen]
<via Afrikaans>
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vat
[pakken]
<via Afrikaans>
datering: 1926 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: vat en sit (ongehuwd samenwonen); vat jou goed en trek (pak je biezen); vat hom (pak ze!)
etymologie: Afk. f. Du. vatten seize
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zweeds
fatta
[(be)grijpen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fata; nord. ord, delvis under inflytande av lågty. vaten 'gripa'; besl. med fat
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fatte
[begrijpen]
-
▾ vazal
[leenman]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1220-1240;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
vasal
[leenman]
-
▾ Indonesisch
vasal
[leenman]
-
▾ vazelen
[(verouderd) zacht geluid maken]
-
▾ Frans
faseyer, faséyer
[licht klapperen, wanneer een zeil niet meer goed in de wind ligt]
datering: 1687 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: FEW: fasiement 1930?
etymologie: PR 1993: 1771; fasier 1687; néerl. faselen `agiter'; PR 1990: 1687; néerl. vaselen `agiter'.FEW: Mndl. faselen ist zwar nur bei Kilian belegt; aber die bed. liegt der des fr. verbums so nahe, dass dieses wohl daraus entlehnt ist.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1991 Wartburg 1928 (PRobert, Walter 2 (faseiller), Valkhoff, FEW, Larousse)
-
▾ Frans
faseyer, faséyer
[licht klapperen, wanneer een zeil niet meer goed in de wind ligt]
-
▾ vechten
[strijden]
-
▾ Berbice-Nederlands
purkaru
[strijden]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
fikiti
†verouderd
[strijden]
<via Negerhollands>
-
▾ Deens
fægte
[strijden met wapens; wild bewegen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vechten 'fægte'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fins
vehdata
(dialect)
[tekeergaan]
<via Zweeds>
-
▾ Negerhollands
vekkete, fegete, figiti, figitē, fikiti
[strijden, zich inspannen, zich uitsloven]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vekkete (old1776, Hesseling 1905) , fegete, figiti, figitē, fikiti (djdj1926)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old1776, Hesseling 1905, djdj1926)
-
▾ Noors
fekte
[schermen, zwaaien, spartelen]
status: ontlening onzeker
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO: fra lty; FuT: entlehnt dem mnd. vechten, 'die arme schnell bewegen, die klinge gebrauchen, streiten (holl. vechten))
-
▾ Zweeds
fäkta
[strijden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fäktduell, fäktkonst
etymologie: före 1520; fornsv. fäkta; av lågty. vechten 'slå med armarna; fäkta'; av omdiskuterat urspr.; jfr fight
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Berbice-Nederlands
purkaru
[strijden]
-
▾ vechtgeneraal
[strijdvaardig generaal]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
veggeneraal
†verouderd
[divisiecommandant bij de Boeren in de Boerenoorlog]
<via Afrikaans>
datering: 1902 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk., earlier vecht-generaal f. Du.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
veggeneraal
†verouderd
[divisiecommandant bij de Boeren in de Boerenoorlog]
<via Afrikaans>
-
▾ vedder
[(gewestelijk) oom; neef]
-
▾ Deens
fætter
[neef; vreemde vogel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: af middeldansk fædder 'farbroder, mandligt søskendebarn' ¯ nedertysk vedder 'farbroder, fætter, brodersøn'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Deens
fætter
[neef; vreemde vogel]
-
▾ vedel
[strijkinstrument]
-
▾ vee
[dieren, gehouden om hun producten]
-
▾ Duits
Veeh
(dialect)
[dieren, gehouden om hun producten]
status: ontlening onzeker
etymologie: Teuchert p. 366: Eingebettet in eine Umgebung mit dem Typus "Vieh", liegt das märk. "Veeh" n Vieh als Sprachinsel da. (…) Im Mndl. werden eha, eho zu ie kontrahiert, so daß feho zu vie wurde; daneben bildete sich eine heute schriftsprachlich gewordene Form vee, die man aus Gen., Dat. fehes fehe herleitet. Auf dieser beruht das märk. Veeh (lautlich fē).
bron: Frings 1966 Teuchert 1972 (FrL, Teuchert)
-
▾ Frans
fief
[leengoed (oorspr. landgoed, inclusief vee, van een edelman)]
datering: 1080 (1051-1100)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: (1993: mil.) xiii; (1990: fieu (compl.)); feu, fiet 1080; frq.*fëhu `vee'; bas. lat. feudum, feodum, v. féodal
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse)
-
▾ Negerhollands
vee
[dieren, gehouden om hun producten]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vee
[dieren, gehouden om hun producten]
-
▾ Duits
Veeh
(dialect)
[dieren, gehouden om hun producten]
-
▾ veeboer
[boer die leeft van veeteelt]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1867;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
veeboer
[boer die leeft van veeteelt]
<via Afrikaans>
datering: 1824 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans, f. vee cattle, livestock (f. Du. vee: see fee n.1) + Boer.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
veeboer
[boer die leeft van veeteelt]
<via Afrikaans>
-
▾ veebrug
[brug voor vee]
-
▾ Frans
vebrighe
†verouderd
(dialect)
[ophaalbrug over de sloot die de wei omsluit]
datering: 1280 (1251-1300)
status: ontlening onzeker
etymologie: Veebrigge (mndl.) 'brücke für das vieh'. Es ist als name einer brücke in Gent belegt.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
vebrighe
†verouderd
(dialect)
[ophaalbrug over de sloot die de wei omsluit]
-
▾ veegdoek
[doek om iets mee af te vegen]
-
▾ Sranantongo
figiduku
[vaatdoek, theedoek]
-
▾ Sranantongo
figiduku
[vaatdoek, theedoek]
-
▾ veel
[onbepaald telwoord]
-
▾ Berbice-Nederlands
fele
[onbepaald telwoord]
-
▾ Duits
föl
(dialect)
[onbepaald telwoord]
-
▾ Javindo
feel, peel
[onbepaald telwoord]
-
▾ Negerhollands
veel, fēl
[onbepaald telwoord]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: veel, moeschi (old 1776, Hesseling 1905: 199), fēl (djdj 1926), veel (Magens 1770). old 1776: hoe veel = hoeveel, hoe moeschi. vele malen = veelmaal, moeschimaal
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905:199)
-
▾ Berbice-Nederlands
fele
[onbepaald telwoord]
-
▾ veelmaal(s)
[dikwijls, vaak]
-
▾ Negerhollands
veelmael
[dikwijls, vaak]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Magens 1770: hoe vaak = hue veel mael, zo veel keer = zoo veel mael. te veel keer = alteveelmael, soms = som mael
bron: Magens 1770 (Magens 1770)
-
▾ Negerhollands
veelmael
[dikwijls, vaak]
-
▾ veeltijds
[vaak, dikwijls]
-
▾ Fries
foltiids
[vaak, dikwijls]
-
▾ Fries
foltiids
[vaak, dikwijls]
-
▾ veem
[vennootschap voor het opslaan van goederen]
-
▾ Duits
Fêm
(dialect)
[vereniging (gebruikt door Duitse schippers die voor Nederlandse rekening varen)]
status: ontlening onzeker
etymologie: nur von Kapitänen, die für holländische Rechnung fahren, gebraucht.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Indonesisch
veem
[vennootschap voor het opslaan van goederen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: memveemkan = opslaan in een havenloods
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Duits
Fêm
(dialect)
[vereniging (gebruikt door Duitse schippers die voor Nederlandse rekening varen)]
-
▾ veen
[grondsoort]
-
▾ Duits
Fehn, Veen
[grondsoort]
status: ontlening onzeker
etymologie: niederl. veen= Morast < mniederl. veen, vene, vgl. Smet 92: bestaat ook in de vorm "Fenn" (Oostnederduits) en in de vorm "Fenn(e)" (Brandeburg, bron: Wiese) FrL: fenn "Sumpf"ist natürlich bodenständig, aber fenn "Landstück in der Marsch" "Weideland" verrät späteren niederländischen Einfluß nach Bedeutung, weiblichem Geschlecht und Verbreitung an der Westküst Schleswigs., Smet 83: vorm "Veen" komt van Rügen.
bron: Duden Universal 2003 Frings 1966 Schlidt 2004 Smet 1992 Wiese 1996 (Duden Universal, Smet 92, Wiese, FrL, Schlidt)
-
▾ Frans
fagne
†verouderd
[modderig moeras op de top van een heuvel; groepje veenplanten]
datering: 1838 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Fagne (und verschiedene dialektformen) gehört zu ndl. veen, mndl. vene, d. fenn, die zurück- weisen auf ein anfrk. *fanja, das dem got. fani entspricht (auch afries. fenne, asächs. feni, ahd. fenna, fenni, ags. anord. fen). Der typus ist auf das ostwallon. und lothr. beschränkt und bezeichnet jene eigentümlichen sumpfbil- dungen, resp. feuchten wiesengründe, welche beidseits der deutsch-französischen sprach- grenze auftreten (auch rhein. fenn). Mlt. fania ist als ortsname und als appellativum in urkunden aus den fraglichen gegenden seit dem 7.jh. belegt.
bron: Wartburg 1928 (FEW, GRobert)
-
▾ Duits
Fehn, Veen
[grondsoort]
-
▾ veepest
[besmettelijke ziekte onder het vee]
-
▾ Soendanees
pipes
[besmettelijke ziekte onder het vee]
-
▾ Soendanees
pipes
[besmettelijke ziekte onder het vee]
-
▾ veer
[spiraalvormig gewonden draad van veerkrachtig metaal die na drukking zijn vorige stand herneemt]
-
▾ Atjehnees
pèy
[horlogeveer, veer van wagen]
-
▾ Indonesisch
pér
[spiraalvormig gewonden draad van veerkrachtig metaal die na drukking zijn vorige stand herneemt]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: berpér = met veren, met een veer
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
pèr
[spiraalvormig gewonden draad van veerkrachtig metaal die na drukking zijn vorige stand herneemt]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: pèr rambut = horlogeveer, ngepèr = passagiers zoeken (openbaar vervoer)
etymologie: rambut = haar
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Javaans
pir
[(spring)veer]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: pirpiran=geveerd, op veren
etymologie: Oost-Javaans pir, springveer, vering bron: veldwerk T. Hoogervorst 2006 afl. samenstelling = dhokar pir = bepaald rijtuigje
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Keiëes
per
[spiraalvormig gewonden draad van veerkrachtig metaal die na drukking zijn vorige stand herneemt]
-
▾ Kupang-Maleis
fer
[spiraalvormig gewonden draad van veerkrachtig metaal die na drukking zijn vorige stand herneemt]
-
▾ Madoerees
ēppīr, pīr, ēbbhīr, bhīr, fīr, per
[spiraalvormig gewonden draad van veerkrachtig metaal die na drukking zijn vorige stand herneemt; rijtuig, kar op veren]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngēppīr = als een springveer bewegen, oreng ēppīran = karrevoerder, paēppīran = karrevoerder, overnachtingsplaats waar zulke karren samenkomen
etymologie: oreng = mens
bron: Kiliaan 1904 (ASIS, PH, KIL)
-
▾ Makassaars
bângko-per
[divan met veren]
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: bângko = bank, divan
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
bafèr
[(meubels) met springveren]
-
▾ Menadonees
fèr
[spiraalvormig gewonden draad van veerkrachtig metaal die na drukking zijn vorige stand herneemt]
-
▾ Minangkabaus
per
[spiraalvormig gewonden draad van veerkrachtig metaal die na drukking zijn vorige stand herneemt]
-
▾ Muna
fere, pere
[spiraalvormig gewonden draad van veerkrachtig metaal die na drukking zijn vorige stand herneemt]
-
▾ Papiaments
veer
†verouderd
[spiraalvormig gewonden draad van veerkrachtig metaal die na drukking zijn vorige stand herneemt]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 107
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Sasaks
pir
[spiraalvormig gewonden draad van veerkrachtig metaal die na drukking zijn vorige stand herneemt]
-
▾ Soendanees
per
[spiraalvormig gewonden draad van veerkrachtig metaal die na drukking zijn vorige stand herneemt]
-
▾ Sranantongo
fer
[spiraalvormig gewonden draad van veerkrachtig metaal die na drukking zijn vorige stand herneemt]
-
▾ Surinaams-Javaans
pir
[spiraalvormig gewonden draad van veerkrachtig metaal die na drukking zijn vorige stand herneemt]
-
▾ Atjehnees
pèy
[horlogeveer, veer van wagen]
-
▾ veer
[pont]
-
▾ Sarnami
fer
[pont]
-
▾ Sranantongo
fer
[pont]
-
▾ Surinaams-Javaans
fir, pir
[pont]
<via Sranantongo>
-
▾ Sarnami
fer
[pont]
-
▾ veerboot
[pont]
-
▾ Indonesisch
bergas
[pont]
-
▾ Sranantongo
ferboto
[pont]
-
▾ Indonesisch
bergas
[pont]
-
▾ veerkracht
[elasticiteit]
-
▾ veertien
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
veertien
[telwoord]
-
▾ Sranantongo
veertien
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
veertien
[telwoord]
-
▾ veertiende
[rangtelwoord]
-
▾ Negerhollands
veertiende
[rangtelwoord]
-
▾ Sranantongo
veertiende
[rangtelwoord]
-
▾ Negerhollands
veertiende
[rangtelwoord]
-
▾ veertig
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
veertig
[telwoord]
-
▾ Sranantongo
veertig
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
veertig
[telwoord]
-
▾ veertigste
[rangtelwoord]
-
▾ Negerhollands
veertigste
[rangtelwoord]
-
▾ Sranantongo
veertigste
[rangtelwoord]
-
▾ Negerhollands
veertigste
[rangtelwoord]
-
▾ veeweide
[weiland]
-
▾ Frans
veeweye
†verouderd
(dialect)
[weiland]
datering: 1606 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: Veeweide (mndl.). Ist auch zum flurnamen geworden.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
veeweye
†verouderd
(dialect)
[weiland]
-
▾ vegen
[bezemen; (verouderd) snel bewegen, afrossen]
-
▾ Berbice-Nederlands
fegi
[bezemen]
-
▾ Deens
feje
[bezemen, afwijzen, snel bewegen]
datering: 1724 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vegen 'rense, feje'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Engels
feague
†verouderd
[slaan, ranselen; afrekenen met, betaald zetten]
datering: 1598 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: misschien afleiding: fake
etymologie: Prob., as suggested in Bailey 1721, this and the earlier recorded variant feak v.1 (and the later fake v.) are ad. Ger. fegen lit. to polish, furbish, sweep (for the jocular applications see Grimm s.v.), or the equivalent Du. vegen. But there may be mixture of a native word; cf. feak v.3; Trudgill 2013: misschien East Anglian fye ou = schoonmaken o.i.v. Vlaamse immifranten in 16e eewu
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Negerhollands
feeg, veeg, fig, fik
[bezemen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: feeg, veeg (old 1776), veeg (Hesseling 1905), fig, fik (djdj 1926). old 1776: lap, vod = doekoe voor feeg
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Petjoh
vegen
[vegen, slaan, een oplawaai verkopen]
-
▾ Saramakkaans
féki
[afvegen]
<via Sranantongo>
-
▾ Sranantongo
figi (ouder: fegi), figifigi
[bezemen]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: figifutu (deurmat)
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Zweeds
feja
[bezemen, schoonmaken]
datering: 1639 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1639; av lågty. vegen, ty. fegen 'rengöra; putsa; sopa'; jfr även isl. fægja 'blankskura; polera'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Berbice-Nederlands
fegi
[bezemen]
-
▾ veger
[persoon die veegt, schoorsteenveger]
-
▾ Noors
feier
[persoon die veegt, schoorsteenveger]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO; fra lty; FuT: von mnd. vegen, 'fegen, reinigen, putzen' entlehnt
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Noors
feier
[persoon die veegt, schoorsteenveger]
-
▾ vegetariër
[die geen dierlijke producten eet]
-
▾ Indonesisch
végetari(é)r
[die geen dierlijke producten eet]
-
▾ Indonesisch
végetari(é)r
[die geen dierlijke producten eet]
-
▾ vegetarisch
[als of voor vegetariërs]
-
▾ Indonesisch
végétaris
[als of voor vegetariërs]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: végétarisme = vegetarisme
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
végétaris
[als of voor vegetariërs]
-
▾ vegetatie
[plantenleven]
-
▾ Indonesisch
végetasi
[plantenleven]
-
▾ Indonesisch
végetasi
[plantenleven]
-
▾ vegetatief
[de groei bevorderend]
-
▾ Indonesisch
végetatif
[de groei bevorderend]
-
▾ Indonesisch
végetatif
[de groei bevorderend]
-
▾ veilig
[beschermd]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1401-1423;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
feilich
[beschermd]
-
▾ Fries
feilich
[beschermd]
-
▾ veiligheid
[het veilig-zijn]
-
▾ Fries
feilichheid
[het veilig-zijn]
-
▾ Fries
feilichheid
[het veilig-zijn]
-
▾ veiling
[openbare verkoping]
-
▾ Duits
Veiling
[openbare verkoping]
-
▾ Duits
Veiling
[openbare verkoping]
-
▾ veinzen
[huichelen]
-
▾ Duits
feinsen
†verouderd
(dialect)
[huichelen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Da man es nur an der holl. Grenze hört, so wird es meist wie das entspr. veinzen ausgesprochen (…) Heute nirgends mehr bekannt.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
feinsen
†verouderd
(dialect)
[huichelen]
-
▾ vel
[huid; blad papier]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
pél
[blad papier; katern van 8 of 16 gedrukte pagina's]
-
▾ Javaans
pèl
[vel, katern (papier)]
-
▾ Negerhollands
vel, fel
[huid]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vel (old 1776), fel (djdj 1926). old 1776: ooglid = vel van die hoogo
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Papiaments
vel
†verouderd
[bladzijde]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Putman1859: p.101: "Leen mij, als het u belieft, een vel postpapier". - Fia mi, si bo kieer, oen vel di postpapier".
bron: Putman 1859 (Putman1859)
-
▾ Petjoh
de vellen
[niets, niks, geen snars]
-
▾ Sranantongo
fèl
[huid; blad papier]
-
▾ Indonesisch
pél
[blad papier; katern van 8 of 16 gedrukte pagina's]
-
▾ velaar
[klank geproduceerd door contact met het zacht gehemelte]
-
▾ Indonesisch
vélar
[klank geproduceerd door contact met het zacht gehemelte]
-
▾ Indonesisch
vélar
[klank geproduceerd door contact met het zacht gehemelte]
-
▾ veld
[akker, vlakte]
-
▾ Deens
veldt
[steppe van Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
status: ontlening onzeker
etymologie: OPRINDELSE: holl. (afrikaans) mark, felt.
bron: Brüel 1993 Hårbøl 2004 (Fremmedordbog, Fremmed2)
-
▾ Engels
veld
[grasvlakte in Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
datering: 1785 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: veld fire, knowledge, lily, side, stool, etc. Similar uses are common from 1900 onwards. b. Special Comb. (chiefly with the spelling veld), as veld-cornet, = field-cornet field n. 21; veld-craft, skill in matters pertaining to survival on the veld; veld fever (see quot.); veld-kos, -kost Du. kost food (see quot.); veldman, veldsman, one skilled in living or hunting on the veldt; veld pig, the Ethiopian wart-hog (Phacochœrus ethiopicus); veld rat, the striped rat of S. Africa; veld sickness (see quot.); veld sores, a form of skin eruption due to living on the open veldt; (ge)broken veld: niet-ontgonnen weidegrond
etymologie: a. older Du. veldt, now veld <ph>vElt</ph>: see field n. The spelling veld is now the only permissible form in S. Africa and the most usual form in other varieties of English.
bron: Carpenter 1908-1909 Onions 1983 Silva 1996 (OED2, ODEE, Carpenter, DSAE)
-
▾ Ests
pôld
[akker, vlakte]
-
▾ Frans
-faut, -vaut, -vert
(dialect)
[in de omgeving van Boulogne in veel plaatsnamen gebruikt (bijv. Helfaut, Clémevaut, Gazevert)]
status: ontlening onzeker
etymologie: Feld (germ.) 'feld'. Es ist schwer zu entscheiden, ob diese entlehnung den Franken oder den Sachsen zuzuschreiben ist. Die formen mit -v- sind wohl in jüngerer zeit aus dem ndl. entlehnt, vgl. mndl. velt, ndl. veld.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
veld, veldt
[steppe van Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
datering: 1902 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR: mot néerl. (PR 1990: holl.) `champ, campagne'
bron: Robert 1993 Walter 1991 (PRobert, Walter 2)
-
▾ Indonesisch
pél
[akker, vlakte]
-
▾ Jakartaans-Maleis
pèl, pèlan
[vlakte]
-
▾ Javaans
pél
[(voetbal)veld]
status: ontlening onzeker
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Negerhollands
veld
[lengtemaat voor afstanden te land en ter zee; stadion; stuk grond]
-
▾ Papiaments
fèlt, vèlt
[vlakte]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Portugees
veld
[grasvlakte in Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
-
▾ Sranantongo
fèlt
[afgeperkt stuk grond]
-
▾ Surinaams-Javaans
fèlt
[voetbalveld]
-
▾ Zweeds
fält
[akker, vlakte]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: sädesfält, flygfält, minfält, skjutfält, blickfält
etymologie: före 1520; fornsv. fält 'fält i en vapensköld'; av lågty. velt med samma bet.; eg. 'brett, vidsträckt markområde'; jfr urfjäll
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
veldt
[steppe van Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
-
▾ veldbed
[draagbaar, opvouwbaar bed]
-
▾ Indonesisch
félbét, pélbéd, vél(d)béd
[draagbaar, opvouwbaar bed]
-
▾ Indonesisch
félbét, pélbéd, vél(d)béd
[draagbaar, opvouwbaar bed]
-
▾ veldfles
[fles om onderweg uit te drinken]
-
▾ Indonesisch
pélplés, vél(d)flés
[fles om onderweg uit te drinken]
-
▾ Papiaments
fèltflès, vèltflès
[fles om onderweg uit te drinken]
-
▾ Indonesisch
pélplés, vél(d)flés
[fles om onderweg uit te drinken]
-
▾ veldkost
[in het veld verzameld voedsel]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
veldkos
[verzameld voedsel en klein wild]
datering: 1831 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Du. veldkost
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
veldkos
[verzameld voedsel en klein wild]
-
▾ veldmaarschalk
[militaire bevelhebber]
-
▾ Azeri
feldmarshal
[militaire bevelhebber]
<via Russisch>
-
▾ Oekraïens
fel'dmáršal
[militaire bevelhebber]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
fel'dmáršal
[militaire bevelhebber]
datering: 1700 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: Ueber poln. feldmarszal<_>ek oder direkt nhd. Feldmarschal(k), ndl. veldmaarschalk, s. Preobr.1,512, Christiani c.l.
bron: Vasmer 1953-1958 (Vasmer)
-
▾ Azeri
feldmarshal
[militaire bevelhebber]
<via Russisch>
-
▾ veldpolitie
[politie op het platteland]
-
▾ Indonesisch
pélpolisi
[plaatselijke veldwachters, door de Nederlanders opgeleid om militaire functies op plantages te verrichten (koloniale tijd)]
-
▾ Javaans
pèl, pèlpolisi
[marechaussee]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngepèlan=veldpolitiekazerne
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Indonesisch
pélpolisi
[plaatselijke veldwachters, door de Nederlanders opgeleid om militaire functies op plantages te verrichten (koloniale tijd)]
-
▾ veldschoen
[stevige schoen]
-
▾ Engels
veld-shoe, vel(d)skoen
[laars, werkschoen]
<via Afrikaans>
datering: 1822 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. or ad. Cape Du. veldschoen, earlier velschoen, f. Du. vel skin, fell n.1 + schoen shoe n.; the first element has been assimilated to veld veld.The most common forms in S. Afr. English are veldskoen and velskoen (pl. -s or -e) but the anglicized form veld-shoe is occasionally used.
bron: Onions 1983 Silva 1996 (DSAE, OED2, ODEE)
-
▾ Pools
veldschoens
[stevige schoen]
<via Afrikaans>
status: ontlening onzeker
etymologie: ang. z afrik. velskoen, vel "skóra" skoen "but"
bron: Kopaliński 2007 (Wladyslaw Kopalinski)
-
▾ Engels
veld-shoe, vel(d)skoen
[laars, werkschoen]
<via Afrikaans>
-
▾ veldspaat
[gesteente]
-
▾ Indonesisch
félspar
[gesteente]
-
▾ Indonesisch
félspar
[gesteente]
-
▾ veldwachtmeester
[politieambtenaar in de Kaapkolonie]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
veldwagtmeester
[politieambtenaar in de Kaapkolonie]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
veldwagtmeester
[politieambtenaar in de Kaapkolonie]
-
▾ velen
[verdragen, dulden]
-
▾ Duits
vedragen, dulden
(dialect)
[felen]
-
▾ Duits
vedragen, dulden
(dialect)
[felen]
-
▾ velerhande
[in veel soorten]
-
▾ Fries
follerhanne
[in veel soorten]
-
▾ Fries
follerhanne
[in veel soorten]
-
▾ velerlei
[onbepaald voornaamwoord: vele]
-
▾ Fries
follerlei
[onbepaald voornaamwoord: vele]
-
▾ Fries
follerlei
[onbepaald voornaamwoord: vele]
-
▾ velg
[buitenrand van wiel]
-
▾ Deens
fælge
[buitenrand van wiel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk velge 'fælg'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Indonesisch
pélek, véleg
[buitenrand van wiel]
-
▾ Javaans
pélah, péleh
[buitenrand van wiel]
status: ontlening onzeker
etymologie: Oost-Javaans pèleg, buitenrand van wiel bron: veldwerk T. Hoogervorst 2006
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Makassaars
pêlleng
[buitenrand van wiel]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
fèlek
[buitenrand van wiel]
-
▾ Muna
fele
[buitenrand van wiel]
-
▾ Noors
felg
[buitenrand van wiel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO; fra lty; FuT: von mnd. velge (holl. velg)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sasaks
pelĕng
[buitenrand van wiel]
-
▾ Deens
fælge
[buitenrand van wiel]
-
▾ vellen
[doen vallen]
-
▾ Sranantongo
fala (ouder: falla)
[doen vallen, omhakken]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Surinaams-Javaans
falah, malah
[doen vallen]
<via Sranantongo>
-
▾ Sranantongo
fala (ouder: falla)
[doen vallen, omhakken]
-
▾ vélocipède
[fiets]
-
▾ Balinees
sepéda, sempéda
[fiets]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: sepéda montor = motorfiets
etymologie: montor = motor
bron: Veldwerk (Veldwerk Hinzler 2006)
-
▾ Indonesisch
sepéda; (Bahasa Prokem) sepokat
[fiets]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: bél sepéda = fietsbel; sepéda motor = motorfiets
bron: Rahardja 1989 Stevens 2004 (S&S-T2004; RCL1989)
-
▾ Jakartaans-Maleis
sepèdah, sepèdè
[fiets]
status: Ambigu: Nederlands of Frans ; ontlening onzeker ; verbastering
afleidingen en samenstellingen: sepèdè-sepèdèan = kinderfietsje, sepèdè terpédo = fiets met terugtraprem
etymologie: terpédo = torpedo
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Javaans
pulisi pedèl, pulisi pèt
[fiets]
status: ontlening onzeker
etymologie: Oost-Javaans sepèdha, fiets, bromfiets, motorfiets bron: veldwerk T. Hoogervorst etymologie = men gebruikt ook: rotom, motor, sepèdha motor, bronfit
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Madoerees
sapedha, sapedhā, sapedhāh
[fiets]
status: Ambigu: Nederlands of Frans ; ontlening onzeker ; verbastering
afleidingen en samenstellingen: asapedha´an = fietsen, sapedha motor = motorfiets
bron: Kiliaan 1904 (ASIS, KIL)
-
▾ Makassaars
sapêda
[fiets]
status: Ambigu: Nederlands of Frans ; ontlening onzeker ; verbastering
afleidingen en samenstellingen: assapêda = fietsen, sepêda-tarapêdo = fiets met terugtraprem
etymologie: tarapêdo = torpedo
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
spèda
[fiets]
status: Ambigu: Nederlands of Frans ; ontlening onzeker ; verbastering
etymologie: men gebruikt ook: fits
bron: Warokka 2004 (DJERY)
-
▾ Minangkabaus
sapeda
[fiets]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: basapeda = fietsen
bron: Moussay 1995 (Moussay)
-
▾ Muna
sipeda
[fiets]
-
▾ Petjoh
sepeda
[fiets]
<via Indonesisch>
-
▾ Sahu
sepeda
[fiets]
-
▾ Sasaks
sĕpeda
[fiets]
status: Ambigu: Nederlands of Frans ; ontlening onzeker ; verbastering
afleidingen en samenstellingen: bĕsĕpeda = fietsen
bron: Goris 1938 (Goris)
-
▾ Surinaams-Javaans
sepédhah
[fiets]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: nyepédhah = fietsen
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Balinees
sepéda, sempéda
[fiets]
-
▾ velodroom
[wielerbaan]
-
▾ Indonesisch
vélodrom
[wielerbaan]
-
▾ Indonesisch
vélodrom
[wielerbaan]
-
▾ ven
[meertje]
-
▾ Frans
venne
†verouderd
(dialect)
[moerassig terrein]
datering: 1266 (1251-1300)
status: ontlening onzeker
etymologie: Venne (mndl.) 'sumpfiges land'. Behrens gibt noch einen zweiten text, in dem das wort als venne und als venna erscheint. Doch ist die bed. nicht eindeutig festzustellen und der text stammt aus der Bresse, sodass mndl. ursprung gar nicht in frage kommen kann.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
venne
†verouderd
(dialect)
[moerassig terrein]
-
▾ vendel
[vlag]
-
▾ Fries
findel
[vlag]
-
▾ Fries
findel
[vlag]
-
▾ vendu
[openbare verkoping]
-
▾ Amerikaans-Engels
vendue
[openbare verkoping]
datering: 1678 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ook: vandue, vandoo, vandew; to vendue(vero.), vendue master, vendue store
etymologie: Du. vendu; 1748, 1806 in W. Indies; CITAAT: 1704 Mr. Burroughs went with me to Vendue where I bought about 100 Rheem of paper; [...] 1885 Vendue, ... a shameless assignment of offices to the highest bidders; [...] 1908 .... has been the public auction - or 'vendue,', the Easterner might call it.
bron: Bartlett 1849 Craigie 1938-1944 (Craigie, Bartlett, Neumann, Van der Sijs 2009)
-
▾ Engels
vendue
[openbare verkoping]
datering: 1686 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: vendue-crier, master, room, store.
etymologie: a. Du. vendu, vendue, a. older F. (now dial.) vendue sale, f. vendre to sell.
bron: Onions 1983 (OED2 (U.S. and W.Indies), ODEE)
-
▾ Amerikaans-Engels
vendue
[openbare verkoping]
-
▾ vendutie
[openbare verkoop]
-
▾ Ambons-Maleis
fandisi
[openbare verkoop]
-
▾ Menadonees
fandisi
[openbare verkoop]
-
▾ Noord-Sotho
fantisi
[openbare verkoop]
<via Afrikaans>
-
▾ Petjoh
vendutie
[openbare verkoop]
-
▾ Singalees
vendēsi-ya
[openbare verkoop]
-
▾ Tswana
fantisi
[openbare verkoop]
<via Afrikaans>
-
▾ Zuid-Sotho
fantisi
[openbare verkoop]
<via Afrikaans>
-
▾ Ambons-Maleis
fandisi
[openbare verkoop]
-
▾ venijnig
[boos, scherp, fel]
-
▾ Duits
verninich
(dialect)
[boos, woedend, scherp, fel]
-
▾ Duits
verninich
(dialect)
[boos, woedend, scherp, fel]
-
▾ venkel
[plantensoort]
-
▾ Deens
fennikel
[plantensoort]
datering: 1784 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vennekel ¯ latin foeniculum diminutiv af foenum 'hø'; navnet pga. duften
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Ests
venkol
[plantensoort]
-
▾ Fins
fenkoli
[plantensoort]
<via Zweeds>
datering: 18e eeuw (1701-1750)
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (KH, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Noors
fennikel
[plantensoort]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: gj lty fra lat, dim. av fenum 'gress, høy'; FuT: ist dem mnd. vennikel entlehnt (…) dasselbe wort ist nhd. Fenchel, holl. venkel. Zugrunde liegt lat. foeniculum.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
fenkri
[plantensoort]
-
▾ Zweeds
fänkål
[plantensoort]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fänkålsgratäng
etymologie: före 1520; fornsv. fänikal; av lågty. venekol, venikel, ombildat genom anslutning till kol 'kål'; av lat. feniculum med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fennikel
[plantensoort]
-
▾ vennebroek
[moeras]
-
▾ Duits
Vennenbruch
(dialect)
[moeras]
datering: 1309 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
etymologie: Brandenburg
bron: Frings 1966 (FrL)
-
▾ Duits
Vennenbruch
(dialect)
[moeras]
-
▾ vennootschap
[overeenkomst tot samenwerking; vereniging van twee of meer personen]
-
▾ Duits
Fennôtschapp
(dialect)
[overeenkomst tot samenwerking; vereniging van twee of meer personen (gebruikt door Duitse schippers die voor Nederlandse rekening varen)]
-
▾ Duits
Fennôtschapp
(dialect)
[overeenkomst tot samenwerking; vereniging van twee of meer personen (gebruikt door Duitse schippers die voor Nederlandse rekening varen)]
-
▾ venster
[raam]
-
▾ Arowaks
penster
[raam]
-
▾ Aucaans
fensee
[raam]
-
▾ Berbice-Nederlands
fensre
[raam]
-
▾ Karaïbisch
fensere
[raam]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
bron: Aloema 1987 (Aloema, Nardo, M.J. Pierre & C.N. van der Ziel (red.) (1987), Kalihna-Nederlands woordenboek, met index, Instituut voor Taalwetenschap (SIL), proefuitgave. 1987)
-
▾ Negerhollands
fenter, venstǝr, venstǝ, venstu, venster, wenstǝ
[raam]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: fenster (old 1776), venster (Hesseling 1905), venstǝr, venstǝ, venstu, wenstǝ (djdj 1926)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Saramakkaans
fensë
[raam]
<via Sranantongo>
-
▾ Sranantongo
fensre
[raam]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Surinaams-Javaans
fénsré
[raam]
<via Sranantongo>
-
▾ Zuid-Sotho
fensetere
[raam]
<via Afrikaans>
-
▾ Zweeds
fönster
[raam]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fönsterglas, fönsterglugg, fönsterhake, fönsterplats, fönsterputsning, fönstervägg, fönsteröppning, kyrkfönster, skyltfönster, köksfönster, skjutfönster
etymologie: före 1520; fornsv. fenster, fynster, fönster; via lågty. vinster av lat. fenestra med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Arowaks
penster
[raam]
-
▾ vensterbank
[onderdorpel van een raamkozijn]
-
▾ Sranantongo
fensrebangi
[onderdorpel van een raamkozijn]
-
▾ Sranantongo
fensrebangi
[onderdorpel van een raamkozijn]
-
▾ vent
[kerel]
-
▾ Duits
Fänte, Fente
(dialect)
[(lichtzinnige) kerel]
status: ontlening onzeker
etymologie: Schlüter in zijn: "Anhang: Mundartwörter weniger gesicherter"
bron: Schlüter 1952 (Schlüter)
-
▾ Javindo
fen, fent
[kerel]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: saajefen = saai (zijn), rotfen, rotfent = achterbaks persoon
bron: Gruiter 1990 (VE)
-
▾ Noors
fant
[landloper, verarmd persoon, kerel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: gj lty, kanskje fra it fante, 'ung gutt, tjener, soldat'; FuT: das wordt stammt aus dem nd vant (…) das wort ist möglicherweise aus de. ital fante, 'diener, soldat' gekommen; die ält nebenform fent = mnd. vent, 'bursche, kerl' (holl. vent) muss dann einen anderen ursprung haben (…) scheint mit holl. vennoot augegangen zu sein
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
fènt
[kerel]
-
▾ Duits
Fänte, Fente
(dialect)
[(lichtzinnige) kerel]
-
▾ ventiel
[luchtklep]
-
▾ Indonesisch
péntil, véntil
[luchtklep]
-
▾ Javaans
pèntil
[luchtklep]
-
▾ Madoerees
pentīl
[luchtklep]
-
▾ Menadonees
fèntil
[luchtklep]
-
▾ Papiaments
vèntil
[luchtklep]
-
▾ Sasaks
pintil
[luchtklep]
-
▾ Indonesisch
péntil, véntil
[luchtklep]
-
▾ ventilatie
[luchtverversing]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1553;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
péntilasi, véntilasi
[luchtverversing]
-
▾ Menadonees
vèntilasi
[luchtverversing]
-
▾ Indonesisch
péntilasi, véntilasi
[luchtverversing]
-
▾ ventilator
[toestel voor het ventileren]
-
▾ Indonesisch
véntilator
[toestel voor het ventileren]
-
▾ Indonesisch
véntilator
[toestel voor het ventileren]
-
▾ ventrikel
[orgaanholte]
-
▾ Indonesisch
véntrikel
[orgaanholte]
-
▾ Indonesisch
véntrikel
[orgaanholte]
-
▾ ver
[op grote afstand]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: voortbewegen
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Berbice-Nederlands
faru
[op grote afstand]
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:595)
-
▾ Deens
fjern
[op grote afstand]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker ; verbastering
etymologie: efter nedertysk vern
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Javindo
fer
[op grote afstand]
-
▾ Negerhollands
ver
[op grote afstand]
-
▾ Berbice-Nederlands
faru
[op grote afstand]
-
▾ ver weg
[op grote afstand]
-
▾ Negerhollands
veerwej, verwee, fawe
[op grote afstand]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker ; verbastering
etymologie: veerwej (Magens 1770), verwee (old 1776), fawe (djdj 1926)
bron: Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, djdj 1926)
-
▾ Negerhollands
veerwej, verwee, fawe
[op grote afstand]
-
▾ ver-
[voorvoegsel in werkwoorden]
-
▾ Deens
for-
[onbeklemtoond voorvoegsel in werkwoorden]
-
▾ Frans
for-
[voorvoegsel in werkwoorden en zelfstandige naamwoorden]
status: frankisch ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: frelampier = nergens voor deugen (familair, verouderd); monnik die de lampen aan moet doen in een klooster; Walter 2, GRobert, Larousse
etymologie: varianten: four- for-; fur-, feur-; far-,fer-, fir-; of met v of met metathesis; premier élément, d'o. germ. (fir-, fer-), modifié par l'élément fors, du lat. foris, v. fors; ex. forban, forclore; GR: du picard frelamper «boire avec avidité»; de fer- issu du préf. néerl. ver- marquant l'accomplissement, l'intensité, et de lamper «boire».
bron: Baist 1903 (PRobert 1990; geschrapt in 1993; zie o.a. Barbier, Baist)
-
▾ Javindo
fer
[voorvoegsel]
-
▾ Noors
for-
[onbeklemtoond voorvoegsel in werkwoorden]
-
▾ Zweeds
för-
[onbeklemtoond voorvoegsel in werkwoorden]
-
▾ Deens
for-
[onbeklemtoond voorvoegsel in werkwoorden]
-
▾ veraangenamen
[aangenamer maken]
-
▾ Fries
feroangenaamje
[aangenamer maken]
-
▾ Fries
feroangenaamje
[aangenamer maken]
-
▾ verachtelijk
[verachting verdienend of tonend]
-
▾ Negerhollands
verachtlik
[verachting verdienend of tonend]
-
▾ Sranantongo
ferakti
[verachting verdienend of tonend]
-
▾ Negerhollands
verachtlik
[verachting verdienend of tonend]
-
▾ verachten
[minachten]
-
▾ Deens
foragte
[minachten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: foragt = het verachten
etymologie: af for- + agte efter nedertysk vorachten; egl. 'ikke agte'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Negerhollands
veracht, veragt
[minachten]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: veracht (old 1776), veragt (Hesseling 1905:200)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905:200)
-
▾ Noors
forakte
[minachten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, eg 'ikke akte'; FuT: von mnd. voracht (wo das präfix herabsetzende oder verneinende bedeutung hat)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT:)
-
▾ Sranantongo
ferakti
[minachten]
-
▾ Zweeds
förakta
[minachten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forakta; av lågty. vorachten med samma bet.; jfr akta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
foragte
[minachten]
-
▾ veranda
[uitgebouwde galerij]
-
▾ Ambons-Maleis
baranda
[galerij]
-
▾ Atjehnees
branda
[kajuit met een plat dak waarop men kan zitten]
-
▾ Atjehnees
bra'na seumah, pra'na seumah
†verouderd
[wachtpaviljoen voor hofdignitarissen en degenen die bij de sultan op audiëntie kwamen, een door zuilengalerijen omgeven terras voor de kroning van de sultan]
status: Ambigu: Nederlands of Portugees ; ontlening onzeker ; afleiding
bron: Djajadiningrat 1934 (RA)
-
▾ Ewe
ablándà
[uitgebouwde galerij]
-
▾ Ga
ablanda
[uitgebouwde galerij]
-
▾ Singalees
barānda-ya
[uitgebouwde galerij]
status: Ambigu: Nederlands of Portugees ; ontlening onzeker
etymologie: of uit Portugees varanda
bron: Sannasgala 1976 (Sannasgala)
-
▾ Twi
abrànn
[uitgebouwde galerij]
-
▾ Ambons-Maleis
baranda
[galerij]
-
▾ veranderen
[wijzigen]
-
▾ Ambons-Maleis
ferander
[wijzigen]
-
▾ Deens
forandre
[wijzigen]
datering: 1588 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk voranderen 'overlade, forandre' dannet af vor (jf. for- 2) + anderen (jf. ændre)
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Katlev 2000 (PNOE, OOD, EO2, OKO)
-
▾ Javaans
plander
[wijzigen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mlander=veraderen; diplander=veranderd (in schrift)
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Kupang-Maleis
ferander
[wijzigen]
-
▾ Menadonees
ferander
[wijzigen]
-
▾ Negerhollands
verander
[wijzigen, bekeren, zich beteren]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776 ook: verandert
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Noors
forandre
[wijzigen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. voranderen
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
frander
[wijzigen]
-
▾ Surinaams-Javaans
ferander, merander
[wijzigen]
<via Sranantongo>
-
▾ Ternataans-Maleis
ferander
[wijzigen]
-
▾ Ambons-Maleis
ferander
[wijzigen]
-
▾ verandering
[wijziging]
-
▾ Negerhollands
verandering, verandring
[bekering, wijziging]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verandering (old 1776), verandring (Hesseling 1905: 186)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 186)
-
▾ Sranantongo
frander
[wijziging]
-
▾ Negerhollands
verandering, verandring
[bekering, wijziging]
-
▾ veranderlijk
[geneigd tot veranderen]
-
▾ Negerhollands
veranderlik
[geneigd tot veranderen]
-
▾ Negerhollands
veranderlik
[geneigd tot veranderen]
-
▾ veranderlijkheid
[het veranderlijk-zijn]
-
▾ Negerhollands
veranderlikheit
[het veranderlijk-zijn]
-
▾ Negerhollands
veranderlikheit
[het veranderlijk-zijn]
-
▾ verankeren
[met ankers vastmaken]
-
▾ Zweeds
förankra
[vaartuig met anker vastleggen; iets stevig vastmaken met kettingen of klemhaken; sterk verbonden zijn met iets]
datering: 1547 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: SAOB; iksom d. forankre av t. verankern l. holl. verankeren; jfr FÖR- II 2 o. anm. sp. 2318 samt ANKARE, sbst.2, o. ANKRA
bron: SAOB 1898 (SAOB; NEO)
-
▾ Zweeds
förankra
[vaartuig met anker vastleggen; iets stevig vastmaken met kettingen of klemhaken; sterk verbonden zijn met iets]
-
▾ verantwoord
[goed doordacht]
-
▾ Sranantongo
frantwortu, furantwortu
[goed doordacht]
-
▾ Sranantongo
frantwortu, furantwortu
[goed doordacht]
-
▾ verantwoordelijk
[de verantwoording dragend]
-
▾ Sranantongo
frantwortu
[de verantwoording dragend]
-
▾ Sranantongo
frantwortu
[de verantwoording dragend]
-
▾ verantwoorden
[verdedigen]
-
▾ Deens
forsvare
[verdedigen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: enten (a) afl. af svare for 'bære ansvaret for' (b) el. dannet efter nedertysk vorantworden 'svare for (el. på vegne af en anden i retten)'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
verantwoorden, verantwoordt
[verdedigen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verantwoorden (old 1776, Hesseling 1905: 269), verantwoordt (Hesseling 1905: 205). Old 1776: ontkennende vorm = joe no kan verantwoord die (= onverantwoordelijk)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 269, 205)
-
▾ Sranantongo
frantwortu, furantwortu
[verdedigen]
-
▾ Zweeds
försvare
[verdedigen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: före 1520; fornsv. forsvara 'ansvara för; beskydda; försvara'; (delvis) efter lågty. vorantworden 'företräda; beskydda', eg. 'svara för'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forsvare
[verdedigen]
-
▾ verantwoording
[het geven van rekenschap]
-
▾ Sranantongo
frantwortu, furantwortu
[het geven van rekenschap]
-
▾ Sranantongo
frantwortu, furantwortu
[het geven van rekenschap]
-
▾ verarmen
[arm(er) maken]
-
▾ Deens
forarmet
[uitgeput]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: afl. af nedertysk vorarmen dannet af vor (jf. for-2) + arm (jf. arm2)
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, ED2)
-
▾ Noors
forarme
[arm(er) maken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forarmet
[uitgeput]
-
▾ verbaal
[proces-verbaal]
-
▾ Indonesisch
perbal, vérbal
[dagvaarding]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mem(p)erbal = dagvaarden
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
perbal
[proces-verbaal]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: diperbal = een proces-verbaal krijgen
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Javaans
perbal
[proces-verbaal]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: merbal=verbaliseren
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Papiaments
verbal
[proces-verbaal]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Surinaams-Javaans
perbal
[proces-verbaal]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: merbal = verbaliseren
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Indonesisch
perbal, vérbal
[dagvaarding]
-
▾ verbalisant
[iemand die een proces-verbaal opmaakt]
-
▾ Indonesisch
vérbalisan
[iemand die een proces-verbaal opmaakt]
-
▾ Indonesisch
vérbalisan
[iemand die een proces-verbaal opmaakt]
-
▾ verbaliseren
[bekeuren]
-
▾ Papiaments
verbalisá, ferbalisá
[bekeuren]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
verbalisá, ferbalisá
[bekeuren]
-
▾ verband
[stof waarmee een wond wordt verbonden]
-
▾ Indonesisch
perban
[stof waarmee een wond wordt verbonden]
-
▾ Jakartaans-Maleis
perban
[stof waarmee een wond wordt verbonden]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: diperban = verbonden
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Javaans
perban
[stof waarmee een wond wordt verbonden]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: merban=verbinden; diperban=verbonden
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Kupang-Maleis
farbán, verbán
[stof waarmee een wond wordt verbonden]
-
▾ Madoerees
vērban, pērban
[stof waarmee een wond wordt verbonden]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: apērbane / mērban = verbinden
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Makassaars
parabâng
[stof waarmee een wond wordt verbonden]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
verban, perban, ferban
[stof waarmee een wond wordt verbonden]
-
▾ Papiaments
ferbant
[stof waarmee een wond wordt verbonden]
status: ontlening onzeker
etymologie: mara un ferbant (een verband aanleggen)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sranantongo
ferbant
[stof waarmee een wond wordt verbonden]
-
▾ Surinaams-Javaans
perban
[stof waarmee een wond wordt verbonden]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: merban = verbinden, een zwachtel omdoen, zwachtelen
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Indonesisch
perban
[stof waarmee een wond wordt verbonden]
-
▾ verbandkist
[kist met verbandmiddelen, verbanddoos]
-
▾ Negerhollands
verbondkist
[kist met verbandmiddelen, verbanddoos]
-
▾ Negerhollands
verbondkist
[kist met verbandmiddelen, verbanddoos]
-
▾ verbannen
[in ballingschap zenden, in de ban doen; (verouderd) vervloeken]
-
▾ Bretons
forban
[piraat]
<via Frans>
datering: 1499 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: Fr.id. forbany 'to ban'
bron: Piette 1973 (FLMB)
-
▾ Frans
forban
[piraat; iemand zonder scrupules]
datering: 1273 (1251-1300)
status: frankisch ; ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: PR: de l'a.fr. forbannir `bannir', frq. *firbannjan, v. for-
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse)
-
▾ Zweeds
förbanna
[verwensen, vervloeken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forbanna 'bannlysa; förbanna'; av lågty. vorbannen med samma bet.; jfr bann, banna
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Bretons
forban
[piraat]
<via Frans>
-
▾ verbarmen
[(verouderd, Oost-Nedeflands) medelijden hebben met]
-
▾ Deens
forbarme sig
[medelijden hebben met]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk (sik) vorbarmen dannet af vor- (jf. for-2) + b- af præfikset be- + en afledning af adj. arm (jf. arm2 'stakkels'); egl. 'bryde sig om de arme, de ulykkelige'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, EO)
-
▾ Noors
forbarme seg
[medelijden hebben met]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty 'sik forbarmen'; FuT: von mnd. sik vorbarmen
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förbarma sig
[medelijden hebben met]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forbarma sik; av lågty. sik vorbarmen med samma bet.; jfr barmhärtig
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forbarme sig
[medelijden hebben met]
-
▾ verbatim
[woord voor woord]
-
▾ Indonesisch
vérbatim
[woord voor woord]
-
▾ Indonesisch
vérbatim
[woord voor woord]
-
▾ verbazen
[verwonderen]
-
▾ Deens
forbavse
[verwonderen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorbâsen 'forvirre, forskrække' afl. af bâsen 'handle forvirret'; vist påvirket af ældre dansk bavse 'blive forbavset' afl. af en interjektion bavs, bav 'ja men dog' (besl.m. paf)
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, ED2, OOD)
-
▾ Noors
forbause
[verwonderen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, 'forvirre, forskrekke'; FuT: von mnd. vorbasen, 'verwirren, verstört machen, verstört werden (holl. verbazen, 'erstaunt werden')
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
forbavse
[verwonderen]
-
▾ verbeelden
[zich verbeelden, inbeelden]
-
▾ Sranantongo
fruberde, ferberder, ferberdi
[zich verbeelden, inbeelden]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ferberberdersiki (ingebeelde ziekte)
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Sranantongo
fruberde, ferberder, ferberdi
[zich verbeelden, inbeelden]
-
▾ verbeelding
[verkeerde voorstelling]
-
▾ Sranantongo
fruberde, ferberder, ferberdi
[verkeerde voorstelling, fantasie]
-
▾ Sranantongo
fruberde, ferberder, ferberdi
[verkeerde voorstelling, fantasie]
-
▾ verbergen
[aan waarneming onttrekken, wegstoppen, verstoppen]
-
▾ Negerhollands
verberg
[aan waarneming onttrekken, wegstoppen, verstoppen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 266)
-
▾ Zweeds
förborga
[aan waarneming onttrekken, wegstoppen, verstoppen]
datering: 1544 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1544; till lågty. vorborgen 'förborgad', till verbergen 'gömma'; jfr bärga
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
verberg
[aan waarneming onttrekken, wegstoppen, verstoppen]
-
▾ verbeteren
[beter maken dan voorheen]
-
▾ Deens
forbedre
[beter maken dan voorheen]
datering: 1509 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorbeteren
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, OKO)
-
▾ Negerhollands
verbeeter
[beter maken dan voorheen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776 ook: maak beeter
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Noors
forbedre
[beter maken dan voorheen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forbedre
[beter maken dan voorheen]
-
▾ verbeuren
[als straf verliezen]
-
▾ Frans
forboûrner
(dialect)
[verkwisten]
-
▾ Frans
forboûrner
(dialect)
[verkwisten]
-
▾ verbieden
[door een gebod ontzeggen]
-
▾ Negerhollands
verbiet, verbiedt
[door een gebod ontzeggen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verbiet (old 1776), verbiedt (Hesseling 1905: 226)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 226)
-
▾ Negerhollands
verbiet, verbiedt
[door een gebod ontzeggen]
-
▾ verbijsteren
[verwarren]
-
▾ Deens
forbistre
†verouderd
[verwarren]
status: ontlening onzeker
etymologie: FuT: von mnd. vorbîsteren, 'verwirren, verwirrt werden, sich verirren'.. Stefan, lijkt me niet ambigu, zie Duits.
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 (FuT, OOD)
-
▾ Duits
verbiestern
[iemand verwarren]
datering: 1451-1500
status: ontlening onzeker
etymologie: Kuepper: Fußt auf ndl »bijster = verwirrt, verrückt«. Duden Universal: aus dem Niederd. < mniederd. vorbisteren, zu: bister = umherirrend; gereizt < (m)niederl. bijster
bron: Duden Universal 2003 Küpper 1987 (Kuepper, Duden Universal)
-
▾ Noors
forbistre
†verouderd
[verwarren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: nu nog in adj. forbistret = vervloekt
etymologie: FuT: von mnd. vorbîsteren, 'verwirren, verwirrt werden, sich verirren'.
bron: Falk 1910-1911 (FUT)
-
▾ Deens
forbistre
†verouderd
[verwarren]
-
▾ verbijstering
[verwarring, verdwaasdheid]
-
▾ Deens
forbistring
[verwarring, vaak tot irritatie leidend]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: sprogforbistring
etymologie: Deense woordenboeken geven hier geen opgave. Zweedse NEO wel
bron: Hjorth 2003-2005 NEO 1995 (DDO, NEO)
-
▾ Zweeds
förbistring
[verwarring, verdwaasdheid, moeilijk te verwoorden]
datering: 1635 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: språkförbistring
etymologie: sedan 1635; till äldre förbistra 'förvirra'; av lågty. vorbisteren 'komma vilse, föra vilse'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forbistring
[verwarring, vaak tot irritatie leidend]
-
▾ verbinden
[verband aanbrengen; samenvoegen; associëren]
-
▾ Deens
forbinde
[verband aanbrengen; samenvoegen; associëren; impliceren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: for-2 + binde efter nedertysk vorbinden
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, ED2)
-
▾ Negerhollands
verbind
[verband aanbrengen; samenvoegen; impliceren]
-
▾ Noors
forbinde
[verband aanbrengen; samenvoegen; verplichten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: =aus mnd. vorbinden, nhd. verbinden
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
benda
[zwachtelen; zwachtel]
status: ontlening onzeker ; afleiding
bron: (Joubert PN)
-
▾ Zweeds
förbinda
[verband aanbrengen; samenvoegen; associëren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forbinda; efter lågty. vorbinden med samma bet.; jfr band, 1binda
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forbinde
[verband aanbrengen; samenvoegen; associëren; impliceren]
-
▾ verbitteren
[bitter worden]
-
▾ Deens
forbitre
[bitter worden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: af bitter efter nedertysk vorbitteren
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Noors
forbitre
[bitter worden; verpesten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forbitre
[bitter worden]
-
▾ verbleken
[bleker, dof, minder fel worden]
-
▾ Negerhollands
verbleek
[bleker, dof, minder fel worden]
-
▾ Negerhollands
verbleek
[bleker, dof, minder fel worden]
-
▾ verblijden
[blij zijn, zich verheugen, vrolijk zijn]
-
▾ Negerhollands
verbly
[blij zijn, zich verheugen, vrolijk zijn]
-
▾ Negerhollands
verbly
[blij zijn, zich verheugen, vrolijk zijn]
-
▾ verblijf
[oponthoud; plaats waar men is]
-
▾ Fries
ferbliuw
[oponthoud; plaats waar men is]
-
▾ Fries
ferbliuw
[oponthoud; plaats waar men is]
-
▾ verblijven
[blijven]
-
▾ Deens
forblive
[blijven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorbliven dannet af vor (jf. for-2) + bliven (jf. blive)
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Noors
forbli
[blijven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forblive
[blijven]
-
▾ verblinden
[beletten te zien; het beoordelingsvermogen aantasten]
-
▾ Deens
forblinde
[beletten te zien; het beoordelingsvermogen aantasten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorblinden
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
verblend
[beletten te zien; het beoordelingsvermogen aantasten]
-
▾ Noors
forblinde
[beletten te zien; het beoordelingsvermogen aantasten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forblinde
[beletten te zien; het beoordelingsvermogen aantasten]
-
▾ verbloeden
[doodbloeden]
-
▾ Deens
forbløde
[doodbloeden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: af vb. bløde efter nedertysk vorbloden
bron: Becker-Christensen 2005 (EO, WNT, PNOE)
-
▾ Deens
forbløde
[doodbloeden]
-
▾ verbloemd
[mooier voorgesteld dan het is, bedekt]
-
▾ Deens
forblommet
[mooier voorgesteld dan het is, bedekt]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: perf.ptc. af forældet forblomme 'gøre indviklet el. dunkel' egl. 'pynte med blomster, udsmykke' ¯ nedertysk vorblomen 'pynte med blomster' afl. af blome 'blomst' (jf. blomme)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, ED2, OOS)
-
▾ Noors
forblommet
[verfraaid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: nu nog in adj. forblommet / forblomma = dubbelzinnig
etymologie: FuT: von mnd. vorblûmen, vorblômen = nhd. verblümen
bron: Falk 1910-1911 (FuT)
-
▾ Zweeds
förblommerad
[mooier voorgesteld dan het is, bedekt]
datering: 1631 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1631; till äldre sv. förblomma(d); av lågty. vorblommen 'pryda, utsmycka', eg. 'pryda med blommor'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forblommet
[mooier voorgesteld dan het is, bedekt]
-
▾ verbluffen
[verbluffing opwekkend]
-
▾ Deens
forbløffe
[verbluffing opwekkend]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorbluffen afl. af bluffen 'skræmme, larme'. Jessen citeert: "bluff, rude, appears to be Dutch"
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Jessen 1883 Katlev 2000 (PNOE, EO2, OOD, Jessen)
-
▾ Duits
verblüffen
[verbluffing opwekkend]
datering: 1751-1800
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: Aus den niederdeutschen Mundarten übernommen, mndd. vorbluffen "betäuben, bestürzt machen". Daneben stehen nndl. verbluffen "einschüchtern" und ne. bluff "prahlen" (Bluff). Man nimmt lautmalerischen Ursprung (etwa im Sinn von "platzen, knallen") an.
bron: Kluge 2002 Küpper 1987 (Kluge, Kuepper)
-
▾ Noors
forbløffe
[uit zijn doen brengen, tot zwijgen brengen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, eg. 'skremme'; FuT: nd. bluffen, blüffen, 'erschrecken, verwirren' ist etymologisch dasselbe wort wie ostfries. bluffen 'bellen' (holl. bluffen, 'prahlen') und eine ablautsform zu nd. blaffen, 'heftig bellen'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förbluffa
[verbluffing opwekkend]
datering: 1793 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1793; av lågty. vorbluffen med samma bet., till bluffen 'skrämma; överrumpla'; jfr bluff, bluffa
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forbløffe
[verbluffing opwekkend]
-
▾ verbluft
[uit het veld geslagen]
-
▾ Fries
oerbluft
[uit het veld geslagen]
-
▾ Fries
oerbluft
[uit het veld geslagen]
-
▾ verbod
[gebod om iets na te laten]
-
▾ Frans
verbode; fourbot
†verouderd
(dialect)
[bepaling, reglement dat voor een bepaalde tijd geldt; hetgeen verboden is]
datering: 1310 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
etymologie: Die belege im flandr. und hain. sind so alt, dass man nicht von nndl. verbod ausgehen kann, sondern nur von dem nicht belegten mndl. *verbode.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
verbode; fourbot
†verouderd
(dialect)
[bepaling, reglement dat voor een bepaalde tijd geldt; hetgeen verboden is]
-
▾ verbodemen
[voor een bodemerijlening iets verpanden]
-
▾ Deens
forbodme
[voor een bodemerijlening iets verpanden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD zonder etymologie, SAOB; liksom d. forbodme efter holl. verbodemen l. t. verbodmen
bron: SAOB 1898 (OOD, SAOB)
-
▾ Zweeds
förbodma
[voor een bodemerijlening iets verpanden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: SAOB; liksom d. forbodme efter holl. verbodemen l. t. verbodmen
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Deens
forbodme
[voor een bodemerijlening iets verpanden]
-
▾ verboden
[ongeoorloofd verklaard]
-
▾ Indonesisch
perboden
[ongeoorloofd verklaard]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: memperboden = verbieden
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
verboden
(dialect)
[verboden toegang]
-
▾ Indonesisch
perboden
[ongeoorloofd verklaard]
-
▾ verbond
[vereniging; overeenkomst]
-
▾ Deens
forbund
[vereniging; overeenkomst]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorbunt afl. af vorbinden, jf. forbinde i betydningen 'binde sig, dvs. forpligte sig, over for nogen' . OOD: fra mnt. vorbunt (nt. verbund), holl. verbond; til forbinde; egl. sa. ord som Forbundt; jf. Bundt
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, ED2)
-
▾ Negerhollands
verbond
[vereniging; overeenkomst]
-
▾ Zweeds
förbund
[vereniging; overeenkomst]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: förbundsledning, förbundsregering, förbundssekreterare, förbundsstyrelse, friidrottsförbundet, tjänstemannaförbundet, fackförbund, statsförbund
etymologie: före 1520; fornsv. forbund; av lågty. vorbund med samma bet., till vorbinden 'förbinda'; jfr 1binda
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forbund
[vereniging; overeenkomst]
-
▾ verborgen
[geheimzinnig]
-
▾ Deens
forborgen
†verouderd
[geheimzinnig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorborgen perf.ptc. af vorbergen afl. af bergen 'gemme, skjule' (jf. bjærge); egl. 'skjult, lønlig'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, ED2, OOD)
-
▾ Negerhollands
verborg, geborg, verborgen
[geheimzinnig]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: verborgen dingen, verborgenheid = verborggoed, verberggoed
etymologie: verborg, geborg (old 1776), verborgen (Hesseling 1905: 266)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 266)
-
▾ Noors
forborgen
[geheimzinnig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, av verbergen; FuT: von mnd. vorborgen, nhd. verborgen, partiz. zu verbergen. Von diesem partiz. ist ält. dän. forborge 'verbergen' gebildet.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
forborgen
†verouderd
[geheimzinnig]
-
▾ verborgenheid
[iets dat verborgen is]
-
▾ Negerhollands
verborgenheid
[iets dat verborgen is]
-
▾ Negerhollands
verborgenheid
[iets dat verborgen is]
-
▾ verbouwereerd
[onthutst]
-
▾ Sranantongo
bowreri
[onthutst]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Sranantongo
bowreri
[onthutst]
-
▾ verbranden
[laten branden; verkleuren door vuur of zon]
-
▾ Deens
forbrænde
[laten branden; verkleuren door vuur of zon]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af vb. brænde efter nedertysk vorbernen, vorbrennen; egl. 'brænde op'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Negerhollands
verbran, verbranden
[laten branden]
datering: 1742 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: verbran (old 1776), verbranden (Rossem 1996: 66)
bron: Rossem 1996 (old 1776, Rossem 1996: 66)
-
▾ Noors
forbrenne
[tot as branden, opbranden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forbrænde
[laten branden; verkleuren door vuur of zon]
-
▾ verbreken
[een einde maken aan, stukmaken; schenden]
-
▾ Deens
forbryde
[schenden, verkrachten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; verbastering
etymologie: dannet af middeldansk brytæ 'forbryde sig' (egl. 'bryde') under påvirkning af nedertysk vorbreken 'forbryde sig, sønderbryde, krænke'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
verbreek
[een einde maken aan]
-
▾ Deens
forbryde
[schenden, verkrachten]
-
▾ verbrengen
[(verouderd) overbrengen, voorbij laten gaan (de tijd)]
-
▾ Negerhollands
verbreng
[overbrengen, voorbij laten gaan (de tijd)]
-
▾ Negerhollands
verbreng
[overbrengen, voorbij laten gaan (de tijd)]
-
▾ verbrijzelen
[vermorzelen]
-
▾ Duits
verbriseln
(dialect)
[(van een schip) kapotgaan]
status: ontlening onzeker
etymologie: Heute nur noch auf Borkum bekannt in der Wendung dat Schip is verbrißelt oder verprißelt
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
verbriseln
(dialect)
[(van een schip) kapotgaan]
-
▾ verbruien
[verknoeien]
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
ferbröie
[bederven, verknoeien]
status: ontlening onzeker
etymologie: ferbröie Wi. ‘vereiteln‘ < nl. verbruien ‘verderben, verpatzen‘; zu bruien ‘zur Braut nehmen; Unzucht treiben; mißhandeln‘→hd. Braut; s. bröie
bron: Sjölin 2006 (Sjölin)
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
ferbröie
[bederven, verknoeien]
-
▾ verbruiken
[consumeren]
-
▾ Deens
forbruge
[consumeren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af bruge efter nedertysk vorbruken
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, ED1)
-
▾ Noors
forbruke
[consumeren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forbruge
[consumeren]
-
▾ verbuiten
[(verouderd) verwisselen]
-
▾ Deens
forbytte
[per ongeluk verwisselen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af vb. bytte efter nedertysk vorbuten
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, EO)
-
▾ Deens
forbytte
[per ongeluk verwisselen]
-
▾ verdacht
[aanleiding gevend tot verdenking]
-
▾ Fries
fertocht
[aanleiding gevend tot verdenking]
-
▾ Indonesisch
verdah
[aanleiding gevend tot verdenking]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: memverdah = verdenken
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Negerhollands
verdacht
[aanleiding gevend tot verdenking]
-
▾ Fries
fertocht
[aanleiding gevend tot verdenking]
-
▾ verdachtig
[(verouderd) verdacht, verdenking wekkend]
-
▾ Negerhollands
verdachtig
[verdacht, verdenking wekkend]
-
▾ Negerhollands
verdachtig
[verdacht, verdenking wekkend]
-
▾ verdedigen
[afweren, weerleggen]
-
▾ Fries
ferdigenje
[afweren, weerleggen]
-
▾ Fries
ferdigenje
[afweren, weerleggen]
-
▾ verdekt
[verborgen]
-
▾ Deens
fordækt
[heimelijk verborgen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: perf.ptc. af forældet fordække 'tildække, skjule' ¯ nedertysk vordecken 'tildække'
bron: Becker-Christensen 2005 (EO, PNOE)
-
▾ Noors
fordekt
[verborgen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: av forel fordekke, 'skjule', fra lty.
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
fordækt
[heimelijk verborgen]
-
▾ verdelen
[in delen verspreiden]
-
▾ Deens
fordele
[in delen verspreiden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af dele efter nedertysk vordelen
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Negerhollands
verdeel
[in delen verspreiden]
-
▾ Noors
fordele
[in delen verspreiden]
-
▾ Deens
fordele
[in delen verspreiden]
-
▾ verdelgen
[vernietigen]
-
▾ Negerhollands
vertilg
[vernieuwen, vervangen, tenietdoen, vernietigen, delgen]
-
▾ Negerhollands
vertilg
[vernieuwen, vervangen, tenietdoen, vernietigen, delgen]
-
▾ verdenken
[wantrouwen: (verouderd) kwalijk nemen]
-
▾ Deens
fortænke
[kwalijk nemen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af tænke efter nedertysk vordenken; egl. 'mistænke'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
fortenke
[kwalijk nemen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty, eg. 'mistenke'
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
förtänka
[kwalijk nemen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forthänkia; efter lågty. vordenken med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fortænke
[kwalijk nemen]
-
▾ verder
[overigens, voor de rest, daarna, vervolgens]
-
▾ Negerhollands
verder
[overigens, voor de rest, daarna, vervolgens]
-
▾ Negerhollands
verder
[overigens, voor de rest, daarna, vervolgens]
-
▾ verderf
[ondergang]
-
▾ Noors
forderv
[vergankelijkheid]
-
▾ Noors
forderv
[vergankelijkheid]
-
▾ verderven
[rotten, te gronde richten]
-
▾ Deens
fordærve
[rotten, te gronde richten, verwennen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorderven afl. af derven 'gå til grunde'
bron: Becker-Christensen 2005 (EO, PNOE)
-
▾ Noors
forderve
[bederven, vernielen, aantasten]
-
▾ Zweeds
fördärva
[bederven, vernielen, aantasten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fordärva; av lågty. vorderven med samma bet.; av ovisst ursprung
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fordærve
[rotten, te gronde richten, verwennen]
-
▾ verdienen
[winst of loon krijgen; waard zijn te krijgen]
-
▾ Deens
fortjene
[winst of loon krijgen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: afl. af tjene efter nedertysk vordenen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Javindo
ferdien
[winst of loon krijgen]
-
▾ Negerhollands
verdien, verdienst
[winst of loon krijgen; waard zijn te krijgen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776: ontkennende vorm = sonder verdienst, sonder ons ka verdien die (= onverdiend, onterecht)
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Noors
fortjene
[winst of loon krijgen; waard zijn te krijgen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förtjäna
[winst of loon krijgen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forthiäna; efter lågty. vordenen med samma bet.; jfr tjäna
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fortjene
[winst of loon krijgen]
-
▾ verdienste
[wat men ontvangt]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1360;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
fortjeneste
[loon voor arbeid, winst, verdienstelijkheid]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af fortjene efter nedertysk vordenst
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
verdienst
[wat men ontvangt]
-
▾ Noors
fortjeneste
[opbrengst, winst]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty; NROi: e. mnty., se for- II
bron: NROi (BO; NROi)
-
▾ Sranantongo
ferdinste
[wat men ontvangt]
-
▾ Deens
fortjeneste
[loon voor arbeid, winst, verdienstelijkheid]
-
▾ verdienstelijk
[erkentelijkheid verdienend]
-
▾ Negerhollands
verdienstlik
[erkentelijkheid verdienend]
-
▾ Negerhollands
verdienstlik
[erkentelijkheid verdienend]
-
▾ verdieping
[ruimte tussen twee vloeren]
-
▾ Duits
Verdepung, Ferdepunk
†verouderd
(dialect)
[geraamte van het ankerbalkenhuis; ruimte tussen twee vloeren]
status: ontlening onzeker
etymologie: Smet gebaseerd op diss. van Schlüter. Schlüter: Nur von einem älteren Zimmermann in Krückling bei Ramsdorf angegeben. Das westm. Wort könnte siner Bildung nach einheimisch sien, doch gibt zu denken, dass es in allgemeinerer Verwendung kaum vorkommt. In Ostfrsl. (D-K. 1, 443) ist es in der Bedtg. Stockwerk aus den Niederlanden entlehnt, ebenso wie ins Schwedische und Dänische (nach Dwb.). Das Wort ist im Westm. nur verständlich, wenn das Gebiet im Zusamenhang mit dem mnl. Ankerbalkengebiet gesehen wird, währen Ferdepunk in diesem Sinne am Gerüst des innerwestfälischen Dachbalkenhauses nicht möglich ist. Das westm. Wort lässt noch klar erkennen, wo das nl. verdieping seine Ursprungsstelle hat. (…) Das westm. Wort muss zu einer Zeit übernommen sein, als in den Niederlanden noch deutlich die Erinnerung daran vorhanden war, woher verdieping kommt.
bron: Schlüter 1952 Smet 1983 (Smet 83, Schlüter)
-
▾ Indonesisch
perdiping
[ruimte tussen twee vloeren]
-
▾ Papiaments
verdip (ouder: verdiep)
[ruimte tussen twee vloeren]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 108
bron: Putman 1859 Putte 2008 (Putte PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Sranantongo
ferdipen
[ruimte tussen twee vloeren]
-
▾ Surinaams-Javaans
perdiping
[ruimte tussen twee vloeren]
-
▾ Duits
Verdepung, Ferdepunk
†verouderd
(dialect)
[geraamte van het ankerbalkenhuis; ruimte tussen twee vloeren]
-
▾ verdoemen
[veroordelen]
-
▾ Deens
fordømme
[veroordelen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af dømme efter nedertysk vordomen
bron: Becker-Christensen 2005 (EO, PNOE)
-
▾ Duits
betomen
[tonen, zich wreken]
status: ontlening onzeker
etymologie: be-tomen nur bətǫ·m.t, zu ndl. doemen »verurteilen« u. unter Einfluss von t:nən »zeigen« Eup Part.: in der RA.: Futele betommt sech rächt sich, — tøməlt sech Eup-Kettenis.
bron: RhWB 1928-1971 (RhWB)
-
▾ Negerhollands
verdoem, verdum
[veroordelen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: verdoemt = verdoemt
etymologie: verdoem (old 1776), verdum (Hesseling 1905: 213)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 213)
-
▾ Noors
fordømme
[veroordelen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: entlehnt dem mnd. vordômen (holl. verdoemen)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
fordømme
[veroordelen]
-
▾ verdoemenis
[eeuwige veroordeling]
-
▾ Negerhollands
verdoemnis, verdumnis
[eeuwige veroordeling]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verdoemnis (old 1776), verdumnis (Hesseling 1905:202). Old 1776: ook verdoemt.
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905:202)
-
▾ Negerhollands
verdoemnis, verdumnis
[eeuwige veroordeling]
-
▾ verdoen
[verkwisten; (verouderd) vernietigen]
-
▾ verdomd
[vervloekt]
-
▾ Petjoh
verdomd, vardomd
[heel erg, buitengewoon]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
verdomde
[verdoemd, vervloekt]
<via Afrikaans>
datering: 1850 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans, ad. Du. verdoemd.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Petjoh
verdomd, vardomd
[heel erg, buitengewoon]
-
▾ verdomme
[bastaardvloek]
-
▾ Ambons-Maleis
fordomo, pordomo
[bastaardvloek]
-
▾ Frans
fèrdome
(dialect)
[bastaardvloek]
status: ontlening onzeker
etymologie: Verdomd (ndl.) 'verdammt' ist schon im ndl. ein kraftausdruck.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Indonesisch
perdom
[bastaardvloek]
-
▾ Javaans
perdam-perdom
[bastaardvloek]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: merdam-merdom=op z'n Europees uitschelden, vloeken
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Makassaars
paradomêng
[bekend als Nederlandse vloek]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Petjoh
perdom
[bastaardvloek]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
verdom
[bastaardvloek]
<via Afrikaans>
datering: 1960 (1951-2000)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: verdom (vloeken)
etymologie: Afk. fr. Du.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Ambons-Maleis
fordomo, pordomo
[bastaardvloek]
-
▾ verdonkeremanen
[verduisteren]
-
▾ Fries
ferdonkeremoanje
[verduisteren]
-
▾ Fries
ferdonkeremoanje
[verduisteren]
-
▾ verdoofd
[gevoelloos gemaakt]
-
▾ Papiaments
ferdof
[gevoelloos gemaakt]
-
▾ Sranantongo
ferdowf
[gevoelloos gemaakt]
-
▾ Surinaams-Javaans
ferdof
[gevoelloos gemaakt]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: merdof = verdoven
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Papiaments
ferdof
[gevoelloos gemaakt]
-
▾ verdorie
[bastaardvloek]
-
▾ Petjoh
verdeurie, verdorie, verdrie
[milde vloek]
-
▾ Petjoh
verdeurie, verdorie, verdrie
[milde vloek]
-
▾ verdoven
[gevoelloos maken]
-
▾ Papiaments
ferdof
[gevoelloos maken]
-
▾ Sranantongo
ferdowf
[gevoelloos maken]
-
▾ Papiaments
ferdof
[gevoelloos maken]
-
▾ verdraaglijk
[draaglijk, duldbaar]
-
▾ Negerhollands
verdraeglig
[draaglijk, duldbaar]
-
▾ Negerhollands
verdraeglig
[draaglijk, duldbaar]
-
▾ verdraagzaam
[bereid te verdragen, tolerant]
-
▾ Fries
ferdraachsum
[bereid te verdragen, tolerant]
-
▾ Fries
ferdraachsum
[bereid te verdragen, tolerant]
-
▾ verdraagzaamheid
[het verdraagzaam-zijn]
-
▾ Fries
ferdraachsumheid
[het verdraagzaam-zijn]
-
▾ Fries
ferdraachsumheid
[het verdraagzaam-zijn]
-
▾ verdraaien
[ronddraaien; weigeren]
-
▾ Negerhollands
verdraai
[ronddraaien, roteren, wentelen]
-
▾ Sranantongo
ferdrai
[weigeren]
-
▾ Negerhollands
verdraai
[ronddraaien, roteren, wentelen]
-
▾ verdrag
[overeenkomst]
-
▾ Zweeds
fördrag
[overeenkomst]
datering: 1523 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fördragsbrott, fördragsenlig, nonaggressionsfördrag, vänskapsfördrag
etymologie: sedan 1523; av lågty. vordrach med samma bet.; jfr dra
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zweeds
fördrag
[overeenkomst]
-
▾ verdragen
[dulden]
-
▾ Deens
fordrage
[dulden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vordragen afl. af vb. drage i betydningen 'bære, tåle, udholde'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, EO)
-
▾ Negerhollands
verdraag, fodrā
[dulden, gesteld zijn op, te maken willen hebben met]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verdraag (old 1776), fodrā (djdj 1926). old 1776: niet verdragen = mi no kan verdraag die
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Noors
fordra
[dulden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO; fra lty; FuT: von mnd. vordragen (= nhd. ertragen), eigentlich "zu ende tragen"., dann 'dulden, vertragen'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT:)
-
▾ Sranantongo
ferdragi
[dulden]
-
▾ Surinaams-Javaans
ferdrakh
[veel kunnen hebben, er tegen kunnen]
<via Sranantongo>
-
▾ Zweeds
fördra
[dulden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fordragha; av lågty. vordragen med samma bet.; jfr dra
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fordrage
[dulden]
-
▾ verdrekken
[(verouderd) bezoedelen, besmeuren]
-
▾ Frans
verdrecque
(dialect)
[overtreding, onbezonnen jeugdstreek]
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: Verdrekken (ndl.) 'beschmutzen'. Auch im deutschen werden beschmutzen, besudeln gebraucht mit bezug auf handlungen, die unehrenhaft sind. (noot: In den hier zugänglichen ndl. wörterbüchern ist "verdrekken" nicht belegt. Aber das wort kann ohne weiteres gebildet worden sein, und es ist auch nicht anzunehmen, dass es Barbier erfunden hat.)
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
verdrecque
(dialect)
[overtreding, onbezonnen jeugdstreek]
-
▾ verdriet
[smart, leed]
-
▾ Negerhollands
verdriet
[smart, leed; bedroefd]
-
▾ Papiaments
fèdrit, ferdrit, fèrdrit, vèrdrit (ouder: verdriet)
[smart, leed; bedroefd; lelijk en nors, niet om aan te zien]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.44
bron: Putman 1859 Putte 2008 (Joubert PN, Putte PN, Putman1859)
-
▾ Negerhollands
verdriet
[smart, leed; bedroefd]
-
▾ verdrieten
[leed doen of hebben]
-
▾ Deens
fortryde
[spijt hebben]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: omdannet af nedertysk vordreten 'mishage, ærgre' i tilknytning til det hermed beslægtede forældede tryde 'mangle, savne'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
förtryta
[ergeren, irriteren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fortryta; ombildn. av lågty. vordreten, se förtreta, efter mönster av tryta; jfr oförtruten
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fortryde
[spijt hebben]
-
▾ verdrietig
[verdriet hebbend of daarvan getuigend]
-
▾ Fries
fertrietich
[verdriet hebbend; onaangenaam, vervelend]
-
▾ Negerhollands
verdrietig
[verdriet hebbend of daarvan getuigend]
-
▾ Fries
fertrietich
[verdriet hebbend; onaangenaam, vervelend]
-
▾ verdrijven
[verjagen]
-
▾ Deens
fordrive
[verjagen, uitdrijven, het verdrijven van tijd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af vb. drive efter nedertysk vordriven
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, EO)
-
▾ Noors
fordrive
[verjagen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
fordrive
[verjagen, uitdrijven, het verdrijven van tijd]
-
▾ verdringen
[verdrijven]
-
▾ Deens
fortrænge
[verdrijven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af trænge efter nedertysk vordrengen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
fortrenge
[verdrijven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: etter lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
fortrænge
[verdrijven]
-
▾ verdrinken
[in het water omkomen; met drinken verdoen]
-
▾ Negerhollands
verdrink
[in het water omkomen; met drinken verdoen]
-
▾ Negerhollands
verdrink
[in het water omkomen; met drinken verdoen]
-
▾ verdrogen
[uitdrogen]
-
▾ Negerhollands
verdroog
[uitdrogen]
-
▾ Negerhollands
verdroog
[uitdrogen]
-
▾ verdronken
[verstikt door water]
-
▾ Berbice-Nederlands
dronggi
[verstikt door water]
-
▾ Berbice-Nederlands
dronggi
[verstikt door water]
-
▾ verdrukken
[onderdrukken, nederdrukken, geweld aan doen]
-
▾ verdubbeling
[het dubbel maken; het aanbrengen van een tweede of nieuwe buitenhuid aan een schip]
-
▾ Russisch
fordúpel’t
†verouderd
[het aanbrengen van een tweede of nieuwe buitenhuid aan een schip]
status: ontlening onzeker
etymologie: Verdubbeling. Verdubbeling, een huit van planken, die van onderen af, tot aan het eerste berghhout toe, over de schepen getrokken wordt; waar tussen veeltijds hayr, geslagen loot, of koper gelegd werd, om de wormen te weren, die de schepen doorboren: de naden werden gepikt: voor en achter worden de schepen mede wel verdubbelt. W. Verdubbelen dan werd met recht te scheep genomen, voor een dubbelde huid om een schip spijkeren, en een verdubbeling. WINSCH .Russ. fordúpel’t V., thans verouderd. Merkwaardig is het citaat, dat V. geeft uit een brief van PETER DEN GROOTE, waarin het woord voorkomt (ik spatieer de aan het Holl. ontleende woorden): Gollandskie korabli, kuplennye v Gollandii, zelo rank, togo dijn nadobno im ford upel't, dabv popolnit' meždu bargoutaini, a imenno, nacinają, ot nižnjago, položit' doski, tolščinoju v šest' djujmov, pervuju pod bargontoin, a ot nee po málu tone odna drugoj, klást' do sainago kilja, gdě poslednej krajnej doski na net spustiťsja. r Pak že for i achte rštevnjam tone spustit' koncy u dosok, a imenno ne tolšče polutora djujma ili dvuch. (de Hollandsche schepen, gekocht in Holland, zijn zeer rank, daarom hebben zij nodig een verdubbeling, om aan te vullen tussen de berghouten, en wel in het bijzonder, te beginnen vanaf het onderste, planken te leggen, ter dikte van zes duim, de eerste onder het berghout, en van haar af de een langzamerhand dunner dan de andere, te leggen tot aan de kiel toe, waar de laatste, uiterste plank van onderen in niets uitloopt. Evenzo voor de voor en achterstevens de einden der planken van onderen dunner te laten, en wel met name niet dikker dan anderhalve of twee duim). Russ. fordupel’tf is niet, zoals men misschien zou kunnen menen, uit een verkeerdelijk als subst. opgevat Holl. verdubbeld (vgl. W.'s: voor en achter worden de schepen mede wel verdubbelt) ontstaan, maar uit Holl. verdubbeling, evenals Russ. brezént uit Holl. presenning en hoogstwaarschijnlijk ook Russ. špunt, -śpont uit Holl. sponning, wanneer deze laatste woorden niet uit het verkorte spong (z. ald.) zijn overgenomen) ') Holl. -imj als -imj: als -eng: als -en': als -in': treedt Russ. in het . eling Russ. op: kabaljaring kleding. , kleting mamering musing ruring fertoing vuling saling biteng peleng saleng gorden' juzen' kleten1 lorden' sezen' sarven' spiesen' fertoen' sviten', juzin' svizen' uit Holl helling. kabelaring. kleeding. mamiering. muizing. roering. vertuiing. woeling. zaling. heting. peiling. zaling. gording. huizing. kleeding. lordi ng. seizing. serving. splitsing. vertuiing. zwieping. huizing. 5. als -an: Kuss. platan uit Holl. platting. G. als -': Russ. regel' uit Holl. regeling. Russ. teken' uit Holl. teekening. Russ. tren' uit Holl. trensing. 7. als -: Russ. kabaljar uit Holl. kabelaring. 8. als - met t paragoge: Russ. brezent uit Holl. presenning. Russ. špunt, špont uit Holl. sponning. Russ. fonlupel't uit Holl. verdubbeling. 9. als -yrn: Russ. rym uit Holl. ring. Den Holl. plur. -ingen vindt men in het Russ.: als -enki: Russ. plur. vyblenki uit Holl. plur. wevelingen. Den Holl. plur. -ings vindt men in het Russ.: 1. als -ins: Russ. sing, brukins, brjukins uit Holl. plur. broekings. Russ. sing, putins uit Holl. plur. puttings. 2. als -cna: Russ. sing, putens, pjutens uit Holl. plur. puttings. 3. als -ene: Russ. sing, manierene uit Holl. plur. mamierings. 4. als -inec: Russ. sing, mamerinec uit Holl. plur. mamierings. 5. als -anec: Russ. sing, brjukanec uit Holl. plur. broekings
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
fordúpel’t
†verouderd
[het aanbrengen van een tweede of nieuwe buitenhuid aan een schip]
-
▾ verduisteren
[donker maken, donker worden]
-
▾ Negerhollands
verduster
[donker maken, donker worden]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776: verduistert = verdustert
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
verduster
[donker maken, donker worden]
-
▾ verduwen
[slikken]
-
▾ Deens
fordøje
[verteren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vordoien, vordouwen afl. af vb. doien, douwen 'tø'; egl. 'gøre flydende, smelte'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, EO)
-
▾ Deens
fordøje
[verteren]
-
▾ verdwaald
[de weg kwijt]
-
▾ Berbice-Nederlands
fudwali
[verward]
-
▾ Papiaments
ferduá
[de weg kwijt]
-
▾ Berbice-Nederlands
fudwali
[verward]
-
▾ verdwalen
[de weg kwijtraken]
-
▾ Duits
verdalen
(dialect)
[de weg kwijtraken]
-
▾ Negerhollands
verdwael
[de weg kwijtraken]
-
▾ Papiaments
ferduá
[de weg kwijtraken]
-
▾ Sranantongo
ferdwal
[de weg kwijtraken]
-
▾ Duits
verdalen
(dialect)
[de weg kwijtraken]
-
▾ verdwijnen
[weggaan]
-
▾ Duits
verdwinen
(dialect)
[weggaan, vergaan]
status: ontlening onzeker
etymologie: Gegenwärtig im Reiderl. und auf Borkum von den Alten noch gebraucht.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Fries
ferdwine
[weggaan]
-
▾ Duits
verdwinen
(dialect)
[weggaan, vergaan]
-
▾ verenigen
[samenvoegen]
-
▾ Deens
forene
[bij elkaar brengen, combineren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorenen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, EO)
-
▾ Negerhollands
vereenig
[samenvoegen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776: verenigt = vereenigt
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Noors
forene
[samenvoegen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
förena
[samenvoegen, bij elkaar brengen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forena; av lågty. vorenen, ty. vereinen med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forene
[bij elkaar brengen, combineren]
-
▾ vereniging
[samenvoeging, groepering]
-
▾ Fries
feriening
[samenvoeging, groepering]
-
▾ Negerhollands
vereeniging
[samenvoeging, groepering]
-
▾ Fries
feriening
[samenvoeging, groepering]
-
▾ vereren
[als eerbewijs aanbieden, schenken]
-
▾ Deens
forære
[schenken, ten geschenke geven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af vb. ære efter nedertysk voreren; egl. 'ære el. hædre med gaver'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
vereer
[mededelen, vertellen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: old 1776: weggeven = vereer wee
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Noors
forære
[schenken, ten geschenke geven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, eg. 'ære ved gaver'; FuT: von mnd. vorêren, 'ehren, besonders durch gaben'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förära
[schenken, ten geschenke geven]
datering: 1609 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1609; av lågty. voreren med samma bet., eg. 'hedra (särskilt med gåvor)'; jfr ära
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forære
[schenken, ten geschenke geven]
-
▾ verergeren, verergen
[erger maken, worden; (verouderd) schaden, verontwaardigd worden]
-
▾ Deens
forarge
[krenken, verontwaardigen, verontwaardigd raken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorargen dannet af vor- (jf. for-2) + en afledning af arg 'ond, slet' (jf. arg, arrig); egl. 'gøre slet, fordærve'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, EO)
-
▾ Zweeds
förarga
[krenken, verontwaardigen, verontwaardigd raken]
datering: 1642 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1642; jfr fornsv. forargha 'försämra; skada'; av lågty. vorargen 'göra värre; väcka anstöt'; till arg
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forarge
[krenken, verontwaardigen, verontwaardigd raken]
-
▾ verering
[het vereren, het aanroepen van en bewijzen van eer aan de heiligen]
-
▾ Negerhollands
vereering
[het vereren, het aanroepen van en bewijzen van eer aan de heiligen]
-
▾ Negerhollands
vereering
[het vereren, het aanroepen van en bewijzen van eer aan de heiligen]
-
▾ verf
[kleurstof]
-
▾ Deens
farve
[kleur]
datering: 1700 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk varwe, verwe; det oprindelige nordiske ord er lød
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Ests
värv
[kleur(stof)]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Bentlin 2008 (KH, Bentlin)
-
▾ Fins
väri
[kleur(stof)]
<via Zweeds>
datering: 1787 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 Bentlin 2008 (KH, NSSK, SKP, TN, Bentlin)
-
▾ Menadonees
fèref
[kleurpotlood; kleurstof]
-
▾ Negerhollands
verw
[kleurstof]
-
▾ Noors
farge, farve
[kleur(stof)]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: entlehnt dem mnd. verwa, verwe (indem w zum teil zu g nach dem muster von torv:torg, marv:marg u. ähnl. verändert ist) > holl. verf; NROi: mnty. varwe, verwe
bron: Falk 1910-1911 (FuT; NRoi)
-
▾ Papiaments
fèrf (ouder: verf)
[kleurstof]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fèrfdó (schilder) Uit: Putman1859 p.38 : "Paloe (di) verf - verfhout"
etymologie: prepará fèrf (verf aanmaken); kachikachi di fèrf (bezinksel van verf); fèrf di awa (waterverf)
bron: (Joubert PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Saramakkaans
féifi
[kleurstof]
<via Sranantongo>
-
▾ Sarnami
verfi
[kleurstof]
-
▾ Savu
were
[kleurstof]
-
▾ Sranantongo
ferfi
[kleurstof]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Zweeds
färg
[kleur(stof)]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: färgfilm, färgkrita, färgprakt, färgskala, färgspel, hårfärg, modefärg
etymologie: före 1520; fornsv. färgha med samma bet.; av lågty. verwe med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
farve
[kleur]
-
▾ verfborstel
[kwast die dient voor het opbrengen en uitstrijken van verf]
-
▾ Negerhollands
farǝfbosl
[kwast die dient voor het opbrengen en uitstrijken van verf]
-
▾ Negerhollands
farǝfbosl
[kwast die dient voor het opbrengen en uitstrijken van verf]
-
▾ verfman
[schilder]
-
▾ Sarnami
verfiman
[schilder]
<via Sranantongo>
-
▾ Sranantongo
ferfiman
[huisschilder, kunstschilder]
-
▾ Sarnami
verfiman
[schilder]
<via Sranantongo>
-
▾ verfoeien
[verafschuwen]
-
▾ Papiaments
verfoei
†verouderd
[verafschuwen]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 109
bron: Ewijk 1875 Putman 1859 (Putman1859, Ewijk)
-
▾ Papiaments
verfoei
†verouderd
[verafschuwen]
-
▾ vergaan
[te gronde gaan]
-
▾ Deens
forgå
[te gronde gaan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: fra nedertysk vorgân dannet af vor (jf. for-2) + gân (jf. gå)
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, ED, ED2)
-
▾ Negerhollands
vergaen
[te gronde gaan]
-
▾ Noors
forgå
[te gronde gaan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
förgå
[te gronde gaan, voorbijgaan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forganga; efter lågty. vorgan med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forgå
[te gronde gaan]
-
▾ vergaderen
[bijeenkomen]
-
▾ Engels
for(e)gather
[bijeenkomen; ontmoeten]
datering: 1501-1600 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: chiefly Sc.; Ad 1.:xvi (Douglas). - Du. vergaderen, with accomodation to FOR-, GATHER.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Fries
fergaderje
[bijeenkomen]
-
▾ Negerhollands
vergaeder, vergaader
[bijeenkomen; ontmoeten; verzamelen]
datering: 1905 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: vergaeder (Hesseling 1905: 191), vergaader (Hesseling 1905: 265).
bron: Hesseling 1905 (Hesseling 1905:191, 265)
-
▾ Engels
for(e)gather
[bijeenkomen; ontmoeten]
-
▾ vergadering
[bijeenkomst; vergaderde menigte]
-
▾ Deens
forgaring
(dialect)
[plezier, drukte, ophef]
status: ontlening onzeker
etymologie: < hollandsk vergadering (= samling, sammenkomst); Fanø
bron: Jysk ordbog 1999 (Jysk Ordbog)
-
▾ Duits
Vergâderung
[kerkelijke verzameling van de mennonieten]
status: ontlening onzeker
etymologie: Von dem holl. "vergaderen" versammelen
bron: Frischbier 1882 (Frischbier)
-
▾ Fries
fergadering
[bijeenkomst]
-
▾ Indonesisch
begand(e)ring, benggandering
[bijeenkomst]
-
▾ Indonesisch
pergandering, perhadering(an)
†verouderd
[bijeenkomst]
-
▾ Jakartaans-Maleis
perhadring
[bijeenkomst]
-
▾ Javaans
begandring
[bijeenkomst]
-
▾ Madoerees
gaddrīng, agaddrīng
(dialect)
[bijeenkomst]
-
▾ Makassaars
parahadêreng
[bijeenkomst]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Negerhollands
vergaadering
[bijeenkomst]
-
▾ Sranantongo
vergadering
[bijeenkomst]
-
▾ Surinaams-Javaans
begandring
[bijeenkomst]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: begandringan = idem, mbegandring = vergaderen (over), overleggen (over), bespreken, een voortbespreking houden (over)
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Deens
forgaring
(dialect)
[plezier, drukte, ophef]
-
▾ vergankelijk
[voorbijgaand]
-
▾ Deens
forgængelig
[voorbijgaand]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorgenklik afl. af vorgân 'forgå' (jf. forgå)
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Katlev 2000 (PNOE, EO, OOD, EO2)
-
▾ Negerhollands
verganglik
[voorbijgaand]
-
▾ Noors
forgjengelig
[voorbijgaand]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, besl m. forgå
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förgängelig
[voorbijgaand]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forgangliker; av lågty. vorgenklik, till vorgan 'förgå'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forgængelig
[voorbijgaand]
-
▾ vergankelijkheid
[niet duurzaam zijn, sterfelijkheid, broosheid, tijdelijkheid]
-
▾ vergaren
[verzamelen, verwerven]
-
▾ Negerhollands
vergaar, gaer
[verzamelen, verwerven]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vergaar (old 1776), gaer (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Negerhollands
vergaar, gaer
[verzamelen, verwerven]
-
▾ vergassen
[tot gas (laten) worden; met gas ombrengen]
-
▾ Fries
fergasse
[tot gas (laten) worden; met gas ombrengen]
-
▾ Fries
fergasse
[tot gas (laten) worden; met gas ombrengen]
-
▾ vergeefs
[vruchteloos]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1291-1300;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
forgæves
[vruchteloos]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorgeves, vorgevens genitiv af perf.ptc. af vorgeven 'bortgive' dannet af vor (jf. for-2) + geven 'give'; egl. 'bortgivet (gratis), spildt'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, ED, ED2)
-
▾ Noors
forgjeves
[vruchteloos, zonder resultaat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, eg. 'gitt som gave'; FuT: von mnd. vorgeve(n) s.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förgäves
[vruchteloos]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forgivins, forgäffues; av lågty. vorgeves 'till skänks; utan nytta', till vorgeven 'ge bort'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forgæves
[vruchteloos]
-
▾ vergelijken
[in verband met elkaar beschouwen om overeenstemming of verschil vast te stellen]
-
▾ Negerhollands
vergliek, verglik
[in verband met elkaar beschouwen om overeenstemming of verschil vast te stellen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vergliek (old 1776), verglik (Hesseling 1905:203). Old 1776: ontkennende vorm = die no ben voor vergliek (= onvergelijkelijk)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905:203)
-
▾ Negerhollands
vergliek, verglik
[in verband met elkaar beschouwen om overeenstemming of verschil vast te stellen]
-
▾ vergen
[eisen]
-
▾ Fries
fergje
[eisen]
-
▾ Fries
fergje
[eisen]
-
▾ vergenoegd
[weltevreden]
-
▾ Frans
fergu
(dialect)
[vrolijk, opgeruimd]
status: ontlening onzeker
etymologie: Vergenoegd (ndl.) 'vergnügt'. VGünther würde es vorziehen, von ndl. verguld 'erfreut' auszugehen.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Negerhollands
vergenoegt, vergnugt
[weltevreden]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vergenoegt (old 1776), vergnugt (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Noors
fornøyd
[blij, tevreden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra fornøye, fra lty; FuT: von mnd. vornôgen, eigentlich 'zufriedenstellen'
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Frans
fergu
(dialect)
[vrolijk, opgeruimd]
-
▾ vergeten
[niet meer weten]
-
▾ Aucaans
fegeete
[niet meer weten]
-
▾ Berbice-Nederlands
frugete, furgete
[niet meer weten]
-
▾ Deens
forglemme
[niet meer weten, verzuimen te doen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: afl. af glemme efter ældre forgætte 'glemme' (af nedertysk vorgeten 'glemme')
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Deens
forgætte
†verouderd
[niet meer weten, achterlaten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra mnt. vorgeten
bron: Dahlerup 1919-1956 Jessen 1883 (Jessen, OOD)
-
▾ Negerhollands
verget, fogēt, frugēt, voorget
[niet meer weten]
datering: 1753 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
etymologie: verget (old 1776), fogēt, frugēt (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 Rossem 1996 (old 1776, djdj 1926, Rossem 1996: 87)
-
▾ Saramakkaans
fèèketè
[niet meer weten]
-
▾ Sranantongo
frigiti
[niet meer weten]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Zweeds
förgäta
[niet meer weten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forgäta; av lågty. vorgeten med samma bet., eg. 'förlora uppfattningen av'; nära besl. med gitta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Aucaans
fegeete
[niet meer weten]
-
▾ vergeven
[vergiffenis schenken]
-
▾ Deens
forgive
[vergiffenis schenken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af give efter nedertysk vorgeven; egl. 'volde skade ved at give'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fries
fergemy
[vergeef me (basterdvloek)]
-
▾ Negerhollands
vergie, vergeven
[vergiffenis schenken]
datering: 1742 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: vergie (old 1776), vergeven (Rossem 1996: 56, Hesseling 1905: 206). Old 1776: ontkennende vorm = em no kan vergie (= onvergetelijk), zonde vergeten = vergie sondo
bron: Hesseling 1905 Rossem 1996 (old 1776, Rossem 1996: 56, Hesseling 1905: 206)
-
▾ Deens
forgive
[vergiffenis schenken]
-
▾ vergeving
[daad van vergeven]
-
▾ Negerhollands
vergeeving, vergeving
[daad van vergeven]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vergeeving (old 1776), vergeving (Hesseling 1905: 215)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 215)
-
▾ Negerhollands
vergeeving, vergeving
[daad van vergeven]
-
▾ vergewissen
[zich van iets verzekeren]
-
▾ Noors
forvisse (seg)
[zich van iets verzekeren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. vorwissen (nhd. vergewissern), eigentlich 'gewiss machen'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Noors
forvisse (seg)
[zich van iets verzekeren]
-
▾ vergif
[schadelijke stof]
-
▾ Negerhollands
vergeef
[schadelijke stof]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: old 1776: vergif = vergeefgoed
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Sranantongo
frikefti, fergef
[schadelijke stof]
-
▾ Surinaams-Javaans
ferkhif
[schadelijke stof]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: merkhif = vergiftigen
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Negerhollands
vergeef
[schadelijke stof]
-
▾ vergiffenis
[het vergeven]
-
▾ Fries
fergiffenis
[het vergeven; vergeving]
-
▾ Fries
fergiffenis
[het vergeven; vergeving]
-
▾ vergiftigen
[door vergif doden]
-
▾ Deens
forgifte
[door vergif doden, verpesten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorgiften, vorgiftigen afl. af vorgift (jf. forgift); egl. 'gøre giftig'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
vergeef
[door vergif doden, verpesten]
-
▾ Zweeds
förgifta
[door vergif doden]
datering: 1623 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1623; till fornsv. forgift 'gift', av lågty. vorgift 'förgiftning; gift'; jfr 1gift
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forgifte
[door vergif doden, verpesten]
-
▾ vergissen
[tot een foutieve conclusie komen]
-
▾ Duits
verhissen, vergissen
(dialect)
[vergeten, verzuimen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Teuchert: Das neumärk., nur aus meinem Heimatdorf Loppow bei Landsberg a. W. bekannte "verhissen", vergessen, versäumen, übergehn beziehe ich aufd das ndl. "vergissen" verpassen, versäumen. FrL: overgang van g naar h laat zich verklaren door de afkomst van de Nederlandse immigranten, waarschijnlijk Zuid-Nederlands/Zeeuws. VERGISSEN, verb. falsch mutmaszen, zusammensetzung mit dem einfachen gissen (mutmaszen), dem ver die verneinende bedeutung gibt. im schriftdeutsch unüblich, in der nd. mundart weit verbreitet, vgl. brem. wb. 2, 514. Stürenburg 311. Strodtmann 258, holländisch Kramer 436a, meist nur als reflexiv aufgeführt, sich irren. bemerkenswert der seemännische kunstausdruck
bron: Frings 1966 Grimm 1854-1971 Smet 1983 Teuchert 1972 (FrL, Teuchert, Smet 83, Grimm)
-
▾ Fries
fergisse
[tot een foutieve conclusie komen]
-
▾ Duits
verhissen, vergissen
(dialect)
[vergeten, verzuimen]
-
▾ vergissing
[keer dat men zich vergist]
-
▾ Fries
fergissing
[keer dat men zich vergist]
-
▾ Fries
fergissing
[keer dat men zich vergist]
-
▾ vergooien
[verloren doen gaan, weggooien]
-
▾ Negerhollands
vergooi
[verloren doen gaan, weggooien]
-
▾ Negerhollands
vergooi
[verloren doen gaan, weggooien]
-
▾ vergrijpen
[stelen, seksueel misbruiken]
-
▾ Deens
forgribe
[stelen, seksueel misbruiken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af gribe efter nedertysk vorgripen; egl. 'gribe fejl'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, EO, OOD)
-
▾ Noors
forgripe
[stelen, seksueel misbruiken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty, eg. 'gripe feil'
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
förgripa (sig)
[stelen, seksueel misbruiken]
datering: 1535 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1535; av lågty. sik vorgripen med samma bet., eg. 'gripa fel'; jfr oförgriplig
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forgribe
[stelen, seksueel misbruiken]
-
▾ vergrootglas
[loep]
-
▾ Japans
furugorōtogarasu
†verouderd
[loep]
-
▾ Papiaments
vergrootglas
[loep]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Japans
furugorōtogarasu
†verouderd
[loep]
-
▾ vergroting
[toename in oppervlakte, hoeveelheid, volume]
-
▾ Negerhollands
vergrooting
[toename in oppervlakte, hoeveelheid, volume]
-
▾ Papiaments
vergroting
[grotere afdruk (bijvoorbeeld van een foto)]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Negerhollands
vergrooting
[toename in oppervlakte, hoeveelheid, volume]
-
▾ verguld
[met bladgoud bedekt]
-
▾ Ambons-Maleis
fergol
[met bladgoud bedekt]
-
▾ Boeginees
porogôlo
[met bladgoud bedekt]
-
▾ Indonesisch
pergol, pergul
[met bladgoud bedekt]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: memergol = vergulden
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
(di)pergul, pergulan
[met bladgoud bedekt]
-
▾ Kupang-Maleis
fergol
[met bladgoud bedekt]
-
▾ Menadonees
fergol
[met bladgoud bedekt]
-
▾ Minangkabaus
parogo
[met bladgoud bedekt]
-
▾ Ternataans-Maleis
fergol
[met bladgoud bedekt]
-
▾ Ambons-Maleis
fergol
[met bladgoud bedekt]
-
▾ vergulden
[met bladgoud bedekken; als goud doen glanzen]
-
▾ Deens
forgylde
[met bladgoud bedekken; iets mooi of behagelijk maken; iemand een grote beloning geven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af guld efter nedertysk vorgulden; egl. 'gøre til guld'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, EO)
-
▾ Noors
forgylle
[met bladgoud bedekken; als goud doen glanzen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, eg. 'gjøre til gull'; FuT: von mnd. vorgulden
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förgylla
[met bladgoud bedekken; als goud doen glanzen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forgylla; efter lågty. vorgulden med samma bet.; jfr guld
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forgylde
[met bladgoud bedekken; iets mooi of behagelijk maken; iemand een grote beloning geven]
-
▾ vergunnen
[toestaan]
-
▾ Negerhollands
vergun
[toestaan]
-
▾ Negerhollands
vergun
[toestaan]
-
▾ vergunning
[officiële toestemming]
-
▾ Javaans
perkening
(dialect)
[officiële toestemming]
-
▾ Papiaments
vergùnen, vergénen
[officiële toestemming]
-
▾ Surinaams-Javaans
perkoneng
[officiële toestemming]
-
▾ Javaans
perkening
(dialect)
[officiële toestemming]
-
▾ verhaal
[vertelling]
-
▾ Fries
ferhaal
[vertelling]
-
▾ Fries
ferhaal
[vertelling]
-
▾ verhaasten
[zich overhaasten]
-
▾ Deens
forhaste
[zich overhaasten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af haste efter nedertysk (sik) vorhasten
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, EO, OOD)
-
▾ Noors
forhaste
[zich overhaasten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forhaste
[zich overhaasten]
-
▾ verhalen
[een schip door het gebruik van touwen en trossen naar een andere ligplaats brengen]
-
▾ Deens
forhale
[een andere ligplaats voor een schip doen innemen; tijdrekken]
datering: 1521 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af vb. hale efter nedertysk vorhalen; egl. 'flytte ved hjælp af tove'; betydningen 'trække i langdrag' er udviklet i nordisk. Nederlands of Nederduits volgens OOD: fra nt. holl. verhalen
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Hammerich 1945 Katlev 2000 Nielsen 1989 Arnesen (PNOE, OOD, EO, EO2, OKO, Arnesen, Hammerich 45, FuT, Morberg)
-
▾ Noors
forhale
[vertragen; een schip verplaatsen met behulp van trossen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, nederl; FuT: in der bedeutung 'in die länge ziehen' (schw. förhala) ist eine nordische entwicklung des seemannsausdrucks 'forhale (et skib)' = nd. holl. verhalen.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Hammerich 1945 Arnesen (BO; FuT, Arnesen, Hammerich 45)
-
▾ Zweeds
förhala
[een schip over kortere afstand verplaatsen]
datering: 1734 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1734; av lågty., nederl. verhalen 'dra, flytta fartyg'; jfr hala, Moberg
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forhale
[een andere ligplaats voor een schip doen innemen; tijdrekken]
-
▾ verhandelen
[verkopen]
-
▾ Deens
forhandle
[onderhandelen, verkopen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af handle efter nedertysk vorhandelen; egl. 'forrette en handling'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Katlev 2000 (PNOE, EO2, EO, OOD)
-
▾ Noors
forhandle
[onderhandelen, handelen, verkopen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, eg. 'forrette en handling'
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forhandle
[onderhandelen, verkopen]
-
▾ verhang
[helling van een wateroppervlak]
-
▾ Indonesisch
verhang
[helling van een wateroppervlak]
-
▾ Indonesisch
verhang
[helling van een wateroppervlak]
-
▾ verharden
[hard maken]
-
▾ Deens
forhærdet
[hard maken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: perf.ptc. af ældre forhærde 'gøre hård' afl. af hærde efter nedertysk vorherden
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, EO)
-
▾ Negerhollands
verhard, verhart
[hard maken]
-
▾ Noors
forherde
[hard maken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty, ty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forhærdet
[hard maken]
-
▾ verhemelte
[overdekking van een troon, bed of preekstoel]
-
▾ Makassaars
parahêmelé
[hemel, baldakijn van goed (gespannen in een raam, met afhangende rand)]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Makassaars
parahêmelé
[hemel, baldakijn van goed (gespannen in een raam, met afhangende rand)]
-
▾ verheugen
[blij zijn of maken]
-
▾ Negerhollands
verheeg
[blij zijn of maken]
-
▾ Negerhollands
verheeg
[blij zijn of maken]
-
▾ verheven
[boven iets staand; zich boven iets verheffend]
-
▾ Fries
ferheven
[boven iets staand; zich boven iets verheffend]
-
▾ Fries
ferheven
[boven iets staand; zich boven iets verheffend]
-
▾ verheven, zich
[(verouderd) hoogmoedig worden of zijn]
-
▾ verhinderen
[beletten]
-
▾ Deens
forhindre
[beletten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af hindre efter nedertysk vorhinderen
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, EO, OOD)
-
▾ Negerhollands
verhinder
[beletten]
-
▾ Noors
forhindre
[beletten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, ty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forhindre
[beletten]
-
▾ verhindering
[het verhinderen]
-
▾ Negerhollands
verhindering
[het verhinderen]
-
▾ Negerhollands
verhindering
[het verhinderen]
-
▾ verhogen
[hoger maken]
-
▾ Deens
forhøje
[groter van omvang worden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: afl. af adj. høj efter nedertysk vorhogen
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, EO)
-
▾ Javindo
ferhoog
[hoger maken]
-
▾ Negerhollands
verhoog
[groter van omvang worden, hoger maken]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 212)
-
▾ Noors
forhøye
[hoger maken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forhøje
[groter van omvang worden]
-
▾ verhongeren
[door honger omkomen]
-
▾ Negerhollands
verhonger
[door honger omkomen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776 ook: dood voor honger. verhongert = verhongert
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
verhonger
[door honger omkomen]
-
▾ verhoor
[ondervraging]
-
▾ Fries
ferhoar
[ondervraging]
-
▾ Fries
ferhoar
[ondervraging]
-
▾ verhoren
[ondervragen]
-
▾ Deens
forhøre
[ondervragen, informeren]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: afl. af høre efter nedertysk vorhoren, EO en OOD: fra mnt. vorhoren ell. ty. verhören
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, EO)
-
▾ Jakartaans-Maleis
diverhoor
[verhoord worden]
-
▾ Negerhollands
verhör, verhoort
[ondervragen, informeren]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verhör (old 1776), verhoort (Hesseling 1905:199)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905:199)
-
▾ Noors
forhøre
[ondervragen; (wederkerend) informeren, vragen naar]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: etter lty, ty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Papiaments
verhoor
†verouderd
[ondervragen]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 110
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Zweeds
förhöra
[ondervragen, informeren]
datering: 1526 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1526; av lågty. vorhören med samma bet.; jfr höra
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forhøre
[ondervragen, informeren]
-
▾ verhouden, zich
[in een zekere betrekking staan]
-
▾ Deens
forholde
[gesteld zijn, in elkaar zitten; in een zekere betrekking staan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af holde efter nedertysk vorholden; egl. 'holde fast på, holde tilbage'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Katlev 2000 (PNOE, OOD, EO, EO2)
-
▾ Noors
forholde
[gesteld zijn, in elkaar zitten; in een zekere betrekking staan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty, ty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
förhålla (sig)
[gesteld zijn, in elkaar zitten; in een zekere betrekking staan]
datering: 1636 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1636; av lågty. sik vorhalden med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forholde
[gesteld zijn, in elkaar zitten; in een zekere betrekking staan]
-
▾ verhuisdag
[1 mei, dag waarop men verhuisde omdat de huren afliepen]
-
▾ Amerikaans-Engels
Moving Day
(dialect)
[1 mei, dag waarop men verhuisde omdat de huren afliepen]
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
bron: Schele 1872 Sijs 2009a (Schele de Vere, Van der Sijs 2009)
-
▾ Amerikaans-Engels
Moving Day
(dialect)
[1 mei, dag waarop men verhuisde omdat de huren afliepen]
-
▾ verhuizen
[van adres veranderen]
-
▾ Negerhollands
verhuus
[van adres veranderen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776 ook: em loop voor woon na een ander hoes
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Sarnami
froisi howe
[van adres veranderen]
-
▾ Sranantongo
froisi
[van adres veranderen]
-
▾ Negerhollands
verhuus
[van adres veranderen]
-
▾ verhuren
[(zich) in huur geven]
-
▾ Deens
forhyre
†verouderd
[iemand inhuren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: afl. af vb. hyre efter nedertysk vorhuren, OOD: fra (m)nt. vorhuren ell. holl. verhuren. OOD noemt Nederlands ook als mogelijkheid. DDO: fra middelnedertysk vorhuren eller nederlandsk verhuren, jævnfør hyre
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, EO, DDO)
-
▾ Negerhollands
verhuur, verhier
[in huur geven]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verhuur (old 1776), verhier (Hesseling 1905: 238)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 238)
-
▾ Noors
forhyre
[in dienst nemen als scheepsbemanning; (wederkerend) aanmonsteren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty eller nederl
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forhyre
†verouderd
[iemand inhuren]
-
▾ verificatie
[echtheidsonderzoek]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1467-1490;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
vérifikasi
[echtheidsonderzoek]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: memvérifikasi(kan) = verifiëren
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
vérifikasi
[echtheidsonderzoek]
-
▾ verjaardag
[dag waarop iets of iemand precies een jaar ouder is geworden]
-
▾ Duits
Verjaardach
(dialect)
[dag waarop iets of iemand precies een jaar ouder is geworden]
status: ontlening onzeker
etymologie: Heute nur noch von alten Reiderländern gebraucht. De jüngere Generation sagt he is jarich. Jaarsdach kommt in Krh. und auch sonst selten vor.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Papiaments
dia di jarmeentu
†verouderd
[dag waarop iets of iemand precies een jaar ouder is geworden]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: Mat. 14:6 "anto na dia di jarmeentu di Herod…"
bron: Conradi 1844 (Conradi)
-
▾ Sranantongo
friyaridei
[dag waarop iets of iemand precies een jaar ouder is geworden]
-
▾ Duits
Verjaardach
(dialect)
[dag waarop iets of iemand precies een jaar ouder is geworden]
-
▾ verjagen
[verdrijven]
-
▾ Deens
forjage
[verdrijven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af jage efter nedertysk vorjagen
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, EO, OOD)
-
▾ Javindo
ferjagen
[verdrijven]
-
▾ Noors
forjage
†verouderd
[verdrijven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, ty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forjage
[verdrijven]
-
▾ verjaren
[een of meer jaren geleden gebeurd of verricht zijn; jarig zijn]
-
▾ Sranantongo
feryari, friyari
[jarig zijn; jarig]
-
▾ Sranantongo
feryari, friyari
[jarig zijn; jarig]
-
▾ verjaring
[het door verloop van jaren niet meer van kracht zijn; dag waarop iemand jarig is]
-
▾ Indonesisch
verjaring
[het door verloop van jaren niet meer van kracht zijn]
-
▾ Sarnami
varyári
[dag waarop iemand jarig is]
-
▾ Sranantongo
friyari, feryari
[dag waarop iemand jarig is]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: feryaroso = verjaardagsfeest
bron: Blanker 2005 (Woordenlijst S-N, Prisma S-N 2005)
-
▾ Surinaams-Javaans
fiyari, friyari
[dag waarop iemand jarig is]
<via Sranantongo>
-
▾ Indonesisch
verjaring
[het door verloop van jaren niet meer van kracht zijn]
-
▾ verkalken
[kalkafzetting ondergaan]
-
▾ Papiaments
verkalk, verkalken
[aderverkalking]
-
▾ Papiaments
verkalk, verkalken
[aderverkalking]
-
▾ verkeer
[voertuigen en personen die de openbare weg gebruiken]
-
▾ Sranantongo
ferker
[voertuigen en personen die de openbare weg gebruiken]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ferkerfaya (verkeerslicht)
bron: Blanker 2005 (Prisma S-N 2005)
-
▾ Sranantongo
ferker
[voertuigen en personen die de openbare weg gebruiken]
-
▾ verkeerd
[niet goed]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1265-1270;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Ambons-Maleis
verkér
[niet goed]
-
▾ Negerhollands
verkeert
[niet goed]
-
▾ Noors
forkjært
[onjuist]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: prtiz. von ält. dän. forkere, das von mnd. vorkêren , 'umkehren, umstürzen' = nhd. verkehren (mit dem partiz. verkehrt) stammt.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
furké
[dwars, tegen de draad in]
-
▾ Petjoh
vekante keer
[verkeerde kant (= homofiel, lesbisch)]
-
▾ Ambons-Maleis
verkér
[niet goed]
-
▾ verkeersopstopping
[oponthoud in het verkeer]
-
▾ Sranantongo
ferkersopstopen
[oponthoud in het verkeer]
-
▾ Sranantongo
ferkersopstopen
[oponthoud in het verkeer]
-
▾ verkeerspel
[(verouderd) gezelschapsspel, soort triktrak]
-
▾ Engels
verquere
†verouderd
[soort triktrak]
datering: 1700 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: Ultimately (prob. through an obs. F. *verquere) ad. Du. verkeer (in the comb. verkeer-bord, -berd) backgammon, f. verkeeren to turn round, to play at backgammon (Kilian).
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Frans
verker, revertier
†verouderd
[soort triktrak]
datering: 1657 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Dezelfde betekenis: reverkier 1672-1798, revertier 1725-1949
etymologie: Verkeren (ndl.) 'eine art brettspiel spielen'. "Re-" wird im fr. an das wort angetreten sein, weil sich die wendung der figuren an jeder der vier ecken wiederholt. FEW geeft nog twee citaten uit mémoires uit de 17e eeuw.
bron: Wartburg 1928 (FEW, GRobert, Valkhoff)
-
▾ Engels
verquere
†verouderd
[soort triktrak]
-
▾ verkennen
[onderzoeken, opnemen]
-
▾ Fries
ferkenne
[onderzoeken, opnemen]
-
▾ Fries
ferkenne
[onderzoeken, opnemen]
-
▾ verkenning
[onderzoek]
-
▾ Fries
ferkenning
[onderzoek]
-
▾ Indonesisch
verkéneng, verkéning
[het ter plaatse kennis verwerven van de gesteldheid van iets]
-
▾ Fries
ferkenning
[onderzoek]
-
▾ verkeren
[omgang hebben]
-
▾ Negerhollands
verkeer (mee)
[omgaan (met)]
-
▾ Negerhollands
verkeer (mee)
[omgaan (met)]
-
▾ verkiezen
[iets liever willen of wensen]
-
▾ Negerhollands
verkies
[iets liever willen of wensen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 214)
-
▾ Negerhollands
verkies
[iets liever willen of wensen]
-
▾ verkiezing
[keuze, voorkeur]
-
▾ Fries
ferkiezing
[keuze, voorkeur]
-
▾ Negerhollands
verkiesing
[keuze, voorkeur]
-
▾ Fries
ferkiezing
[keuze, voorkeur]
-
▾ verklagen
[(verouderd) iemand beschuldigen van iets, iets ten laste leggen, aanklagen]
-
▾ Negerhollands
verklaag
[iemand beschuldigen van iets, iets ten laste leggen, aanklagen]
-
▾ Negerhollands
verklaag
[iemand beschuldigen van iets, iets ten laste leggen, aanklagen]
-
▾ verklappen
[vertellen wat geheim had moeten blijven]
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
ferklape
[vertellen wat geheim had moeten blijven]
status: ontlening onzeker
etymologie: ferklape Ha. ‘ausplaudern‘ < nl. verklappen ‘id.‘ zu nl. klap¬pen
bron: Sjölin 2006 (Sjölin)
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
ferklape
[vertellen wat geheim had moeten blijven]
-
▾ verklaren
[uitleggen, ophelderen]
-
▾ Deens
forklare
[uitleggen, ophelderen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af klar efter nedertysk vorklaren
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, EO)
-
▾ Negerhollands
verklaar
[uitleggen, ophelderen]
-
▾ Noors
forklare
[uitleggen, ophelderen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty, eg. 'gjøre klar'
bron: BO 2005 (BO:)
-
▾ Sranantongo
ferkrari
[uitleggen, ophelderen]
-
▾ Zweeds
förklara
[uitleggen, ophelderen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forklara; av lågty. vorklaren, urspr. 'göra klar'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forklare
[uitleggen, ophelderen]
-
▾ verklaring
[opheldering, uitlegging]
-
▾ Javaans
èkral, èkrar
[verklaring over rechtsaanspraak]
-
▾ Javaans
perklaring
[opheldering, uitlegging, aanzegging]
-
▾ Negerhollands
verklaring
[opheldering, uitlegging]
-
▾ Sranantongo
ferkrari
[opheldering, uitlegging]
-
▾ Javaans
èkral, èkrar
[verklaring over rechtsaanspraak]
-
▾ Verklaring van Ingezetenschap
[document waaruit blijkt dat iemand ingezetene van een land is]
-
▾ Indonesisch
Verklaring van Ingezétenschap
†verouderd
[document waaruit blijkt dat iemand ingezetene van een land is]
-
▾ Indonesisch
Verklaring van Ingezétenschap
†verouderd
[document waaruit blijkt dat iemand ingezetene van een land is]
-
▾ verkleden
[omkleden]
-
▾ Deens
forklæde
[omkleden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af vb. klæde efter nedertysk vorkleden
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, EO)
-
▾ Deens
forklæde
[omkleden]
-
▾ verkleefd
[door genegenheid sterk verbonden]
-
▾ Fries
ferkleefd
[door genegenheid sterk verbonden]
-
▾ Fries
ferkleefd
[door genegenheid sterk verbonden]
-
▾ verkleuren
[een andere kleur krijgen]
-
▾ Deens
forkløret
(dialect)
[verbleekt]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: < hollandsk verkleuren el. nedertysk verklören (= tabe farven), i begget tilfælde i ptc.
bron: Jysk ordbog 1999 (Jysk Ordbog)
-
▾ Deens
forkløret
(dialect)
[verbleekt]
-
▾ verklikken
[heimelijk doorvertellen, verklappen, verraden]
-
▾ Negerhollands
verklek
[heimelijk doorvertellen, verklappen, verraden]
-
▾ Negerhollands
verklek
[heimelijk doorvertellen, verklappen, verraden]
-
▾ verklikker
[iemand die verklikt]
-
▾ Negerhollands
verklekker
[iemand die verklikt, persoon die iemand van iets beschuldigt, gerechtelijk aanklaagt]
-
▾ Negerhollands
verklekker
[iemand die verklikt, persoon die iemand van iets beschuldigt, gerechtelijk aanklaagt]
-
▾ verknopen
[verbinden, in verband brengen]
-
▾ verkoelen
[koeler maken]
-
▾ Negerhollands
verkoel
[koeler maken]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776: verkoeling = een verkoel
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
verkoel
[koeler maken]
-
▾ verkoeling
[het verkoelen]
-
▾ Negerhollands
verkoeling, verkoel
[het verkoelen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776 ook: versterking
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
verkoeling, verkoel
[het verkoelen]
-
▾ verkoeveren
[zich herstellen]
-
▾ verkonden
[(verouderd) bekendmaken, aankondigen, prediken]
-
▾ Deens
forkynde
[prediken, betekenen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorkunden afl. af kunde 'kendt'; egl. 'gøre kendt'. OOD: fra mnt. vorkund(ig)en
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Katlev 2000 (PNOE, OOD, EO, EO2)
-
▾ Noors
forkynne
[plechtig bekendmaken, prediken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, eg. 'gjøre kjent'; FuT: von mnd. vorkunden, nhd. verkünden
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förkunna
[plechtig bekendmaken, prediken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forkynna, forkunna; av lågty. vorkunden med samma bet., till kund 'känd'; jfr avkunna, kungöra
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forkynde
[prediken, betekenen]
-
▾ verkondigen
[bekendmaken]
-
▾ Negerhollands
verkondig
[bekendmaken]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 188)
-
▾ Negerhollands
verkondig
[bekendmaken]
-
▾ verkondiging
[het verkondigen, het bekendmaken]
-
▾ Negerhollands
verkondiging
[het verkondigen, het bekendmaken]
-
▾ Negerhollands
verkondiging
[het verkondigen, het bekendmaken]
-
▾ verkoopster
[vrouwelijk winkelpersoneel]
-
▾ Sranantongo
verkowpster
[vrouwelijk winkelpersoneel]
-
▾ Sranantongo
verkowpster
[vrouwelijk winkelpersoneel]
-
▾ verkopen
[voor geld aan een ander overdoen]
-
▾ Berbice-Nederlands
frukopu, furkopu
[voor geld aan een ander overdoen]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
fruko
†verouderd
[voor geld aan een ander overdoen]
<via Negerhollands>
-
▾ Javindo
ferkoop, ferkopen
[voor geld aan een ander overdoen]
-
▾ Negerhollands
verkoop, fǝrkō, frokō, frukō, floko
[voor geld aan een ander overdoen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verkoop (old 1776, Hesseling 1905: 230), fǝrkō, frokō, frukō (djdj 1926), floko (Robertson 1989)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (old 1776, djdj 1926, Robertson 1989, Hesseling 1905: 230)
-
▾ Skepi-Nederlands
forkóp
[voor geld aan een ander overdoen]
-
▾ Berbice-Nederlands
frukopu, furkopu
[voor geld aan een ander overdoen]
-
▾ verkoper
[iemand die waren verkoopt]
-
▾ Indonesisch
perkoper, verkoper
†verouderd
[iemand die waren verkoopt]
-
▾ Jakartaans-Maleis
perkóper
[iemand die waren verkoopt]
-
▾ Indonesisch
perkoper, verkoper
†verouderd
[iemand die waren verkoopt]
-
▾ verkoren
[verkozen, (uit)gekozen]
-
▾ Negerhollands
verkooren
[verkozen, (uit)gekozen]
-
▾ Negerhollands
verkooren
[verkozen, (uit)gekozen]
-
▾ verkorten
[korter maken]
-
▾ Deens
forkorte
[korter maken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af korte nedertysk vorkorten
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, EO, OOD)
-
▾ Engels
foreshorten
[korter maken; in perspectief tekenen]
datering: 1601-1700 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: xvii (Peacham). prob.-Du.verkorten; cf.G.verkürzen, and F.raccourcir, It.scorciare.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Noors
forkorte
[korter maken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forkorte
[korter maken]
-
▾ verkouden
[kou gevat hebbend]
-
▾ Aucaans
foekowtoe
[kou gevat hebbend]
-
▾ Kupang-Maleis
farkout
[kou gevat hebbend; hoesten]
-
▾ Papiaments
verkoud (Ar.); fèrkout, ferkout (ouder: verkoud)
[kou gevat hebbend]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p. 32; Uit Ewijk p. 110
bron: (Joubert PN, Mansur 1997, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Sranantongo
frikowtu (ouder: frekoutu, froekoutu)
[kou gevat hebbend; snot]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Blanker 2005 Focke 1855 Stichting 1995 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Shu, Fo, SR)
-
▾ Aucaans
foekowtoe
[kou gevat hebbend]
-
▾ verkouden
[(verouderd) verkoelen, koud(er) doen worden]
-
▾ Negerhollands
verkoud
[verkoelen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776: ik ben verkouden geworden = mi ka krieg koud
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Negerhollands
verkoud
[verkoelen]
-
▾ verkoudheid
[ontsteking van het neusslijmvlies]
-
▾ Berbice-Nederlands
frukau, furkau
[ontsteking van het neusslijmvlies]
-
▾ Sranantongo
frikowtu
[ontsteking van het neusslijmvlies]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Berbice-Nederlands
frukau, furkau
[ontsteking van het neusslijmvlies]
-
▾ verkrampt
[gespannen, onnatuurlijk]
-
▾ Engels
verkramp
[bekrompen of reactionair (in opvattingen)]
<via Afrikaans>
datering: 1967 (1951-2000)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: (the attrib. form verkrampte) as n.: ultraconservatieve nationalist; verkramptheid: n.
etymologie: a. Afrikaans, lit. `narrow, cramped'.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Engels
verkramp
[bekrompen of reactionair (in opvattingen)]
<via Afrikaans>
-
▾ verkrijgen
[krijgen, ontvangen, verwerven]
-
▾ Negerhollands
verkrygen
[krijgen, ontvangen, verwerven]
-
▾ Negerhollands
verkrygen
[krijgen, ontvangen, verwerven]
-
▾ verkruien
[met een kruiwagen verplaatsen; een molen anders in de wind zetten]
-
▾ Duits
verkröien, ferkröjen
(dialect)
[met een kruiwagen verplaatsen; een molen anders in de wind zetten]
status: ontlening onzeker
etymologie: Die Formen mit dem nl. Vokal öi sind auf Reiderl., Krh. und Borkum beschränkt (…) In der Müllersprache und auch in weiteren Kreisen ein bekanntes Wort.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
verkröien, ferkröjen
(dialect)
[met een kruiwagen verplaatsen; een molen anders in de wind zetten]
-
▾ verkwikken
[verfrissen]
-
▾ Negerhollands
verquik, verqwik
[verfrissen, bijkomen, opfleuren]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verquik (old 1776), verqwik (Hesseling 1905: 212)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 212)
-
▾ Zweeds
vederkvicka
[verfrissen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. vidherqvekia; av lågty. wedderquicken med samma bet.; jfr kvick
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
verquik, verqwik
[verfrissen, bijkomen, opfleuren]
-
▾ verkwisten
[verspillen]
-
▾ Duits
verquisten
[verspillen]
-
▾ Fries
ferkwistje
[verspillen]
datering: 1858 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ferkwisting (1834)
bron: WFT 1984-2010 (WFT)
-
▾ Duits
verquisten
[verspillen]
-
▾ verlaat
[sluisje]
-
▾ Duits
Verlaat
(dialect)
[sluisje]
datering: 1679 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: Heute nur noch in ostfriesischen Fehnen gebräuchlich
bron: Beckmann 1969 (Beckmann)
-
▾ Duits
Verlaat
(dialect)
[sluisje]
-
▾ verlak, verlaksel
[stof die gebruikt wordt om te verlakken]
-
▾ Duits
Verlack, Verlacksel
(dialect)
[stof die gebruikt wordt om te verlakken]
status: ontlening onzeker
etymologie: In der form Verlack ist es im Westen teilweise bekannt. (…) Es könnte eine eigene ostfr. Bildung sein aus dem v. verlacken, lackieren. Da es aber nur im Westen bekannt ist, halte ich Entlehnung für wahrscheinlicher.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Verlack, Verlacksel
(dialect)
[stof die gebruikt wordt om te verlakken]
-
▾ verlakken
[bedriegen]
-
▾ Petjoh
perlak, verlakken
[bedriegen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: verlakkerij = bedriegerij
bron: Cress 1998 (Cress)
-
▾ Petjoh
perlak, verlakken
[bedriegen]
-
▾ verlakt
[met lak bedekt]
-
▾ Ambons-Maleis
farlak
[met lak bedekt]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: capatu farlak = verlakte schoenen
etymologie: capatu = schoenen
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Indonesisch
perlak
[met lak bedekt, gevernist]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: kulit perlak = patentleer
etymologie: kulit = leer
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Kupang-Maleis
farlak
[met lak bedekt]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: capatu farlak = verlakte schoenen
etymologie: capatu = schoenen
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Madoerees
pērlak, fērlak
[verlakt leer, verlakt linnen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: apērlagān = met verlakt leer of linnen, mērlagi = iets voorzien van verlakt leer of linnen
etymologie: dialect Kangean: pērlas
bron: Kiliaan 1904 (KIL)
-
▾ Makassaars
perelấ
[met lak bedekt]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
farlak
[met lak bedekt]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: capatu farlak = verlakte schoenen
etymologie: capatu = schoenen
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Minangkabaus
paralak
[met lak bedekt]
-
▾ Petjoh
verlak, perlak
[imitatiecanvas met een dun laagje lak]
-
▾ Soendanees
pĕrlak
[met lak bedekt, verlakt leer]
-
▾ Ternataans-Maleis
farlak
[met lak bedekt]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: capatu farlak = verlakte schoenen
etymologie: capatu = schoenen
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Ambons-Maleis
farlak
[met lak bedekt]
-
▾ verlamd
[lam geworden]
-
▾ Surinaams-Javaans
ferlam
[lam geworden]
-
▾ Surinaams-Javaans
ferlam
[lam geworden]
-
▾ verlamming
[verlies van het bewegingsvermogen]
-
▾ Menadonees
ferlamèng
[verlies van het bewegingsvermogen]
-
▾ Menadonees
ferlamèng
[verlies van het bewegingsvermogen]
-
▾ verlangen
[begeren]
-
▾ Deens
forlange
[eisen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorlangen egl. 'begære længselsfuldt' ¯ afl. af oldnedertysk lang@n 'længes'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, ED)
-
▾ Negerhollands
verlang
[begeren]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 185)
-
▾ Noors
forlange
[eisen, verzoeken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: ist nhd. verlangen
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Petjoh
verlangen
[zin hebben]
-
▾ Deens
forlange
[eisen]
-
▾ verlaten
[achterlaten; vertrouwen op]
-
▾ Berbice-Nederlands
lahan, lasan
[achterlaten]
-
▾ Deens
forlade
[achterlaten; vertrouwen op]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af lade2 efter nedertysk vorlaten; egl. 'lade fare bort, lade slippe løs'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Katlev 2000 (PNOE, OOD, EO2)
-
▾ Negerhollands
verlaat, verlaet
[verlaten (uit dienst), wegsturen, ontslaan]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verlaat (old 1776), verlaet (Hesseling 1905: 232)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 232)
-
▾ Noors
forlate
[vertrekken uit; vergeven; vertrouwen stellen in]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, eg. 'la fare'; FuT: von mnd. vorlâten (holl. verlaten
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förlåta
[vergeven, achterlaten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forlata 'lämna; överge; släppa efter; förlåta'; av lågty. vorlaten, urspr. 'låta fara; lämna ifrån sig'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Berbice-Nederlands
lahan, lasan
[achterlaten]
-
▾ verlaten
[vloeistof overtappen, zuiveren]
-
▾ Frans
frelater
[reinheid of echtheid verliezen (door vermenging met andere stoffen); (verouderd) overgieten]
datering: 1350 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: frelatage
etymologie: PR: 1546; `transvaser' apr. 1350 (PR 1990: 1515); moy.néerl. verlaten.FEW: frelater 'overgieten van wijn' 1515, gekaakte haring van het ene vat in het andere doen' 1829; div. verouderde(?) betekenissen en afleidingen. Verder korte etymologie.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Valkhoff 1949 Walter 1997 Wartburg 1928 (PRobert, Walter, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Schots
unforlatit
†verouderd
[niet afgetapt van één reservoir in het andere]
datering: 1501-1550 (1501-1550)
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: only Sc; MDu verlaeten 'draw off, rack (wine)'
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Frans
frelater
[reinheid of echtheid verliezen (door vermenging met andere stoffen); (verouderd) overgieten]
-
▾ verleden
[vroeger, vorig, onlangs]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1265-1270;
thema: taalkunde
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
forleden
[enkele dagen geleden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: perf.ptc. af forældet forlide afl. af lide2 (imod aften) efter nedertysk vorliden 'forløbe' (om tid)
bron: Becker-Christensen 2005 Katlev 2000 (PNOE, EO2)
-
▾ Fries
ferleden
[vroeger, vorig, onlangs]
-
▾ Negerhollands
verleeden
[onlangs, een paar dagen geleden]
-
▾ Noors
forleden
[jongstleden, onlangs]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: av foreld forlide, 'forløpe'; fra lty; FuT: partiz. zu ält. dän. forilde 'hingehen', das aus mnd. vorlîden, partiz. vorleden, entliehen ist.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
forleden
[enkele dagen geleden]
-
▾ verlegen
[bedeesd; in vergenheid; (verouderd) wanhopig]
-
▾ Ambons-Maleis
farlégen
[om iets verlegen zijn of aan iets gebrek hebben]
-
▾ Fries
ferlegen
[bedeesd]
-
▾ Javaans
perlègen
[bedeesd]
-
▾ Negerhollands
verlegen, verleegen
[bezorgd]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verlegen (old 1776), verleegen (Hesseling 1905:201)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 201)
-
▾ Petjoh
ferlehen
[beschaamd]
-
▾ Sranantongo
ferleigi
[bedeesd]
-
▾ Ambons-Maleis
farlégen
[om iets verlegen zijn of aan iets gebrek hebben]
-
▾ verlegenheid
[bedeesdheid; moeilijk parket]
-
▾ Negerhollands
verlegenheit
[bekommernis, bezorgdheid]
-
▾ Sranantongo
ferleigi
[bedeesdheid]
-
▾ Negerhollands
verlegenheit
[bekommernis, bezorgdheid]
-
▾ verleggen
[verplaatsen]
-
▾ Deens
forlægge
[(formeel) verhuizen; zoekmaken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af lægge1 efter nedertysk vorleggen 'lægge af vejen, gøre udlæg'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
förlägga
[verplaatsen; zoekmaken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forläggia 'lägga på fel ställe; förstöra; undanhålla; betala; ersätta'; av lågty. vorlegen med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forlægge
[(formeel) verhuizen; zoekmaken]
-
▾ verleiden
[van de rechte weg afleiden]
-
▾ Deens
forlede
[verlokken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af lede2 efter nedertysk vorleden; egl. 'lede bort'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Katlev 2000 (PNOE, OOD, EO2)
-
▾ Fries
ferleid
[het verleiden, verleiding]
-
▾ Negerhollands
verlei, verlej
[stimuleren, prikkelen, uitlokken]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verlei (old 1776), verlej (Hesseling 1905: 245). Old 1776: verleidende dingen = verleigoed
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 245)
-
▾ Noors
forlede
[verlokken (tot het doen van iets verkeerds)]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, eg. 'føre bort'
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Papiaments
verlei
†verouderd
[van de rechte weg afleiden]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 110
bron: Ewijk 1875 Putman 1859 (Putman1859, Ewijk)
-
▾ Zweeds
förleda
[verlokken tot verkeerd gedrag]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forledha, eg. 'leda vilse'; av lågty. vorleden med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forlede
[verlokken]
-
▾ verleider
[iemand die of iets dat verleidt]
-
▾ Negerhollands
verleier
[iemand die of iets dat verleidt]
-
▾ Negerhollands
verleier
[iemand die of iets dat verleidt]
-
▾ verleiding
[het verleiden]
-
▾ Negerhollands
verleiing
[het verleiden]
-
▾ Negerhollands
verleiing
[het verleiden]
-
▾ verlenen
[schenken, verschaffen]
-
▾ Deens
forlene
†verouderd
[schenken, verschaffen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af len efter nedertysk vorlenen 'låne, give som len'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, EO, OOD)
-
▾ Fries
ferliene
[schenken, verschaffen]
-
▾ Zweeds
förläna
[schenken, verschaffen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forläna; av lågty. vorlenen med samma bet.; jfr lån, län
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forlene
†verouderd
[schenken, verschaffen]
-
▾ verlengde
[voortzetting]
-
▾ Fries
yn it ferlingde fan
[in het verlengde van]
-
▾ Fries
yn it ferlingde fan
[in het verlengde van]
-
▾ verlengen
[langer maken]
-
▾ Deens
forlænge
[langer maken; (wiskunde) de teller en noemer van een breuk met hetzelfde getal vermenigvuldigen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af lang efter nedertysk vorlengen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Indonesisch
(mem)perléng
[langer maken]
-
▾ Jakartaans-Maleis
perlèng
[langer maken]
-
▾ Javaans
perlèng, merlèng
[langer maken]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: (di)perlèng=verlengd, gericht
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Negerhollands
verlanger
[langer maken]
-
▾ Noors
forlenge
[langer maken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forlænge
[langer maken; (wiskunde) de teller en noemer van een breuk met hetzelfde getal vermenigvuldigen]
-
▾ verleppen
[verwelken]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
verlep
[slap en verfomfaaid]
<via Afrikaans>
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
verlep
[slap en verfomfaaid]
<via Afrikaans>
-
▾ verlicht
[ruimdenkend]
-
▾ Engels
verlig
[ruimdenkend]
<via Afrikaans>
datering: 1967 (1951-2000)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: (the attrib. form verligte) as n. A person regarded as progressive or enlightened in politics, esp. with regard to the future of apartheid. In extended use, one who is enlightened or broadminded in other matters.
etymologie: a. Afrikaans, = enlightened.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Engels
verlig
[ruimdenkend]
<via Afrikaans>
-
▾ verlichten
[van licht voorzien]
-
▾ Negerhollands
verlicht
[van licht voorzien met lampen, licht laten vallen op]
-
▾ Sranantongo
frulekti, ferlekti
[van licht voorzien met lampen]
-
▾ Negerhollands
verlicht
[van licht voorzien met lampen, licht laten vallen op]
-
▾ verlichting
[het branden van lampen]
-
▾ Sranantongo
ferlekti
[branden van lampen]
-
▾ Sranantongo
ferlekti
[branden van lampen]
-
▾ verliefd
[vervuld van liefde voor iemand]
-
▾ Ambons-Maleis
verlip, verlif, farlif
[vervuld van liefde voor iemand; gemeenschap hebben]
-
▾ Fries
ferleafd
[vervuld van liefde voor iemand]
datering: 1817 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ferleafdheid 1858
bron: WFT 1984-2010 (WFT)
-
▾ Indonesisch
kerlip, perlip
[vervuld van liefde voor iemand; liefje]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: perlip-perlip, perlipan = flirten
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Kupang-Maleis
farlif
[vervuld van liefde voor iemand]
-
▾ Menadonees
farlif
[vervuld van liefde voor iemand]
-
▾ Negerhollands
verliefd
[vervuld van liefde voor iemand]
-
▾ Ternataans-Maleis
farlif
[vervuld van liefde voor iemand]
-
▾ Ambons-Maleis
verlip, verlif, farlif
[vervuld van liefde voor iemand; gemeenschap hebben]
-
▾ verlies
[het kwijtraken; nadeel, schade]
-
▾ Deens
forlis
[schipbreuk]
status: ontlening onzeker
etymologie: PNOE, EO2: van Nederlandse "verlies", EO, FuT: van Nederduitse "vorles", OOD: van Nederlands of Nederduits
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Katlev 2000 Nielsen 1989 (PNOE, EO, EO2, OOD, FuT)
-
▾ Noors
forlis
[schipbreuk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, nederl, 'tap'; FuT: hat im ält.dän. und zum teil noch die allgemeinere bedeutung 'verlust'; es ist entlehnt dem mnd. vorlies (vorlês), 'verlust, zerstörung, schade" (holl. verlies).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förlust
[nederlaag]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: blodförlust, prestigeförlust, förlustutjämning, exportförlust, miljonförlust
etymologie: före 1520; fornsv. forlust; av lågty. vorlust med samma bet., besl. med vorlesen 'förlora'; jfr förlora
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forlis
[schipbreuk]
-
▾ verliezen
[kwijtraken]
-
▾ Deens
forlise
[schipbreuk lijden; kapot gaan; kwijtraken]
status: ontlening onzeker
etymologie: Jessen, PNOE, EO2: van Nederlanse "verliezen", EO: van Nederduitse "vorlisen" of "vorlesen", OOD: van Nederlands of Nederduits
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Jessen 1883 Katlev 2000 (PNOE, OOD, EO, EO2, Jessen)
-
▾ Fins
wörliisata
†verouderd
[schipbreuk lijden, verdrinken]
<via Zweeds>
-
▾ Fries
ferlieze
[ongemerkt laten vallen, liggen of staan]
-
▾ Negerhollands
verlies
[kwijtraken; verdwalen, verdwijnen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776 ook: verloor, folō
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Noors
forlise
[schipbreuk lijden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: Etym.: mnty., se for- II; sm. ord som ty. verlieren tape
bron: NROi (BO; NROi)
-
▾ Zweeds
förlisa
[vergaan, schipbreuk lijden]
datering: 1788 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1788; av lågty. vorlisen med samma bet., eg. 'förlora'; besl. med lossna, 1lös
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zweeds
förlora
[kwijtraken]
datering: 1587 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: sedan 1587; till lågty. vorloren 'förlorad', till vorlesen (vorlisen) 'förlora; fördärva'; jfr förlisa, förlust
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forlise
[schipbreuk lijden; kapot gaan; kwijtraken]
-
▾ verlijden
[(verouderd) voorbijgaan van tijd, verstrijken]
-
▾ verlijken
[(verouderd) verzoenen, bijleggen]
-
▾ Deens
forlige
[verzoenen, accepteren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: uforlignelig = onverenigbaar
etymologie: afl. af adj. lig, lige efter nedertysk vorliken egl. 'gøre lige, udligne, sammenligne'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
förlika
[verzoenen, bijleggen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forlika; av lågty. vorliken med samma bet., eg. 'göra lika'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forlige
[verzoenen, accepteren]
-
▾ verlof
[vergunning; vrijaf]
-
▾ Deens
forlov
[officiële toestemming]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorlof afl. af vorloven 'love' (jf. forlove)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Engels
furlough
[geoorloofde afwezigheid; vrijbrief, vergunning]
datering: 1625 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Du. verlof, app. formed in imitation of Ger. verlaub, f. ver- for- prefix1 + root laub-: see believe v., leave n.1 Cf. Da. forlov, Sw. förlof. The Eng. word, having from the beginning been stressed on the first syll., seems to show influence of the synonymous Du. oorlof, = Ger. urlaub (OHG., MHG. urloup), abstract noun corresp. to the OTeut. vb. *izlau<bbar>ôjan, -lau<bbar>jan to give leave, allow (Goth. uslaubjan, OHG. irloubÖn, mod.G. erlauben, OE. <amac>lÆefan): see a- prefix1 and leave n.1
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE, White)
-
▾ Indonesisch
perlop
[vrijstelling van dienst; vrijaf]
-
▾ Jakartaans-Maleis
perlop
[vrij krijgen]
-
▾ Javaans
perlop
[vergunning; eervol ontslagen]
-
▾ Madoerees
pērlop
[vrij van werk]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: apērlop = verlof krijgen
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Makassaars
paralố
[vakantie]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: apparalố = verlof hebben
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Negerhollands
(mee) verloov
[geoorloofde afwezigheid]
-
▾ Papiaments
ferlòf, verlòf, vèrlòf
[vakantie]
-
▾ Petjoh
perlop
[vergunning]
<via Indonesisch>
-
▾ Schots
forloff
†verouderd
[vergunning]
datering: 1601-1700 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: chf Sc; Du verlof
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Soendanees
pĕrlop
[vergunning, toestemming voor afwezigheid]
-
▾ Surinaams-Javaans
perlop, ferlof
[(met) verlof (gaan, zijn)]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: perlopan = verlof
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Zweeds
förlov
[vergunning, toestemming, permissie]
datering: 1587 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1587; av lågty. vorlof 'tillåtelse'; jfr förlova
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forlov
[officiële toestemming]
-
▾ verlonen
[(verouderd) belonen, vergelden, vergoeden]
-
▾ Negerhollands
verloon
[belonen, vergelden, vergoeden]
-
▾ Negerhollands
verloon
[belonen, vergelden, vergoeden]
-
▾ verloochenen
[beweren geen betrekking tot het genoemde te hebben]
-
▾ Fries
ferloochenje
[beweren geen betrekking tot het genoemde te hebben]
-
▾ Negerhollands
verlognen, verlooken
[beweren geen betrekking tot het genoemde te hebben; weerspraak]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verlognen (old 1776), verlooken (Hesseling 1905: 208)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 208)
-
▾ Fries
ferloochenje
[beweren geen betrekking tot het genoemde te hebben]
-
▾ verloofd
[door trouwbelofte verbonden]
-
▾ Fries
ferloofd, ferlove
[door trouwbelofte verbonden]
-
▾ Indonesisch
perlup
[door trouwbelofte verbonden]
-
▾ Javaans
perlup
[door trouwbelofte verbonden]
-
▾ Fries
ferloofd, ferlove
[door trouwbelofte verbonden]
-
▾ verloofde
[aanstaande echtgenoot of echtgenote]
-
▾ Fries
ferloofde
[aanstaande echtgenoot of echtgenote]
-
▾ Papiaments
verlofde
[aanstaande echtgenoot of echtgenote]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Fries
ferloofde
[aanstaande echtgenoot of echtgenote]
-
▾ verloop
[het verstrijken van tijd; ontwikkeling]
-
▾ Deens
forløb
[het verstrijken van tijd; ontwikkeling]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af forløbe efter nedertysk vorlop
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Madoerees
pērlop
[het verstrijken van tijd; ontwikkeling]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: apērlop = ontslag uit zijn betrekking vragen, mērlobhi = iemand op verzoek ontslag uit zijn betrekking verlenen
etymologie: dialecten van Bangkalan en Pamēkasan: pērlok
bron: Kiliaan 1904 (KIL)
-
▾ Negerhollands
die loop
[het verstrijken van tijd; ontwikkeling]
-
▾ Deens
forløb
[het verstrijken van tijd; ontwikkeling]
-
▾ verlopen
[voorbijgaan, verstrijken]
-
▾ Deens
forløbe (sig)
[(voorbij)gaan, ontwikkelen, zijn zelfbeheersing verliezen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af løbe efter nedertysk vorlopen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
verloop, loop wee
[(voorbij) gaan, ontwikkelen, verstreken, verteren]
-
▾ Noors
forløpe
[voorbijgaan, zich ontwikkelen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter ty, lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
förlöpa
[voorbijgaan, verstrijken, ontwikkelen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forlöpa 'fara vilse; överge; förgå; avlöpa'; av lågty. vorlopen med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forløbe (sig)
[(voorbij)gaan, ontwikkelen, zijn zelfbeheersing verliezen]
-
▾ verlopen
[voorbijgegaan; aan lagerwal geraakt]
-
▾ Fries
ferlopen
[aan lagerwal geraakt]
-
▾ Javaans
perlup
[voorbijgegaan, verstreken]
-
▾ Kupang-Maleis
farlope
[aan lagerwal geraakt]
-
▾ Fries
ferlopen
[aan lagerwal geraakt]
-
▾ verloren
[verdwenen]
-
▾ Berbice-Nederlands
floro
[verdwaald, verdwenen]
-
▾ Deens
forloren
[onecht, kwijtgeraakt]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: ra nedertysk vorloren perf.ptc. af vorlesen 'tabe, miste', egl. 'tabt, mistet'; den nuværende betydning udviklet i nordisk gennem udtryk som forlorent hår egl. 'tabt, dvs. afredt, hår, brugt som erstatning for det ægte'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
verloor, folō
[verdwaald, verdwenen; kwijtraken]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verloor (old 1776, Hesseling 1905), folō (djdj 1926). old 1776: gaan verliezen = loop verloor.
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Noors
forloren
[onecht; moreel verdorven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty vorloren, av. vorlesen, 'tape, ødelegge', sm o s forlise; FuT: von mnd. vorloren, part. zu vorlêren, 'verlieren' < as. farliosan (holl. verliezen).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Berbice-Nederlands
floro
[verdwaald, verdwenen]
-
▾ verloren hoop
[(verouderd) krijgsvolk dat vooraan is geplaatst en meeste risico loopt]
-
▾ Engels
forlorn hope
[stormtroepen; wanhopige onderneming; verliezers aan de speeltafel (slang); laatste hoop]
datering: 1572 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: ad. Du. verloren hoop (in Kilian 1598), lit. `lost troop' (hoop = heap, Ger. haufen). Cf. Fr. enfants perdus. (Among sailors mispronounced flowing hope.)
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE, Room)
-
▾ Engels
forlorn hope
[stormtroepen; wanhopige onderneming; verliezers aan de speeltafel (slang); laatste hoop]
-
▾ verloren kost
[(Vlaams, verouderd) iemand die de kost niet verdient, leegloper, deugniet]
-
▾ Frans
furloricos, floricosse
(dialect)
[zorgeloos iemand]
status: ontlening onzeker
etymologie: Ndl. "verloren kost", eigentlich 'unnütze ausgabe', wird gebraucht in der bed. 'ouvrage avancé de défense urbaine, comdamné à être abandonné, si le premier choc était en faveur de l'ennemi'. Es ist daher auch ortsname geworden. Die bed. des wallon. wortes erklärt sich daraus, dass solche vorwerke leicht aufgegeben werden. Er wordt nog een noot toegevoegd, die verwijst naar de betekenis in het WNT.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
furloricos, floricosse
(dialect)
[zorgeloos iemand]
-
▾ verlossen
[bevrijden; helpen bij de bevalling]
-
▾ Deens
forløse
[bevrijden; helpen bij de bevalling]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af løse efter nedertysk vorlosen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fries
ferlosse
[bevrijden; helpen bij de bevalling]
-
▾ Javaans
merlos, perlos
[ontslag geven]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: (di)perlos=ontslagen
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Madoerees
los, ēllos, pērlos, parlos
[los, verlost, ontslagen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: marlos = iemand ontslaan, afzetten
bron: Penninga 1936 (PH)
-
▾ Negerhollands
verlos, for los
[bevrijden]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verlos (old 1776, Hesseling 1905: 190), for los (Hesseling 1905: 196)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 190, 196)
-
▾ Noors
forløse
[bevrijden van straf of zonde; helpen bij de bevalling; vrijmaken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
frulusu
[bevrijden]
-
▾ Zweeds
förlossa, förlösa
[bevrijden; helpen bij de bevalling]
datering: 1555 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1555; jfr fornsv. forlossa 'lösa, befria'; av lågty. vorlosen med samma bet.; jfr loss
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forløse
[bevrijden; helpen bij de bevalling]
-
▾ verlosser
[iemand die iets of iemand bevrijdt]
-
▾ Negerhollands
verlosser
[iemand die iets of iemand bevrijdt (Jezus Christus)]
-
▾ Negerhollands
verlosser
[iemand die iets of iemand bevrijdt (Jezus Christus)]
-
▾ verlossing
[bevrijding, vrijmaking]
-
▾ Negerhollands
verlossing
[bevrijding, vrijmaking]
-
▾ Negerhollands
verlossing
[bevrijding, vrijmaking]
-
▾ verloven
[door trouwbelofte verbinden]
-
▾ Deens
forlove
[door trouwbelofte verbinden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af vb. love efter nedertysk vorloven 'love højtideligt'; ordet fortrængte i den nuværende betydning ca. 1750 det ældre trolove
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fries
ferloovje, ferlove
[door trouwbelofte verbinden]
-
▾ Menadonees
ferlof
[door trouwbelofte verbinden]
-
▾ Negerhollands
verloov, beloof
[door trouwbelofte verbinden]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Noors
forlove
[door trouwbelofte verbinden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty 'love høytidelig'; FuT: von mnd. vorloven 'fortgeloben' (nhd. verloben)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
ferlof
[door trouwbelofte verbinden]
-
▾ Zweeds
förlova
[door trouwbelofte verbinden]
datering: 1526 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1526; jfr fornsv. forlova 'utlova'; av lågty. vorloven med samma bet.; nära besl. med 2lov
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forlove
[door trouwbelofte verbinden]
-
▾ verloving
[het verloven; tijd dat men verloofd is]
-
▾ Fries
ferloving
[het verloven; tijd dat men verloofd is]
-
▾ Papiaments
verloving
[het verloven; tijd dat men verloofd is]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Fries
ferloving
[het verloven; tijd dat men verloofd is]
-
▾ verluiden
[verteld worden, gezegd worden]
-
▾ Deens
forlyde
[officieel mededelen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: : afl. af lyde efter nedertysk vorluden
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
verluiden
[verteld worden, gezegd worden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty eller ty, eg. 'bli kjent'; FuT: von mnd. vorlûden, 'bekannt machen, verlauten'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förljudande
[zeggend, bewerend]
datering: 1870 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; afleiding
afleidingen en samenstellingen: att förljudas
etymologie: sedan 1870; till lågty. vorluden 'kungöra'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forlyde
[officieel mededelen]
-
▾ verlusten
[(verouderd) onderhouden, het gezellig hebben]
-
▾ Deens
forlyste
[onderhouden, het gezellig hebben]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af lyste efter nedertysk vorlusten
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
forlyste
[(wederkerend) amuseren, vermaken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
förlusta
[onderhouden, het gezellig hebben]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forlusta; av lågty. vorlusten med samma bet.; till lust
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forlyste
[onderhouden, het gezellig hebben]
-
▾ vermaak
[genoegen, ontspanning]
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
fermaak
[genoegen, ontspanning]
status: ontlening onzeker
etymologie: fermaak Ha. ‘Vergnügen‘ < nl. vermaak nd. Vermaak ‘id.‘ zu mnl. vermaken ‘erneuern, wiederherstellen; entspannen, sich amüsieren‘
bron: Sjölin 2006 (Sjölin)
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
fermaak
[genoegen, ontspanning]
-
▾ vermaard
[befaamd]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1265-1270;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
fermaard
[befaamd; buitengewoon, bovenmate]
-
▾ Fries
fermaard
[befaamd; buitengewoon, bovenmate]
-
▾ vermaken
[anders maken]
-
▾ Indonesisch
permak, vermaak
[anders maken]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mempermak = kleding veranderen; huis verbouwen; reorganiseren; iemand in elkaar slaan; transformeren
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
permak
[anders maken, repareren, in elkaar slaan]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dipermak = anders gemaakt, in elkaar geslagen
etymologie: afkomstig van stam 'vermaak'
bron: Chaer 1976 Kähler 1966 (CHAER, HANS)
-
▾ Kupang-Maleis
farmák
[anders maken (kleding)]
-
▾ Menadonees
fermak, vermak
[anders maken]
-
▾ Indonesisch
permak, vermaak
[anders maken]
-
▾ vermanen
[waarschuwen, aansporen]
-
▾ Deens
formane
[waarschuwen, aansporen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af mane efter nedertysk vormanen; egl. 'bede indtrængende'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
vermaan, vermaen
[waarschuwen, aansporen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vermaan (old 1776), vermaan, vermaen (Hesseling 1905: 233)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 269, 233)
-
▾ Noors
formane
[waarschuwen, aansporen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Papiaments
vermaan, vermane
†verouderd
[waarschuwen, aansporen]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 111
bron: Ewijk 1875 Putman 1859 (Putman1859, Ewijk)
-
▾ Sranantongo
frumân, fermân
[waarschuwen, aansporen, berispen]
-
▾ Zweeds
förmana
[waarschuwen, aansporen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. formana; av lågty. vormanen med samma bet.; jfr 1mana
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
formane
[waarschuwen, aansporen]
-
▾ vermaner
[predikant, leraar]
-
▾ Duits
Vermahner
(dialect)
[predikant, leraar]
-
▾ Duits
Vermahner
(dialect)
[predikant, leraar]
-
▾ vermaning
[nadrukkelijke waarschuwing dat men zich moet beteren]
-
▾ Negerhollands
vermaning
[nadrukkelijke waarschuwing dat men zich moet beteren]
-
▾ Negerhollands
vermaning
[nadrukkelijke waarschuwing dat men zich moet beteren]
-
▾ vermeerderen
[groter worden of maken in omvang of aantal]
-
▾ Negerhollands
vermeer
[groter worden of maken in omvang of aantal]
-
▾ Negerhollands
vermeer
[groter worden of maken in omvang of aantal]
-
▾ vermeerdering
[het (doen) toenemen in aantal, hoeveelheid, oppervlakte of volume]
-
▾ Negerhollands
vermeering
[het (doen) toenemen in aantal, hoeveelheid, oppervlakte of volume]
-
▾ Negerhollands
vermeering
[het (doen) toenemen in aantal, hoeveelheid, oppervlakte of volume]
-
▾ Vermeerlicht
[lichteffecten op sommige schilderijen van Johannes Vermeer]
-
▾ Engels
Vermeer light
[lichteffecten op sommige schilderijen van Johannes Vermeer]
-
▾ Engels
Vermeer light
[lichteffecten op sommige schilderijen van Johannes Vermeer]
-
▾ vermelden
[mondeling of schriftelijk bekend maken, aankondigen]
-
▾ vermenigvuldigen
[een getal zo vaak nemen als door een ander is aangegeven]
-
▾ Fries
fermannichfâldigje
[een getal zo vaak nemen als door een ander is aangegeven]
-
▾ Fries
fermannichfâldigje
[een getal zo vaak nemen als door een ander is aangegeven]
-
▾ vermetel
[stoutmoedig]
-
▾ vermicelli
[draadvormige meelpijpjes]
-
▾ Sranantongo
fremu
[draadvormige meelpijpjes]
-
▾ Sranantongo
fremu
[draadvormige meelpijpjes]
-
▾ vermiddelen
[(verouderd) partijen tot elkaar brengen]
-
▾ Deens
formidle
[partijen tot elkaar brengen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af middel efter nedertysk vormiddelen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
förmedla
[partijen tot elkaar brengen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. formidhla; efter lågty. vormiddeln med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
formidle
[partijen tot elkaar brengen]
-
▾ vermiddels
[(verouderd) aangezien, omdat]
-
▾ Deens
formedelst
[aangezien, omdat, door middel van]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vormiddelst, vormiddels ¯ afl. af nedertysk middels genitiv af sb. middel (jf. middel)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Deens
formedelst
[aangezien, omdat, door middel van]
-
▾ verminderen
[kleiner worden in omvang, aantal of kracht]
-
▾ Negerhollands
verminder
[kleiner worden in omvang, aantal of kracht]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ook: kom minder, maak minder
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
verminder
[kleiner worden in omvang, aantal of kracht]
-
▾ vermindering
[terugbrenging tot een lager aantal of peil]
-
▾ Negerhollands
vermindering
[terugbrenging tot een lager aantal of peil]
-
▾ Negerhollands
vermindering
[terugbrenging tot een lager aantal of peil]
-
▾ vermoeden
[veronderstellen, waarschijnlijk achten]
-
▾ Deens
formode
[veronderstellen, waarschijnlijk achten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vormoden dannet af vor (jf. for-2) + moden 'have tanke om' afl. af mod 'sind, tanke' (jf. mod1)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
formode
[veronderstellen, waarschijnlijk achten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO:fra lty; FuT: von mnd. vormôden
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förmoda
[veronderstellen, waarschijnlijk achten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. formodha; av lågty. vormoden med samma bet.; jfr 1mod
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
formode
[veronderstellen, waarschijnlijk achten]
-
▾ vermogen
[macht, kracht; financiële waarde van iemands eigendom]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1291-1292;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
formue
[het geheel van bezittingen en schulden van één of meerdere personen; grote som geld]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vormoge afl. af vormogen (jf. formå); egl. 'hvad man formår' (nemlig økonomisk)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fries
fermogen
[macht, kracht; financiële waarde van iemands eigendom]
-
▾ Negerhollands
vermoogen, vermogen
[macht, kracht]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vermoogen (old 1776), vermogen (Hesseling 1905: 248
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 248)
-
▾ Noors
formue
[financiële waarde van iemands eigendom]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, eg 'det en formår'; FuT: von mnd. vormoge, eigentlich 'fähigkeit, kraft'
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förmåga
[kracht, talent]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: abstraktionsförmåga, arbetsförmåga, koncentrationsförmåga, bärförmåga, oxidationsförmåga, studsförmåga
etymologie: före 1520; fornsv. formagha, formogha; av lågty. vormoge med samma bet.; jfr förmå, förmögen
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
formue
[het geheel van bezittingen en schulden van één of meerdere personen; grote som geld]
-
▾ vermogen
[in staat zijn tot, kunnen]
-
▾ Deens
formå
[in staat zijn tot, overhalen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: en blanding af (a) et ældre dansk vb. formue, formuge 'evne, have kræfter til' ¯ nedertysk vormogen (b) og verbet må i den oprindelige betydning 'kunne' . Een contiminatie van het Deense "formu(g)e" en "vermogen"
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
formå
[in staat zijn tot, kunnen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty; FuT: von mnd. vormogen = nhd. vermögen
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förmå, förmåga
[in staat zijn tot, kunnen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forma, äldre formagha; trol. efter lågty. vormögen med samma bet., med anslutning till må; jfr förmåga, förmögen, övermaga
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
formå
[in staat zijn tot, overhalen]
-
▾ vermogend
[bemiddeld, rijk]
-
▾ Fries
fermogend
[bemiddeld, rijk]
-
▾ Zweeds
förmögen
[bemiddeld, rijk]
datering: 1535 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1535; av lågty. vormögen 'välmående', eg. 'i stånd till ngt', till vormögen 'förmå'; jfr förmå, oförmögen
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Fries
fermogend
[bemiddeld, rijk]
-
▾ vermommen
[verkleden om herkenning te voorkomen]
-
▾ Duits
vermummen
[verkleden om herkenning te voorkomen; warm inpakken]
status: ontlening onzeker
etymologie: Bluhme: Lehnwort: nl. < afrz. < span.
bron: Bluhme 2005 (Bluhme)
-
▾ Fries
fermomje, fermomme
[verkleden om herkenning te voorkomen]
-
▾ Zweeds
förmumma
†verouderd
[maskeren; verkleden]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: förmummospel (spel met maskers; gemaskeerd)
etymologie: SAOB; liksom ä. d. förmumme efter t. vermummen (holl. vermommen), till mumme, mask, förklädnad, l. till det därav avledda verbet mummen (se för övr. MUMMENSKANS, MUMMERI)
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Duits
vermummen
[verkleden om herkenning te voorkomen; warm inpakken]
-
▾ vermorsen
[verspillen]
-
▾ Sranantongo
frumorsu, fermorsu
[verspillen; (geld) erdoorjagen]
-
▾ Surinaams-Javaans
fermorsu
[verspillen]
<via Sranantongo>
-
▾ Sranantongo
frumorsu, fermorsu
[verspillen; (geld) erdoorjagen]
-
▾ vermorzelen
[verbrijzelen]
-
▾ Negerhollands
vermorsch
[geheel stukslaan of -drukken, verbrijzelen]
-
▾ Sranantongo
fermorsu
[verbrijzelen]
-
▾ Negerhollands
vermorsch
[geheel stukslaan of -drukken, verbrijzelen]
-
▾ vermout
[alcoholische drank met alsem]
-
▾ Madoerees
bīrmot
[alcoholische drank met alsem]
-
▾ Madoerees
bīrmot
[alcoholische drank met alsem]
-
▾ vermurwen
[zacht, gevoelig maken]
-
▾ Fries
fermoarvje, fermurvje, fermurve
[zacht, gevoelig maken]
-
▾ Fries
fermoarvje, fermurvje, fermurve
[zacht, gevoelig maken]
-
▾ vernederen
[krenken, met geringschatting behandelen]
-
▾ Deens
fornedre
[krenken, met geringschatting behandelen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: efter nedertysk vornederen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
verneder
[krenken, met geringschatting behandelen]
-
▾ Noors
fornedre
[krenken]
status: ontlening onzeker
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO: fra lty; FuT: von mnd. vorne(d)deren, siehe ned.)
-
▾ Zweeds
förnedra
[krenken, met geringschatting behandelen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fornidhra; av lågty. vornederen med samma bet.; jfr ned, nedre, nedrig
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fornedre
[krenken, met geringschatting behandelen]
-
▾ vernederig
[(verouderd) nederig]
-
▾ Negerhollands
vernederig, vernedrig
[nederig]
-
▾ Negerhollands
vernederig, vernedrig
[nederig]
-
▾ vernedering
[dat waardoor iemand vernederd wordt]
-
▾ Negerhollands
vernedriging, verneedering
[dat waardoor iemand vernederd wordt]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vernedriging (old 1776), verneedering (Hesseling 1905: 268)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 268)
-
▾ Negerhollands
vernedriging, verneedering
[dat waardoor iemand vernederd wordt]
-
▾ verneemstig
[(Oost-Nederlands) schrander, vlug van geest]
-
▾ Zweeds
förnumstig
[wijsneuzig, pedant, betweterig]
datering: 1781 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1781; jfr fornsv. fornumstogher 'förståndig', till fornumst 'förnuft'; av lågty. vornumst med samma bet., sidoform till vornuft; se förnuft
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zweeds
förnumstig
[wijsneuzig, pedant, betweterig]
-
▾ vernemen
[horen, te weten komen]
-
▾ Deens
fornemme
[observeren, registreren, bemerken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: efter nedertysk vornemen afl. af nemen 'tage, gribe' (jf. vb. nemme); egl. 'gribe, opfatte'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
fornemme
[voelen, bemerken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO; fra lty, ty vornemen 'gripe, oppfatte'; FuT: von mnd. vornehmen, 'merken, erfahren, begreifen, verstehen' = nhd. vernehmen, wohl eine übersetzung von lat. percipere.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
verneem
†verouderd
[horen, te weten komen]
-
▾ Zweeds
förnimma
[voelen, bemerken, waarnemen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fornima; efter lågty. fornemen med samma bet., med anslutning till fornsv. nima 'ta, fatta'; jfr förnuft, förnumstig, förnäm
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fornemme
[observeren, registreren, bemerken]
-
▾ verneuken
[bedriegen]
-
▾ Ambons-Maleis
pernèik
[voor de mal houden]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
verneuk
[bedriegen]
<via Afrikaans>
-
▾ Ambons-Maleis
pernèik
[voor de mal houden]
-
▾ vernielen
[stukmaken]
-
▾ Duits
vernielen, vernilen, nilen
(dialect)
[vernietigen, bederven; aankunnen, vatten]
status: ontlening onzeker
etymologie: Teuchert p. 80: Daß das Wort von den Niederlander gekommen ist, stellt schon das Brem. Wb. fest; daran läßt auch der Vokal "ie" keinen Zweifel; ihn weist auch Richeys Angabe auf. (…) Die räumliche Zusammenfall des Vorkommens mit dem holländischen Siedlungsgebeit ist hier offensichtlich. RhWB: ver-nielen Klevld, Heinsb schw.: 1. -īl-, etwas (einen) v., beschädigen, vernichten, zerstören, nach dem ndl. vernielen. VBrWB: Wir haben dieß Wort von den Holländern. Schlüter in zijn: "Anhang: Mundartwörter weniger gesicherter"
bron: RhWB 1928-1971 Schlüter 1952 Smet 1983 Teuchert 1972 Tiling 1767 (Smet 83, Teuchert, RhWB, VBrWB, Schlüter)
-
▾ Fries
ferniele
[stukmaken]
-
▾ Zweeds
förnila
†verouderd
[stukmaken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: SAOB; av mnt. vornielen l. holl. vernielen; trol. till mnt. nule, mnl. niel, framstupa m. m., motsv. feng. neowol, niwel, nĕol av oviss härledning
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Duits
vernielen, vernilen, nilen
(dialect)
[vernietigen, bederven; aankunnen, vatten]
-
▾ vernietigen
[vernielen, tenietdoen]
-
▾ Fries
ferneatigje
[vernielen, teniet doen; verwoesten]
-
▾ Negerhollands
vernicht, verniet
[vernielen, tenietdoen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Fries
ferneatigje
[vernielen, teniet doen; verwoesten]
-
▾ vernieuwen
[geheel of ten dele nieuw maken]
-
▾ Negerhollands
vernieuw
[geheel of ten dele nieuw maken]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ook: maak nieuw
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
vernieuw
[geheel of ten dele nieuw maken]
-
▾ vernieuwing
[het vernieuwen, verandering waardoor iets vernieuwd wordt]
-
▾ Negerhollands
vernieuwing
[het vernieuwen, verandering waardoor iets vernieuwd wordt]
-
▾ Negerhollands
vernieuwing
[het vernieuwen, verandering waardoor iets vernieuwd wordt]
-
▾ vernikkelen
[van een laag nikkel voorzien]
-
▾ Indonesisch
pernékel, pernikel, vernikel
[van een laag nikkel voorzien]
-
▾ Jakartaans-Maleis
pernèkel
[van een laag nikkel voorzien]
-
▾ Indonesisch
pernékel, pernikel, vernikel
[van een laag nikkel voorzien]
-
▾ vernis
[doorzichtige lak]
-
▾ Deens
fernis
[doorzichtige lak]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra mnt. fernis(se), fornis(se), af fr. vernis, lat. veronix, muligvis opr.: harpiks fra byen Berenike i Ægypten
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Ests
värnitsaga
[doorzichtige lak]
-
▾ Fins
vernissa
[doorzichtige lak]
<via Zweeds>
-
▾ Indonesisch
pernis, vernis
[doorzichtige lak]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mempernis = vernissen; pernis kuku = nagellak
etymologie: kuku = nagel
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
pernis
[doorzichtige lak]
-
▾ Javaans
pernis
[doorzichtige lak]
-
▾ Kupang-Maleis
fernis
[doorzichtige lak]
-
▾ Madoerees
pērnes
[doorzichtige lak]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mērnes = iets vernissen, pērnesan = gevernist
bron: Kiliaan 1904 (KIL)
-
▾ Menadonees
fernis
[doorzichtige lak]
-
▾ Noors
ferniss
[doorzichtige lak]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: von mnd. fernis (holl. vernis); NROi: over mnty. fernis(se ), fr. vernis fra lat. veronix , muligvis egtl. «harpiks, fra Berenike i Egypten
bron: Falk 1910-1911 (FuT)
-
▾ Papiaments
vèrnis, fèrnis (ouder: vernies)
[doorzichtige lak]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Putman1859: p.85 "Vernissen - vernies".
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sasaks
bĕrnes
[doorzichtige lak]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: bĕrnesin = vernissen
bron: Goris 1938 (Goris)
-
▾ Zweeds
fernissa
[doorzichtige lak]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: oljefernissa, spritfernissa
etymologie: före 1520; fornsv. färnissa; via lågty. av fra. vernis med samma bet.; av medeltidslat. veronice 'välluktande harts'; jfr vernissage
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fernis
[doorzichtige lak]
-
▾ vernissen
[doorzichtige lak aanbrengen]
-
▾ Papiaments
fèrnisá, vèrnisá
[doorzichtige lak aanbrengen; gevernist]
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Putman1859: p.85 "Vernissen - vernies".
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
fèrnisá, vèrnisá
[doorzichtige lak aanbrengen; gevernist]
-
▾ vernoegen
[(zich) tevredenstellen, (zich) vergenoegen]
-
▾ Deens
fornøje (sig)
[(zich) vermaken, (zich) amuseren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af vb. nøje, nøjes efter nedertysk vornogen; egl. 'få nogen til at nøjes med, stille nogen tilfreds'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
fornøye (seg)
[(zich) vermaken, (zich) amuseren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. vornôgen, eigentlich 'zufriedenstellen'
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förnöja (sig)
[(zich) vermaken, (zich) amuseren]
datering: 1709 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1709; av lågty. vornögen med samma bet.; jfr nöja sig; jfr fornsv. fornöghia 'tillfredsställa, gottgöra'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fornøje (sig)
[(zich) vermaken, (zich) amuseren]
-
▾ vernuft
[verstand]
-
▾ Deens
fornuft
[verstand]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vornuft afl. af vornemen (jf. fornemme); egl. 'evne til at fornemme, opfatte
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fries
fernuft
[verstand, vindingrijkheid]
-
▾ Noors
fornuft
[verstand]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, av fornemme; FuT; von mnd. vornuft (holl. vernuft), neben vornunft und vornumst (nhd. Vernunft), wohl eine übersetzung von lat. perceptio, 'auufassung, begreifen, erkenntnis'
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förnuft
[verstand]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: bondförnuft, snusförnuft
etymologie: före 1520; fornsv. fornuft; av lågty. vornuft med samma bet., bildn. till vornemen, se förnimma
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fornuft
[verstand]
-
▾ vernuftig
[met vernuft]
-
▾ Fries
fernuftich
[met vernuft]
datering: 1901 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fernuftichheid 1869
bron: WFT 1984-2010 (WFT)
-
▾ Fries
fernuftich
[met vernuft]
-
▾ verobligeren
[(verouderd) iemand verbinden, verplichten of dwingen]
-
▾ Negerhollands
veroblischeer
[iemand verbinden, verplichten of dwingen]
-
▾ Negerhollands
veroblischeer
[iemand verbinden, verplichten of dwingen]
-
▾ veronachtzamen
[verwaarlozen]
-
▾ Fries
ferûnachtsumje
[verwaarlozen]
-
▾ Fries
ferûnachtsumje
[verwaarlozen]
-
▾ verongelijken
[onrecht aandoen, benadelen, ongelijk behandelen]
-
▾ verongelukken
[door een ongeluk omkomen]
-
▾ Negerhollands
verongeluk
[stranden]
-
▾ Negerhollands
verongeluk
[stranden]
-
▾ veronrecht
[(verouderd) verongelijkt, gekrenkt]
-
▾ Deens
forunrettet
[verongelijkt, gekrenkt]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: perf.ptc. af forurette 'behandle uretfærdigt' afl. af uret efter nedertysk vorunrechten
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
förorättad
[verongelijkt, gekrenkt]
datering: 1712 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1712; efter lågty. verunrechten med samma bet.; se 1rätt
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forunrettet
[verongelijkt, gekrenkt]
-
▾ verontreinigen
[vuil maken]
-
▾ Fries
ferûntreinigje
[vuil maken]
datering: 1901 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ferûntreiniging 1901
bron: WFT 1984-2010 (WFT)
-
▾ Fries
ferûntreinigje
[vuil maken]
-
▾ verontrust
[bezorgd]
-
▾ Fries
ferûntrêste
[bezorgd]
-
▾ Fries
ferûntrêste
[bezorgd]
-
▾ verontwaardigd
[gekrenkt]
-
▾ Fries
ferûntweardige
[gekrenkt]
-
▾ Fries
ferûntweardige
[gekrenkt]
-
▾ verontwaardiging
[gekrenktheid]
-
▾ Fries
ferûntweardiging
[gekrenktheid]
-
▾ Fries
ferûntweardiging
[gekrenktheid]
-
▾ veroordelen
[een oordeel uitspreken over]
-
▾ Negerhollands
verordeel, veroordeel
[een oordeel uitspreken over]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verordeel (old 1776), veroordeel (Hesseling 1905: 234)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 234)
-
▾ Negerhollands
verordeel, veroordeel
[een oordeel uitspreken over]
-
▾ veroorloven
[toestaan; vrijstaan]
-
▾ Fries
feroorloovje
[toestaan; vrijstaan]
-
▾ Fries
feroorloovje
[toestaan; vrijstaan]
-
▾ veroorzaken
[teweegbrengen]
-
▾ Deens
forårsage
[teweegbrengen]
datering: 1586 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, OKO)
-
▾ Noors
forårsake
[teweegbrengen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forårsage
[teweegbrengen]
-
▾ verordenen
[gelasten]
-
▾ Javaans
(di)oder
[gelasten]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: oderaké=men verordent
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Javaans
(di)oder
[gelasten]
-
▾ verordening
[vastgesteld voorschrift of geheel van bepalingen, order]
-
▾ Negerhollands
verordning
[vastgesteld voorschrift of geheel van bepalingen, order]
-
▾ Negerhollands
verordning
[vastgesteld voorschrift of geheel van bepalingen, order]
-
▾ verordineren
[bevelen, gelasten]
-
▾ Negerhollands
verordineer
[bevelen, gelasten]
-
▾ Negerhollands
verordineer
[bevelen, gelasten]
-
▾ veroveren
[bemachtigen]
-
▾ verpachten
[in pacht geven]
-
▾ Deens
forpagte
[in pacht geven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorpachten afl. af pachten 'forpagte' afl. af pacht (jf. pagt); egl. 'overdrage ved pagt el. overenskomst'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
forpakte
[in pacht geven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra ty, lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forpagte
[in pacht geven]
-
▾ verpakken
[inpakken]
-
▾ Javaans
(di)epak, (di)pak
[ingepakt, verpakt]
-
▾ Menadonees
verpak
[klepper, deksel]
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: afkomstig van stam 'verpak', men gebruikt ook: klèp
bron: Warokka 2004 (DJERY)
-
▾ Javaans
(di)epak, (di)pak
[ingepakt, verpakt]
-
▾ verplaatsen
[naar een andere plaats brengen]
-
▾ Fries
ferpleatse
[naar een andere plaats brengen]
-
▾ Fries
ferpleatse
[naar een andere plaats brengen]
-
▾ verplaatsing
[het verplaatsen]
-
▾ Fries
ferpleatsing
[het verplaatsen]
-
▾ Fries
ferpleatsing
[het verplaatsen]
-
▾ verpleegster
[ziekenverzorgster]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1857;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
ferpleechster
[ziekenverzorgster]
-
▾ Indonesisch
verpléhster
[ziekenverzorgster]
-
▾ Javaans
perplèster
[ziekenverzorgster]
-
▾ Papiaments
verpleegster, verplegster, verplester, verplestu
[ziekenverzorgster]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Fries
ferpleechster
[ziekenverzorgster]
-
▾ verplegen
[verzorgen, van het nodige voorzien]
-
▾ Fries
ferplege, ferpleegje
[verzorgen, van het nodige voorzien]
-
▾ Zweeds
förpläga
[verzorgen, van het nodige voorzien]
datering: 1680 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1680; av lågty. vorplegen, ty. verpflegen med samma bet.; jfr pläga
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Fries
ferplege, ferpleegje
[verzorgen, van het nodige voorzien]
-
▾ verpleger
[ziekenverzorger]
-
▾ Indonesisch
verpléher
[ziekenverzorger]
-
▾ Javaans
plikpliker
[ziekenverzorger]
-
▾ Indonesisch
verpléher
[ziekenverzorger]
-
▾ verpleging
[verzorging]
-
▾ Deens
forplejning
[eten en drinken dat geserveerd wordt voor een hotel, een leger e.d.]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: verbalsubstantiv til forældet forpleje afl. af vb. pleje efter nedertysk vorplegen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
forpleining
[het zorgen voor eten en drinken; verzorging]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra ty, lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forplejning
[eten en drinken dat geserveerd wordt voor een hotel, een leger e.d.]
-
▾ verpleisteren
[door te rusten en te eten verkwikt worden ]
-
▾ Duits
verpleistern
(dialect)
[pauzeren, lang verblijven in een herberg]
status: ontlening onzeker
etymologie: Gegenwärtig hier und da noch (bei Alten) bekannt
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
verpleistern
(dialect)
[pauzeren, lang verblijven in een herberg]
-
▾ verplicht
[door plichtsbesef, morele overweging, regel of wet gedwongen]
-
▾ Negerhollands
verpligt
[door plichtsbesef, morele overweging, regel of wet gedwongen]
-
▾ Negerhollands
verpligt
[door plichtsbesef, morele overweging, regel of wet gedwongen]
-
▾ verplichten
[een plicht opleggen, noodzaken]
-
▾ Deens
forpligte
[een plicht opleggen, noodzaken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: afl. af pligt efter nedertysk vorplichten
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
verpligt
[een plicht opleggen, noodzaken]
-
▾ Noors
forplikte
[een plicht opleggen, noodzaken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra ty, lty
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
fruplekti, ferplekti
[een plicht opleggen, noodzaken]
-
▾ Zweeds
förplikta
[een plicht opleggen, noodzaken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forplikta; av lågty. vorplichten, ty. verpflichten med samma bet.; jfr plikt
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forpligte
[een plicht opleggen, noodzaken]
-
▾ verplichting
[iets wat iemand moet doen]
-
▾ Sranantongo
fruplekti
[iets wat iemand moet doen]
-
▾ Sranantongo
fruplekti
[iets wat iemand moet doen]
-
▾ verraden
[verklappen, trouweloos handelen]
-
▾ Deens
forråde
[trouweloos handelen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: I: afl. af råde nedertysk vorraden; egl. 'råde falsk'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
verraad, verraet
[verklappen, trouweloos handelen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verraad (old 1776), verraet (Hesseling 1905: 245)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 245)
-
▾ Noors
forråde
[trouweloos handelen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: forråd = trouweloosheid; forræder = trouweloos persoon
etymologie: BO: fra lty, eg. 'råde falskt'; von mnd. vorrâden = nhd. verraten, eigentlich, 'falsch, schlecht raten'
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
verrade, verraai
†verouderd
[verlinken, trouweloos handelen]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 112
bron: Ewijk 1875 Putman 1859 (Putman1859, Ewijk)
-
▾ Zweeds
förråda
[trouweloos handelen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forraþa; av lågty. vorraden, eg. 'skada genom dåliga råd'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forråde
[trouweloos handelen]
-
▾ verrader
[persoon die trouweloos handelt]
-
▾ Deens
forræder
[iemand die illoyaal is]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: fra nedertysk vorredere (besl.m. forråde)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
verraader, verraeder
[persoon die trouweloos handelt]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verraader (old 1776), verraeder (Hesselin 1905: 250)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 250)
-
▾ Zweeds
förrädare
[persoon die trouweloos handelt]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: landsförrädare
etymologie: före 1520; fornsv. forrädhare; av lågty. vorreder med samma bet.; till förråda
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forræder
[iemand die illoyaal is]
-
▾ verrassend
[onverwachts]
-
▾ Fries
ferrassend
[onverwachts]
-
▾ Fries
ferrassend
[onverwachts]
-
▾ verrassing
[onverwachte gebeurtenis]
-
▾ Fries
ferrassing
[onverwachte gebeurtenis]
-
▾ Sranantongo
ferasen
[onverwachte gebeurtenis]
-
▾ Fries
ferrassing
[onverwachte gebeurtenis]
-
▾ verrast
[verbaasd]
-
▾ Fries
ferrast
[verbaasd]
-
▾ Surinaams-Javaans
feras
[verbaasd]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: meras = verrassen
etymologie: volgens Hein via Sranan
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Fries
ferrast
[verbaasd]
-
▾ verrek
[vloek]
-
▾ Ambons-Maleis
far'ek, par'ek
[vloek]
-
▾ Indonesisch
perék!
[vloek: loop naar de hel!]
-
▾ Kupang-Maleis
farék
[vloek]
-
▾ Madoerees
kaprek
[vloek]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngoprak-ngaprek = iemand afsnauwen en afgrauwen
bron: Penninga 1936 (PH)
-
▾ Menadonees
farèk
[vloek: ergens geen interesse voor hebben]
-
▾ Petjoh
verrek, vrek
[vloek: zie maar!, sterf maar!]
-
▾ Sranantongo
frèk
[vloek]
-
▾ Ambons-Maleis
far'ek, par'ek
[vloek]
-
▾ verrekenen
[zich bij het rekenen vergissen]
-
▾ Deens
forregne
[zich bij het rekenen vergissen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: af for-2 + regne efter nedertysk vorrekenen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
forregne
[zich bij het rekenen vergissen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forregne
[zich bij het rekenen vergissen]
-
▾ verrekijker
[instrument om over grote afstanden te kijken]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1624;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
fjernglas
†verouderd
[instrument om over grote afstanden te kijken]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
etymologie: Stefan p.c.
bron: Dahlerup 1919-1956 Stefan (OOD, Stefan p.c.)
-
▾ Duits
Fernglas
[instrument om over grote afstanden te kijken]
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: DU: Anfang des 17.Jh.s zuerst für das in den Niederlanden erfundene einrohrige Teleskop, niederl. verrekijker. Bach: Fernglas übersetzt ndl. verrekijker.
bron: Bach 1965 Duden Universal 2003 (Duden Universal, Bach)
-
▾ Papiaments
vèrekeiker
[instrument om over grote afstanden te kijken]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Deens
fjernglas
†verouderd
[instrument om over grote afstanden te kijken]
<via Duits>
-
▾ verrekken
[lichaamsdeel ontwrichten; barsten, sterven]
-
▾ Papiaments
ferèk, vèrèk
[lichaamsdeel ontwrichten]
-
▾ Sranantongo
frèk
[barsten, sterven]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vrek, freck
[sterven, creperen]
<via Afrikaans>
datering: 1913 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk., 'die' (of animals), ad. Du. verrekken to disjoint, strain; or ad. G. verrecken to die (not in polite use).
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Papiaments
ferèk, vèrèk
[lichaamsdeel ontwrichten]
-
▾ verrekoe, varrekoe
[(verouderd) koe die niet meer drachtig kan worden]
-
▾ verrenten
[(Oost-Nederlands) in waarde stijgen door rente]
-
▾ Deens
forrente
[in waarde stijgen door rente]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af rente efter nedertysk vorrenten
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Deens
forrente
[in waarde stijgen door rente]
-
▾ verrichten
[uitvoeren]
-
▾ Deens
forrette
[uitvoeren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: forretning=winkel, zaak, forretningsmand=zakenman
etymologie: afl. af rette efter nedertysk vorrichten; egl. 'gøre ret, bringe i orden'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
verrigt
[uitvoeren]
-
▾ Noors
forrette
[uitvoeren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, eg. 'gjøre rett, bringe i orden'; FuT: von mnd. vorrichten, nhd. verrichten, eigentlich 'zurecht bringen, in ordnung bringen'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förrätta
[uitvoeren]
datering: 1606 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1606; av lågty. vorrechten med samma bet.; jfr berätta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forrette
[uitvoeren]
-
▾ verrichting
[werkzaamheden, daden]
-
▾ Negerhollands
verrigtingen
[werkzaamheden, daden]
-
▾ Negerhollands
verrigtingen
[werkzaamheden, daden]
-
▾ verroeren
[bewegen]
-
▾ Sranantongo
ferur
[uitspoken]
-
▾ Sranantongo
ferur
[uitspoken]
-
▾ verroest
[roestig]
-
▾ Berbice-Nederlands
frustu
[roestig; roest]
-
▾ Papiaments
froes
[roest]
status: ontlening onzeker
bron: Noordegraaf 2015 (Noordegraaf, Jan (2015), ‘Lexicografie op Curaçao. Abraham Jesurun en zijn woordenlijst van het Papiaments (1898)’, in: Trefwoord 2015, http://www.fryske-akademy.nl/trefwoord.)
-
▾ Sranantongo
frustu
[roestig; schor (van stem)]
-
▾ Berbice-Nederlands
frustu
[roestig; roest]
-
▾ verroesten
[door roest aangetast worden]
-
▾ Papiaments
frusa (ouder: vroes)
[door roest aangetast worden]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Putman 1859 Putte 2008 (PuttePN, Putman1859)
-
▾ Sranantongo
frustu
[door roest aangetast worden]
-
▾ Papiaments
frusa (ouder: vroes)
[door roest aangetast worden]
-
▾ verrompelen
[(Vlaams) rimpels, kreukels krijgen]
-
▾ Engels
frumple
†verouderd
[rimpelen, kreukelen; verfrommelen]
datering: 1398 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: frumpled ppl. a.; frump = sneer, spot, grap; slecht humeur; slonzige vrouw
etymologie: ? ad. Du. verrompelen (Kilian) of same meaning, f. ver- = for- + rompelen to rumple.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Schots
frumple
[kreukelen, verfrommelen]
datering: 1801-1900 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: laME fromple 'wrinkle'; perh f MDu verrompelen
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Engels
frumple
†verouderd
[rimpelen, kreukelen; verfrommelen]
-
▾ verrot
[bedorven]
-
▾ Negerhollands
verrot
[bedorven]
-
▾ Petjoh
verrot, vrot
[bedorven]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: niets te verrotten = (het) interesseert me niets
bron: Loen 1994 (Loen)
-
▾ Saramakkaans
lotò
[bedorven]
-
▾ Sranantongo
frotu
[bedorven]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vrot
[rot, waardeloos, dronken]
<via Afrikaans>
datering: 1939 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk., ad. Du. verrotten to rot.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Negerhollands
verrot
[bedorven]
-
▾ verrotten
[door rotting aangetast worden]
-
▾ Berbice-Nederlands
froto
[door rotting aangetast worden]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
frot
†verouderd
[door rotting aangetast worden, vergaan]
<via Negerhollands>
-
▾ Negerhollands
verrot, frot
[door rotting aangetast worden, vergaan]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verrot (old 1776), frot (djdj 1926). old 1776: onvergankelijk = die no kan verrot
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Sranantongo
frotu
[door rotting aangetast worden]
-
▾ Berbice-Nederlands
froto
[door rotting aangetast worden]
-
▾ verruimen
[ruimer, wijder maken]
-
▾ Fries
ferromje
[ruimer, wijder maken]
-
▾ Fries
ferromje
[ruimer, wijder maken]
-
▾ verruiming
[het verruimen]
-
▾ Fries
ferromming
[het verruimen]
-
▾ Fries
ferromming
[het verruimen]
-
▾ verrukkelijk
[heerlijk]
-
▾ Fries
ferrukkelik
[heerlijk]
-
▾ Fries
ferrukkelik
[heerlijk]
-
▾ verrukken
[(verouderd) met een ruk verschuiven]
-
▾ Deens
forrykke
[met een ruk verschuiven; wanorde maken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af rykke nedertysk vorrucken
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
forrykke
[met een ruk verschuiven; wanorde maken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, ty; FuT: = mnd. vorrucken, nhd. verrücken"
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förrycka
[met een ruk verschuiven; wanorde maken]
datering: 1609 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1609; av lågty. vorrucken, ty. verrücken 'flytta; rubba'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forrykke
[met een ruk verschuiven; wanorde maken]
-
▾ verrukking
[opgetogenheid]
-
▾ Fries
ferrukking
[opgetogenheid]
-
▾ Fries
ferrukking
[opgetogenheid]
-
▾ vers
[fris]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1240;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
fersk
[fris]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk versch sideform til vrisch (jf. frisk)
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Ests
värske
[fris]
-
▾ Fins
veres
[fris; pasgeboren]
<via Zweeds>
status: ontlening onzeker
bron: Kirjoittaja 1999 Köykkä 1991 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (ZwFi, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Frans
friche
[onbebouwd; onbebouwde grond]
datering: 1251 (1251-1300)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR: var. a. fr. et dial. frèche; moy.néerl. versch `frais'.FEW: geeft twee woordgroepen:1. Afr. freche 1287 => mfr. en dialekt;2. En friche 'in staat van onbebouwd' 1251 => vele dialektische en/of verouderde vormen en afleidingen.FEW geeft een uitgebreide etymologie.
bron: Robert 1993 Wartburg 1928 (PRobert, Larousse, FEW)
-
▾ Negerhollands
versch
[fris]
-
▾ Noors
fersk
[fris]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: sen norr ferskr, lty versch, sm o s frisk; FuT: das anord wort muss wegen seines frühen vorkommens dem ags fersc (engl. fresh), nicht dem mnd. versch (holl. versch) entlehnt sein. Die form fersk ist durch metathese von frisk entstanden.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
fèrs
[fris]
-
▾ Zweeds
färsk
[fris]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. färsker; av lågty. versch med samma bet., sidoform till vrisch, se frisk
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fersk
[fris]
-
▾ vers
[dichtregel, couplet, gedicht]
-
▾ Negerhollands
vaers
[dichtregel]
-
▾ Papiaments
vèrshe, vers
†verouderd
[dichtregel]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 86, 112
bron: Putte 2008 (Ewijk, Putte PN)
-
▾ Sranantongo
fersi
[gedicht]
-
▾ Negerhollands
vaers
[dichtregel]
-
▾ verschaffen
[bezorgen]
-
▾ Deens
forskaffe
[schaffen, doen toekomen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af skaffe efter nedertysk vorschaffen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Deens
forskaffe
[schaffen, doen toekomen]
-
▾ verschansen
[barricaderen door middel van verschansingen]
-
▾ Deens
forskanse
[barricaderen door middel van verschansingen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af skanse efter nedertysk vorschanzen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
forskanse
[barricaderen door middel van verschansingen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: av skanse, fra lty, ty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forskanse
[barricaderen door middel van verschansingen]
-
▾ verscheidene
[onbepaald voornaamwoord]
-
▾ Fries
ferskeidene
[onbepaald voornaamwoord]
-
▾ Fries
ferskeidene
[onbepaald voornaamwoord]
-
▾ verscheuren
[scheuren, uiteenrijten, versnipperen]
-
▾ Negerhollands
verskeer
[scheuren, uiteenrijten, versnipperen]
-
▾ Negerhollands
verskeer
[scheuren, uiteenrijten, versnipperen]
-
▾ verschiet
[verte]
-
▾ Fries
ferskiet
[verte]
-
▾ Fries
ferskiet
[verte]
-
▾ verschijnen
[zich vertonen]
-
▾ Negerhollands
verskien
[zich vertonen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776 ook: kom na voorskien (kom te voorschijn)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Negerhollands
verskien
[zich vertonen]
-
▾ verschijning
[het verschijnen]
-
▾ Negerhollands
verskiening
[het verschijnen]
-
▾ Negerhollands
verskiening
[het verschijnen]
-
▾ verschijnsel
[iets dat zich aan onze waarneming voordoet]
-
▾ Fries
ferskynsel
[iets dat zich aan onze waarneming voordoet]
-
▾ Fries
ferskynsel
[iets dat zich aan onze waarneming voordoet]
-
▾ verschil
[onderscheid]
-
▾ Deens
forskel
[onderscheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: af for-2 + skel efter nedertysk vorschel
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fries
ferskil
[onderscheid]
-
▾ Negerhollands
vorskeel, verskeel
[onderscheid]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776: ontkennende vorm = sonder vorskeel
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Noors
forskjell
[onderscheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. vorschel
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
verschil
[onderscheid]
-
▾ Deens
forskel
[onderscheid]
-
▾ verschonen
[van schoon goed voorzien, mooier maken; (verouderd) sparen]
-
▾ Deens
forskåne
[sparen, versparen, van iets of iemand verlost zijn of worden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af skåne efter nedertysk vorschonen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Duits
verschonen
(dialect)
[van schoon goed voorzien]
status: ontlening onzeker
etymologie: Smet 83: Oostfriesland, Foerste: Ein in ganz Ostfriesland sehr bekanntes Wort, sogar in hd. Rede gebraucht (…) Das Verb ist aus dem nl.0ostfr. adj. schon "sauber' gebildet und könnte in Ostfrsl. autochton sein. Der enge Bedeutungsumfang in den beiden Sprachen spricht aber für nl. Einfluß.
bron: Foerste 1938 Smet 1983 (Smet 83, Foerste)
-
▾ Negerhollands
skoon
[verschonen, afruimen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776: ruim de tafel af = skoon die tafel, maak die tafel skoon
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Noors
forskåne
[besparen, vrijwaren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty, ty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Petjoh
verschonen
[schone kleren aandoen]
-
▾ Deens
forskåne
[sparen, versparen, van iets of iemand verlost zijn of worden]
-
▾ verschoning
[excuus]
-
▾ Fries
ferskoaning
[excuus]
-
▾ Fries
ferskoaning
[excuus]
-
▾ verschrikkelijk
[vreselijk, in hoge mate]
-
▾ Negerhollands
verskreklik, verskrek, skreklik, fosikǝl, fosikl, fosiku
[geweldig, enorm, afschuwelijk, schandelijk]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker ; verbastering
etymologie: verskreklik, verskrek, skreklik (old 1776), fosikǝl, fosikl, fosiku (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Negerhollands
verskreklik, verskrek, skreklik, fosikǝl, fosikl, fosiku
[geweldig, enorm, afschuwelijk, schandelijk]
-
▾ verschrikken
[schrik aanjagen]
-
▾ Deens
forskrække
[schrik aanjagen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af skræk efter nedertysk vorschrecken
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
verskrek, verskrik
[schrik aanjagen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verskrek, verskrik (old 1776), verskrik (Hesseling 1905: 233)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 233)
-
▾ Noors
forskrekke
[schrik aanjagen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
förskräcka
[schrik aanjagen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forskräkkia; av lågty. vorschrecken med samma bet.; se skräck
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forskrække
[schrik aanjagen]
-
▾ verschrikt
[opgeschrokken]
-
▾ Fries
ferskrikt
[opgeschrokken]
-
▾ Fries
ferskrikt
[opgeschrokken]
-
▾ verschuiven
[schuivend verplaatsen]
-
▾ Negerhollands
verskiev
[schuivend verplaatsen]
-
▾ Negerhollands
verskiev
[schuivend verplaatsen]
-
▾ verschulden
[(verouderd) verdienen]
-
▾ Deens
forskylde
[verdienen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af skylde nedertysk vorschulden
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
verskuld
[verdienen]
-
▾ Noors
forskylde
[verdienen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO; etter lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
förskylla
[verdienen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forskulda, forskylla; efter lågty. vorschulden med samma bet.; jfr skylla
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forskylde
[verdienen]
-
▾ versie
[uitvoering]
-
▾ Indonesisch
vérsi
[uitvoering]
-
▾ Negerhollands
versie
[uitvoering]
datering: 1905 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: Het betekent ook 'voorzien' (volgens Hesseling als in 'herstellen')
bron: Hesseling 1905 (Hesseling 1905)
-
▾ Indonesisch
vérsi
[uitvoering]
-
▾ versieren
[tooien]
-
▾ Surinaams-Javaans
fersir, mersir
[tooien]
-
▾ Surinaams-Javaans
fersir, mersir
[tooien]
-
▾ versiering
[opsmuk]
-
▾ Sranantongo
fersiren
[opsmuk]
-
▾ Sranantongo
fersiren
[opsmuk]
-
▾ versjorren
[vastsjorren]
-
▾ Fries
fersjorje
[vastsjorren]
-
▾ Fries
fersjorje
[vastsjorren]
-
▾ verslaafd
[niet in staat los te komen van een bepaalde gewoonte]
-
▾ Fries
ferslaafd
[niet in staat los te komen van een bepaalde gewoonte]
-
▾ Fries
ferslaafd
[niet in staat los te komen van een bepaalde gewoonte]
-
▾ verslaan
[overwinnen]
-
▾ Deens
forslå
[verdrijven, genoeg zijn]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af vb. slå efter nedertysk vorslân; jf. slå til
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
forslå
†verouderd
[uit de koers brengen, uit de koers raken; verwonden, toetakelen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty; NROi: eft. mnty. vorslân
bron: NROi (BO; NROi)
-
▾ Zweeds
förslå
[genoeg zijn]
datering: 1526 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1526; jfr fornsv. forsla 'slå sönder; besegra; beräkna'; av lågty. vorslan, ty. verschlagen med samma bet., eg. 'göra slag i saken'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forslå
[verdrijven, genoeg zijn]
-
▾ verslag
[mededeling]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1451-1500;
thema: communicatie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
ferslach
[mededeling]
-
▾ Indonesisch
perselah, perslah
[resultaat; mededeling van resultaat]
-
▾ Papiaments
verslag
†verouderd
[mededeling]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 112
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Fries
ferslach
[mededeling]
-
▾ verslagen
[teneergeslagen, onthutst]
-
▾ Negerhollands
verslaag
[teneergeslagen, onthutst]
-
▾ Negerhollands
verslaag
[teneergeslagen, onthutst]
-
▾ verslaggever
[iemand die verslag uitbrengt]
-
▾ Fries
ferslachjouwer
[iemand die verslag uitbrengt]
-
▾ Fries
ferslachjouwer
[iemand die verslag uitbrengt]
-
▾ verslakken
[zachter, slapper worden, (Limburgs) verwelken]
-
▾ Duits
verschlackern
(dialect)
[verwelken, bederven]
status: ontlening onzeker
etymologie: ver-schlackern an der ndl. Grenze -ak- Geld-Straelen; -ǫ- Heinsb-Kirchhv Lümb, Geilk-Birgden
bron: RhWB 1928-1971 (RhWB)
-
▾ Duits
verschlackern
(dialect)
[verwelken, bederven]
-
▾ versleten
[door lang gebruik stukgegaan]
-
▾ Deens
forslidt
[door lang gebruik stukgegaan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: perf.ptc. af forældet forslide 'slide for meget' afl. af slide efter nedertysk vorsliten
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
forslitt
[door lang gebruik stukgegaan; banaal, triviaal]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: av foreld forslite, 'slite ut'; NROi: Etym.: perf. pt. av foreld. forslite slite ut, se for- II
bron: NROi (BO; NROi)
-
▾ Deens
forslidt
[door lang gebruik stukgegaan]
-
▾ verslinden
[verzwelgen]
-
▾ verslingeren
[met een zwaai werpen, verkwisten]
-
▾ Engels
forslinger
†verouderd
[afranselen]
datering: 1481 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Du. verslingeren, f. ver- = for- prefix1 + slingeren, to twist, throw.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Negerhollands
verslinger
[verdoen, passeren]
-
▾ Engels
forslinger
†verouderd
[afranselen]
-
▾ versluiten
[afsluiten, wegsluiten]
-
▾ Negerhollands
verslut
[afsluiten, wegsluiten]
-
▾ Negerhollands
verslut
[afsluiten, wegsluiten]
-
▾ versmachten
[omkomen, verkwijnen]
-
▾ Deens
forsmægte
[omkomen van honger of dorst]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af smægte efter nedertysk vorschmechten
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
versmacht, versmagt
[omkomen van honger of dorst]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: versmacht (old 1776), versmagt (Hesseling 1905: 208)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 208)
-
▾ Noors
forsmekte
[vergaan, omkomen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NOBi: Etym.: e. mnty., se for- II
bron: NOBi (NOBi)
-
▾ Zweeds
försmäkta
[omkomen van honger of dorst]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forsmäkta; av lågty. vorsmechten med samma bet.; jfr smäkta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forsmægte
[omkomen van honger of dorst]
-
▾ versmaden
[afwijzen, afkeuren]
-
▾ Deens
forsmå
[afwijzen, afkeuren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af små efter nedertysk vorsmân
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
versmaet
[afwijzen, afkeuren]
-
▾ Noors
forsmå
[afwijzen, afkeuren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty, besl m forsmedelig; FuT: von mnd vorsmân, eigentlich 'gering machen, achten', siehe små
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
försmå
[afwijzen, afkeuren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forsma; av lågty. vorsman 'förringa; försmå'; besl. med små
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forsmå
[afwijzen, afkeuren]
-
▾ versmelten
[gaandeweg verminderen of verdwijnen]
-
▾ Negerhollands
versmelt
[gaandeweg verminderen of verdwijnen]
-
▾ Negerhollands
versmelt
[gaandeweg verminderen of verdwijnen]
-
▾ versneld
[sneller]
-
▾ Fries
fersneld
[sneller]
-
▾ Fries
fersneld
[sneller]
-
▾ versnelling
[schakelmechanisme]
-
▾ Indonesisch
persnéléng, persnéling, versnéling
[schakelmechanisme in motor]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: gant / oper persenéling = in een andere versnelling overgaan; bak versnéling = versnellingsbak
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
persenèling
[schakelmechanisme in motor]
-
▾ Javaans
presnèling
[schakelmechanisme in motor]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: presnèling nol = vrijloop
bron: Albada 2007 EH Pigeaud 1989 (EH; Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Makassaars
porosinêllang
[schakelmechanisme van een fiets]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
forsnèlèng
[schakelmechanisme]
-
▾ Surinaams-Javaans
persnèleng
[schakelmechanisme]
-
▾ Indonesisch
persnéléng, persnéling, versnéling
[schakelmechanisme in motor]
-
▾ verspelen
[door roekeloosheid verliezen]
-
▾ Negerhollands
verspeel
[door roekeloosheid verliezen]
-
▾ Noors
forspille
[door roekeloosheid verliezen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Negerhollands
verspeel
[door roekeloosheid verliezen]
-
▾ verspieder
[iemand die verspiedt, spion]
-
▾ Fries
ferspieder
[iemand die verspiedt, spion]
-
▾ Fries
ferspieder
[iemand die verspiedt, spion]
-
▾ verspillen
[verkwisten]
-
▾ Deens
forspille
[verkwisten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af spilde efter nedertysk vorspilden
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
forspille
[verkwisten, verknoeien]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forspille
[verkwisten]
-
▾ versplijten
[in verschillende delen splitsen, verdelen]
-
▾ Negerhollands
versplit
[in stukken houwen]
-
▾ Negerhollands
versplit
[in stukken houwen]
-
▾ verspotten
[(verouderd) bespotten, uitlachen]
-
▾ Negerhollands
verspot
[bespotten, uitlachen]
-
▾ Negerhollands
verspot
[bespotten, uitlachen]
-
▾ verstaan
[horen, begrijpen]
-
▾ Aucaans
foesoetan
[begrijpen]
-
▾ Berbice-Nederlands
frustan, furstan
[horen, begrijpen]
-
▾ Deens
forstå
[begrijpen, vatten, erkennen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: af for-2 + vb. stå efter nedertysk vorstân; egl. 'stå stille over for, stille sig hen til noget for at undersøge det'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
verstaan, fostó, fóstán, verstaen
[horen, begrijpen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verstaan, ook: hoor (old 1776), fostó (djdj 1926), fóstán (Robertson 1989), verstaen (Hesseling 1905: 217). old 1776: ontkennende vorm = mi no verstaan die. versta je? = joe hoor?
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (old 1776, djdj 1926, Robertson 1989, Hesseling 1905: 217)
-
▾ Noors
forstå
[horen, begrijpen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. vorstân (holl. verstaan)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Saramakkaans
fusután
[begrijpen]
<via Sranantongo>
-
▾ Schots
forsta
[begrijpen]
datering: 1801-1900 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: prob f Du verstaan
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Skepi-Nederlands
forstan
[horen, begrijpen]
-
▾ Sranantongo
ferstan, frustan
[begrijpen]
-
▾ Surinaams-Javaans
ferstang, frestang, prestang
[begrijpen, kunnen lezen]
<via Sranantongo>
-
▾ Aucaans
foesoetan
[begrijpen]
-
▾ verstallen
[naar een anderen stal overbrengen]
-
▾ Duits
verstallen
[naar een anderen stal overbrengen; stalgeld betalen]
status: ontlening onzeker
etymologie: aus dem ndl. übernommen, wo ver-composita dieser bedeutung überaus häufig sind: verstallen, umstallen, in einen andern stall bringen
bron: Grimm 1854-1971 (Grimm)
-
▾ Duits
verstallen
[naar een anderen stal overbrengen; stalgeld betalen]
-
▾ verstand
[denkvermogen]
-
▾ Deens
forstand
[intelligentie, begrip]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk vorstant afl. af vorstân (jf. forstå), dagegen ist das wort im mnd. verbreitet und verzweigt Schiller-Lübben wb. 5, 461a, von hier aus in die nordischen sprachen übergegangen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, Grimm)
-
▾ Duits
Verstand
(dialect)
[denkvermogen]
status: ontlening onzeker
etymologie: aus dem ndl. ins ostfries. ten Doornkaat Koolman 1, 467b; mndl. Verdam hdwb.
bron: Grimm 1854-1971 (Grimm, D-K)
-
▾ Negerhollands
verstand, verstant
[denkvermogen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verstand (old 1776), verstant (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Noors
forstand
[denkvermogen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: von mnd. vorstant (holl. verstand); NROi: (eft. mnty. vorstant ell. ty. verstand; jf. forstå )
bron: Falk 1910-1911 NROi (FuT; NROi)
-
▾ Sranantongo
ferstan
[denkvermogen]
-
▾ Surinaams-Javaans
ferstang, perstang
[denkvermogen]
<via Sranantongo>
-
▾ Zweeds
förstånd
[denkvermogen, begrip]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: förståndsfråga, förståndsgåvor, förståndshandikappad, förståndsutveckling, bondförstånd, oförstånd
etymologie: före 1520; fornsv. forstand; av lågty. vorstant med samma bet.; till förstå
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forstand
[intelligentie, begrip]
-
▾ verstandig
[wijs, doordacht]
-
▾ Deens
forstandig
[vernuftig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af forstand efter nedertysk vorstandich
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
verstandig
[capabel]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905:203)
-
▾ Noors
forstandig
[vernuftig, wijs, doordacht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: av forstand, etter lty; FuT: (von) forstand, von mnd. vorstant (holl. verstand)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO: FuT)
-
▾ Deens
forstandig
[vernuftig]
-
▾ verstandskies
[elk der vier achterste kiezen]
-
▾ Papiaments
verstándekis
[elk der vier achterste kiezen]
-
▾ Papiaments
verstándekis
[elk der vier achterste kiezen]
-
▾ verstarring
[het star-worden]
-
▾ Fries
ferstarring
[het star-worden]
-
▾ Fries
ferstarring
[het star-worden]
-
▾ verstek
[afwezigheid bij rechtszitting]
-
▾ Indonesisch
versték
[afwezigheid bij rechtszitting; plek om zich te verbergen]
-
▾ Indonesisch
versték
[afwezigheid bij rechtszitting; plek om zich te verbergen]
-
▾ verstek
[schuine stootnaad aan houtwerk]
-
▾ Papiaments
verstèk
[schuine stootnaad aan houtwerk]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
verstèk
[schuine stootnaad aan houtwerk]
-
▾ versteken
[op een andere plaats steken]
-
▾ Deens
forstikke
[verbergen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af stikke efter nedertysk vorsteken; egl. 'stikke til side'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Deens
forstikke
[verbergen]
-
▾ versterken
[sterker, krachtiger, talrijker maken]
-
▾ Negerhollands
versterk
[sterker, krachtiger, talrijker maken]
-
▾ Negerhollands
versterk
[sterker, krachtiger, talrijker maken]
-
▾ versterking
[het versterken]
-
▾ Negerhollands
versterking
[het versterken]
-
▾ Negerhollands
versterking
[het versterken]
-
▾ versterving
[opzettelijke onthouding van aardse genoegens]
-
▾ Papiaments
versterving
[opzettelijke onthouding van aardse genoegens]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
versterving
[opzettelijke onthouding van aardse genoegens]
-
▾ verstikken
[adem benemen, luchtwegen belemmeren]
-
▾ Negerhollands
verstik
[adem benemen, luchtwegen belemmeren]
-
▾ Negerhollands
verstik
[adem benemen, luchtwegen belemmeren]
-
▾ verstoethaspelen
[klunzen, stuntelen]
-
▾ Duits
verstuthaspeln
(dialect)
[iemand op andere gedachten brengen]
-
▾ Duits
verstuthaspeln
(dialect)
[iemand op andere gedachten brengen]
-
▾ verstokt
[verhard]
-
▾ Negerhollands
verstokt
[verhard]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 264)
-
▾ Noors
forstokket, forstokka
[verhard, conservatief]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: av foreld forstokke, etter lty el ty, eg. 'gjøre stiv'; FuT: von mnd. vorstocket, 'steif gemacht, verhärtet'
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Negerhollands
verstokt
[verhard]
-
▾ verstoppen
[vrije doorloop belemmeren]
-
▾ Papiaments
verstòp
[vrije doorgang belemmeren]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aruba
bron: (Joubert PN)
-
▾ Zweeds
förstoppa
[vrije doorloop belemmeren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forstoppa; av lågty. vorstoppen 'täppa till'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Papiaments
verstòp
[vrije doorgang belemmeren]
-
▾ verstopt
[dicht geraakt]
-
▾ Sranantongo
ferstop
[dicht geraakt]
-
▾ Sranantongo
ferstop
[dicht geraakt]
-
▾ verstoren
[storen, in de war schoppen]
-
▾ Deens
forstyrre
[storen, in de war schoppen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: for+styrr-e ¯ afl. af forældet styrre 'støje, larme' ¯ nedertysk sturen, storen 'forstyrre, egl. røre op i noget' , FuT: von mnd. vorstûren, vorstôren (holl. verstoren)
bron: Becker-Christensen 2005 Falk 1910-1911 (PNOE, FuT)
-
▾ Noors
forstyrre
[storen, in de war schoppen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, eg. 'røre opp i noe'; FuT: von mnd. vorstûren, vorstôren (holl. verstoren)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
forstyrre
[storen, in de war schoppen]
-
▾ verstoten
[niet in zijn omgeving dulden]
-
▾ Negerhollands
verstoot
[niet in zijn omgeving dulden]
-
▾ Papiaments
verstoot
†verouderd
[uit zijn buurt verwijderen]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 113
bron: Putman 1859 (Putman1859)
-
▾ Negerhollands
verstoot
[niet in zijn omgeving dulden]
-
▾ verstrekken
[verschaffen]
-
▾ Deens
forstrække
[verschaffen]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af for-2 + strække efter nedertysk el. tysk vorstrecken; egl. 'strække noget frem'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
forstrekke
[verschaffen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter ty, lty; FuT: von mnd. vorstrecken, eigentlich 'hinstrecken, reichen'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT:)
-
▾ Zweeds
försträcka
[verschaffen]
datering: 1523 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1523; av lågty., ty. vorstrecken 'sträcka för mycket; bistå med lån'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forstrække
[verschaffen]
-
▾ verstrengelen
[door elkaar doen lopen, verward maken, verstrikken]
-
▾ Negerhollands
vertingel, tingel, tengel
[door elkaar doen lopen, verward maken, verstrikken]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vertingel, tingel (old 1776), tengel (old 1776, Hesseling 1905). Hesseling 1905, p.36: als ik hem werkelijk zie (spreekwoord) = as mie hogo tengel met sie hogo = (letterlijk): als mijn oog zich verwartmet zijn oog.
bron: Hesseling 1905 (old 1776, Hesseling1905)
-
▾ Negerhollands
vertingel, tingel, tengel
[door elkaar doen lopen, verward maken, verstrikken]
-
▾ verstrooid
[afgeleid van gedachten]
-
▾ Negerhollands
verstroojt
[afgeleid van gedachten]
-
▾ Negerhollands
verstroojt
[afgeleid van gedachten]
-
▾ verstrooien
[afleiding verschaffen, ontspanning zoeken]
-
▾ verstuiken
[verzwikken]
-
▾ Deens
forstuve
[verzwikken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: omdannet under påvirkning af stuve af *forstuge ¯ efter nedertysk verstuken afl. af stuken 'støde, være stiv' . Contaminatie van Deense "forstuge" en "forstuken".
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Duits
verstauchen
[verzwikken]
datering: 1651-1700
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: Wie stauchen aus dem Niederdeutschen übernommen (vgl. nndl. verstuiken), Bedeutung etwa "falsch zusammenstoßen". Abstraktum: Verstauchung. deutsch s. stauchen
bron: Kluge 2002 (Kluge)
-
▾ Noors
forstue
[verzwikken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty, sisteleddet besl m stuke; NROi: (eft. nty. verstuken; jf. stuke )
bron: NROi (BO; NROi)
-
▾ Deens
forstuve
[verzwikken]
-
▾ versuffen
[sloom worden of maken]
-
▾ vertakken
[in takken uiteengaan]
-
▾ Fries
fertakje
[in takken uiteengaan]
-
▾ Fries
fertakje
[in takken uiteengaan]
-
▾ vertakking
[het vertakken, plaats waar iets vertakt is]
-
▾ Fries
fertakking
[het vertakken, plaats waar iets vertakt is]
-
▾ Fries
fertakking
[het vertakken, plaats waar iets vertakt is]
-
▾ vertalen
[van de ene taal in de andere overbrengen]
-
▾ Duits
vertalen
(dialect)
[van de ene taal in de andere overbrengen]
-
▾ Javaans
(di)pertal
[vertaald]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mertal=vertalen
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Madoerees
pērtal
[van de ene taal in de andere overbrengen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mērtal = iets vertalen, pērtalan = vertaling
bron: Kiliaan 1904 (KIL)
-
▾ Papiaments
vertalen, vertaal
†verouderd
[van de ene taal in de andere overbrengen]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.140; Uit Ewijk p. 113
bron: Ewijk 1875 Putman 1859 (Putman1859, Ewijk)
-
▾ Duits
vertalen
(dialect)
[van de ene taal in de andere overbrengen]
-
▾ vertaling
[overbrenging van de ene taal in de andere]
-
▾ Javaans
pertalan
[overbrenging van de ene taal in de andere]
-
▾ Javaans
pertalan
[overbrenging van de ene taal in de andere]
-
▾ vertegenwoordigen
[handelen in naam van een ander]
-
▾ Fries
fertsjinstwurdigje
[handelen in naam van een ander]
-
▾ Fries
fertsjinstwurdigje
[handelen in naam van een ander]
-
▾ vertellen
[mededelen]
-
▾ Berbice-Nederlands
futele
[mededelen]
-
▾ Deens
fortælle
[mededelen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af vb. tælle efter nedertysk vortellen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Javindo
fertellen
[mededelen]
-
▾ Negerhollands
vertel
[mededelen]
-
▾ Noors
fortelle
[mededelen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty; FuT: von mnd. vortellen. Zugrunde liegt ein subst. anord. tal und tala, "er zählung" , holl. taal "sprache"
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
ferteri, fruteri
[verhalen, een verhaal houden over]
-
▾ Surinaams-Javaans
fertéri
[mededelen]
<via Sranantongo>
-
▾ Zweeds
förtälja
[mededelen, verhaal houden over]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fortälia; efter lågty. vortellen 'berätta'; besl. med 2tälja
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Berbice-Nederlands
futele
[mededelen]
-
▾ vertelling
[verhaal]
-
▾ Negerhollands
vertelling
[verhaal, geschiedenis]
-
▾ Negerhollands
vertelling
[verhaal, geschiedenis]
-
▾ verteren
[in de maag verwerken]
-
▾ Deens
fortære
[eten, innemen, verslinden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af tære efter nedertysk vorteren
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
verteer
[in de maag verwerken, vergaan; afnemen]
-
▾ Noors
fortære
[opeten, doen vergaan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Noors
tære
[verteren, verbruiken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, 'fortære'; FuT: ,entlehnt von mnd. teren, schw. vb. 'verzehren, verbrauchen' (holl. teren).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förtära
[eten, innemen, in de maag verwerken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fortära; av lågty. vorteren med samma bet.; jfr tära
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fortære
[eten, innemen, verslinden]
-
▾ verticaal
[loodrecht]
-
▾ Indonesisch
vértikal
[loodrecht]
-
▾ Indonesisch
vértikal
[loodrecht]
-
▾ vertimmeren
[door verandering van timmerwerk anders bouwen; herstelwerkzaamheden aanbrengen]
-
▾ Duits
verzimmeren
[(een schip) met timmerwerk verbeteren]
status: ontlening onzeker
etymologie: wohl angeglichen an ein vertimmeren der ndl. übersetzungsvorlage
bron: Grimm 1854-1971 (Grimm)
-
▾ Duits
verzimmeren
[(een schip) met timmerwerk verbeteren]
-
▾ vertolken
[uitleggen, interpreteren]
-
▾ Deens
fortolke
[uitleggen, interpreteren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af tolke efter nedertysk vortolken
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
fortolke
[uitleggen, interpreteren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
fortolke
[uitleggen, interpreteren]
-
▾ vertonen
[laten zien]
-
▾ Deens
fortone, fortoninger
[zichtbaar worden vanuit zee, langzaam verzwakken of minder worden]
status: ontlening onzeker
etymologie: fra nederlandsk vertoonen 'fremstille' afl. af toonen 'vise, se ud' (jf. tone rent flag). DDO: fra nederlandsk vertoonen egentlig 'vise, fremstille', afledt af toonen 'vise, se ud', jævnfør verbet tone. FuT: von holl. vertonen < mnd. vortônen, "zeigen, darstellen" (neund. vertônen, eine skizzenhafte zeichnung von einer insel, bucht oder küste machen. Das wort ist durch die seemannssprache eingedrungen, wo es die art bezeichnet, in der sich die gegenstände auf dem meere dem auge zeigen.
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Hammerich 1945 Arnesen (Skautrup, OOD, PNOE, DDO, FuT, Arnesen, Hammerich 45 p. 350)
-
▾ Duits
vertoonen
(dialect)
[uiten, vertellen ]
status: ontlening onzeker
etymologie: Frings p. 21: Ndl. toonen "zeigen", vertoonen, vertooning gingen über die Seemannssprache in den Norden. RhWB: ver-tonen -ū·ə.n- Aach-Stdt nach ndl. vertoonen schw.: etwas v., vorbringen, erzählen.
bron: Frings 1966 RhWB 1928-1971 (Frings, RhWB)
-
▾ Noors
fortone seg
[eruitzien]
status: ontlening onzeker
etymologie: BO: etter nederl; FuT: von holl. vertonen < mnd. vortônen, "zeigen, darstellen" (neund. vertônen, eine skizzenhafte zeichnung von einer insel, bucht oder küste machen. Das wort ist durch die seemannssprache eingedrungen, wo es die art bezeichnet, in der sich die gegenstände auf dem meere dem auge zeigen.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Hammerich 1945 Arnesen (BO; FuT, Arnesen, Hammerich 45)
-
▾ Deens
fortone, fortoninger
[zichtbaar worden vanuit zee, langzaam verzwakken of minder worden]
-
▾ vertoning
[het (zich) laten zien]
-
▾ Deens
fremtoning, (verouderd) fortoning
[het (zich) laten zien]
<via Duits>
datering: 1849 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: foreslaaet af Goldschmidt 1849 (se Goldschm. NSM.V.143) som gengivelse af Fænomen og ty. erscheinung ved tilknytning til tone, vise sig, og Fortoning; jf. I. -tone, OOD, FuT: Duits, Arnesen en Hammerich: Nederlands, Frings p. 21: Ndl. toonen "zeigen", vertoonen, vertooning gingen über die Seemannssprache in den Norden
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Frings 1966 Hammerich 1945 Arnesen (Arnesen, OOD, Hammerich 45 p. 350, FuT, Holbergordbog, Frings)
-
▾ Duits
Vertooning, Vertonung
(dialect)
[zichtbaar worden van de kust vanaf zee]
status: ontlening onzeker
etymologie: Frings p. 21: Ndl. toonen "zeigen", vertoonen, vertooning gingen über die Seemannssprache in den Norden
bron: Frings 1966 (Frings)
-
▾ Noors
fremtoning
[het (zich) laten zien]
<via Duits>
datering: 1849 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: foreslaaet af Goldschmidt 1849 (se Goldschm. NSM.V.143) som gengivelse af Fænomen og ty. erscheinung ved tilknytning til tone, vise sig, og Fortoning; jf. I. -tone, OOD, FuT: Duits, Arnesen en Hammerich: Nederlands
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Hammerich 1945 Arnesen (Arnesen, OOD, Hammerich 45, FuT)
-
▾ Deens
fremtoning, (verouderd) fortoning
[het (zich) laten zien]
<via Duits>
-
▾ vertoon
[het vertonen; bluf]
-
▾ Fries
fertoan
[het vertonen; bluf]
-
▾ Fries
fertoan
[het vertonen; bluf]
-
▾ vertoornd
[woedend]
-
▾ Deens
fortørnet
[woedend]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: perf.ptc. af ældre fortørne 'gøre vred' ¯ nedertysk vortornen 'gøre vred' afl. af torn 'vrede'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Deens
fortørnet
[woedend]
-
▾ vertoornen
[woedend maken]
-
▾ Deens
fortørne
†verouderd
[woedend maken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra mnt. vortornen
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Noors
fortørne
[woedend maken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, av torn, 'vrede'; FuT: von mnd. vortornen (holl. vertoornen), ableitung von ags. as. mnd. torn (holl. toorn), ahd. zorn, ''zorn, ärger, streit'. Die ursprüngliche bedeutung 'spaltung, scheidung' ist noch im holl. torn bewahrt.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förtörna
[woedend maken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fortörna; av lågty. vortörnen med samma bet., till torn 'vrede'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fortørne
†verouderd
[woedend maken]
-
▾ vertraging
[het vertraagd-zijn]
-
▾ Fries
fertraging
[het vertraagd-zijn]
-
▾ Fries
fertraging
[het vertraagd-zijn]
-
▾ vertrek
[kamer]
-
▾ Duits
Vertreck
(dialect)
[kamer, woning]
status: ontlening onzeker
etymologie: Foerste: Jetzt noch ziemlich bekannt, wird aber nicht mehr so häufig gebraucht wie früher. - Sie auch BrWb. 5, 105. Schlüter in zijn: "Anhang: Mundartwörter weniger gesicherter"
bron: Foerste 1938 (Foerste, Schlüter)
-
▾ Duits
Vertreck
(dialect)
[kamer, woning]
-
▾ vertrekken
[een andere uitdrukking doen aannemen; weggaan]
-
▾ Deens
fortrække
[een andere gezichtsuitdrukking geven; weggaan om problemen te voorkomen]
status: ontlening onzeker
etymologie: DDO: efter nederlandsk vertrekken, afledt af trække, Hammerich 45 p. 346
bron: (DDO, Arnesen, Hammerich 45 p. 346 en 350)
-
▾ Fries
fertrekke
[afreizen, weggaan]
-
▾ Noors
fortrekke
[zich terugtrekken; verdwijnen; een andere gezichtsuitdrukking geven]
status: ontlening onzeker
bron: (Arnesen, Hammerich 45)
-
▾ Deens
fortrække
[een andere gezichtsuitdrukking geven; weggaan om problemen te voorkomen]
-
▾ vertrekoverschot
[vertrokken personen min binnenkomende personen]
-
▾ Fries
fertrekoerskot
[vertrokken personen min binnenkomende personen]
-
▾ Fries
fertrekoerskot
[vertrokken personen min binnenkomende personen]
-
▾ vertroosten
[(verouderd) moed of vertrouwen geven, vertrouwen koesteren]
-
▾ Negerhollands
vertroost
[moed of vertrouwen geven, vertrouwen koesteren]
datering: 1905 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 196)
-
▾ Zweeds
förtrösta
[zich verlaten op, vertrouwen]
datering: 1526 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1526; efter lågty. vortrösten med samma bet., till trost 'tillförsikt; hjälp; trygghet'; jfr 1tröst
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
vertroost
[moed of vertrouwen geven, vertrouwen koesteren]
-
▾ vertrouwelijk
[intiem, confidentieel]
-
▾ Deens
fortrolig
[intiem, confidentieel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af forældet fortro sig 'betro sig' afl. af vb. tro, dannet efter nedertysk vortruwen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
vertrouwlik
[intiem, confidentieel]
-
▾ Noors
fortrolig
[intiem, confidentieel, vertrouwd met]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: av foreld fortro 'betro', etter lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
fortrolig
[intiem, confidentieel]
-
▾ vertrouwen
[rekenen op]
-
▾ Deens
fortro
†verouderd
[rekenen op]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: efter mnt. vortruwen, ty. vertrauen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
fortro
†verouderd
[rekenen op]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fortrolig
etymologie: BO: foreld, 'betro', etter lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Sranantongo
frutrow, fertrow
[rekenen op]
-
▾ Surinaams-Javaans
Petra
[plaatsnaam]
-
▾ Zweeds
förtro
[toevertrouwen, iemand een geheim vertellen]
datering: 1544 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1544; efter lågty. vortruwen, ty. vertrauen med samma bet.; jfr anförtro, 1tro
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fortro
†verouderd
[rekenen op]
-
▾ vertuien
[schip vastmaken met touwen of kabels]
-
▾ Deens
fortøje
[schip vastmaken met touwen of kabels]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra holl. vertuien ell. mnt. vortoien, PNOE: fra nedertysk vortoien, vortogen afl. af togen 'trække' . EO: ænyda. d.s.,; lån fra holl. vertuien el. mnty. vortoyen, hvorfra også ty. vertäuen. Formerne er afledt til mholl. tuder, tudder i aflydsforh. til da. tøjrt. FuT: Nederlands
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Nielsen 1989 Arnesen (PNOE, OOD, FuT, EO, Arnesen)
-
▾ Duits
vertäuen
[schip vastmaken met touwen of kabels]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
bron: Nielsen 1989 Stefan (Stefan p.c. en EO)
-
▾ Fins
wörtöijätä
†verouderd
[schip vastmaken met touwen of kabels]
<via Zweeds>
-
▾ Noors
fortøye
[schip vastmaken met touwen of kabels]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra nederl, lty; FuT: mnd. vortoien (holl. vertuien), "ein schiff vor zwei oder mehr anker legen. Von der holl. form stammt fortøye, "ein schiff vor zwei anker legen, die nach je einer seite herausgehen", dann auch "ein schiff an boje oder bollwerk festmachen."
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Zweeds
förtöja
[schip vastmaken met touwen of kabels]
datering: 1698 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: SAOB; liksom d. fortøje av holl. vertuien l. mnt. vortoien, till holl. tuien, binda, av ett germ. tauhian, kausativum till tiuhan, draga (mnt. tĕn, t. ziehen m. m.); en växelform tauzian (se TÖJA) ingår i mnt. vortogen, sidoform till vortoien, o. det därav till d. lånade fortove; jfr äv. t. vertauen, till tau, rep, tåg
bron: SAOB 1898 (SAOB; NEO)
-
▾ Deens
fortøje
[schip vastmaken met touwen of kabels]
-
▾ vertuiing
[vastbinden van een verankerd schip aan het land met kabels; ligging van een schip voor twee ankers, om het in de noodzakelijke positie te houden]
-
▾ Russisch
fertóing
[vastbinden van een verankerd schip aan het land met kabels; ligging van een schip voor twee ankers, om het in de noodzakelijke positie te houden]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. vertuiing 'Vertauung', s. Meulen 225. VdMeulen: Vertuiing. Het vertuien of liet vertuid liggen. V. L. verklaart dit: vertuien, het tuianker uitwerpen, een schip vertuien (een schip tussen twee ankers vastleggen, het daagsch anker voor den vloed, het tuianker voor de ebbe); vgl. WINSCH. op tui , waar hij de uitdrukking vermeldt: wij lagen vertuid, dat is: niet een kabel voor en achter uit. Zie ook W. op dwars vertuyen, vertuyen, vertuyen niet vier touwen, vertuyen met waterschoot. Russ. fertóing, affourchage. J. schrijft fertoen'. D.'s verklaring luidt: stojan'e korablja na dvuch jakorjach, dlja uderzan'ja ego v nužnom položenu (ligging van een schip voor twee ankers, om het in de noodzakelijke positie te houden). Hierbij het adj. fertóingovyj V.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
fertóing
[vastbinden van een verankerd schip aan het land met kabels; ligging van een schip voor twee ankers, om het in de noodzakelijke positie te houden]
-
▾ vertwijfelen
[hoop verliezen]
-
▾ Deens
fortvivle
[hoop verliezen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af tvivle efter nedertysk vortwivelen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
vertwiefel
[hoop verliezen]
-
▾ Noors
fortvile
[hoop verliezen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
förtvivla
[hoop verliezen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fortvifla; av lågty. vortwivelen med samma bet.; se tvivla
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fortvivle
[hoop verliezen]
-
▾ vervaard
[bevreesd]
-
▾ Fries
ferfaard
[bevreesd]
-
▾ Fries
ferfaard
[bevreesd]
-
▾ vervaardigen
[maken, fabriceren]
-
▾ Deens
forfærdige
†verouderd
[maken, fabriceren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: afl. af færdig efter nedertysk vorverdigen; egl. 'gøre færdig'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fries
ferfeardigje
[maken, fabriceren]
-
▾ Noors
forferdige
[maken, fabriceren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, eg. 'gjøre ferdig'
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
förfärdiga
[maken, fabriceren]
datering: 1639 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1639; av lågty. vorverdigen med samma bet.; jfr färdig
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forfærdige
†verouderd
[maken, fabriceren]
-
▾ vervaarlijk
[angstaanjagend, schrikwekkend, geducht, huiveringwekkend]
-
▾ vervagen
[vaag worden, maken]
-
▾ Fries
ferfaagje
[vaag worden, maken]
-
▾ Fries
ferfaagje
[vaag worden, maken]
-
▾ vervallen
[bouwvallig worden; invorderbaar worden]
-
▾ Deens
forfalde
[bouwvallig worden; invorderbaar worden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af falde efter nedertysk vorvallen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, EO)
-
▾ Negerhollands
verval
[bouwvallig worden]
-
▾ Noors
forfalle
[bouwvallig worden; invorderbaar worden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, ty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Papiaments
verval
†verouderd
[bouwvallig worden]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 113
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Zweeds
förfalla
[bouwvallig worden, snel verslechteren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forfalla; av lågty. vorvallen med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forfalde
[bouwvallig worden; invorderbaar worden]
-
▾ vervangen
[de plaats innemen van]
-
▾ vervanger
[iemand die vervangt]
-
▾ Fries
ferfanger
[iemand die vervangt]
-
▾ Fries
ferfanger
[iemand die vervangt]
-
▾ vervanging
[het vervangen]
-
▾ Fries
ferfanging
[het vervangen]
-
▾ Fries
ferfanging
[het vervangen]
-
▾ vervaren
[(verouderd) vrees aanjagen]
-
▾ Deens
forfærde
[vrees aanjagen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: omdannet efter færd af middeldansk forfære ¯ nedertysk vorveren ¯ afl. af vare 'fare, forfølgelse, frygt' (jf. fare), egl. 'indgyde frygt'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
forferde
[vrees aanjagen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: omdannet av gda forfære, fra lty vorveren; FuT: vom mnd. vorvêren, 'erschrecken', auch vorvâren (holl. vervaren). Das wort gehört zu mnd. vârew, 'gefahr, schrecken' (holl. vaar).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förfära
[vrees aanjagen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forfära; av lågty. vorveren med samma bet., till vare 'fara; fruktan'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forfærde
[vrees aanjagen]
-
▾ vervatten
[bevatten, in woorden uitdrukken]
-
▾ Deens
forfatte
[schrijven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: af fatte efter nedertysk vorvaten
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
författa
[schrijven]
datering: 1561 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1561; av lågty. vorvaten med samma bet., eg. 'fatta; sammanfatta (innehållet av ngt)'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forfatte
[schrijven]
-
▾ vervelen
[niet boeien, te veel zijn]
-
▾ Ambons-Maleis
vervél
[zich vervelen; verveling]
-
▾ Berbice-Nederlands
frufeli
[niet boeien, te veel zijn]
-
▾ Fries
ferfele
[niet boeien, te veel zijn]
-
▾ Menadonees
ferfèl
[zich verveeld voelen, zich vervelen]
-
▾ Sranantongo
fruferi, furferi, f'feri
[klieren, plagen]
-
▾ Surinaams-Javaans
ferféri
[zich vervelen, plagen, zeuren]
<via Sranantongo>
-
▾ Ambons-Maleis
vervél
[zich vervelen; verveling]
-
▾ vervelend
[lastig]
-
▾ Fries
ferfelend
[lastig]
-
▾ Jakartaans-Maleis
perpélen
[lastig]
-
▾ Papiaments
fèrfelu
[lastig]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fèrfelá (lastig vallen); fèrfelamentu (het lastig vallen)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sarnami
farferi
[lastig]
-
▾ Sranantongo
fruferi, furferi, f'feri
[lastig]
-
▾ Surinaams-Javaans
ferféri
[lastig]
<via Sranantongo>
-
▾ Fries
ferfelend
[lastig]
-
▾ verven
[een kleur geven]
-
▾ Deens
farve
[een kleur geven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk varwen, verwen afl. af sb. varwe, verwe (jf. farve)
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Fins
värjätä
[een kleur geven]
datering: 1501-1550
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (KH, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Frans
farder
[schminken, opmaken, verbloemen]
datering: 1165 (1151-1200)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: frq. *farwidhon `verven'
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse, Rey)
-
▾ Negerhollands
verw
[een kleur geven]
-
▾ Papiaments
fèrf (ouder: verf)
[een kleur geven]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fèrfdó (ouder: verfdoor) - schilder
etymologie: Uit Ewijk p. 114
bron: Putte 2008 (Ewijk, Putte PN)
-
▾ Sranantongo
ferfi (ouder: fervi)
[een kleur geven]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Deens
farve
[een kleur geven]
-
▾ verver
[ambachtsman wiens taak het is textiel te verven]
-
▾ Deens
farver
[ambachtsman wiens taak het is textiel te verven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk varwere afl. af vb. varwen (jf. farve)
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Noors
farver, farger
[ambachtsman wiens taak het is textiel te verven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: [van farve/farge:] entlehnt dem mnd. verwa, verwe
bron: Falk 1910-1911 NROi (FuT; NROi)
-
▾ Papiaments
verfdó
[ambachtsman wiens taak het is textiel te verven]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aan het Holl. woord verf is de Spaansche terminatie dor (laatste klinker weggelaten) gevoegd. Zoo is van blik, blekéru gevormd door toevoeging van ero, om blikslager aan te duiden.
bron: Noordegraaf 2015 (Noordegraaf, Jan (2015), ‘Lexicografie op Curaçao. Abraham Jesurun en zijn woordenlijst van het Papiaments (1898)’, in: Trefwoord 2015, http://www.fryske-akademy.nl/trefwoord.)
-
▾ Deens
farver
[ambachtsman wiens taak het is textiel te verven]
-
▾ verversing
[het verversen, verfrissing]
-
▾ Negerhollands
verversching, versching
[verkoeling]
-
▾ Negerhollands
verversching, versching
[verkoeling]
-
▾ vervloeken
[een vloek uitspreken over]
-
▾ Negerhollands
vervloek
[een vloek uitspreken over]
-
▾ Sranantongo
ferfruktu, fluku
[een vloek uitspreken over]
-
▾ Negerhollands
vervloek
[een vloek uitspreken over]
-
▾ vervloekt
[krachtterm: verwenst, ellendig]
-
▾ Berbice-Nederlands
furfluktu
[waardeloos]
-
▾ Negerhollands
vervloekt, foflūk, forflūk
[verwenst, ellendig; sluw, doortrapt]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vervloekt (old 1776), foflūk, forflūk (djdj 1926). old 1776: vervloeken = vervloek
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Sranantongo
ferfruktu
[krachtterm: verwenst, ellendig]
-
▾ Berbice-Nederlands
furfluktu
[waardeloos]
-
▾ vervlogen
[vervluchtigd, (vliegend) verdwenen]
-
▾ Deens
forfløjen
[onbezonnen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af fløjen perf.ptc. af flyve, efter nedertysk vorflogen 'bortfløjet'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
forfløyen
[onbezonnen, lichtzinnig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: etter lty, eg. 'bortfløyet'; FuT: von mnd. vorflogen, 'fortgeflogen'
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
forfløjen
[onbezonnen]
-
▾ vervoegen
[gaan, zich bewegen naar]
-
▾ Deens
forføje
[gaan, zich bewegen naar]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af vb. føje efter nedertysk vorvogen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
forføye
[bepalen, beschikken (over)]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
förfoga
[beschikken (over)]
datering: 1852 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1852; av lågty. vorvogen med samma bet.; jfr foga
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forføje
[gaan, zich bewegen naar]
-
▾ vervoer
[transport]
-
▾ Fries
ferfier
[transport]
-
▾ Fries
ferfier
[transport]
-
▾ vervoeren
[wegdragen; in vervoering brengen]
-
▾ Aucaans
foefoeoe
[wegdragen, stelen]
-
▾ Deens
forføre
[verleiden, overhalen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af vb. føre efter nedertysk vorvoren; egl. 'føre vild'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Sranantongo
fufuru
[stelen]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Zweeds
förföra
[verleiden, overhalen]
datering: 1550 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1550; av lågty. vorvören med samma bet., eg. 'föra vilse; missleda; föra bort'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Aucaans
foefoeoe
[wegdragen, stelen]
-
▾ vervolgen
[voortzetten, rechterlijk aanklagen, achternazitten]
-
▾ Deens
forfølge
[voortzetten, rechterlijk aanklagen, achternazitten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af vb. følge efter nedertysk vorvolgen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
vervolg, vervolgt
[voortzetten, rechterlijk aanklagen, achternazitten]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vervolg (old 1776), vervolgt (Rossem 1996: 38)
bron: Rossem 1996 (old 1776, Rossem 1996: 38)
-
▾ Noors
forfølge
[voortzetten, rechterlijk aanklagen, achternazitten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
forfølge
[voortzetten, rechterlijk aanklagen, achternazitten]
-
▾ vervolgens
[daarna; voortgaande]
-
▾ Fries
ferfolgens
[daarna; voortgaande]
-
▾ Fries
ferfolgens
[daarna; voortgaande]
-
▾ vervolging
[het vervolgen, rechtsvervolging]
-
▾ Negerhollands
vervolging
[het vervolgen, rechtsvervolging]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 264)
-
▾ Negerhollands
vervolging
[het vervolgen, rechtsvervolging]
-
▾ vervoordelen
[(verouderd) benadelen, misleiden, bedriegen]
-
▾ vervuld
[vol; verwezenlijkt]
-
▾ Negerhollands
vervoelt, vervoellt
[vol, verwezenlijkt]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vervoelt, ka voel (old 1776), vervoellt (Hesseling 1905: 264).
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 264)
-
▾ Negerhollands
vervoelt, vervoellt
[vol, verwezenlijkt]
-
▾ vervullen
[verwezenlijken, voldoen aan]
-
▾ Negerhollands
vervoel
[verwezenlijken, voldoen aan]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Hesseling 1905: 189: vervult = vervylt.
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
vervoel
[verwezenlijken, voldoen aan]
-
▾ verwaand
[hoogmoedig]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1270-1290;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
ferwaand
[hoogmoedig]
-
▾ Fries
ferwaand
[hoogmoedig]
-
▾ verwaardigen
[waardig achten]
-
▾ Fries
ferweardigje
[(zich) waardig achten]
-
▾ Fries
ferweardigje
[(zich) waardig achten]
-
▾ verwachten
[rekenen op de komst of het gebeuren van iets]
-
▾ Negerhollands
verwacht, verwag
[rekenen op de komst of het gebeuren van iets]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verwacht (old 1776), verwag (Hesseling 190:211)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 211)
-
▾ Papiaments
ferwagt, ferwaktu
[rekenen op de komst of het gebeuren van iets]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sranantongo
fruwakti, ferwakti
[rekenen op de komst of het gebeuren van iets]
-
▾ Negerhollands
verwacht, verwag
[rekenen op de komst of het gebeuren van iets]
-
▾ verwachting
[het verwachten; hoop]
-
▾ Fries
ferwachting
[het verwachten; hoop]
-
▾ Fries
ferwachting
[het verwachten; hoop]
-
▾ verwandelen
[(verouderd) (doen) veranderen]
-
▾ Deens
forvandle til
[zich veranderen in]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorwandelen afl. af wandel 'forandring' (jf. vandel)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
förvandla
[veranderen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forvandla; av lågty. vorwandelen med samma bet.; jfr vandel
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forvandle til
[zich veranderen in]
-
▾ verwantschap
[familiebetrekking, affiniteit]
-
▾ Chinees
qinheli
[chemische affiniteit]
<via Japans>
status: ontlening onzeker ; betekenisontlening
etymologie: Via Jap. shinwa-ryoku
bron: Kuiper 1993 (Kuiper)
-
▾ Japans
shinwa-ryoku
[chemische affiniteit, lett. verwant-combinatie-kracht]
-
▾ Chinees
qinheli
[chemische affiniteit]
<via Japans>
-
▾ verward
[in de war gebracht, door elkaar]
-
▾ Fries
ferward
[in de war gebracht, door elkaar]
-
▾ Fries
ferward
[in de war gebracht, door elkaar]
-
▾ verwaren
[(verouderd) in bewaring houden, opbergen, bij zich houden]
-
▾ verwarming
[het verwarmen; verwarmingstoestel]
-
▾ Fries
ferwaarming
[het verwarmen; verwarmingstoestel]
-
▾ Fries
ferwaarming
[het verwarmen; verwarmingstoestel]
-
▾ verwarren
[in de war brengen, in de war maken]
-
▾ Deens
forvirre
[in de war brengen]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: fra tysk verwirren, nedertysk vorwerren ¯ afl. af oldnedertysk werran 'forvirre' afl. af werra 'forvirring, strid'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fries
ferwarre
[in de war brengen, in de war maken]
-
▾ Noors
forvirre
[in de war brengen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty, ty, eg. innvikle, besl m virvar; FuT: von nhd. verwirrewn (mnd. vorwerren)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO: FuT)
-
▾ Deens
forvirre
[in de war brengen]
-
▾ verwarring
[toestand van verward-zijn]
-
▾ Fries
ferwarring
[toestand van verward-zijn]
-
▾ Fries
ferwarring
[toestand van verward-zijn]
-
▾ verweer
[tegenstand, verdediging]
-
▾ Fries
ferwar
[tegenstand, verdediging]
-
▾ Fries
ferwar
[tegenstand, verdediging]
-
▾ verwekken
[maken, scheppen]
-
▾ Fries
ferwekke
[maken, scheppen]
datering: 1946 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ferwekker 1947
bron: WFT 1984-2010 (WFT)
-
▾ Negerhollands
verwek
[maken, scheppen]
-
▾ Fries
ferwekke
[maken, scheppen]
-
▾ verwelf
[overdekking, gewelf]
-
▾ Duits
Verwelf
(dialect)
[gewelf]
status: ontlening onzeker
etymologie: Heute kennen es die Maurer im westl. Ostfriesland noch, gebrauchen aber nur Gewelf. Sonst allgemein bekannt. (…) Dies Kompositum kommt im Hd. und Nd. sonst nicht vor und ist, wie viele andere Fachwörter der Maurer, aus dem Nl. übernommen.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Verwelf
(dialect)
[gewelf]
-
▾ verwellen
[(verouderd) heet worden, gaan koken]
-
▾ verwend
[door weelde, verkeerde opvoeding bedorven]
-
▾ Fries
ferwend
[door weelde, verkeerde opvoeding bedorven]
-
▾ Fries
ferwend
[door weelde, verkeerde opvoeding bedorven]
-
▾ verwennen
[door verkeerde opvoeding, manier van leven bederven]
-
▾ Fries
ferwenne
[door verkeerde opvoeding, manier van leven bederven]
-
▾ Fries
ferwenne
[door verkeerde opvoeding, manier van leven bederven]
-
▾ verweren
[aangetast worden door het weer]
-
▾ Noors
forvitre
[aangetast worden door het weer]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, sisteleddet besl med Wetter, 'vær'; FuT: entlehnt dem nhd. verwittern, 'vom wetter angegriffen werden', ableitung von Wetter. Dasselbe wordt ist holl. verweren (von "alterem verwederen), 'verwittern'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Noors
forvitre
[aangetast worden door het weer]
-
▾ verwerken
[gebruiken, verbruiken; (juridisch) verbeuren]
-
▾ Papiaments
verwèrk
[gebruiken, verbruiken; verliezen, te boven komen]
-
▾ Zweeds
förverka
[verbeuren, verliezen, verspelen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forvärka; av lågty. vorwerken med samma bet., eg. 'verka till slut'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Papiaments
verwèrk
[gebruiken, verbruiken; verliezen, te boven komen]
-
▾ verwerpen
[afwijzen]
-
▾ Deens
forkaste
[afwijzen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: afl. af vb. kaste efter nedertysk vorwerpen
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, EO)
-
▾ Deens
forkaste
[afwijzen]
-
▾ verwerven
[door arbeid, verdienste, moeite verkrijgen]
-
▾ Fries
ferwerve
[door arbeid, verdienste, moeite verkrijgen]
-
▾ Negerhollands
erwerv
[door arbeid, verdienste, moeite verkrijgen]
-
▾ Zweeds
förvärva
[verdienen, verkrijgen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forvärva; av lågty. vorwerven med samma bet.; jfr värva
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Fries
ferwerve
[door arbeid, verdienste, moeite verkrijgen]
-
▾ verwijten
[verachten, honen, veroordelen]
-
▾ Negerhollands
verwit, verwiet
[verachten, honen, veroordelen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verwit (old 1776), verwiet (Hesseling 1905: 258)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 258)
-
▾ Papiaments
verwijten, verwijt
†verouderd
[iemand iets kwalijk nemen]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 114
bron: Ewijk 1875 Putman 1859 (Putman1859, Ewijk)
-
▾ Zweeds
förevita
[verachten, honen, veroordelen]
datering: 1626 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1626; ombildn. av äldre sv. förvita, av lågty. vorwiten med samma bet.; jfr oförvitlig, tillvita, vite
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
verwit, verwiet
[verachten, honen, veroordelen]
-
▾ verwijzen
[naar elders, een andere plaats wijzen; (verouderd) uitzetten, verbannen]
-
▾ Deens
forvise
[uitzetten, verbannen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af vb. vise efter nedertysk vorwisen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
forvise
[uitzetten, verbannen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
förvisa
[uitzetten, verbannen]
datering: 1533 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1533; av lågty. vorwisen med samma bet.; jfr 2visa
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forvise
[uitzetten, verbannen]
-
▾ verwikkelen
[wikkelend verbinden]
-
▾ Fries
ferwikkelje
[wikkelend verbinden]
-
▾ Fries
ferwikkelje
[wikkelend verbinden]
-
▾ verwikkeling
[ineengrijpen der gebeurtenissen]
-
▾ Fries
ferwikkelje
[ineengrijpen der gebeurtenissen]
-
▾ Fries
ferwikkelje
[ineengrijpen der gebeurtenissen]
-
▾ verwilden, verwilderen
[weer wild worden]
-
▾ Deens
forvilde
[verdwalen, in een moeilijke situatie belanden, verwilderen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af vild efter nedertysk vorwilden
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
verwilder
[weer wild worden]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776 ook: kom heel weeld
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Noors
forville
[weer wild worden; bandeloos maken of worden, (wederkerend) verdwalen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forvilde
[verdwalen, in een moeilijke situatie belanden, verwilderen]
-
▾ verwinnen
[(verouderd) overwinnen]
-
▾ Deens
forvinde
[overwinnen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af vb. vinde efter nedertysk vorwinnen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Deens
forvinde
[overwinnen]
-
▾ verwissen
[(verouderd) verzekeren]
-
▾ Deens
forvisse
[verzekeren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af vis2 efter nedertysk vorwissen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Deens
forvisse
[verzekeren]
-
▾ verwittigen
[doen weten]
-
▾ Fries
ferwittigje
[doen weten]
-
▾ Fries
ferwittigje
[doen weten]
-
▾ verwoed
[fervent]
-
▾ Fries
ferwoeden
[fervent]
-
▾ Fries
ferwoeden
[fervent]
-
▾ verwoesten
[vernietigen]
-
▾ Negerhollands
verwoescht, woest
[vernietigen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verwoescht (old 1776), woest (Hesseling 1905: 214).
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 214)
-
▾ Negerhollands
verwoescht, woest
[vernietigen]
-
▾ verwoestend
[vernietigend]
-
▾ Fries
ferwoestend
[zeer erg]
-
▾ Fries
ferwoestend
[zeer erg]
-
▾ verwoesting
[vernietiging, het verwoesten of wat verwoest is]
-
▾ Negerhollands
verwoesting, verwusting
[vernietiging, het verwoesten of wat verwoest is]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verwoesting (old 1776), verwusting (Hesseling 1905: 245)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 245)
-
▾ Negerhollands
verwoesting, verwusting
[vernietiging, het verwoesten of wat verwoest is]
-
▾ verwonden
[een wond toebrengen]
-
▾ Negerhollands
verwond
[een wond toebrengen]
-
▾ Negerhollands
verwond
[een wond toebrengen]
-
▾ verwonderd
[verbaasd]
-
▾ Fries
ferwûnderd
[verbaasd]
-
▾ Fries
ferwûnderd
[verbaasd]
-
▾ verwonderen
[verbazen]
-
▾ Deens
forundre
[verbazen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af undre efter nedertysk vorwundern
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
verwonder, wonder
[zich verwonderen, benieuwd zijn]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: verwonder (old 1776), wonder (old 1776, Hesseling 1905) de betekenis (benieuwd zijn) kan een verbastering zijn van het Engelse woord 'wonder': to be in a state of exspectation
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Noors
forundre
[verbazen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Saramakkaans
foóndo, foómbo
[verbazen]
<via Sranantongo>
-
▾ Sranantongo
fruwondru, ferwondru
[zich verbazen]
-
▾ Surinaams-Javaans
ferwonder
[zich verwonderen, verwonderd zijn, zich verbazen]
<via Sranantongo>
-
▾ Deens
forundre
[verbazen]
-
▾ verworpen
[moreel verwerpelijk, ontaard]
-
▾ Deens
forvorpen
[plaagziek]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorworpen perf.ptc. af vorwerpen 'forkaste' afl. af werpen 'kaste' (jf. verfe); egl. 'forkastet (af Gud), fordærvet'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
forvorpen
[moreel verwerpelijk, ontaard]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, av vorwerpen, 'forkaste'; FuT: stammt aus dem biblischen sprachgebrauch, eigentlich 'von Gott verworfen'; es ist im dieser bedeutung aus dem nhd. verworfen entlehnt. In ält. dän. und in norw. dial. bedeutet das wort 'unglücklich, ungünstig' und kommt dann von mnd. vorworpen, partiz. von vorwerpen, 'verwerfen, fortwerfen'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
forvorpen
[plaagziek]
-
▾ verworvenheid
[wat men verworven heeft]
-
▾ Fries
ferwurvenheid
[wat men verworven heeft]
-
▾ Fries
ferwurvenheid
[wat men verworven heeft]
-
▾ verwrikken
[verstuiken]
-
▾ Fries
ferwrikke
[verstuiken]
-
▾ Fries
ferwrikke
[verstuiken]
-
▾ verwrongen
[verdraaid; (gewestelijk) dwars, onhandelbaar]
-
▾ Fries
ferwrongen
[dwars, onhandelbaar]
-
▾ Fries
ferwrongen
[dwars, onhandelbaar]
-
▾ verzaaien
[her en der verspreiden, (uit)zaaien]
-
▾ Negerhollands
versaai
[her en der verspreiden, (uit)zaaien]
-
▾ Negerhollands
versaai
[her en der verspreiden, (uit)zaaien]
-
▾ verzachten
[zachter maken]
-
▾ verzadigd
[genoeg hebbend (van), doordat men er voldoende of teveel van (genoten) heeft]
-
▾ Negerhollands
vesaedigt
[genoeg hebbend (van), doordat men er voldoende of teveel van (genoten) heeft]
-
▾ Negerhollands
vesaedigt
[genoeg hebbend (van), doordat men er voldoende of teveel van (genoten) heeft]
-
▾ verzadigen
[ten volle voeden]
-
▾ Chinees
baohe
[in natuurkunde: satureren]
<via Japans>
-
▾ Japans
hōwa
[in natuurkunde: satureren, lett. verzadigen tot harmonie]
-
▾ Negerhollands
versaedig
[ten volle voeden]
-
▾ Chinees
baohe
[in natuurkunde: satureren]
<via Japans>
-
▾ verzaken
[zich afkeren, afvallig worden]
-
▾ Deens
forsage
[opgeven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: forsage djævelen=afstand nemen van ieder soort van contact met de duiven, forsagt=ontmoedigd, bedeesd
etymologie: fra nedertysk vorsaken 'give afkald på, frasværge sig' afl. af saken 'sagsøge' af sake 'sag' (jf. sag)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Frans
forzårder; forzårder, forzârder
(dialect)
[opgeven (bij het kaartspel); verkwisten]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: forzârdeûr 'verkwister'
etymologie: Ndl. verzaken wird auch als terminus des kartenspiels gebraucht. Beim übergang ins wallon. ist das verbum im ersten teil an die wallon. form des präf. angeglieden worden; bei der wiedergabe des zweiten teils spielt das suffix -ard eine rolle.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Noors
forsake, forsage
[opgeven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, eg. 'oppgi en rettsstrid'; FuT: mnd. vorsaken, 'leugnen, verleugnen, abschwören' (…) ist noch im holl. 'verzaken' bewahrt
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
försaka
[het stellen zonder, zich ontzeggen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forsaka; av lågty. vorsaken med samma bet., eg. 'bestrida, förneka', till sak i bet. 'strid, tvist'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forsage
[opgeven]
-
▾ verzamelen
[vergaren]
-
▾ Deens
forsamle sig
[bijeenkomen, bijeenbrengen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: forsamlingshus=buurthuis
etymologie: afl. af samle efter nedertysk vorsamelen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
forsamle
†verouderd
[vergaren, (wederkerend) bijeenkomen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: forsamling = vergadering
etymologie: BO: forsamling, av. foreld. forsamle, fgra lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forsamle sig
[bijeenkomen, bijeenbrengen]
-
▾ verzameling
[bijeenkomst, geheel]
-
▾ Negerhollands
versammeling
[geheel van bijeengezamelde zaken]
-
▾ Negerhollands
versamling, versammling
[samenkomst, het bijeenkomen (voor de godsdienst)]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: versamling (old 1776), versammling (Rossem 1996, p.02)
bron: Rossem 1996 (old 1776, Rossem 1996 (p.02))
-
▾ Negerhollands
versammeling
[geheel van bijeengezamelde zaken]
-
▾ verzegelen
[met een zegel sluiten]
-
▾ Deens
forsegle
[met een zegel sluiten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af segl 'laksegl' efter nedertysk vorsegelen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
verseegel
[met een zegel sluiten]
-
▾ Noors
forsegle
[met een zegel sluiten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Papiaments
zegel
†verouderd
[met een zegel sluiten]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 114
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Zweeds
försegla
[met een zegel sluiten]
datering: 1541 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1541; av lågty. vorsegelen 'förse med sigill'; jfr besegla, insegel, sigill
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forsegle
[met een zegel sluiten]
-
▾ verzeilen
[uit de koers raken; onbedoeld ergens terechtkomen; wegzeilen, naar een andere plek zeilen]
-
▾ verzekerde
[verzekerd persoon]
-
▾ Fries
fersekerde
[verzekerd persoon]
-
▾ Fries
fersekerde
[verzekerd persoon]
-
▾ verzekeren
[assureren; garanderen]
-
▾ Deens
forsikre
[assureren; garanderen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af sikre efter nedertysk vorsekeren
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
verseeker, verseekert
[assureren; garanderen]
datering: 1742 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: verseeker (Magens 1770), verseeker, verseekert (old 1776). Old 1776: onverzekerd = die no ben verseekert soo
bron: Magens 1770 (old 1776, Magens 1770)
-
▾ Noors
forsikre
[assureren; garanderen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra ty, lty, eg. 'gjøre sikker'
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Sranantongo
ferseiker
[assureren; garanderen]
-
▾ Zweeds
försäkra
[assureren; garanderen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forsäkra; av lågty. vorsekeren med samma bet.; se säker
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forsikre
[assureren; garanderen]
-
▾ verzekering
[het meedelen dat iets een feit is; overeenkomst waarmee men zorgt voor vergoeding van schade, diefstal e.d. door het betalen van een premie aan degene die verzekert]
-
▾ Negerhollands
verseekering, versekering
[garantie, het meedelen dat iets een feit is; overeenkomst waarmee men zorgt voor vergoeding van schade, diefstal e.d. door het betalen van een premie aan degene die verzekert]
-
▾ Sranantongo
ferseikeren
[overeenkomst waarmee men zorgt voor vergoeding van schade, diefstal e.d. door het betalen van een premie aan degene die verzekert]
-
▾ Negerhollands
verseekering, versekering
[garantie, het meedelen dat iets een feit is; overeenkomst waarmee men zorgt voor vergoeding van schade, diefstal e.d. door het betalen van een premie aan degene die verzekert]
-
▾ verzekeringspapieren
[papieren waarop informatie met betrekking tot de verzekeringspolis staat weergegeven]
-
▾ Sranantongo
ferseikerenpapira
[papieren waarop informatie met betrekking tot de verzekeringspolis staat weergegeven]
-
▾ Sranantongo
ferseikerenpapira
[papieren waarop informatie met betrekking tot de verzekeringspolis staat weergegeven]
-
▾ verzenden
[versturen]
-
▾ Deens
forsende
[versturen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af sende efter nedertysk vorsenden; egl. 'sende bort'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
forsende
†verouderd
[versturen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: foreld, fra lty; NROi: mnty. vorsenden
bron: NROi (BO; NROi:)
-
▾ Deens
forsende
[versturen]
-
▾ verzet
[tegenstand]
-
▾ Indonesisch
verzét
[tegenstand]
-
▾ Indonesisch
verzét
[tegenstand]
-
▾ verzetten
[verplaatsen, uit het hoofd zetten]
-
▾ Negerhollands
verset
[verplaatsen, verpatsen]
-
▾ Zweeds
försätta
[verplaatsen]
datering: 1657 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1657; efter lågty. vorsetten med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
verset
[verplaatsen, verpatsen]
-
▾ verzilveren
[met zilver overtrekken; voor contanten inwisselen]
-
▾ Negerhollands
versilver, oversilver
[met zilver overtrekken, voor contanten inwisselen]
-
▾ Negerhollands
versilver, oversilver
[met zilver overtrekken, voor contanten inwisselen]
-
▾ verzinken
[in een bepaalde gemoedsgesteldheid raken, wegzinken]
-
▾ Negerhollands
versink
[in een bepaalde gemoedsgesteldheid raken, wegzinken]
-
▾ Negerhollands
versink
[in een bepaalde gemoedsgesteldheid raken, wegzinken]
-
▾ verzinnen
[bedenken, uitdenken; (Vlaams) zich bedenken]
-
▾ Frans
verziner; varzinē; versener
(dialect)
[zich druk maken; grillen, kuren hebben]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: i vęrzẽn 'het motregent', varzẽ 'grillig', vèrzin 'kracht, scherpte', verzin 'dwaas idee, plotselinge gril', (overdrachtelijk:) 'zaaduitstorting', 'eikiem'; etc.
etymologie: FEW bespreekt verschillende hypothesen over de ontlening. FEW houdt het op ndl. "verzinnen', maar geeft geen verklaring voor de verschillende betekenissen. Zie FEW.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
verziner; varzinē; versener
(dialect)
[zich druk maken; grillen, kuren hebben]
-
▾ verzitten
[van plaats veranderen; (verouderd) verzuimen, nalaten, laten voorbijgaan]
-
▾ verzoek
[vraag om iets te doen]
-
▾ Duits
Versöök
(dialect)
[huwelijksaanzoek]
status: ontlening onzeker
etymologie: Jetzt nur in Weener, Krh. (den Alten) und auf Borkum. (…) Die besondere Bedeutung scheint aber aus dem Nl. entlehnt zu sein.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Fries
fersyk
[vraag om iets te doen:]
-
▾ Duits
Versöök
(dialect)
[huwelijksaanzoek]
-
▾ verzoeken
[vragen; (verouderd) proberen]
-
▾ Deens
forsøge
[proberen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af søge nedertysk vorsoken; egl. 'søge mod et mål'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Menadonees
fersuk
[een verzoeknummer spelen]
-
▾ Negerhollands
versoek
[vragen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 187)
-
▾ Deens
forsøge
[proberen]
-
▾ verzoeker
[hij die iemand iets verzoekt, een verzoek doet]
-
▾ Negerhollands
versuker
[hij die iemand iets verzoekt, een verzoek doet]
-
▾ Negerhollands
versuker
[hij die iemand iets verzoekt, een verzoek doet]
-
▾ verzoeking
[verleiding, bekoring]
-
▾ Negerhollands
versukking, versuking
[verleiding, bekoring]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: versukking (Rossem 1996:188), versuking (Hesseling 1905:200)
bron: Hesseling 1905 Rossem 1996 (Rossem 1996: 188, Hesseling 1905:200)
-
▾ Negerhollands
versukking, versuking
[verleiding, bekoring]
-
▾ verzoenen
[bemiddelen, de vrede herstellen, accepteren]
-
▾ Deens
forsone (sig)
[bemiddelen, de vrede herstellen, accepteren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af sone efter nedertysk vorsonen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
versoen
[bemiddelen, de vrede herstellen, accepteren]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: old 1776: verzoent = versoent
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Noors
forsone
[bemiddelen, de vrede herstellen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; NROi: eft. mnty. vorsônen ell. ty. versohnen
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forsone (sig)
[bemiddelen, de vrede herstellen, accepteren]
-
▾ verzoener
[iemand die verzoent, bemiddelaar]
-
▾ Negerhollands
versoener
[iemand die verzoent, bemiddelaar]
-
▾ Negerhollands
versoener
[iemand die verzoent, bemiddelaar]
-
▾ verzoening
[het verzoenen]
-
▾ Negerhollands
versoening
[het verzoenen]
-
▾ Negerhollands
versoening
[het verzoenen]
-
▾ verzoeningsoffer
[offer ter verzoening]
-
▾ Negerhollands
versoeningoffer, versoenoffer, vernoeningoffer
[offer ter verzoening]
-
▾ Negerhollands
versoeningoffer, versoenoffer, vernoeningoffer
[offer ter verzoening]
-
▾ verzondigen
[(verouderd) zich bezondigen, zondigen, misdoen]
-
▾ Negerhollands
versondig
[zich bezondigen, zondigen, misdoen]
-
▾ Negerhollands
versondig
[zich bezondigen, zondigen, misdoen]
-
▾ verzondiging
[(verouderd) het zondigen]
-
▾ Negerhollands
versondiging
[het zondigen]
-
▾ Negerhollands
versondiging
[het zondigen]
-
▾ verzorgen
[zorg dragen, zorgen voor, onderhouden]
-
▾ Negerhollands
voorsorg
[zorg dragen, zorgen voor, onderhouden]
-
▾ Zweeds
försörja
[zorg dragen, zorgen voor, onderhouden]
datering: 1526 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1526; av lågty. vorsorgen, ty. versorgen med samma bet.; jfr sörja (för)
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
voorsorg
[zorg dragen, zorgen voor, onderhouden]
-
▾ verzuiling
[verschijnsel dat een maatschappij uiteenvalt in scherp gescheiden kerkelijk-politieke belangengroepen]
-
▾ Engels
pillarization
[verschijnsel dat een maatschappij uiteenvalt in scherp gescheiden kerkelijk-politieke belangengroepen, m.n. in Nederland en België]
datering: 1959 (1951-2000)
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: < PILLAR n. + -IZATION suffix, after Dutch verzuiling (1956 or earlier in this spec. sense; < verzuilen (< ver- FOR- prefix1 + zuil pillar (Middle Dutch s{umac}le, suul; < the same Germanic base as Old English s{ymac}l, Old High German s{umac}l (German Säule), etc.) + -ing -ING suffix1).
bron: OED2 1989 (OED3)
-
▾ Engels
pillarization
[verschijnsel dat een maatschappij uiteenvalt in scherp gescheiden kerkelijk-politieke belangengroepen, m.n. in Nederland en België]
-
▾ verzuimen
[nalaten]
-
▾ Deens
forsømme
[nalaten te doen wat je moet doen, wegblijven van waar je moet zijn]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorsumen afl. af sumen 'nøle, tøve'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Frans
forzoûmer
(dialect)
[veronachtzamen, vergeten]
status: ontlening onzeker
etymologie: Versoemen (mndl.) 'versäumen, vernachlässigen'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Negerhollands
versuum
[nalaten]
-
▾ Noors
forsømme
[veronachtzamen, vergeten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT; von mnd. vorsûmen (holl. verzuimen)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT:)
-
▾ Sranantongo
verzuim
[nalaten]
-
▾ Zweeds
försumma
[nalaten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forsuma; av lågty. vorsumen med samma bet., till sumen 'söla; försena'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forsømme
[nalaten te doen wat je moet doen, wegblijven van waar je moet zijn]
-
▾ verzuipen
[verdrinken]
-
▾ Negerhollands
versuup, versiep
[verdrinken in water; te veel drinken]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: versuup (old 1776, djdj 1926), versiep (Hesseling 1905: 205)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 205)
-
▾ Negerhollands
versuup, versiep
[verdrinken in water; te veel drinken]
-
▾ verzuren
[zuur maken]
-
▾ verzwakken
[in kracht, grootte of waarde doen afnemen]
-
▾ Negerhollands
verswaeken
[in kracht, grootte of waarde doen afnemen]
-
▾ Negerhollands
verswaeken
[in kracht, grootte of waarde doen afnemen]
-
▾ verzwenden
[(verouderd) tenietdoen, verkwisten, verspillen]
-
▾ Negerhollands
verswend
[tenietdoen, verkwisten, verspillen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: old 1776: verkwanselen, verkwisten = verswenderisch
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
verswend
[tenietdoen, verkwisten, verspillen]
-
▾ verzweren
[(verouderd) bij ede of plechtig verklaren of ontkennen, samenzweren]
-
▾ Deens
forsværge
[bij ede of plechtig ontkennen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af sværge efter nedertysk vorsweren; egl. 'afsværge, fornægte, sværge falsk, nægte ved ed'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
versweer
[bij ede of plechtig verklaren of ontkennen, samenzweren]
-
▾ Deens
forsværge
[bij ede of plechtig ontkennen]
-
▾ verzwerven
[zwervend afdwalen]
-
▾ Fries
ferswerve
[zwervend afdwalen]
-
▾ Fries
ferswerve
[zwervend afdwalen]
-
▾ verzwikken
[verstuiken]
-
▾ Papiaments
versuek (Ar.)
[verstuiken]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sranantongo
ferswek, ferswik
[verstuiken]
-
▾ Surinaams-Javaans
ferswig
[verstuiken; verstuikt]
<via Sranantongo>
-
▾ Papiaments
versuek (Ar.)
[verstuiken]
-
▾ verzwinden
[(verouderd) verdwijnen]
-
▾ vest
[kledingstuk]
-
▾ 0
0
[0]
status: ontlening onzeker
-
▾ Papiaments
vèst
[kledingstuk]
-
▾ Sranantongo
fèst
[kledingstuk]
-
▾ 0
0
[0]
-
▾ vest, veste
[stadsmuur, burcht, versterkte stad]
-
▾ vestigingsbewijs
[certificaat dat recht op vestiging geeft]
-
▾ Indonesisch
Véstigings Bewijs /féstihingsbewés/, VB
[certificaat dat recht op vestiging geeft; huis van een maatschappij]
-
▾ Indonesisch
Véstigings Bewijs /féstihingsbewés/, VB
[certificaat dat recht op vestiging geeft; huis van een maatschappij]
-
▾ vesting
[versterkte plaats]
-
▾ Deens
fæstning
[versterkte plaats]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vesteninge afl. af vesten 'befæste'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
festning
[versterkte plaats]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. vesteninge, das wie nhd. festunh eigentlich 'befestigter ort' wiedergibt.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
fästning
[versterkte plaats, bolwerk]
datering: 1621 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fästningsartilleri, fästningsgarnison, fästningsvall, fästningsfånge
etymologie: sedan 1621; av lågty. vesteninge med samma bet., till vesten 'göra fast'; jfr fästa
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fæstning
[versterkte plaats]
-
▾ vestzak
[zak in een vest]
-
▾ Soendanees
pesak
[zak in een kledingstuk]
-
▾ Soendanees
pesak
[zak in een kledingstuk]
-
▾ vet
[weefsel tussen vlees, stof met vetachtige consistentie]
-
▾ Berbice-Nederlands
fete
[weefsel tussen vlees, stof met vetachtige consistentie]
-
▾ Indonesisch
vét
[oliehoudend smeersel, weefsel tussen vlees]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mengevét = invetten
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Japans
hetto
[stof met vetachtige consistentie]
-
▾ Javaans
vèt
(dialect)
[oliehoudend smeersel]
-
▾ Koreaans
p'aet'ŭ
[stof met vetachtige consistentie]
<via Japans>
-
▾ Menadonees
vèt
[olie]
-
▾ Papiaments
vèt, fèt
[weefsel tussen vlees, stof met vetachtige consistentie]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Zweeds
fett
[stof met vetachtige consistentie]
datering: 1538 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fettblänkande, fettfläck, fettlager, fettvalkar
etymologie: sedan 1538; trol. substantivering av fet i neutrum; jfr lågty. fett 'fet; fett'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Berbice-Nederlands
fete
[weefsel tussen vlees, stof met vetachtige consistentie]
-
▾ vet
[dik]
-
▾ Berbice-Nederlands
fete
[dik]
-
▾ Indonesisch
vét
[dikgedrukt (van letters)]
-
▾ Menadonees
vèt
[dik]
-
▾ Negerhollands
vet, fet
[dik]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mesten = maak vet
etymologie: vet (old 1776), fet (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Berbice-Nederlands
fete
[dik]
-
▾ vetbol
[oliebol]
-
▾ Amerikaans-Engels
vetbol
[oliebol]
-
▾ Amerikaans-Engels
vetbol
[oliebol]
-
▾ vete
[traditionele haat]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1265-1270;
thema: sociale leven
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
fejde
[lange, intensieve strijd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk veide 'strid, fjendskab'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Fries
fete
[traditionele vijandschap]
-
▾ Menadonees
véto
[kwaad]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: bavéto = kwaad zijn
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Noors
feide
[oorlog, strijd; woordenstrijd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, besl m feig; FuT: von mnd. veide; mndl. vête (holl. vete)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
fejd
[strijd, twist]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: vete strijd, twist
etymologie: före 1520; fornsv. feghþ; av lågty. veide med samma bet.; gemens. germ. ord; jfr t.ex. eng. foe 'fiende'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fejde
[lange, intensieve strijd]
-
▾ veter
[koord]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1201-1250;
thema: sociale leven
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Esperanto
freto
[dwarsbalkje van metaal of hoorn op de hals van tokkelinstrumenten]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
etymologie: Geleend via Fr frette. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Frans
frette
[ring, band, dwarsbalkje van metaal of hoorn op de hals van tokkelinstrumenten]
datering: 1191-1200 (1151-1200)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: fin xii; probablt frq. *fetur (1993:`kabel')
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse)
-
▾ Indonesisch
véter
[koord om schoenen mee dicht te rijgen]
-
▾ Papiaments
feter
[koordje waarmee schoen wordt dichtgestrikt; het dichtstrikken van schoenen]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sarnami
fetre
[koord]
-
▾ Sranantongo
fetre
[koord]
-
▾ Esperanto
freto
[dwarsbalkje van metaal of hoorn op de hals van tokkelinstrumenten]
<via Frans>
-
▾ veteraan
[oud-militair]
-
▾ Indonesisch
véteran
[oud-militair; (Bahasa Prokem) crimineel die tot inkeer is gekomen, crimineel in ruste]
-
▾ Minangkabaus
peteran
[oud-militair]
-
▾ Indonesisch
véteran
[oud-militair; (Bahasa Prokem) crimineel die tot inkeer is gekomen, crimineel in ruste]
-
▾ vetergat
[bepaalde gaten in naaiwerk]
-
▾ Deens
fedderhul
[bepaalde gaten in naaiwerk van Amager]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: vel efter holl. vetergat, (syet) snørehul, af veter, (snøre)baand, jf. II. Fjeder; haandarb.)
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD, DSD)
-
▾ Deens
fedderhul
[bepaalde gaten in naaiwerk van Amager]
-
▾ vetkoek
[platte koek in het vet in een pan gebakken]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vetkoek
[platte koek in het vet in een pan gebakken]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
fat cook(ie), fat-koek
[platte koek in het vet in een pan gebakken]
<via Afrikaans>
datering: 1975 (1951-2000)
status: ontlening onzeker
etymologie: Calque formed on Afk. vetkoek
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vetkoek
[platte koek in het vet in een pan gebakken]
-
▾ vetlok
[uitsteeksel aan de achterzijde van het onderbeen van paarden]
-
▾ Frans
fayo
(dialect)
[uitsteeksel aan de achterzijde van het onderbeen van paarden]
datering: 1240 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fanièter 'zwaar op de aarde drukken (van een paard)'
etymologie: Vetlok (ndl.) 'fesselgelenk des pferdes'. FEW bespreekt uitgebreid de germ. oorsprong vh ndl woord.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
fayo
(dialect)
[uitsteeksel aan de achterzijde van het onderbeen van paarden]
-
▾ veto
[verbod]
-
▾ Indonesisch
véto
[verbod]
-
▾ Indonesisch
véto
[verbod]
-
▾ vettekost
[veldsla]
-
▾ Amerikaans-Engels
fetticus, vettikost
[veldsla]
datering: 1848 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Du. vettik; Clapin: Dutch vettikost, meaning, by irony, something like rich fare; CITAAT: 1848 Fetticus, Vettikost, Vulg. Fattikows ... Corn-salad, or lamb's-lettuce. A word used in New York; 1889 ...called fetticus, or vettekost; 1891 V[alerianella] olitoria...is now often cultivated under glass as an early salad under the name of fetticus.
bron: Clapin 1902 Craigie 1938-1944 Mencken 1937-1948 (Craigie, Bartlett, Neumann, Clapin, Mencken Sup. I, Schele de Vere, Van der Sijs 2009)
-
▾ Amerikaans-Engels
fetticus, vettikost
[veldsla]
-
▾ vezel
[draadvormig deeltje]
-
▾ Chinees
xianwei
[draadvormig deeltje]
<via Japans>
status: ontlening onzeker ; betekenisontlening
etymologie: Via Jap. sen'i, lit. delicate cord
bron: Kuiper 1993 (Kuiper)
-
▾ Japans
sen'i
[draadvormig deeltje, lett. fijne vezel]
datering: 1805 (1801-1850)
status: ontlening onzeker ; betekenisontlening
bron: Kuiper 1993 (Kuiper)
-
▾ Chinees
xianwei
[draadvormig deeltje]
<via Japans>
-
▾ viaduct
[brug]
-
▾ Indonesisch
viaduk
[brug]
-
▾ Indonesisch
viaduk
[brug]
-
▾ vibrafoon
[slaginstrument]
-
▾ Indonesisch
vibrafon
[slaginstrument]
-
▾ Indonesisch
vibrafon
[slaginstrument]
-
▾ vibratie
[trilling]
-
▾ Indonesisch
fibrasi, vibrasi
[trilling]
-
▾ Indonesisch
fibrasi, vibrasi
[trilling]
-
▾ vicariaat
[ambtsgebied van een vicaris]
-
▾ Indonesisch
vikariat
[ambtsgebied van een vicaris]
-
▾ Indonesisch
vikariat
[ambtsgebied van een vicaris]
-
▾ vicaris
[plaatsvervanger van bisschop of pastoor]
-
▾ Indonesisch
vikaris
[plaatsvervanger van bisschop of pastoor]
-
▾ Indonesisch
vikaris
[plaatsvervanger van bisschop of pastoor]
-
▾ vief
[levendig]
-
▾ Duits
wiff
(dialect)
[levendig]
status: ontlening onzeker
etymologie: Es ist schwer zu entscheiden, ob das Wort durch nl. Vermittlung entlehnt ist oder nicht. Fürs erste kann man das Fehlen in den übrigen Maa. anführen.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
wiff
(dialect)
[levendig]
-
▾ vier
[telwoord]
-
▾ Berbice-Nederlands
firi
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
vier, veer, fi
[telwoord]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: old 1776: viervoudig = veerdobbel, kwart van een uur = veerteluur
etymologie: veer (old 1776), fi (Robertson 1989), vier (Magens 1770, Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (Magens 1770, old 1776, Hesseling 1905, Robertson 1989)
-
▾ Skepi-Nederlands
firi
[telwoord]
-
▾ Sranantongo
vier
[telwoord]
-
▾ Berbice-Nederlands
firi
[telwoord]
-
▾ vierde
[rangtelwoord]
-
▾ Negerhollands
veerde, vierde, firrde
[rangtelwoord]
datering: 1742 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: veerde (old 1776), vierde (Magens 1770, Rossem 1996: 58, 190)
bron: Magens 1770 Rossem 1996 (Magens 1770, old 1776, Rossem 1996: 58)
-
▾ Sranantongo
vierde
[rangtelwoord]
-
▾ Negerhollands
veerde, vierde, firrde
[rangtelwoord]
-
▾ vierdeke
[inhoudsmaat: vierde deel van een ton; muntnaam]
-
▾ Deens
firkin
[Engels biergewicht]
<via Engels>
status: ontlening onzeker
etymologie: OPRINDELSE: eng. firkin, tidl. ferdekyn, formentlig af holl., af vierde fjerdedel (1 firkin = 1/4 barrel).
bron: Hårbøl 2004 (Fremmed2)
-
▾ Duits
Viert, Veerder
(dialect)
[inhoudsmaat]
status: ontlening onzeker
etymologie: Wiese= - Ndl. Siedlerwort, verkürzt aus ndl. vierdevat "das vierte Faß", als Agabe.
bron: Teuchert 1948-1949 (Wiese, Teuchert 49)
-
▾ Engels
firkin
[vaatje, inhoudsmaat]
datering: 1423 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: firkin-man, -trade; ale-firkin: see ale. Hence (nonce-wds.) firkin v., trans. to store up in firkins. firkineer see -eer1, one who sells by the firkin.
etymologie: In 15th c. ferdekyn, app. a. MDu. *vierdekijn, dim. of vierde fourth, fourth part: see -kin.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Frans
frequin
[ton, vat]
<via Engels>
datering: 1723 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: angl. firkin, contraction de ferdekyn (xv s.), qui paraît venir du néerl. et signif. proprement 'tonneau d'un quart (vierde)'.
bron: Dubois 1979 Walter 1991 (Larousse, Valkhoff, Walter 2)
-
▾ Zweeds
fyrk
[oude middeleeuwse Zweedse munt]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fyrk; av lågty. vereken 'en fjärdedels skilling', diminutiv av ver 'fyra'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
firkin
[Engels biergewicht]
<via Engels>
-
▾ vierduizend
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
vier dysend
[telwoord]
datering: 1905 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: hesseling 1905: vier duizend man = vier dysend mans
bron: Hesseling 1905 (Hesseling 1905: 224)
-
▾ Negerhollands
vier dysend
[telwoord]
-
▾ vieren
[een touw laten uitlopen]
-
▾ Deens
fire
[een touw laten uitlopen, iets laten zakken; minder streng worden of zijn]
datering: 1808 (1801-1850)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra mnt. firen, af fr. virer, dreje (holl. vieren, eng. veer, dreje (sig), fire), fra nedertysk firen ¯ fransk virer 'dreje', Saabys: Nederlands of Nederduits
bron: (PNOE, OOD, Saabys, Arnesen, Hammerich 45)
-
▾ Duits
vieren, fieren
[een touw laten uitlopen, iets laten zakken; minder streng worden of zijn]
datering: 1551-1600
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OED2: a. MDu. vieren to let out, slacken, = OHG. fieren, fiaran to give direction to. Hence also G. vieren, fieren, Da. fire, Sw. fira in nautical use.
bron: Kluge 2002 OED2 1989 (OED2, Kluge)
-
▾ Engels
veer
[een touw laten uitlopen; een kabel uitschieten; varen met gevierde zeilen (verouderd)]
datering: 1460 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. MDu. vieren to let out, slacken, = OHG. fieren, fiaran to give direction to. Hence also G. vieren, fieren, Da. fire, Sw. fira in nautical use.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Fins
fiirata
[een touw laten schieten; het strijken of laten zakken van zeilen en ook vlaggen]
<via Zweeds>
-
▾ Noors
fire
[neerlaten; toegeven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: gj lty fra fr virer 'dreie'; FuT: entlehnt dem mnd. fîren (holl. vieren)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Papiaments
vir, fir (ouder: vier)
[een touw laten uitlopen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 105
bron: Putte 2008 (Putte PN, Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Zweeds
fira
[een touw laten uitlopen]
datering: 1541, NEO: 1558 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: a. MDu. vieren to let out, slacken, = OHG. fieren, fiaran to give direction to. Hence also G. vieren, fieren, Da. fire, Sw. fira in nautical use. NEO: sedan 1558; av lågty. firen med samma bet.; av ovisst urspr.
bron: NEO 1995 OED2 1989 (OED2, NEO)
-
▾ Deens
fire
[een touw laten uitlopen, iets laten zakken; minder streng worden of zijn]
-
▾ vieren
[feesten]
-
▾ Fins
fiirata
†verouderd
[feesten]
<via Zweeds>
-
▾ Menadonees
viren
[feesten]
-
▾ Zweeds
fira
[feesten]
datering: 1541 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1541; av lågty. firen med samma bet.; av lat. feriari 'hålla vilodag'; jfr ferie
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Fins
fiirata
†verouderd
[feesten]
<via Zweeds>
-
▾ vierhoek
[figuur ingesloten door vier rechte lijnen]
-
▾ Papiaments
virhuk
[figuur ingesloten door vier rechte lijnen]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
virhuk
[figuur ingesloten door vier rechte lijnen]
-
▾ vierkant
[rechthoekige vierhoek met gelijke zijden]
-
▾ Ambons-Maleis
virkan
[rechthoekige vierhoek met gelijke zijden]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
vierkant
[rechthoekige vierhoek met gelijke zijden]
-
▾ Deens
firkant
[vierkantvormige maat in de scheepsbouw]
-
▾ Papiaments
firkant (vierkant)
[rechthoekige vierhoek met gelijke zijden]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 115
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Sranantongo
fokanti
[rechthoekige vierhoek met gelijke zijden]
-
▾ Ambons-Maleis
virkan
[rechthoekige vierhoek met gelijke zijden]
-
▾ vierkleur
[vlag met vier kleuren]
-
▾ Engels
Vierkleur
[vlag van de Zuid-Afrikaanse Republiek Transvaal]
<via Afrikaans>
datering: 1900 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Afrikaans, f. Du. vier four + kleur colour.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Engels
Vierkleur
[vlag van de Zuid-Afrikaanse Republiek Transvaal]
<via Afrikaans>
-
▾ vierlander
[munt, geslagen door Philips de Goede, die vier landen beheerste]
-
▾ Frans
virelan
†verouderd
(dialect)
[zilveren munt van de Bourgondische Nederlanden]
datering: 1432 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: Vierlander (mndl.). Diese münze hat ihren namen davon, dass Philipp der Gute vier länder beherrschte: Bourgogne, Franche-Comté, Flandern, Brabant; in diesen vier ländern hatte die münze kurs.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
virelan
†verouderd
(dialect)
[zilveren munt van de Bourgondische Nederlanden]
-
▾ vierlijk
[(verouderd) feestelijk]
-
▾ Frans
virlih, vîrlih, vèrlih
(dialect)
[vrolijk, opgewekt; beweeglijk, onrustig (van een kind)]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: vèrlitch = hij/zij die van spelen houdt, lenig/bijdehand
etymologie: Vîrelich (mhd.)/ vierlijc (mndl.) 'festlich'. Die bed. entw. von 'festlich' nach 'fröhlich' ist leicht zu verstehen. Hingegen macht der anlaut etwas schwierigkeiten, weil v- im mhd. stimmlos war. Es ist daher als ausgangspunkt wohl eher mndl. "vierlijc" 'festlich' zu nehmen, dessen v- stimmhaft gesprochen wurde.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
virlih, vîrlih, vèrlih
(dialect)
[vrolijk, opgewekt; beweeglijk, onrustig (van een kind)]
-
▾ vierschaar
[rechtbank]
-
▾ Duits
Vierschare
(dialect)
[rechtbank]
datering: 1412 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: FrL: Brandenburg, Bischoff: Vom niederländischen vierschar aus könnte man schon die Beibehaltung niederländisches Rechts erschließen.
bron: Frings 1966 Teuchert 1972 (FrL, Teuchert, Bischoff)
-
▾ Frans
vierschaere
†verouderd
(dialect)
[civiel tribunaal, belast met de rechtspraak in civiele of criminele zaken; rechtsgebied, waarover dit tribunaal de jurisdictie had]
datering: 1232 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
etymologie: Vierschare (mndl.) 'gericht'. Die ursprüngliche mndl. form ist wohl "vierscharne", deren zweiter teil "scharne" 'bank' bedeutet. Die verschiedene schreibweisen im flandr. haben ihre entsprechungen auch im mndl.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Duits
Vierschare
(dialect)
[rechtbank]
-
▾ viertel
[maateenheid]
-
▾ Frans
fierton, velte
†verouderd
[maateenheid]
datering: 1235 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Ad 1.: fiertonneur 'muntmeester tbv. de verificatie' 1314-1354; Ad 2.: velter, velteur, veltage 1723
etymologie: Viertel (mndl.) 'viertel (mass)'. Oorspr. direkt uit mndl. geleend als "viertalle" in alütt. 1260. "Fierton" (vorm 1. boven) behoort tot een categorie van omzettingen hiervan (meerdere dial.vormen gegeven). "Velte" (vorm 2. boven) behoort tot een categorie vormen, die waarschijnlijk 4 eeuwen later opnieuw ontleend zijn. Zie FEW.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
fierton, velte
†verouderd
[maateenheid]
-
▾ viervorst
[(verouderd) vorst over een (vierde) deel van een groter rijk]
-
▾ Negerhollands
viervorst
[vorst over een deel van een groter rijk]
-
▾ Negerhollands
viervorst
[vorst over een deel van een groter rijk]
-
▾ vies
[vuil]
-
▾ Amerikaans-Engels
feest, feast
(dialect)
[walgelijk]
datering: 1801-1900 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ook: afease, afeese; Neumann feaselick (Du. viezelijk), ongewenst; cf. feest sick of something, Mencken Sup. 1 ook feaselick Kingston NY
etymologie: Dutch vies, nauseous, disgusting. Widely distributed; CITAAT: To be fease of a thing of person: e.g. I am fease of him, he disgusts me; I am fease of it, etc., which coincides with the Dutch usage`
bron: Carpenter 1908-1909 Mencken 1937-1948 Schele 1872 Sijs 2009a (Carpenter, Neumann, Mencken Sup. I; Schele de Vere, Van der Sijs 2009)
-
▾ Berbice-Nederlands
fisi
[verachten, als vuil behandelen]
-
▾ Duits
fies
[lelijk, akelig, kieskeurig met eten]
datering: 1551-1600
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fisig
etymologie: Adjektivisch entstanden aus der Interjektion »fi« (= pfui). Im 16. Jh. aus dem Ndl in das Westd und Nordd gelangt; heute gemeindeutsch. Smet 92: gebruikt in het dialect van Rostock, Smet 83: Nederlands, Bluhme: Nederlands of Nederduits.
bron: Bluhme 2005 Küpper 1987 Smet 1983 Smet 1992 (Kuepper, Smet 92, Smet 83, Bluhme)
-
▾ Javindo
fies
[vuil]
-
▾ Negerhollands
vies
[afkeer, afschuw; hekel hebben aan]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: old 1776: vieze dingen = viesgoed
etymologie: old 1776: ik verafschuw dat = mi ben vies voor die
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Papiaments
fis, vis (ouder: vies)
[vies, vuil; afkeer, walging]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fiserei (viezigheid, smerigheid); tin fis di un kos (walging hebben van iets)
etymologie: Uit Ewijk p. 115
bron: Putte 2008 (Joubert PN, Putte PN, Ewijk)
-
▾ Sranantongo
fisti
[vuil, smerig]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vies
[woedend]
<via Afrikaans>
datering: 1916 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk. f. Du. vies, dirty, nasty.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Amerikaans-Engels
feest, feast
(dialect)
[walgelijk]
-
▾ viesheid
[het vies zijn]
-
▾ Negerhollands
viesheit
[het vies zijn]
-
▾ Negerhollands
viesheit
[het vies zijn]
-
▾ viezerij
[viezigheid]
-
▾ Papiaments
fiserei
[viezigheid]
-
▾ Sranantongo
fisterèi
[viezigheid]
-
▾ Papiaments
fiserei
[viezigheid]
-
▾ viezerik
[vies persoon (ook scheldwoord)]
-
▾ Fries
fizerik
[vies persoon (ook scheldwoord)]
-
▾ Fries
fizerik
[vies persoon (ook scheldwoord)]
-
▾ viezevazen
[wissewasjes]
-
▾ viezigheid
[hoedanigheid van vies te zijn, iets viezigs]
-
▾ Negerhollands
viesheit, viesgoed, vissgoed
[hoedanigheid van vies te zijn, vaak met betrekking tot dingen (kleding e.d.)]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: viesheit, viesgoed (old 1776), vissgoed (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Negerhollands
viesheit, viesgoed, vissgoed
[hoedanigheid van vies te zijn, vaak met betrekking tot dingen (kleding e.d.)]
-
▾ viggen
[(gewestelijk) big]
-
▾ Frans
vigot, vigou
(dialect)
[big]
-
▾ Frans
vigot, vigou
(dialect)
[big]
-
▾ vignet
[boekversiering, embleem]
-
▾ Indonesisch
vinyét
[boekversiering, embleem]
-
▾ Indonesisch
vinyét
[boekversiering, embleem]
-
▾ vijand
[persoon die een ander haat]
-
▾ Engels
viand
†verouderd
[persoon die een ander haat]
datering: 1616 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: ad. Du. vijand: see fiend.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Negerhollands
vyand, vieand
[persoon die een ander haat]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vyand (old 1776), vieand (Hesseling 1905: 198)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 198)
-
▾ Saramakkaans
feántima
[persoon die een ander haat]
<via Sranantongo>
-
▾ Sranantongo
feianti, feyanti
[persoon die een ander haat; tegenstander]
-
▾ Engels
viand
†verouderd
[persoon die een ander haat]
-
▾ vijandschap
[toestand van vijand te zijn]
-
▾ Negerhollands
vyandskap
[toestand van vijand te zijn]
-
▾ Negerhollands
vyandskap
[toestand van vijand te zijn]
-
▾ vijf
[telwoord]
-
▾ Aucaans
feifi
[telwoord]
-
▾ Berbice-Nederlands
faifu, fefu
[telwoord]
-
▾ Javindo
fijf
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
fyf, fev, veif
[telwoord]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: fyf (old 1776), fev (Robertson 1989), veif (Magens 1770, Hesseling 1905: 221)
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (Magens 1770, old 1776, Robertson 1989, Hesseling 1905: 221)
-
▾ Skepi-Nederlands
faif
[telwoord]
-
▾ Sranantongo
feifi; vijf
[telwoord]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Blanker 2005 Focke 1855 Stichting 1995 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo, SR)
-
▾ Aucaans
feifi
[telwoord]
-
▾ vijfde
[rangtelwoord]
-
▾ Negerhollands
veifde
[rangtelwoord]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Magens 1770 Rossem 1996 (Magens 1770, Rossem 1996: 191)
-
▾ Sranantongo
vijfde
[rangtelwoord]
-
▾ Negerhollands
veifde
[rangtelwoord]
-
▾ vijfduizend
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
veif dysend
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
veif dysend
[telwoord]
-
▾ vijfentwintig
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
veif en twintig
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
veif en twintig
[telwoord]
-
▾ vijfhonderd
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
veif hondert
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
veif hondert
[telwoord]
-
▾ vijfhonderdste
[rangtelwoord]
-
▾ Negerhollands
veifhonderste
[rangtelwoord]
-
▾ Negerhollands
veifhonderste
[rangtelwoord]
-
▾ vijfje
[(verouderd) kwartje, vijf stuivers]
-
▾ Fries
feifje, fijfje
[kwartje]
-
▾ Fries
feifje, fijfje
[kwartje]
-
▾ vijftien
[telwoord]
-
▾ Berbice-Nederlands
fefutin, faifutin
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
veiftien, fyftien
[telwoord]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: veiftien (Magens 1770), fyftien (old 1776)
bron: Magens 1770 (Magens 1770, old 1776)
-
▾ Sranantongo
vijftien
[telwoord]
-
▾ Berbice-Nederlands
fefutin, faifutin
[telwoord]
-
▾ vijftiende
[rangtelwoord]
-
▾ Negerhollands
veiftiende
[rangtelwoord]
-
▾ Sranantongo
vijftiende
[rangtelwoord]
-
▾ Negerhollands
veiftiende
[rangtelwoord]
-
▾ vijftig
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
veiftig, fyftig
[telwoord]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: veiftig (Magens 1770), fyftig (old 1776)
bron: Magens 1770 (Magens 1770, old 1776)
-
▾ Sranantongo
vijftig
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
veiftig, fyftig
[telwoord]
-
▾ vijftigste
[rangtelwoord]
-
▾ Negerhollands
veiftigste
[rangtelwoord]
-
▾ Sranantongo
vijftigste
[rangtelwoord]
-
▾ Negerhollands
veiftigste
[rangtelwoord]
-
▾ vijg
[schijnvrucht]
-
▾ Deens
figen
[schijnvrucht; vijgenboom]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vigen pl. af vige ¯ latin ficus 'figen' ¯ *dhieuk-, *dhieu- 'figen' på et uddødt middelhavssprog, måske afl. af ægyptisk *di’ab 'figen'; den danske form er evt. påvirket af former som agern, olden
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Negerhollands
vigie
[schijnvrucht]
-
▾ Noord-Sotho
feiye
[schijnvrucht]
<via Afrikaans>
-
▾ Noors
fiken
[vrucht van de vijgenboom]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lat, påvirket av lty vigen, fl av vige; FuT: die d. form as.ahd. figa (holl. vijg, nhd. Feige) sowie eng. aus dem roman. Die neuere form figen ist durch einfluss von mnd. plur. vîgen entstanden.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
feig, fygi
†verouderd
[schijnvrucht]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Conradi: Mat. 21:19 23:32, 24:32; Uit Ewijk: p. 115
bron: Conradi 1844 (Conradi, Ewijk)
-
▾ Sranantongo
figa
[schijnvrucht]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vygie
[ijskruidachtige]
<via Afrikaans>
datering: 1795 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans, f. vy(g), f. Du. vijg, vig fig + -ie diminutive suffix.
bron: Onions 1983 Silva 1996 (OED2, ODEE, DSAE)
-
▾ Zuid-Sotho
feie
[schijnvrucht]
<via Afrikaans>
-
▾ Deens
figen
[schijnvrucht; vijgenboom]
-
▾ vijgenboom
[boom waar vijgen aan groeien]
-
▾ Negerhollands
viegie boom
[boom waar vijgen aan groeien]
-
▾ Sranantongo
figabon
[boom waar vijgen aan groeien]
-
▾ Negerhollands
viegie boom
[boom waar vijgen aan groeien]
-
▾ vijl
[slijpwerktuig]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1240;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Aucaans
fei
[slijpwerktuig]
-
▾ Berbice-Nederlands
feli
[slijpwerktuig]
-
▾ Deens
fil
[slijpwerktuig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: nedertysk vile
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Ests
viil
[slijpwerktuig]
datering: 1637 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Bentlin 2008 (KH; Bentlin)
-
▾ Fins
viila
[slijpwerktuig]
<via Zweeds>
datering: 1637 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: Bentlin: of uit Nederduits
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 Schroderus 1637 Bentlin 2008 (Schroderus, KH, NSSK, SKP, TN, Bentlin)
-
▾ Negerhollands
feile
[slijpwerktuig]
-
▾ Noord-Sotho
feila
[slijpwerktuig]
<via Afrikaans>
-
▾ Noors
fil
[slijpwerktuig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: mnd. vîle (holl. vijl)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
veilo (Ar.); feilu (ouder: vijle, fyla)
[slijpwerktuig]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: veila (vijlen) (Ar.); feila (vijlen)
etymologie: Mansur 1997 noemt geen 'veilo' maar 'feilo'; Uit: Putman1859 p. 35; Uit Ewijk p. 115
bron: (Joubert PN; Putman1859; Ewijk; Noordegraaf, Jan (2015), ‘Lexicografie op Curaçao. Abraham Jesurun en zijn woordenlijst van het Papiaments (1898)’, in: Trefwoord 2015, http://www.fryske-akademy.nl/trefwoord.)
-
▾ Sarnami
feiri
[slijpwerktuig]
-
▾ Sranantongo
feiri
[slijpwerktuig]
-
▾ Tswana
feile
[slijpwerktuig]
<via Afrikaans>
-
▾ Xhosa
fila
[slijpwerktuig]
-
▾ Zuid-Sotho
feile
[slijpwerktuig]
<via Afrikaans>
-
▾ Zweeds
fil
[slijpwerktuig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: grovfil, nagelfil, träfil
etymologie: före 1520; fornsv. fil; av lågty. vile med samma bet.; av ovisst urspr
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Aucaans
fei
[slijpwerktuig]
-
▾ vijlen
[met vijl bewerken, verfijnen]
-
▾ Deens
file
[met vijl bewerken, verfijnen]
datering: 1759 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; betekenisontlening
etymologie: fra nedertysk vilen afl. af vile (jf. fil1)
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Negerhollands
fiel
[met vijl bewerken, verfijnen]
-
▾ Noors
file
[met vijl bewerken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: bruke fil (I) [= fra lty]
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
feila (ouder: veila, vyl, vyla)
[met vijl bewerken]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Putman1859 p.116; Uit Ewijk p. 115
bron: Ewijk 1875 Putman 1859 Putte 2008 (PuttePN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Sranantongo
feiri
[met vijl bewerken, verfijnen]
-
▾ Deens
file
[met vijl bewerken, verfijnen]
-
▾ vijver
[waterbekken]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1336-1339;
thema: plantenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Papiaments
vijver, vyver
†verouderd
[waterbekken]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 115
bron: Ewijk 1875 Putman 1859 (Putman1859, Ewijk)
-
▾ Papiaments
vijver, vyver
†verouderd
[waterbekken]
-
▾ vijzel
[stampvat]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1478;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Papiaments
veinzel, fènsu (ouder: vijnsel, vynsel)
[stampvat]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Putman1859 p.119; Uit Ewijk p. 115
bron: Brenneker 1978 Putman 1859 (PBduizend, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Papiaments
veinzel, fènsu (ouder: vijnsel, vynsel)
[stampvat]
-
▾ vilein
[gemeen]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1301-1350;
thema: sociale leven
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Duits
filaenig
(dialect)
[precies; vrekkig]
status: ontlening onzeker
etymologie: wohl durch Vermittlung des mnl. vileynigh (…) afrz. vilain "bäurisch, geizig
bron: Schönhoff 1908 (Schönhoff)
-
▾ Duits
filaenig
(dialect)
[precies; vrekkig]
-
▾ vileinig
[(Gronings) scherp, gemeen]
-
▾ Duits
fileinich
(dialect)
[boos, brutaal, achterbaks, sterk]
status: ontlening onzeker
etymologie: Das Wort wird heute in ganz Ostfrsl. oft gebraucht. (…) Das Wort ist weder im Mnd. noch in einem der dt. Ma. Wbb. verzeichnet; es ist deshalb sehr wahrscheinlich, daß das frz. Wort seinen Weg über 's Nl. ins Ostfr. genommen hat.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
fileinich
(dialect)
[boos, brutaal, achterbaks, sterk]
-
▾ villa
[landhuis]
-
▾ Indonesisch
vila, villa
[landhuis]
-
▾ Indonesisch
vila, villa
[landhuis]
-
▾ villen
[huid afstropen]
-
▾ Negerhollands
fel, vel
[huid afstropen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vel (old 1776), fel (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Sranantongo
fèl
[huid afstropen]
-
▾ Negerhollands
fel, vel
[huid afstropen]
-
▾ vilt
[stof van wol of haar]
-
▾ Deens
filt
[stof van wol of haar]
datering: 1844 (1801-1850)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: hård i filten=zich ruw gedragen tegenover anderen
etymologie: fra nedertysk vilt 'filt' ¯ fællesgermansk *felti- 'noget sammenstampet'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Deens
filtenbrase
(dialect)
[garen dat in de knoop zit]
status: ontlening onzeker
etymologie: 1.sms.led muligvis < hollandsk vilten (= af filt); 2.sms.led jf. Èbras (om tovværk)
bron: Jysk ordbog 1999 (Jysk Ordbog)
-
▾ Ests
vilt
[stof van wol of haar]
-
▾ Fins
viltti
[stof van wol of haar]
<via Zweeds>
datering: 1678 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (KH, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Frans
feutre
[stof van wol of haar]
datering: 1091-1100 (1051-1100)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: frq. *filtir, cf. filtre
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse)
-
▾ Indonesisch
vilt
[stof van wol of haar]
-
▾ Noors
filt
[stof van wol of haar]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty vilt, besl m filter; FuT: entlehnt dem mnd. vilt (holl. vilt).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Pools
filc
[stof van wol of haar]
datering: 1851-1900 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: nm.filz, hol.vilt "tekstyl"
bron: Bańkowski 2000 (A.Bańkowski)
-
▾ Zweeds
filt
[stof van wol of haar]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: filthatt, filtpenna, filttofflor
etymologie: före 1520; fornsv. filter; av lågty. vilt med samma bet., eg. 'ngt ihopstampat'; besl. med filter
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
filt
[stof van wol of haar]
-
▾ vin
[zwemorgaan van vis]
-
▾ Noors
finne
[zwemorgaan van vis]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: = mnd. vinne (holl. vin)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Noors
finne
[zwemorgaan van vis]
-
▾ vinden
[aantreffen; van mening zijn]
-
▾ Aucaans
fende
[aantreffen]
-
▾ Berbice-Nederlands
fende
[aantreffen]
-
▾ Negerhollands
vind, fēn, fin
[aantreffen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vind (old 1776, Hesseling 1905), fēn, fin (djdj 1926). djdj 1926: fin it = ontdekken, uitvinden. fin it me, fin op mi (met) = ontmoeten, aantreffen
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Saramakkaans
féndi, féni
[aantreffen]
<via Sranantongo>
-
▾ Sranantongo
feni
[van mening zijn, verloren voorwerp weer terugvinden]
-
▾ Surinaams-Javaans
féni
[van mening zijn]
<via Sranantongo>
-
▾ Aucaans
fende
[aantreffen]
-
▾ vinger
[grijporgaan aan hand]
-
▾ Aucaans
finga
[grijporgaan aan hand]
-
▾ Berbice-Nederlands
finggri
[grijporgaan aan hand]
datering: 1794 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: boi vingre (tenen, letterlijk been-vingers; 1794)
etymologie: 1794 vingre (de vingers)
bron: Kouwenberg 1993 Robertson 1994 (Kouwenberg 1993:597; Robertson 1994)
-
▾ Negerhollands
vinger, fingu, finger
[grijporgaan aan hand]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vinger (old 1776), finger (Hesseling 1905), fingu (djdj 1926). de n van fingu heeft een puntje en wordt een ŋ. Hesseling 1905, p.35: niemand zoekt de schuld bij zichzelf (spreekwoord) = finger seg ju, no seg mie = (letterlijk): de vinger zegt 'jij', en niet 'ik'.
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Saramakkaans
fingá
[grijporgaan aan hand, teen]
<via Sranantongo>
-
▾ Sarnami
ungri
[vinger, teen]
-
▾ Sranantongo
finga
[grijporgaan aan hand]
datering: 1783 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
bron: Blanker 2005 (Prima SN)
-
▾ Aucaans
finga
[grijporgaan aan hand]
-
▾ vingerafdruk
[afdruk van een vinger of vingertop]
-
▾ Fries
fingerprint
[afdruk van een vinger of vingertop]
-
▾ Fries
fingerprint
[afdruk van een vinger of vingertop]
-
▾ vingerhoed
[dopje dat men bij het naaien over de top van een vinger zet]
-
▾ Aucaans
fingoeoetoe
[dopje dat men bij het naaien over de top van een vinger zet]
-
▾ Papiaments
vingerhoed, vringoed
†verouderd
[dopje dat men bij het naaien over de top van een vinger zet]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.120; Uit Ewijk p. 115
bron: Putman 1859 (Putman1859)
-
▾ Sranantongo
fengrutu
[dopje dat men bij het naaien over de top van een vinger zet]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Aucaans
fingoeoetoe
[dopje dat men bij het naaien over de top van een vinger zet]
-
▾ vingerpol
[plantennaam, lett. vingerbosje]
-
▾ vink
[zangvogel]
-
▾ Deens
finke
[zangvogel; scheldwoord voor jonge vrouw]
datering: 1784 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk vinke 'finke' ¯ fællesgermansk *finkan- ¯ afl. af indoeuropæisk *pink- lydefterlignende ord der gengiver bogfinkens lokketone , OOD: fra mnt. vink(e); jf. eng. finch, ty. fink; jf. Finker
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Noors
fink, finke
[zangvogel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: entlehnt mnd. vinke (holl. vink)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
fink, vink
[zangvogel]
<via Afrikaans>
datering: 1834 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: ad. Afrikaans vink finch.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Zweeds
fink
[zangvogel]
datering: 1640 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: finkfåglar, bergfink, bofink, grönfink, rosenfink
etymologie: sedan ca 1640; av lågty. vinke med samma bet.; ev. ljudhärmande
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
finke
[zangvogel; scheldwoord voor jonge vrouw]
-
▾ vinkennet
[net van touwen langs de railing van een schip]
-
▾ Deens
finkenet
[net van touwen; open houten kist langs de railing]
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: fra holl. vinkenet, OPRINDELSE: af holl. vinkenet, ældre pincknet, af pink fiskerbåd, lastbåd.
bron: Alnæs 1902 Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Hårbøl 2004 SAOB 1898 Arnesen (Fremmedordbog, OOD, Fremmed2, Arnesen, FuT, Alnæs, SAOB)
-
▾ Fins
finknät
[net van touwen langs de railing van een schip]
<via Zweeds>
-
▾ Noors
finkenet
[net van touwen langs de railing van een schip]
status: ontlening onzeker
etymologie: FuT: dem holl. vinkenet entlehnt, wofür im ält. holl. pincknet, eigentlich "ein auf fischerböten angewendetes netz, das die kojen umgab, wenn sie an den kästen längs die reelung festgestaut wurden"; vgl. engl. nettung in ders. bed.
bron: Alnæs 1902 Falk 1910-1911 Arnesen (FuT, Arnesen, Alnæs)
-
▾ Zweeds
finknät
[net van touwen langs de railing van een schip]
status: ontlening onzeker
etymologie: SAOB; jfr likbetydande d. finkenet, t. finknetz, av holl. vinkenet, ä. holl. pincknet, till pink, (fiskar)båt, lastbåt
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Deens
finkenet
[net van touwen; open houten kist langs de railing]
-
▾ vinyl
[kunststof]
-
▾ Indonesisch
vinil
[kunststof]
-
▾ Indonesisch
vinil
[kunststof]
-
▾ violet
[kleurnaam]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1240;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
violét
[kleurnaam]
-
▾ Indonesisch
violét
[kleurnaam]
-
▾ violist
[vioolspeler]
-
▾ Indonesisch
violis
[vioolspeler]
-
▾ Indonesisch
violis
[vioolspeler]
-
▾ viool
[snaarinstrument]
-
▾ Ambons-Maleis
piola
[snaarinstrument]
status: Ambigu: Nederlands of Portugees ; ontlening onzeker
etymologie: iris piola 'viool spelen'
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Atjehnees
biula, bi'ula
[snaarinstrument]
status: Ambigu: Nederlands of Portugees ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mubiula = een viool hebben, vioolspelen
bron: Djajadiningrat 1934 (RA)
-
▾ Berbice-Nederlands
fiolo
[snaarinstrument]
-
▾ Boeginees
biyôla
[snaarinstrument]
-
▾ Deens
fiol
(dialect)
[snaarinstrument]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk fiole
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Ests
viiul
[snaarinstrument]
datering: 1669 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 (KH)
-
▾ Fins
viulu
[snaarinstrument]
<via Zweeds>
-
▾ Jakartaans-Maleis
biola', biolè, pi'ol
[snaarinstrument]
status: Ambigu: Nederlands of Portugees ; ontlening onzeker
etymologie: dialect Petamburan: piól
bron: Chaer 1976 Kähler 1966 (CHAER, HANS)
-
▾ Javaans
piyul
[Europees strijkinstrument]
-
▾ Kupang-Maleis
fiola
[snaarinstrument]
status: Ambigu: Nederlands of Portugees ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: tukang fiola = violist
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Madoerees
viyōl, biyola, biyolah
[snaarinstrument]
-
▾ Mahican
piõn
[snaarinstrument]
-
▾ Makassaars
biyôla
[snaarinstrument]
-
▾ Menadonees
fiola
[snaarinstrument]
status: Ambigu: Nederlands of Portugees ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: tukang fiola = violist, gosok fiola = op de viool spelen
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Munsee-Delaware
păyó:l
[snaarinstrument]
-
▾ Papiaments
fió (ouder: viool)
[snaarinstrument]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Putman1859 p.113: "Ik doe een weinig aan de viool (vedel) ; - Mi sabi (sâ) viool oen poko".
bron: (Joubert PN, Putman1859)
-
▾ Saramakkaans
fiólu
[snaarinstrument]
<via Sranantongo>
-
▾ Sasaks
piul
[snaarinstrument]
-
▾ Soendanees
biola
[snaarinstrument]
status: Ambigu: Nederlands of Portugees ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: (ng) abiola 'een viool bespelen'
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Sranantongo
finyoro (ouder: finjólo)
[snaarinstrument]
-
▾ Ternataans-Maleis
fiola
[snaarinstrument]
status: Ambigu: Nederlands of Portugees ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: tukang fiola = violist, horo fiola = op de viool spelen
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Zweeds
fiol
[snaarinstrument]
datering: 1620 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fiolbyggare, fiollåda, fiolmusik, fiolspelare, förstafiol, fiolstag, fiolstek
etymologie: sedan ca 1620; av lågty. viole, fra. viole med samma bet.; trol. av provensalskt urspr.; jfr 1fela, viola, violin
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
piola
[snaarinstrument]
-
▾ viool
[plant]
-
▾ Deens
viol
[plant]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk winkel 'hjørne, krog, vinkel'; egl. 'bøjning'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
fiol
[plant]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: von mnd. viole (holl. viool)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
viooltjie
[plant]
<via Afrikaans>
datering: 1904 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk. S. Afr. Du. viooltje
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Deens
viol
[plant]
-
▾ vioolblok
[langwerpig stuk hout in de vorm van een viool met twee katrolschijven onder elkaar (op een zeilschip)]
-
▾ Fins
wiuluplokki
[langwerpig stuk hout in de vorm van een viool met twee katrolschijven onder elkaar (op een zeilschip)]
datering: 1862 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
bron: Ginneken 1913-1914 ( Stjerncreutz, JvG)
-
▾ Fins
wiuluplokki
[langwerpig stuk hout in de vorm van een viool met twee katrolschijven onder elkaar (op een zeilschip)]
-
▾ vioolman
[(verouderd) iemand die viool speelt]
-
▾ Negerhollands
violman
[iemand die viool speelt]
-
▾ Negerhollands
violman
[iemand die viool speelt]
-
▾ vip
[zeer belangrijk persoon]
-
▾ Menadonees
vip
[plaats voor belangrijke personen]
-
▾ Menadonees
vip
[plaats voor belangrijke personen]
-
▾ virologie
[leer der virussen]
-
▾ Indonesisch
virologi
[leer der virussen]
-
▾ Indonesisch
virologi
[leer der virussen]
-
▾ virtuoos
[uitblinker]
-
▾ Indonesisch
virtuos
[uitblinker]
-
▾ Indonesisch
virtuos
[uitblinker]
-
▾ virtuositeit
[meesterschap]
-
▾ Indonesisch
virtuositas
[meesterschap]
-
▾ Indonesisch
virtuositas
[meesterschap]
-
▾ virus
[ziekteverwekker]
-
▾ Indonesisch
firus, virus
[ziekteverwekker]
-
▾ Papiaments
vírùs
[ziekteverwekker]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
firus, virus
[ziekteverwekker]
-
▾ vis
[in water levend koudbloedig dier met kieuwen]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1220-1240;
thema: dierenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Aucaans
fisi
[in water levend koudbloedig dier met kieuwen]
-
▾ Berbice-Nederlands
fesi
[in water levend koudbloedig dier met kieuwen]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
fis
†verouderd
[in water levend koudbloedig dier met kieuwen]
<via Negerhollands>
datering: 1981 (1951-2000)
status: ontlening onzeker
etymologie: gezien de slot-s niet afkomstig van Engels 'fish'. Volgens Valls zeker afkomstig uit Negerhollands.
bron: Valls 1981 (Valls 1981)
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
visch
[in water levend koudbloedig dier met kieuwen]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Negerhollands
visch, vesch, fes, fis, fes, vis
[in water levend koudbloedig dier met kieuwen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Visch, Vesch(old1776), fes, fis (djdj1926), vis (hesseling 1905;202)
bron: Hesseling 1905 Robertson 1989 (old1776, djdj1926; Robertson 1989, Hesseling 1905:202)
-
▾ Skepi-Nederlands
fesi
[in water levend koudbloedig dier met kieuwen]
-
▾ Sranantongo
fisi
[in water levend koudbloedig dier met kieuwen]
-
▾ Aucaans
fisi
[in water levend koudbloedig dier met kieuwen]
-
▾ visa
[verklaring dat men heeft gezien]
-
▾ Indonesisch
visa
[verklaring dat men heeft gezien]
-
▾ Indonesisch
visa
[verklaring dat men heeft gezien]
-
▾ visbalk
[kleine houten kraanbalk waaraan de kieptakel wordt vastgemaakt]
-
▾ Russisch
fišbálka
[kleine houten kraanbalk waaraan de kieptakel wordt vastgemaakt]
status: ontlening onzeker
etymologie: Vischbalk. In V. komt voor Russ. fišbalka, bossoir de traversier. De Holl. benaming daarvoor luidt: kipstut (kleine houten kraanbalk, wat hoger en achterlijker dan de andere geplaatst, of wel ijzeren david, waaraan de kiptakel wordt vastgemaakt. T.) Kipstut en vischtakel dienen om het anker te kippen (z. Vischtalie). Misschien, dat daarom naast kipstut een synoniem vischbalk in het Holl. heeft bestaan. Of moet hier gedacht worden aan invloed van Eng. fishdavit? Merkwaardig is het eveneens slechts in V. genoemde Russ. kaťbalka, bossoir de capon, voor kraanbalk. Kraanbalk en kat of kattakel dienen om het anker uit het water te hijschen en zo zou men zich op dezelfde wijze kunnen voorstellen een Holl. katbalk als synoniem van kraanbalk. Bij Russ.katbalka is Eng. invloed uitgesloten (Eng. cathead). Misschien zijn Russ. katbalka, fiśbalka uit Holl. bestanddelen op Russ. bodem ontstaan.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
fišbálka
[kleine houten kraanbalk waaraan de kieptakel wordt vastgemaakt]
-
▾ visblok
[een van de dubbele blokken waaruit de vistalie bestaat]
-
▾ Russisch
fišblok
[een van de dubbele blokken waaruit de vistalie bestaat]
status: ontlening onzeker
etymologie: Vischblok. Een der beide dubbele blokken, waaruit de vischtalie, z. ald., bestaat. Russ. fišblok V., une poulie de traversière. Ook het Eng. heeft hier fishblock, doch de Holl. oorsprong van Russ. fisblok lijkt mij vrij zeker door de overname van Holl. vischtalie in het Russ.; bovendien zou dit de enige Eng. benaming zijn van een blok in het Russ., terwijl de talrijke namen van alle overige blokken uit het Holl. zijn gekomen.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
fišblok
[een van de dubbele blokken waaruit de vistalie bestaat]
-
▾ viscose
[grondstof voor kunstvezels]
-
▾ Indonesisch
viskose
[grondstof voor kunstvezels]
-
▾ Indonesisch
viskose
[grondstof voor kunstvezels]
-
▾ visdreg
[dreg om in het water gezonken touwwerk op te zoeken]
-
▾ Russisch
fisdrék, fišdrék
[dreg om in het water gezonken touwwerk op te zoeken]
status: ontlening onzeker
etymologie: Vischdreg. Vischdreggen dienen om verloren ankers of touwen te vissen; zij hebben de armen zeer puntig uitlopen, zonder blad of weerhaak, ten einde zo lang door den grond heen te kunnen krabben, totdat zij tegen iets optornen en dit als dan kunnen op vissen. P. M. blz. 395. Russ. fisdrek. V. verouderd: drek dlja syskanija zatonuvsich snastej (dreg om in het water gezonken touwwerk op te zoeken). Daarnaast vermeldt V. een eveneens verouderd Russ. fišdrék, chappin a main; drek, upotrebljavšijsja pri abordaże; ego brosali rukami v takelaž drugago siidna dlja togo, čtoby udobněe scčpiťsja (dreg, die bij het enteren gebruikt werd; men wierp hem met de handen in de takelage van een ander schip, om zich des te makkelijker vast te klampen).
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
fisdrék, fišdrék
[dreg om in het water gezonken touwwerk op te zoeken]
-
▾ vishaak
[haak om mee te vissen]
-
▾ Sranantongo
fis'aka
[haak om mee te vissen]
-
▾ Sranantongo
fis'aka
[haak om mee te vissen]
-
▾ vishoek
[vishaak]
-
▾ Negerhollands
vischhoek
[vishengel]
-
▾ Sranantongo
fis'uku
[vishaak]
-
▾ Negerhollands
vischhoek
[vishengel]
-
▾ vishoeker
[soort schip]
-
▾ visie
[kijk]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1276-1300;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
fisy, fyzje
[kijk]
-
▾ Indonesisch
visi
[kijk; observatie]
-
▾ Fries
fisy, fyzje
[kijk]
-
▾ visioen
[innerlijk gezicht]
-
▾ Sranantongo
fisiun
[innerlijk gezicht]
-
▾ Sranantongo
fisiun
[innerlijk gezicht]
-
▾ visionair
[ziende in visioenen; profeet, ziener]
-
▾ Indonesisch
visionér
[ziende in visioenen; profeet, ziener]
-
▾ Indonesisch
visionér
[ziende in visioenen; profeet, ziener]
-
▾ visite
[bezoek]
-
▾ Sranantongo
fisiti
[bezoek; bezoeken]
-
▾ Sranantongo
fisiti
[bezoek; bezoeken]
-
▾ visiteren
[bezoeken, onderzoeken]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
bijënteer
[bezoeken, onderzoeken]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
bijënteer
[bezoeken, onderzoeken]
-
▾ visnamig
[(Hollandse visserstaal) een goede vangst belovend (van visgrond)]
-
▾ Fries
fisknamich
[een goede vangst belovend (van visgrond)]
-
▾ Fries
fisknamich
[een goede vangst belovend (van visgrond)]
-
▾ visschenkel
[penterhaak of vishaak]
-
▾ Russisch
fišškéntel'
†verouderd
[penterhaak of vishaak]
status: ontlening onzeker
etymologie: Vischschenkel of -schinkel. Hetzelfde als kipschinkel en ook wel schinkel van den penterhaak genoemd. Zie vooral het volgende art. en vgl. nog P. M. blz. 94: het (n.l. de penterhaak of vischhaak) is dus een grote zware haak met kous, waarop de kipschinkel is ingesplitst. Russ. fišškéntel' V., z. de Russ. verklaring in het volgende art.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
fišškéntel'
†verouderd
[penterhaak of vishaak]
-
▾ visse
[(gewestelijk) bunzing]
-
▾ vissen
[vis vangen]
-
▾ Negerhollands
fes, fis
[vis vangen]
-
▾ Sranantongo
fisi
[vis vangen; uitvissen]
-
▾ Negerhollands
fes, fis
[vis vangen]
-
▾ visserman
[visser van beroep]
-
▾ Negerhollands
vischerman, visserman
[visser van beroep]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Hesseling 1905: 195: meervoudsvorm = vissermans
etymologie: vischerman (old 1776), visserman (Hesseling 1905: 195).
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 195)
-
▾ Negerhollands
vischerman, visserman
[visser van beroep]
-
▾ vissersboot
[boot om mee te vissen]
-
▾ Sranantongo
fisboto
[boot om mee te vissen]
-
▾ Sranantongo
fisboto
[boot om mee te vissen]
-
▾ vistalie
[talie, bevestigd aan de visschenkel]
-
▾ Russisch
fištáli
[talie, bevestigd aan de visschenkel]
status: ontlening onzeker
etymologie: Vischtalie. Wanneer het anker gekat is, dan moet het nog gekipt, dat is met de handen achteruit langs het boord en op de ankerbrug gelegd worden, om het te bevestigen en het slingeren tegen boord te beletten. Hiertoe gebruikt men den kipstut en den vischtakel (P. M. blz. 405). De vischtakel bestaat uit twee dubbele blokken en een loper, ter dikte van den katloper of iets minder. Het bovenste blok is met een oog ingestropt, waarmede het over den kop van den stut gelegd wordt, en het onderste heeft een haak ingebonden, die in een kous van den schinkel des penterhaaks gehoekt wordt. . . . De schinkel is een end gijn, ter dikte van de portuurlijn. (P. M. blz. 406). Russ. fištali V., D., palan de candelette; de eerste verklaart: tali, základyvaemyja v fišškentel, pri podemë jakorja (talie, bevestigd aan den vischschenkel, bij het ankerlichten). Naast Russ. fistali, fišškéntel, die blijkens het tweede lid dezer samenstellingen aan het Holl. ontleend zijn, komt een Russ. fiš voor uit Eng. fish: volgens V. duidt dit woord den schinkel (škentel') aan, volgens D. is het synoniem met fistáli.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
fištáli
[talie, bevestigd aan de visschenkel]
-
▾ visualisatie
[het visualiseren]
-
▾ Indonesisch
visualisasi
[het visualiseren]
-
▾ Indonesisch
visualisasi
[het visualiseren]
-
▾ visueel
[m.b.t. het gezicht]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1847;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
visuil
[m.b.t. het gezicht]
-
▾ Indonesisch
visuil
[m.b.t. het gezicht]
-
▾ visum
[reisvergunning]
-
▾ Indonesisch
visum
[reisvergunning]
-
▾ Sranantongo
fisem
[reisvergunning]
-
▾ Indonesisch
visum
[reisvergunning]
-
▾ vitaal
[levenskrachtig]
-
▾ Indonesisch
vital
[levenskrachtig]
-
▾ Indonesisch
vital
[levenskrachtig]
-
▾ vitaliteit
[levenskracht]
-
▾ Indonesisch
vitalitét
[levenskracht]
-
▾ Indonesisch
vitalitét
[levenskracht]
-
▾ vitamine
[voor organisme noodzakelijke stof]
-
▾ Indonesisch
vitamin
[voor organisme noodzakelijke stof]
-
▾ Jakartaans-Maleis
pitamin
[voor organisme noodzakelijke stof]
-
▾ Madoerees
vitamin
[voor organisme noodzakelijke stof]
-
▾ Indonesisch
vitamin
[voor organisme noodzakelijke stof]
-
▾ vitrage
[glasgordijn]
-
▾ Indonesisch
vitrase
[glasgordijn]
-
▾ Indonesisch
vitrase
[glasgordijn]
-
▾ vitrine
[glazen kast]
-
▾ Indonesisch
fitrin
[glazen kast]
-
▾ Indonesisch
fitrin
[glazen kast]
-
▾ vitriool
[zwavelzuur]
-
▾ Papiaments
vitrioel
†verouderd
[zwavelzuur]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.41
bron: Putman 1859 (Putman1859)
-
▾ Papiaments
vitrioel
†verouderd
[zwavelzuur]
-
▾ vivisectie
[proefneming op levende dieren]
-
▾ Papiaments
vivisèksi
[proefneming op levende dieren]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
vivisèksi
[proefneming op levende dieren]
-
▾ vizier
[onderdeel van een geweer]
-
▾ Menadonees
fisir
[onderdeel van een geweer]
-
▾ Menadonees
fisir
[onderdeel van een geweer]
-
▾ vla
[dik melkgerecht]
-
▾ Fries
fla
[dik melkgerecht]
-
▾ Indonesisch
fla, vla
[dik melkgerecht]
-
▾ Menadonees
fla
[dikke vloeistof die wordt gegeten met pudding]
-
▾ Fries
fla
[dik melkgerecht]
-
▾ vlaag
[plotselinge windstoot]
-
▾ Engels
flaw
[windstoot]
datering: 1501-1600 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: prob.-MLG. vla<lengte>ge, MDu. vla<langte>ghe Du.vlaag), the primary sense of which may be 'stroke' (IE. *plak-; see FLAY).
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Schots
flaw
†verouderd
[windvlaag, vooral een die regen brengt]
datering: 1501-1550 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: MDu, MLowGer vlage; cf eModEng flawe
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Engels
flaw
[windstoot]
-
▾ vlaai
[gebak]
-
▾ Fries
flaai
[gebak]
-
▾ Fries
flaai
[gebak]
-
▾ Vlaams
[van of uit Vlaanderen; de Vlaamse taal]
-
▾ Deens
flamsk
[van of uit Vlaanderen; lomp of grof]
datering: 1762 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flamsk lærred=fijne stof uit Vlaanderen, flamsk øretæve/en flamsk=draai om de oren, flamsk spegesild=delicatesse met haring
etymologie: fra nedertysk vlamesch (besl.m. det danske drengenavn Flemming)
bron: Becker-Christensen 2005 Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 (Fremmedordbog, PNOE, OOD)
-
▾ Deens
flandersk
[van of uit Vlaanderen]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flandersk lærred=fijne stof uit Vlaanderen
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
flamandsk
†verouderd
[van of uit Vlaanderen]
<via Frans>
-
▾ Duits
Flämsch
(dialect)
[onvriendelijk, boos, grof]
-
▾ Engels
Flemish
[van of uit Vlaanderen; de Vlaamse taal]
datering: 1488 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Flemish account, an unsatisfactory account, one showing a deficit; Flemish bond (see bond n.1 13); Flemish brick; Flemish coil (see coil n.3 1); hence Flemish-coil v., to lay up (a rope) in a Flemish coil; Flemish eye, Naut.; Flemish fake, Naut. ; Flemish horse, Naut. a foot-rope at the yard-arms of topsail yards; Flemish point, stitch .
etymologie: ad. MDu. Vlaemisch, (Du. Vlaamsch): see Fleming1 and -ish.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Fins
flaamilainen
[van of uit Vlaanderen]
-
▾ Indonesisch
Flam
[van of uit Vlaanderen]
-
▾ Noors
flamsk
[van of uit Vlaanderen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty vlamesch
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Oekraïens
flámskij
[van of uit Vlaanderen]
<via Russisch>
-
▾ Roemeens
felendreş
[fijne stof uit Vlaanderen]
-
▾ Russisch
flámskij
[van of uit Vlaanderen]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flamskoe polotno 'Vlaams linnen'
etymologie: Aus mnd. vlamesch, ndl. vlaamsch. Aus d. Ndd. entlehnt auch finn. flammiska 'flämisches Tuch', schwed. flammesk dass., s. Streng 20.
bron: Vasmer 1953-1958 (Vasmer)
-
▾ Schots
Flemis; Fleymes, Fleams
†verouderd
[van of uit Vlaanderen]
-
▾ Zweeds
flamsk
[van of uit Vlaanderen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. flamsker, flämsker; av lågty. vlamesch med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
flamsk
[van of uit Vlaanderen; lomp of grof]
-
▾ Vlaanderen
[Belgische provincie]
-
▾ Deens
Flandern
[Belgische provincie]
status: ontlening onzeker
etymologie: nederlandsk Vlaanderen af ældre Vlaamderen afl. af vlaam(s) 'flamsk' (jf. flamlænder)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Engels
Flanders
[Vlaamse kant; Belgisch trekpaard]
datering: 1690 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: a. Flanders chest, field, flax, lace (whence -laced), make, mare, mud, shape, wagon. b. Flanders baby, a small doll manufactured in the Low Countries to display fashionable dress, or for use in a puppet show; Flanders brick = Bath-brick; Flanders colour, ? tawny orange; Flanders counter: see counter n.3 3; Flanders doll = Flanders baby; Flanders-fortunes, -pieces ; Flanders poppy, a poppy of Flanders, the emblem of the Allied soldiers who fell in the war of 1914ð18; also, one of the artificial poppies worn in Britain on Remembrance Sunday, in November; Flanders tile, a. = Flanders brick; b. = Dutch tile.
etymologie: ad. Du. Vlaanderen pl.; the name of an ancient countship now divided between Belgium, France, and Holland.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Engels
flanderkin
†verouderd
[Vlaming; Vlaams; grote dikke man of groot paard (slang)]
status: ontlening onzeker
etymologie: (See also Flounderkin and Flandrican a.) [f. next + -kin.]
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Esperanto
flandro
[Vlaming]
status: ontlening onzeker ; afleiding
afleidingen en samenstellingen: flandra ‘Vlaams, Vlaamse taal’, Flandrujo/Flandrio ‘Vlaanderen’
etymologie: : Rechtstreeks ontleend aan Nl. De wortel flandr- geldt de volksnaam. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Waringhien 2002 (War)
-
▾ Frans
flandricisme
[leenwoord of letterlijke vertaling vanuit het Vlaams]
datering: 1778 (1751-1800)
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: PR: de Flandre (1990: Flandres)
bron: Robert 1993 (PRobert)
-
▾ Frans
flandrin
[gerelateerd aan het Vlaams en de Vlamingen; een lange slungel]
datering: 1401-1500 (1401-1450)
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: PR (1993: 1655); `grand, élancé' xv; de FlandreFEW: zie trefwoord 'Flandern', sub 1. en etymologie.
bron: Robert 1993 Wartburg 1928 (PRobert, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Frans
flandre
†verouderd
[stuk hout van 4 meter lengte, gebruikt als ondersteuning in mijnen]
datering: 1930 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: Zie FEW trefwoord 'Flandern'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Grieks
Flamandia, Flandra
[Belgische provincie]
<via Frans>
-
▾ Litouws
flandrai
[konijnensoort]
status: ontlening onzeker
etymologie: pagal istorinę Europos šiaurės vakarų provinciją prie Šiaurės jūros, kur buvo ši veislė išvesta
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Oekraïens
Flándrija
[Belgische provincie]
<via Russisch>
-
▾ Pools
Flandria
[Pools-Belgische liefdadige organisatie genoemd naar Vlaanderen]
status: ontlening onzeker
bron: http://www.flandria.pl/swp.sat (http://www.flandria.pl/swp.satrt.php)
-
▾ Portugees
flandre(s), folha-de-flandres
[vertinde ijzeren plaat, gebruikt voor de fabricage van diverse gebruiksvoorwerpen]
<via Frans>
datering: 1701-1800 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: folha-de-flandres 'Vlaams blad, plaat (zelfde betekenis)'; flandrisco xviii.
etymologie: Do top. Flandres.
bron: Cunha 1986 (Da Cunha)
-
▾ Russisch
Flándrija
[Belgische provincie]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus mlat. Flandria (Saxo Gramm.u.a.), ndl. Vlaanderen, frz. Flandres.
bron: Vasmer 1953-1958 (Vasmer)
-
▾ Turks
Flemenk
[Belgische provincie]
-
▾ Deens
Flandern
[Belgische provincie]
-
▾ vlag
[stuk doek als onderscheidingsteken]
-
▾ Arowaks
flagra
[stuk doek als onderscheidingsteken]
<via Sranantongo>
-
▾ Boeginees
palâkæ
[stuk doek als onderscheidingsteken]
-
▾ Deens
flag
[stuk doek als onderscheidingsteken]
datering: 1752 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flaglinje, flagskib, stryge flaget=de vlag strijken
etymologie: fra nedertysk flagg(e) el. engelsk el. nederlandsk flag; det oprindelige nordiske ord er sb. mærke . Jessen: Engels of Nederduits
bron: (PNOE, OOD, ED, Hammerich 45, Jessen, Arnesen, Hammerich 48)
-
▾ Duits
Flagge
[stuk doek als onderscheidingsteken]
datering: 1651-1700
status: ontlening onzeker
etymologie: Entlehnt aus nndl. vlag "Schiffsflagge". Dies ist ursprünglich ein nordisches, in England aufgekommenes Wort, vermutlich Rückbildung zu anord. flOgra "flattern". Verb: flaggen. Duden Universal: Nederduits, Bluhme: Lehnwort: nd. < nl.
bron: Duden Universal 2003 Kluge 2002 Pfeifer 1989 (Kluge, Pfeifer, Bluhme, Duden Universal)
-
▾ Ewe
aflágà
[stuk doek als onderscheidingsteken]
-
▾ Fins
flagu
†verouderd
[stuk doek als onderscheidingsteken; signaalvlag]
<via Zweeds>
datering: 1862 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: kippari = flakufalli = vlaggenval; flakuhipper = van het vlaggenschip
bron: Stjerncreutz 1862 (Stjerncreutz)
-
▾ Ga
aflanga
[stuk doek als onderscheidingsteken]
-
▾ Japans
furafu
†verouderd
[stuk doek als onderscheidingsteken]
status: ontlening onzeker
etymologie: De vorm furafu komt in de volgende betekenissen in de volgende dialekten nog voor:1.vlag: Wakayama(*); Ehime; Kôchi; Kuga County, Yamaguchi Pref.; Shimoina County, Nagano Pref.;2.vlag van een vissersboot: Oita; Iki; Higashimuro County, Wakayama Pref.;3.affiche van stof: Jôbô County, Okayama Pref.; Nagaoka City, Niigata Pref.De vorm furaho komt in de volgende dialekten voor:1.vlag: Shima County, Mie Pref.; Aki County, Hiroshima Pref.; Kyôto; Oshima - het eiland ZO. van Yamaguchi Pref.;2.vlag van een vissersboot: Kamo County, Shizuoka Pref.(*): In the Wakayama dialect a festival-day - in normal J. iwaibi or shukujitsu - is called furafu-bi (vlag + J.hi 'dag').
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Negerhollands
flag
[stuk doel als onderscheidingsteken]
datering: 1926 (1901-1950)
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
bron: Josselin 1926 (djdj 1926)
-
▾ Noord-Sotho
folaga
[stuk doek als onderscheidingsteken]
<via Afrikaans>
-
▾ Noors
flagg
[stuk doek als onderscheidingsteken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty; FuT: von nd. flagg(e) = holl. vlag
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Pools
flaga
[stuk doek als onderscheidingsteken]
datering: 1851-1900 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: nm.flagge, hol.vlagge, vlag "chorągiew, bandera"
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?, A.Bańkowski)
-
▾ Russisch
flág
[stuk doek als onderscheidingsteken; (sovjettaal) symbool, teken]
datering: 1699 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flačiť (Arch.); Bargoens: flag admirala (crimineel) mengsel van cognac en champanje; flag tjebe w roeki (jongerentaal) aansporing om iets te doen; chodit wo flagje (jongerentaal) westers gekleed gaan;wybrosit krasnyj flag (jongerentaal) menstruatie
etymologie: Aus ndl. vlag dass., s. Meulen 227, Gorjajev EW.392. VdMeulen: Vlag. Russ. flag. Volgens Tichanov 90 in Brjansk flak, plur. flaki met het afgeleide adj. flaónyj tegenover algemeen russ. flaényj. Vgl. voor deze 6 het in Archangel gebruikelijke ww. flacit', de vlag hijsen op een schip, zie Zee- en Seheepst. 227. Tichanov kent aan flak ook de betekenis van: vlaggedoek (flačnaja materija) toe. Oude plaatsen bij Smirnov 308, een uit de Signály nadzir. vo flote 1: Nadležit . . . flag . . . rospustiť (Men moet ... de vlag ... laten waaien) en een uit Prokopovič (1681-1736), Slova i reči 1, 151: Uvideli nečajanno flota podnesennyja flagi (Wij zagen onverwacht de gehesen vlaggen van de vloot). VdMeulen 1909: Vlag. De vlaggen te scheep, die hier te lande drieverwig zijn, wit, oranje en blauw, of ook wel geheel geel: op Hollandse schepen, dienen om de streek des wints daarbij te kennen en ook tot merkteken des landvolk, dat het schip bevaart; daarenboven weten de zeeluiden bijzondere betekenissen daar mede te doen. W. blz. 269. Russ. flag, pavillon. Het is bekend, dat de kleuren der Russische handelsvlag de Hollandse zijn, alleen in andere volgorde: wit, blauw, rood, vgl. D: kupeckij flag (oborotnyj golandskij): tri vdol'nyja polosy, bèlaja, sinjaja, krasnaja (de koopvaardij vlag (de omgekeerde Hollandse): drie banen in de lengte;, wit, blauw, rood), Bij Russ. flag het adj. flaznyj, b. v. in : flaznaja tkan , vlaggeweefsel, dat D. als synoniem geeft van het volgende woord. In Arch. komt voor het ww. flaciť, podnimať flag na sudno (de vlag hijschen op een schip).
bron: Černych 1993 Dovhopolyj 2005 (Vasmer, Cernych, VdMeulen 1959, VdMeulen 1909, Dovhopolyj p.c.)
-
▾ Saramakkaans
faáka
[stuk doek als onderscheidingsteken]
<via Sranantongo>
-
▾ Sranantongo
fraga
[stuk doek als onderscheidingsteken]
-
▾ Tswana
folaga
[stuk doek als onderscheidingsteken]
<via Afrikaans>
-
▾ Twi
afrangkǝ
[stuk doek als onderscheidingsteken]
-
▾ Wit-Russisch
flag
[stuk doek als onderscheidingsteken]
<via Russisch>
-
▾ Zoeloe
fulagi
[stuk doek als onderscheidingsteken]
<via Afrikaans>
-
▾ Zuid-Sotho
folaga
[stuk doek als onderscheidingsteken]
<via Afrikaans>
-
▾ Zweeds
flagga
[stuk doek als onderscheidingsteken]
datering: 1565 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flagglina, flaggstång, hörnflagga, semaforflagga
etymologie: sedan 1565; av lågty. flagg(e), ty. Flagge med samma bet.; urspr. 'ngt som fladdrar, slår'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Arowaks
flagra
[stuk doek als onderscheidingsteken]
<via Sranantongo>
-
▾ vlag in sjouw
[het gedeeltelijk opgerold zijn van een gehesen vlag als teken dat men hulp nodig heeft]
-
▾ Russisch
flagšóu
[het gedeeltelijk opgerold zijn van een gehesen vlag als teken dat men hulp nodig heeft]
status: ontlening onzeker
etymologie: Vlag in sjouw. Russ. flagšóu, z. Sjouw.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
flagšóu
[het gedeeltelijk opgerold zijn van een gehesen vlag als teken dat men hulp nodig heeft]
-
▾ vlaggendoek
[doek waarvan men vlaggen maakt]
-
▾ Deens
flagdug
[doek waarvan men vlaggen maakt]
status: ontlening onzeker
bron: (Arnesen, Hammerich 45)
-
▾ Noors
flaggduk
[doek waarvan men vlaggen maakt]
status: ontlening onzeker
bron: Hammerich 1945 Sijs 2006a (Van der Sijs 2006, Arnesen, Hammerich 45)
-
▾ Russisch
flágduk
[doek waarvan men vlaggen maakt]
datering: 1724 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. vlagdoek dass., s. Meulen 227, Croiset v.d. Kop IORJ. 15,4,49, Matzenauer 158. VdMeulen:Vlag(ge)doek. Russ. flagduk, zie Zee- en Seheepst. 227. Lukasevič 70 geeft hiervoor een minder juiste vorm flagduch. In de Torg. Morsk. Ust. Tarif 3 van 1724 (Smirnov 308) leest men: Garusnoi flagduk (kemelgaren vlag(ge)doek). Vgl. nog Šiškov (a°. 1795): Flagduk. Bunting. Etamine. VdMeulen 1909: Vlag(ge)doek. Het doek of de gaas en andere stoffen, zelfs ook zijde, daar de vlaggen van gemaakt werden. WINSCH. RUSS. flagduk, étamine, uit Holl. vlagdoek (MARIN). Ontbreekt in J.
bron: Meulen 1959 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1959, VdMeulen 1909)
-
▾ Zweeds
flaggduk
[doek waarvan men vlaggen maakt]
-
▾ Deens
flagdug
[doek waarvan men vlaggen maakt]
-
▾ vlaggenkapitein
[gezagvoerder van een admiraalschip]
-
▾ Deens
flagkaptajn
[gezagvoerder van een admiraalschip]
status: ontlening onzeker
bron: (Hammerich 45 p. 355)
-
▾ Deens
flagkaptajn
[gezagvoerder van een admiraalschip]
-
▾ vlaggenlijn
[lijn waarmee een vlag gehesen wordt]
-
▾ Deens
flagline
[lijn waarmee een vlag gehesen wordt]
status: ontlening onzeker
bron: (Arnesen, Hammerich 45)
-
▾ Noors
flaggline
[lijn waarmee een vlag gehesen wordt]
status: ontlening onzeker
bron: ( Arnesen, Hammerich 45)
-
▾ Pools
flaglinka
[lijn waarmee een vlag gehesen wordt]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Deens
flagline
[lijn waarmee een vlag gehesen wordt]
-
▾ vlaggenman
[man die signalen met een vlag geeft, officier]
-
▾ Azeri
flagman
[aanvoerder van een eskader met zijn eigen vlag]
<via Russisch>
-
▾ Bulgaars
flagman
[aanvoerder van een eskader met zijn eigen vlag]
<via Russisch>
-
▾ Deens
flagmand
[matroos die signalen met een vlag geeft, aanvoerder]
status: ontlening onzeker
bron: (Hammerich 45 p. 355)
-
▾ Lets
flagmanis
[aanvoerder van een eskader]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flāgmankuģis (vlaggenschip, schip dat de vlag voert van de bevelhebber van een vloot)
etymologie: hol. vlagman
bron: Baltutis 2005 (U. Baltutis)
-
▾ Litouws
flagmanas
[aanvoerder van een eskader]
-
▾ Oekraïens
flagmán
[aanvoerder van een eskader met zijn eigen vlag]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
flagmán
[aanvoerder van een eskader met zijn eigen vlag; admiraal in de sovjetmarine; (fig.) voornaamste, beste]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. vlagman dass., s. Meulen 227. VdMeulen: Vlag(ge)man. Een bevelhebber, die in een vloot (bij innemendheid) een vlag voert. WINSCH. , vgl. W. blz. 269: het opperhoofd in een Nederlandse vloot, voert de vlag boven van de grote steng af: de tweede in rang van de voorsteng en de derde van de achtermast of kruissteng. Russ. flagman, chef d'une escadre, commandant d'escadre, uit Holl. vlagman, welke vorm men vindt in het Holl. gedeelte van het Zeereglement, met den plur. vlagluyden , z. ook MARIN, Compl. Nederd. en Fr. Wdb. Hierbij het adj. flagmanskij, vooral gebruikelijk in: flagmanskij korabl', synoniem met admirál ski] korabl', vaisseau pavillon, vaisseau amiral.
bron: Dovhopolyj 2005 (Vasmer, VdMeulen 1909, Dovhopolyj p.c.)
-
▾ Azeri
flagman
[aanvoerder van een eskader met zijn eigen vlag]
<via Russisch>
-
▾ vlaggenmast
[mast waaraan een vlag gehesen kan worden]
-
▾ Lets
flagmasts
[mast waaraan een vlag gehesen kan worden]
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
etymologie: angļu flag karogs + vācu Mast masts
bron: Baltutis 2005 (U. Baltutis)
-
▾ Lets
flagmasts
[mast waaraan een vlag gehesen kan worden]
-
▾ vlaggenschip
[schip dat de vlag voert van de bevelhebber van een vloot]
-
▾ Deens
flagskib
[schip dat de vlag voert van de bevelhebber van een vloot]
status: ontlening onzeker
bron: (Arnesen, Hammerich 45)
-
▾ Lets
flāgmankuģis
[schip dat de vlag voert van de bevelhebber van een vloot]
-
▾ Noors
flaggskip
[schip dat de vlag voert van de bevelhebber van een vloot ]
status: ontlening onzeker
bron: (Arnesen, Hammerich 45)
-
▾ Pools
flagowiec
[schip dat de vlag voert van de bevelhebber van een vloot]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Deens
flagskib
[schip dat de vlag voert van de bevelhebber van een vloot]
-
▾ vlaggenspil
[vlaggenstok]
-
▾ Deens
flagspil
[vlaggenstok]
status: ontlening onzeker
bron: (Hammerich 45 p. 355)
-
▾ Deens
flagspil
[vlaggenstok]
-
▾ vlaggensteng
[vlaggenstok]
-
▾ Pools
flagstenga
[vlaggenstok]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Pools
flagstenga
[vlaggenstok]
-
▾ vlaggenstok
[stok waaraan een vlag hangt of kan worden gehesen]
-
▾ Bulgaars
flagštok
[stok waaraan een vlag hangt of kan worden gehesen]
<via Russisch>
-
▾ Deens
flagstok
[stok waaraan een vlag hangt of kan worden gehesen]
status: ontlening onzeker
bron: (Hammerich 45 p. 355)
-
▾ Oekraïens
flágštok
[stok waaraan een vlag hangt of kan worden gehesen]
<via Russisch>
-
▾ Pools
flagsztok
[stok waaraan een vlag hangt of kan worden gehesen]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Russisch
flágštok
[stok waaraan een vlag hangt of kan worden gehesen]
datering: 1701-1725 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: bramflágstok, grotflagstók
etymologie: Aus ndl. vlagstock dass., s. Meulen 227. VdMeulen 1909: Vlag(ge)stok. De stok van de vlag. WINSCH. RUSS. flágštok, gaule d'enseigne, baton de pavillon, uit Holl. vlagstok . (MARIN). Ook het bovenste gedeelte van den mast met den topkloot noemt men vlag(ge)-stok, Russ. flagštok.. Zo vermelden J. en V. Russ. bramflágstok, flèche de mat, als benaming voor het uiteinde van de bramsteng, wanneer daarop geen bovenbramsteng rust (vgl. W. blz. 268:de zaelen die op de bramstengen staan, dienen om de vlaggestock te houden...), en D. geeft Russ. grotflagstók d. i. grote vlag{ge)stok of vlaggestok van den groten mast, waarin de grootbovenbramsteng eindigt (grotbrombramstenga; končik cja grotflagštok).
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Bulgaars
flagštok
[stok waaraan een vlag hangt of kan worden gehesen]
<via Russisch>
-
▾ vlaggenval
[vlaggenlijn]
-
▾ Deens
flagfald
[vlaggenlijn]
status: ontlening onzeker
etymologie: Hammerich p. 343
bron: (Hammerich 45)
-
▾ Russisch
flagfal
[vlaggenlijn]
status: ontlening onzeker
etymologie: Vlag(ge)val, Russ. flagfal, z. Val
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Deens
flagfald
[vlaggenlijn]
-
▾ vlagofficier
[officeren die hun eigen vlag mogen vieren]
-
▾ Deens
flagofficer
[officier op zee]
status: ontlening onzeker
bron: (Hammerich 45 p. 355)
-
▾ Deens
flagofficer
[officier op zee]
-
▾ vlak
[effen en open land; platte kant]
-
▾ Deens
flak
[ondiepe zandvlakte, het middelste en platste gedeelte van een schip; plat]
datering: 1752 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: af et forældet adj. flak 'flad' der er lånt fra nedertysk vlak 'flad'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Engels
flake
†verouderd
[ondiepe poel, zoutmoeras]
datering: 1598 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Frans ; ontlening onzeker
etymologie: ? a. F. flaque or Du. vlacke (Kilian).
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Esperanto
flako
[plas met water of andere vloeistof]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
etymologie: Geleend via Fr flaque. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Frans
flaque
[plas (water)]
datering: 1301-1400 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
etymologie: W: du néerlandais vlacke, `étang', par le normanno-picard flache, `mou' (ou par un dialecte du Nord)PR: flasque, xive; repris 1718; forme picard de flache (xv), subst. de l'a. fr. flache `creux, mou'; lat. flaccidus
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1997 (Walter, Larousse, PRobert)
-
▾ Frans
flasque
[zijstuk van het affuit van een kanon, waaraan de draaibouten van het stuk bevestigd zijn]
datering: 1445 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: L: néerl. vlacke, plat, plan (allem. flach), ou var. de flache, surface dénudé, lat. flaccus.
bron: Dubois 1979 Walter 1991 (Larousse, Valkhoff, Walter 2)
-
▾ Noors
flak
[schilfer, schots, olievlek]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: norr flaga 'løsrevet stykke; FuT: über die etymologi siehe adj. flak (…) entlehnt mnd. vlak, 'flach, eben, seicht' (holl. vlak)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
vlak
†verouderd
[vlakte]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Uit Putman1859: tera vlak - vlakte
etymologie: Uit Ewijk p. 116
bron: Ewijk 1875 Putman 1859 (Putman1859, Ewijk)
-
▾ Zweeds
flack
[platte kant]
datering: 1711 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flackland
etymologie: sedan 1711; av lågty. vlak, flack med samma bet.; jfr flak
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
flak
[ondiepe zandvlakte, het middelste en platste gedeelte van een schip; plat]
-
▾ vlakgom
[gom om potlood mee uit te vegen]
-
▾ Papiaments
flakgòm
[gom om potlood mee uit te vegen]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
flakgòm
[gom om potlood mee uit te vegen]
-
▾ vlakte
[vlak terrein]
-
▾ Fries
flakte
[vlak terrein]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vlakte, vlaat
[vlak terrein]
<via Afrikaans>
datering: 1785 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Afrikaans, a. Du.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Fries
flakte
[vlak terrein]
-
▾ vlam
[tongvormig verbrandingsverschijnsel]
-
▾ Negerhollands
vlam
[tongvormig verbrandingsverschijnsel]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776 ook: vlambee. ontvlammen = kom na vlam. liefdesvlam = liefdevlam. mijn hart staat in brand, mijn hart vlamt = mi hert le bran/vlam voor/van liefde
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Papiaments
vlam
[tongvormig verbrandingsverschijnsel; tongvormig figuur in hout, marmer, steen, formica e.d.]
-
▾ Sranantongo
flam
[tongvormig verbrandingsverschijnsel; verwijt]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vlam
[spiritus, spritusdrinker]
<via Afrikaans>
datering: 1977 (1951-2000)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk. litt. flame
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zweeds
flamma
[tongvormig verbrandingsverschijnsel]
datering: 1642 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ldsflamma, mynningsflamma
etymologie: sedan 1642; av lågty. flamme; av lat. flamma, till flagrare 'brinna'; jfr flagrant, inflammera
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
vlam
[tongvormig verbrandingsverschijnsel]
-
▾ Vlaming
[Nederlandstalige Belg]
-
▾ Azeri
fәlәmәng
[van of uit Vlaanderen]
<via Russisch>
-
▾ Deens
flamlænder
[inwoner van Vlaanderen]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Flemming=Deense jongensnaam
bron: Becker-Christensen 2005 Brüel 1993 (Fremmedordbog, PNOE)
-
▾ Deens
flamenco
[zigeunerdans]
<via Spaans>
-
▾ Duits
Flamenco
[zigeunerdans]
<via Spaans>
-
▾ Engels
Flamingant
[aanhanger van de Vlaamse beweging]
<via Frans>
datering: 1920 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Flamingantism, the policy of furthering the use of Flemish.
etymologie: Fr., = Flemish-speaking, f. *flameng, fem. flamenge, ad. Du. Vlaming fleming1.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Engels
Fleming
[inwoner van Vlaanderen; Vlaams schip]
datering: 1430 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. MDu. Vlâming (cf. ON. Flæ<acu>mingr, OHG. Flaming, med.L. Flamingus, Sp. Flamenco, Pg. Flamengo, Pr. Flamenc, Fr. Flamand), f. Flâm- (whence Flanders) + suffix -ing3.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Engels
flamenco
[zigeunerdans]
<via Spaans>
-
▾ Esperanto
flamando
[Nederlandstalige Belg]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
etymologie: Geleend via Fr flamand. Door Zam gebruikte term, tegenwoordig flandro (zie Vlaanderen). De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Fins
flaami
[inwoner van Vlaanderen]
-
▾ Frans
flamand
[uit Vlaanderen; Vlaamse taal]
datering: 1080 (1051-1100)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flamingant
etymologie: PR: flameng 1080; du germ. flaming
bron: Robert 1993 Valkhoff 1949 (PRobert, Valkhoff)
-
▾ Frans
flamengel
†verouderd
[bedrieger van meisjes]
datering: 1752 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Zie FEW trefwoord flaming voor etymologie.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
flamenco
[zigeunerdans]
<via Spaans>
status: ontlening onzeker
bron: Robert 1993 Robert 2005 Walter 1991 (GRobert, Van der Sijs 1998, PRobert, Walter 2, Valkhoff)
-
▾ Frans
flamange, fenestre flamenghe
(dialect)
[zoldervenster, venster in een dakkamer]
datering: 1752 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: porte flamande; lucarne flamande; tuiles flamandes; écart flamand
etymologie: Zie FEW trefwoord flaming voor etymologie.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
flamande
(dialect)
[werktuig van een timmerman; soort oude dans; representant van variëteiten van Vlaamse schaap- en runderachtigen]
datering: 1752 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: tuiles flamandes, drap flamenc
etymologie: Zie FEW trefwoord flaming voor etymologie.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Grieks
flamegko /flamenko/
[bepaalde dans]
<via Spaans>
-
▾ Grieks
Flamandikos (Flamandika)
[Vlaams (Vlaamse taal)]
<via Frans>
-
▾ Italiaans
flamenco
[bepaalde dans]
<via Spaans>
status: ontlening onzeker
etymologie: Voce spagn., propriam. 'fiammingo'.
bron: Bolelli 1989 (Bolelli)
-
▾ Italiaans
fiammingo
[uit Vlaanderen]
-
▾ Koerdisch
Flemenkî
[(taal) van Vlaanderen]
<via Engels>
-
▾ Koerdisch
Flemen
[inwoner van Vlaanderen]
<via Engels>
-
▾ Maltees
Fjaming
[Nederlandstalige Belg]
<via Italiaans>
-
▾ Maltees
flamango
[muziekgenre van Spaanse zigeuners]
<via Frans>
-
▾ Oekraïens
flamánskij
[van of uit Vlaanderen]
<via Russisch>
-
▾ Pools
flamandzki
[van of uit Vlaanderen]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Portugees
flamengo
[betrekking hebbend op of inwoner zijnde van Vlaanderen]
<via Spaans>
datering: 1401-1500 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: Do lat. med. flamengus, deriv. do neerl. flaming (m.neerl. Vláming).
bron: Boudens 1988 Cunha 1986 (Da Cunha, Boudens)
-
▾ Russisch
flamánskij
[van of uit Vlaanderen]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus frz. flamand von afrz. flamenc aus andl. flaming (s.Gamillscheg EW.421). Vgl. flámskij.
bron: Vasmer 1953-1958 (Vasmer)
-
▾ Spaans
flamenco
[iemand of iets uit Vlaanderen; zigeuner; zigeunerdans; fors en blozend (van vrouw), stoer, vlot]
datering: 1201-1300 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: famenquería, flamenquismo
etymologie: Del neer. flaming `natural de Flandes'. En España se aplicó a la persona de tez encarnada, por tomarse el flamenco como prototipo de los pueblos nórdicos (cat., S. xiii). De aquí la aplicación al la palmípeda Phoenicopterus roseus, h. 1330 (flamenque), por el color de la misma; de aquí probablemente también la aplicación a las mujeres de tez sonrosada, de donde luego `gallardo, de buena presencia' y después `de aspecto provocante, de arie agitanado', 1870, finalmente concretado en el canto agitanado o andaluz.
bron: Corominas 1983 Sijs 2010 (Corominas, Van der Sijs 1998)
-
▾ Turks
Flaman, Flamanca, Flemenkçe
[de Vlaamse taal]
<via Frans>
-
▾ Turks
flamenko
[zigeunerdans]
<via Spaans>
-
▾ Azeri
fәlәmәng
[van of uit Vlaanderen]
<via Russisch>
-
▾ vlammen
[met een vlam branden, vlammen vertonen]
-
▾ Negerhollands
vlam
[met een vlam branden, vlammen vertonen]
-
▾ Negerhollands
vlam
[met een vlam branden, vlammen vertonen]
-
▾ vlas
[plantengeslacht]
-
▾ Mahican
pnax
[plantengeslacht]
-
▾ Mahican
pnax
[plantengeslacht]
-
▾ vlaswiek
[bundeltje ineengedraaid vlas]
-
▾ Negerhollands
vlaswiek
[bundeltje ineengedraaid vlas]
-
▾ Negerhollands
vlaswiek
[bundeltje ineengedraaid vlas]
-
▾ vlecht
[gevlochten hoofdhaar]
-
▾ Papiaments
vlègtu (Ar.), flèktu
[gevlochten hoofdhaar]
-
▾ Sranantongo
frekti
[gevlochten hoofdhaar]
-
▾ Papiaments
vlègtu (Ar.), flèktu
[gevlochten hoofdhaar]
-
▾ vlechten
[(lange, buigzame voorwerpen) kruiselings over en door elkaar slaan]
-
▾ Papiaments
flèktu (ouder: vlegte, vlechte)
[(lange, buigzame voorwerpen) kruiselings over en door elkaar slaan]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: vlègtmentu (Ar.) flèktumentu (het vlechten); pan iflèktu (gevlochten brood)
etymologie: Mansur 1997 vermeldt echter: vlechte (vlechten); vlecht (vlecht). ; Uit Putman1859: p.88 "Vlechten - vlegte".
bron: (Joubert PN, Putman1859)
-
▾ Sranantongo
frekti
[(lange, buigzame voorwerpen) kruiselings over en door elkaar slaan]
-
▾ Papiaments
flèktu (ouder: vlegte, vlechte)
[(lange, buigzame voorwerpen) kruiselings over en door elkaar slaan]
-
▾ vleermuis
[handvleugelig zoogdier]
-
▾ Berbice-Nederlands
flermisi
[handvleugelig zoogdier]
-
▾ Deens
flagermus
[handvleugelig zoogdier]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: efter mnt. vledermus, ty. fledermaus (jf. sv. flädermus), til oht. fledaron, flagre, jf. ty. flattern (se flatre)
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Engels
flitter-mouse
[handvleugelig zoogdier; koosnaam]
datering: 1547 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: f. flitter v. + mouse, in imitation of Ger. fledermaus (OHG. fledermûs, MHG. vledermûs) or Du. vledermuis (in Kilian vledder-muys), f. the vb. which appears in OHG. as fledarôn to flutter. Cf. flicker-, flindermouse.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Negerhollands
flåėrmoes
[handvleugelig zoogdier]
-
▾ Noors
flaggermus
[handvleugelig zoogdier]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: eine übersetzung des nhd. fledermaus oder von mnd. vledermûs
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
fremusu (ouder: fleimussu)
[handvleugelig zoogdier]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu)
-
▾ Zweeds
flädermus
[handvleugelig zoogdier]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. flädhermus; av lågty. vledermus med samma bet.; förleden besl. med fladdra; jfr fladdermus
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Berbice-Nederlands
flermisi
[handvleugelig zoogdier]
-
▾ vlees
[spierweefsel]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: consumptie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
vleesch, fleis, flēs, vleis
[spierweefsel]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Hesseling 1905: pekelvlees = sout vleis
etymologie: vleesch, fleis, flēs (old 1776), vleis (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Rotinees
falès
[vlees (etenswaren)]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vleis
[spierweefsel]
<via Afrikaans>
datering: 1920 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: vleisbraai
etymologie: Afk, fr. Du. vlees meat
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Negerhollands
vleesch, fleis, flēs, vleis
[spierweefsel]
-
▾ vleet
[vissersnet]
-
▾ Frans
flait
(dialect)
[vissersnet]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flaitieur 'degene die de vis vangt met behulp van de "flait"'
etymologie: Mndl. vlete 'fischernetz' ist durch den beleg "van den vleten des duvels" 'von den netzen des teufels' und durch Kiliaan "vlete: rete piscatorium" gesichert.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
flait
(dialect)
[vissersnet]
-
▾ vleet
[soort rog]
-
▾ Frans
flet
[soort rog]
datering: 1290 (1251-1300)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: FEW: flaiteau 1845, fleteau 1845
etymologie: PR: moy.néerl. vlete (1993: `sorte de raie').FEW: div. dialekt en/of verouderde vormen. N.b. FEW geeft verschillende Lat. namen (dus versch. soorten vis?). Geen verklarende etymologie.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1991 Wartburg 1928 (PRobert, Walter 2, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Frans
flet
[soort rog]
-
▾ vleien
[flemen]
-
▾ Papiaments
vlei
†verouderd
[flemen]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 116
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Papiaments
vlei
†verouderd
[flemen]
-
▾ vlek
[smet]
-
▾ Ambons-Maleis
flak
[smet]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: baflak = bevlekt
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
flek, flec
[smet]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 Ginneken 1913-1914 (JAC, Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Deens
flække
[splinter, barst]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk flecke, fleck 'plet' afl. af flecken (jf. vb. flække)
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (OOD, PNOE, EO)
-
▾ Deens
flæk
†verouderd
[smet]
datering: 1759 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flagspætte (bonte specht)
etymologie: (ænyd. fleck(e), sv. fläck, no. flekk, oldn. flekkr, ty. fleck (og flecken, kors flecke), eng. fleck; jf. æda. flakkæt, plettet (Harp.Kr.143; sml. mnt. vlacke, vlecke, plet) || vist besl. m. flak; paavirket af (maaske laant fra) ty. fleck(e))
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD, EO)
-
▾ Engels
fleck
[sproetje, pukkeltje; deeltje, spikkeltje]
datering: 1501-1600 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flecked (ppl.adj.) 'gevlekt, bespikkeld' (14) (dit is het eerst gevonden); fleck (ww., 15).
etymologie: the proximate source may be synon. ON. flekkr sb., flekka vb., or MLG., MDu. vlecke (Du.vlek) = OHG. flec, fleccho (G. fleck, flecken), of unkn.origin.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Ests
plekk
[smet]
-
▾ Indonesisch
flék, vlék, pelék
[smet]
-
▾ Javaans
plèk
[smet]
-
▾ Kupang-Maleis
flak
[smet]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: baflak = met vlekken, gevlekt
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Menadonees
flak
[smet]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: baflak = met vlekken, gevlekt
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Papiaments
vlek
†verouderd
[smet]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Putman1859 p.107: "Pas op om geene vlakken op uw schrift te maken. - Miera pa bo haci vlek den bo skrift."
bron: Putman 1859 (Putman1859)
-
▾ Sranantongo
flaka (ouder: fraka)
[smet]
datering: 855
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flakaflaka (vlekkering)
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Surinaams-Javaans
flakah, flèg
[smet]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngeflèg = vlekken maken
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Ternataans-Maleis
flak
[smet]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: baflak = met vlekken, gevlekt
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Ambons-Maleis
flak
[smet]
-
▾ vlekken
[vlekken krijgen of veroorzaken]
-
▾ Sranantongo
flaka (ouder: fraka)
[vlekken krijgen of veroorzaken]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Sranantongo
flaka (ouder: fraka)
[vlekken krijgen of veroorzaken]
-
▾ vlekken
[(verouderd) opensnijden en schoonmaken (van vis)]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vlek, fleck
[opensnijden en schoonmaken (van vis, geslacht dier)]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vlek, fleck
[opensnijden en schoonmaken (van vis, geslacht dier)]
-
▾ Vlekkie
[hondennaam]
-
▾ Javaans
plèki
(dialect)
[hondje]
status: ontlening onzeker
etymologie: vermoedelijk een veelgebruike hondennaam
bron: Hoogervorst (veldwerk T.Hoogervorst 2006)
-
▾ Javaans
plèki
(dialect)
[hondje]
-
▾ vlerk
[vleugel]
-
▾ Negerhollands
vlerk
[vleugel]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 244)
-
▾ Papiaments
flerchi
[vliegende vis (overdrachtelijk gebruikt)]
-
▾ Negerhollands
vlerk
[vleugel]
-
▾ vleselijk
[lichamelijk, net als vlees, uit vlees bestaand]
-
▾ Negerhollands
vleeschlik
[lichamelijk, net als vlees, uit vlees bestaand]
-
▾ Negerhollands
vleeschlik
[lichamelijk, net als vlees, uit vlees bestaand]
-
▾ vleselijkheid
[vleselijke aard of gezindheid]
-
▾ Negerhollands
vleeschlikheit
[vleselijke aard of gezindheid]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: old 1776: vleselijkheid, lichamelijkheid = vleeschbegeerlikheit
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
vleeschlikheit
[vleselijke aard of gezindheid]
-
▾ vleting
[soort vis, verwant met of lijkend op de vleet ofwel rog]
-
▾ Baskisch
fletan
[schar]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
etymologie: Volgens Lh Labourdijns, maar niet aangemerkt als van uitheemse oorsprong. Komt niet voor in Azk of Sar.
bron: Lhande 1926 (Lh)
-
▾ Bretons
flutanenn
[schar]
<via Frans>
-
▾ Frans
flétan
[schar]
datering: 1554 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR: néerl. vleting; cf. flet
bron: Robert 1993 Valkhoff 1949 Walter 1997 (PRobert, Walter, Valkhoff)
-
▾ Baskisch
fletan
[schar]
<via Frans>
-
▾ vleugel
[lichaamsdeel om mee te vliegen; vleugelvormig voorwerp; windvaan]
-
▾ Azeri
fluger
[windvaan; wispelturig mens]
<via Russisch>
-
▾ Negerhollands
flegn, flegon
[lichaamsdeel om mee te vliegen; poot van een waterschildpad]
datering: 1905 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Oekraïens
fljúger
[windvaan; wispelturig mens]
<via Russisch>
-
▾ Papiaments
vleugel
†verouderd
[lichaamsdeel om mee te vliegen]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 116
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Russisch
fljúger
[windvaan; wispelturig mens]
datering: 1703 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fljugárka 'kleine windvaan'
etymologie: Aus ndl. vleugel dass., mnd. vluger, vlugel 'Flügel, Windfahne' (Schiller-Lübben 3,288), s. Meulen 228. Unnötig ist die Herleitung aus schwed. flöjel dass. (Matzenauer 159), das seinerseits ndd. Herkunft ist (s.Hellqvist 226). VdMeulen 1909: Vleugel. Vleugels zijn kleine vlaggen, die gesneen of gesplitst zijn, dees ziet men gemeenlijk op de masten staan. W. blz. 65 (namen der vlaggen). Te scheep werd een klein vlaggetje (doch gespleten aan het eind) een vleugel genaamd. WINSCH. Windwijzer of kleine gesplitste vlag op een mast. v. L. Russ. fljuger, diminutief fljugarka, girouette, penon. In het Zeereglement van PETER DE GROOTE komt herhaaldelijk voor de vorm fljugel’, fleugel. D. geeft nog het adj. fljugarocnyj en als overdrachtelijke betekenis van fljugarka-. čelověk nepostojannyj, ne ostojčivyj, bezubeždenij (onbestendig, onstandvastig mens, zonder overtuiging), zoals wij ook spreken van een weerhaan. Ook in Arch. staat het woord flugarka vermeld.
bron: Černych 1993 Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, Cernych, VdMeulen 1909)
-
▾ Wit-Russisch
fljúger
[windvaan; wispelturig mens]
<via Russisch>
-
▾ Zweeds
flöjel
[(wind)vaan, windwijzer]
datering: 1663 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: vindflöjel
etymologie: sedan 1663; av lågty. vlögel 'flöjel; vinge', motsvarande ty. Flügel, se flygel
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Azeri
fluger
[windvaan; wispelturig mens]
<via Russisch>
-
▾ vleugel
[vleugelpiano]
-
▾ Indonesisch
flugel
[vleugelpiano]
-
▾ Indonesisch
flugel
[vleugelpiano]
-
▾ vlieboot
[scheepstype]
-
▾ Deens
flibåd
[scheepstype]
status: ontlening onzeker
etymologie: Marcussen: (-en, -e): Tomastet hollandsk sejlskib fra 1700-tallet. Navnet måske fra området Vlien, hvor typen var almindelig. Röding: En Flibaad i Flandern og Holland
bron: Johnson 1879-1888 Marcussen 1997 (Marcussen, Norsk Haandlexikon, Röding)
-
▾ Duits
Flieboot
[kleine vissersboot, kleine boot, jol]
status: ontlening onzeker
etymologie: niederl.; das; -s, -e. Kluge See: Ursprünglich ein nl. Wort
bron: Duden Fremd 1990 Kluge 1911 Kluge 2002 Onions 1983 Weber 1878 (Duden Fremd, OED2, ODEE p. 366, Weber 1878, Kluge See)
-
▾ Engels
fly-boat
[snel schip]
datering: 1577 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fly-boat-built adj.
etymologie: app. ad. Du. vlieboot, originally denoting one of the small boats used on the Vlie or channel leading out of the Zuyder Zee, afterwards applied in ridicule to the small vessels used against the Spaniards by the Gueux de mer (1572); the word has passed into several European langs.: F. flibot, Sp. flibote, Ger. flieboot. But in Eng. it was very early associated with fly v.1, and this is prob. the source of sense 4. Sense 3, belonging esp. to Shetland, may be a distinct word, representing ON. fley; cf. ONorthumb. fl€<acu>ge, perh. adopted from ON.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE p. 366, Van der Sijs 1998)
-
▾ Frans
flibot
[soort boot]
datering: 1587 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: L: adoptation du néerl. vlieboot, petit bâteau de charge (v. paquebot).FEW: uit "boot" en misschien het eiland "Vlie(land)". Fr. ==> sp. filibote.
bron: Wartburg 1928 (Larousse,Valkhoff, FEW)
-
▾ Noors
vlieboot
†verouderd
[scheepstype]
status: ontlening onzeker
etymologie: Norsk Haandlexikon: Vlieboot, et hollandsk Fartøj bestemt til Sildefangst
bron: Johnson 1879-1888 (Norsk Haandlexikon)
-
▾ Russisch
flibot
[Hollands vaartuig]
status: ontlening onzeker
etymologie: Vlieboot. Een boot of galjoot, misschien eertijds bij de Vlielanders gevonden of in gebruik gebracht. WINSCH. Oorspr. een zeeschuit, die de wateren van ’t Vlie bevaarde. Later werd de benaming gegeven aan de vaartuigen der Watergeuzen, die niet veel beter of groter waren. v. L. Russ. flibot V., gollandskoe sudno (Hollandse vaartuig).
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Spaans
flibote
[soort boot]
status: ontlening onzeker
etymologie: app. ad. Du. vlieboot, originally denoting one of the small boats used on the Vlie or channel leading out of the Zuyder Zee, afterwards applied in ridicule to the small vessels used against the Spaniards by the Gueux de mer (1572); the word has passed into several European langs.: F. flibot, Sp. flibote, Ger. flieboot
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE p. 366)
-
▾ Deens
flibåd
[scheepstype]
-
▾ vlieden
[vluchten, voorbijgaan]
-
▾ vlieg
[insect; (verouderd) iets dat vliegt]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
fligi
†verouderd
[insect]
<via Negerhollands>
-
▾ Frans
flèche
[pijl; hatelijkheid; ski-slalom; spits object; richtingaangever]
datering: 1101-1200 (1101-1150)
status: frankisch ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flécher, fléché,ée, fléchette
etymologie: PR: xii `tige (de la flèche [saiette, sagette])'; frq. *fliugika `celle qui fuit'; cf. moy. néerl. vliecke (veer; vleugel)
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse)
-
▾ Negerhollands
vliegi, fligi
[insect]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vliegi (old 1776), fligi (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Spaans
flecha
[pijl; (weg)wijzer; torenspits, spits]
<via Frans>
datering: 1397 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flechar, 1495. Flechazo. Flechero, 1495. Flechilla.
etymologie: Del fr. flèche íd., de origen incierto, quizá emparentado con el neerl. anticuado vlieke y bajo alem. ant. fliuca íd., y procedente de la forma fráncica correspondiente *fleuka (de donde el cat. ant. fleca `flecha'.
bron: Corominas 1983 (Corominas)
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
fligi
†verouderd
[insect]
<via Negerhollands>
-
▾ vliegen
[zich in de lucht voortbewegen]
-
▾ Berbice-Nederlands
fligi
[zich in de lucht voortbewegen]
-
▾ Negerhollands
vlieg, flig
[zich in de lucht voortbewegen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vlieg (old 1776), flig (djdj 1926). Hesseling 1905, p.35: de kraai weet op welke zeug hij gaat zetten (deens spreekwoord = hij weet wel wat hij doet) = as kukkuba vlieg, hem weet na welk boom hem sa vlieg = (letterlijk): als de kukkubak vliegt, weet hij naar welke boom hij zal vliegen.
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Berbice-Nederlands
fligi
[zich in de lucht voortbewegen]
-
▾ vliegend
[zich snel verplaatsend]
-
▾ Fries
fligend (in fligende stoarm, fligend waar, fligende tarring)
[zich snel verplaatsend (vliegende storm, vliegend weer, vliegende tering)]
-
▾ Fries
fligend (in fligende stoarm, fligend waar, fligende tarring)
[zich snel verplaatsend (vliegende storm, vliegend weer, vliegende tering)]
-
▾ Vliegende Hollander
[het spookschip van kapitein Van der Dekken of De Dekker in de wateren ten oosten van de Kaap de Goede Hoop]
-
▾ Duits
Flying Dutchman
[sportzeilboot voor twee bemanningsleden]
<via Engels>
status: ontlening onzeker
etymologie: engl.; 'fliegende Holländer'; der; - -, - ...men.
bron: Duden Fremd 1990 (Duden Fremd)
-
▾ Duits
Fliegender Holländer
[naam van een spookschip]
status: ontlening onzeker
etymologie: Kluge: Entsprechend engl. Flying Dutchman
bron: Kluge 2002 (Kluge)
-
▾ Engels
Flying Dutchman
[naam van een spookschip of de kapitein daarvan; sportzeilboot voor twee bemanningsleden, ontworpen in 1951 in Loosdrecht]
-
▾ Pools
latający Holender
[naam van een spookschip; rusteloze man]
-
▾ Duits
Flying Dutchman
[sportzeilboot voor twee bemanningsleden]
<via Engels>
-
▾ vlieger
[het middelste stagzeil; op binnenvaartuigen voor een driehoekig zeil boven de gaffel]
-
▾ Deens
flygert
[vliegende kluiver]
status: ontlening onzeker
etymologie: Hammerich 45: Nederlands, OOD: vel fra nt., jf. (nt. fluger, vindfløj, og) ty. flieger i sa. bet. som Flygert
bron: (OOD, Hammerich 45)
-
▾ Deens
flygert
[vliegende kluiver]
-
▾ vlieger
[latwerk met papier]
-
▾ Kupang-Maleis
faliger
[latwerk met papier]
-
▾ Menadonees
flingger
[latwerk met papier]
-
▾ Papiaments
fli (ouder: vlieg)
[latwerk met papier]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.123; Uit Ewijk p. 116
bron: Putman 1859 Putte 2008 (Putte PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Saramakkaans
fiígi
[latwerk met papier]
-
▾ Sarnami
frigi
[latwerk met papier]
-
▾ Sranantongo
frigi (ouder: frigri)
[latwerk met papier, speelgoed]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Ternataans-Maleis
faliger
[latwerk met papier]
-
▾ Kupang-Maleis
faliger
[latwerk met papier]
-
▾ vliegmachine
[vliegtuig]
-
▾ Menadonees
flikmasin
[vliegtuig]
-
▾ Sranantongo
flikmasyin
[vliegtuig]
-
▾ Surinaams-Javaans
pligmasin
[vliegtuig]
-
▾ Menadonees
flikmasin
[vliegtuig]
-
▾ vlieguit
[oude muntnaam]
-
▾ Frans
vligus
†verouderd
(dialect)
[kleine zilveren munten of pasmunten]
datering: 1406 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mndl. vlieguit, vleguit sind im 15.jh. in Maastricht bezeugt. Der name ist wahrscheinlich entstanden in anlehnung an die münzen mit dem adler mit entfalteten flügeln von Aachen.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
vligus
†verouderd
(dialect)
[kleine zilveren munten of pasmunten]
-
▾ vliegveld
[luchthaven]
-
▾ Papiaments
fligfèlt
[luchthaven]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Saramakkaans
fiígífeíti
[luchthaven]
-
▾ Surinaams-Javaans
prigpèl
[luchthaven]
-
▾ Papiaments
fligfèlt
[luchthaven]
-
▾ vlier
[plantengeslacht uit de kamperfoeliefamilie]
-
▾ Duits
Flieder
[plantengeslacht uit de kamperfoeliefamilie of de muskuskruidfamilie]
datering: 1551-1600
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: Kluge: Ein zunächst niederdeutsches Wort. Mit Flieder wird zunächst der Holunder bezeichnet; im 16. Jh. bei Einführung des Flieders (syringa vulgaris) wird das Wort auf diesen übertragen, zunächst mit verdeutlichenden Adjektiven (spanischer, welscher, türkischer Flieder), dann auch als einfaches Wort. Heute wird Flieder für Holunder vor allem noch in nordostdeutschen Mundarten gebraucht, häufig verdeutlicht als wilder oder schwarzer Flieder. Das Wort ist vermutlich gebildet mit dem westgermanischen "Baumnamensuffix" -dra- (Holunder), das Vorderglied läßt sich nicht weiter anknüpfen. Teuchert: Vom ndl. Siedlung- und Sprachgebiet in der Mark ist F l i e d e r Syringe in die norddeutsche Verkehrssprache eingegangen und jetzt der Ausdruck der Gebildeten geworden. Smet 83: Nederlands, Smet 04: Nur einigen von den nl. Reliktwörtern ist der Aufstieg in den Wortschatz der Standardsprache (Sahne, Flieder, Spind aus Brandenburg-Berlin; Schleuse, Deich aus Hamburg-Bremen) oder der regionalen Umgangssprache (Kanten, Stulle, Erpel) gelungen. Smet 75: … en zelfs de welriekende Flieder was eens de eenvoudige Nederlandse vlierboom, die in Oost-Duitsland de sering is gaan aanduiden
bron: Frings 1966 Kluge 2002 Smet 2004 Teuchert 1972 (Kluge, FrL, Teuchert, Smet 83, Smet 04, Smet 75, Schlidt, Bisschoff)
-
▾ Zweeds
fläder
[plantengeslacht uit de kamperfoeliefamilie]
datering: 1638 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: läderbuske, fläderte, flädersläktet, druvfläder, sommarfläder
etymologie: sedan 1638; av lågty. vleder med samma bet.; av ovisst urspr.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Duits
Flieder
[plantengeslacht uit de kamperfoeliefamilie of de muskuskruidfamilie]
-
▾ vlierbloem
[bloem van de vlier; (gewestelijk) de gewone vlier, een heester]
-
▾ Papiaments
vlierbloem
†verouderd
[heester]
-
▾ Papiaments
vlierbloem
†verouderd
[heester]
-
▾ vlierboom
[de gewone vlier]
-
▾ Duits
Vlierboom
(dialect)
[de gewone vlier]
-
▾ Duits
Vlierboom
(dialect)
[de gewone vlier]
-
▾ vliering
[verdieping boven een zolder]
-
▾ Papiaments
frinchi
[verdieping boven een zolder]
-
▾ Papiaments
frinchi
[verdieping boven een zolder]
-
▾ vlies
[vel, membraan]
-
▾ Deens
vlies
[vel]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra holl. vlies, navn paa en opr. burgundisk, i 1429 indstiftet ridderorden, hvis insigniers hovedbestanddel er et gyldent væderskind
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD, Bang)
-
▾ Duits
Vlies
[vel]
datering: 1551-1600
status: ontlening onzeker
etymologie: Übernommen aus dem Niederländischen im Zusammenhang mit der Gründung des Ordens vom Goldenen Vlies (1429); dessen Name greift zurück auf die Argonautensage. Mndl. vlies, nndl. vlies, ae. flEos, ne. fleece entsprechend mhd. vlies, vlius, mndd. vlUs(ch), daneben mndl. vluus, ae. flys. Duden Universal: niederl. vlies; schon mhd. vlius, vlus= Schaffell, verw. mit Flausch, urspr.= ausgerupfte Wolle od. Feder. Bach: Schaffel (,mndl. vlies, ein westgerm. Wort, das im Hd. verklungen war und mit dem Namen des 1429 in Brügge gestifteten Ordens vom Goldenen Vlies über das Ndl. nach dem S gelangte.)
bron: Bach 1965 Duden Universal 2003 Kluge 2002 (Kluge, Duden Universal, Bach, Bluhme)
-
▾ Duits
Fliese, Fles, Fleis
(dialect)
[huid of vet rond de ribben en nieren]
status: ontlening onzeker
etymologie: Teuchert p. 326 t/m 330 incl. kaarten, FrL: "fliese" in der Bedeutung "Häutchen, ursprünglich "Fell" slechthin, kann nur aus den südlichen Niederlanden kommen. Bischoff p. 157
bron: Frings 1966 Smet 1983 Teuchert 1972 (FrL, Teuchert, Smet 83, Bischoff)
-
▾ Indonesisch
flis
[vel, membraan (van schaap)]
-
▾ Noors
vlies
[vel]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: den gylne vlies, bet. for en østerrisk og spansk orden
etymologie: en, holl.
bron: Berulfsen 1986 (B&G)
-
▾ Papiaments
flishi
[vel, membraan, maagdenvlies]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN, Marugg)
-
▾ Deens
vlies
[vel]
-
▾ vliet
[stroompje]
-
▾ Duits
Vleet, Vliet
(dialect)
[stroompje]
-
▾ Duits
Vleet, Vliet
(dialect)
[stroompje]
-
▾ vlietig
[(verouderd) vloeibaar]
-
▾ Negerhollands
vlietig
[vloeibaar]
-
▾ Negerhollands
vlietig
[vloeibaar]
-
▾ vlijt
[ijver]
-
▾ Deens
flid
[ijver]
datering: 1721 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vlit egl. 'iver, omhu'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Jessen 1883 (PNOE, OOD, Jessen)
-
▾ Noors
flid
[ijver]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, jf. flittig; FuT: von mnd. vlît (holl. vlijt)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
flit
[ijver, toewijding, inspanning]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: samlarflit
etymologie: före 1520; fornsv. flit; av lågty. vlit 'iver; strid'; jfr flis
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
flid
[ijver]
-
▾ vlijtig
[ijverig]
-
▾ Deens
flittig, frequent
[ijverig]
datering: 1701 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vlitich afl. af vlit (jf. flid)
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Noors
flittig
[ijverig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: av flid, fra lty; FuT: mnd. vlîtig, von mnd. vlît, 'fleiss, eifer' (holl. vlijt)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
flittig, frequent
[ijverig]
-
▾ vlinder
[insect]
-
▾ Vlisco (hollandais)
[naam voor felgekleurde stoffen gefabriceerd door de Nederlandse firma Vlisco]
-
▾ Swahili
Vlisco (hollandais)
[naam voor felgekleurde stoffen gefabriceerd door de Nederlandse firma Vlisco]
-
▾ Swahili
Vlisco (hollandais)
[naam voor felgekleurde stoffen gefabriceerd door de Nederlandse firma Vlisco]
-
▾ Vlissingen
[Nederlandse plaatsnaam]
-
▾ Engels
flushing
[grove wollen stof]
datering: 1833 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: f. Flushing (Du. Vlissingen) a port in Holland.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Portugees
pichelingue
[piraat]
-
▾ Spaans
pichelingue
[piraat]
-
▾ Engels
flushing
[grove wollen stof]
-
▾ Vlissinger
[uit Vlissingen]
-
▾ vlo
[insect]
-
▾ Negerhollands
flōiu
[insect]
-
▾ Negerhollands
flōiu
[insect]
-
▾ vloed
[wassend water, stroom]
-
▾ Berbice-Nederlands
flutu
[wassend water, stroom]
-
▾ Deens
flod
[rivier]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; betekenisontlening
etymologie: OOD: bet. skyldes mnt, PNOE: fra nedertysk vlot, fællesgermansk *floduz 'flod, højvande'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Fins
luode
[wassend water]
<via Zweeds>
datering: 1501-1550
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (KH, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Frans
flot
[water dat in beweging is, iets dat golvend is; grote hoeveelheid gestort water]
datering: 1101-1200 (1101-1150)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flottable, flotter, flotant,ante; FEW: nog vele afleidingen en samenstellingen
etymologie: W: du néerlandais vlot, `flot' (ou de l'ancien scandinave flod, ou encore du latin fluctus, `flot')PR 1990: d'apr. flotter; a.scand. flod, frq. *flot-; PR 1993: d'apr. flotter; rad. frq. *flot-, de fluod `rivier'.FEW: zie trefwoord 'flot-'.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1997 Wartburg 1928 (Walter (flot, flotter), PRobert, Larousse, FEW)
-
▾ Javindo
floed
[wassend water]
-
▾ Noors
flod
[vloed; rivier]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: die bedeutung 'fluss' stammt von mnd. vlôt neben vlote
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
frudu (ouder: fludu)
[wassend water, stroom]
datering: 1783 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Smith 1987 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo, Smith)
-
▾ Zweeds
flod
[wassend water, stroom, rivier]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flodarm, flodbåt, flodfåra, flodmynning, flodstrand, bokflod, ljusflod, ryktesflod, syndaflod, vårflod
etymologie: före 1520; fornsv. flodh 'flod; flöde; översvämning'; i bet. 'ström, älv' av lågty. vlot; besl. med flyta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Berbice-Nederlands
flutu
[wassend water, stroom]
-
▾ vloei, vloeipapier
[papier om sigaretten te maken]
-
▾ Papiaments
vlu (Ar.); vlui, vloeipapier
[papier om sigaretten te maken]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN, Mansur 1997, Ewijk)
-
▾ Sranantongo
flui
[papier om sigaretten te maken]
-
▾ Papiaments
vlu (Ar.); vlui, vloeipapier
[papier om sigaretten te maken]
-
▾ vloeien
[stromen]
-
▾ Papiaments
vloei
†verouderd
[stromen (inkt bij het schrijven)]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Putman1859: p.100: "Ik bid u, zie eens, hoe het vloeit. - Mi ta pidi bo, mira kom el ta vloei".
bron: Putman 1859 (Putman1859)
-
▾ Papiaments
vloei
†verouderd
[stromen (inkt bij het schrijven)]
-
▾ vloek
[verwensing]
-
▾ Negerhollands
vloek, vluek
[verwensing]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Old 1776: vloeker = vloekvolk
etymologie: vloek (old 1776), vluek (Hesseling 1905: 222)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 222)
-
▾ Papiaments
vloek
†verouderd
[verwensing]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 116
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Sranantongo
fruku, fluku
[verwensing]
-
▾ Negerhollands
vloek, vluek
[verwensing]
-
▾ vloeken
[godslasteringen gebruiken]
-
▾ Negerhollands
vloek, fluk, vluek
[uitschelden, godslasterende woorden spreken, krachttermen gebruiken]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vloek (old 1776), fluk (djdj 1926), vluek (Hesseling 1905: 198). old 1776: iemand die vloekt = vloekvolk.
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 198)
-
▾ Negerhollands
vloek, fluk, vluek
[uitschelden, godslasterende woorden spreken, krachttermen gebruiken]
-
▾ vloekwoord
[woord dat een vloek is, godslastering, verwensing]
-
▾ Negerhollands
vloekwoord
[woord dat een vloek is, godslastering, verwensing]
-
▾ Negerhollands
vloekwoord
[woord dat een vloek is, godslastering, verwensing]
-
▾ vloer
[bodem]
-
▾ Ambons-Maleis
flur
[bodem]
-
▾ Berbice-Nederlands
fluru
[bodem]
-
▾ Duits
Flur
(dialect)
[houten, planken vloer]
status: ontlening onzeker
etymologie: FrL: flur, als Wort gemeingermanisch, hat in eineme ingwäonischen, englisch-niederländisch-niederrheinisch-nordischen Verbande die Bedeutung "Fußboden, Diele, Tenne" entwickelt, die aus den Niederlanden nach Ostmitteldeutschland, Ostfalen, Bremen, Mark ging.
bron: Frings 1966 (FrL, Bischoff)
-
▾ Gimán
flur, filúr
[cementen bodem]
-
▾ Indonesisch
plur
[bodem]
-
▾ Javaans
pelur
[bodem]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: melur=bevloeren
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Keiëes
belur
[fijn bamboelatwerk, dat op de vloer over groter latwerk wordt uitgespreid]
-
▾ Kupang-Maleis
flur
[bodem]
-
▾ Menadonees
flur
[bodem]
-
▾ Negerhollands
vloer, vluer, flu
[bodem, grond]
datering: 1766 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vloer (old 1776), vluer (Hesseling 1905), flu (djdj 1926)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Papiaments
flur (ouder: vloer)
[grond van een vertrek]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flur di parkèt (parketvloer), tabla di flur (vloerdeel)
etymologie: Uit Ewijk p. 116. Uit Putte PN: Hala flur (de vloer vlak maken)
bron: Putte 2008 (Joubert PN, Ewijk, Putte PN)
-
▾ Petjoh
bevloering
[bodem]
-
▾ Soendanees
pĕlur
[bodem]
-
▾ Sranantongo
flur
[bodem]
-
▾ Surinaams-Javaans
felur, pelur
[bodem]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: melur = een vloer aanleggen
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Ternataans-Maleis
flur
[bodem]
-
▾ Zuid-Sotho
fuluru
[bodem]
<via Afrikaans>
-
▾ Ambons-Maleis
flur
[bodem]
-
▾ vlok
[plukje]
-
▾ Engels
flock
[pluisje; wolknipsel; (mv.) beddenvulsel]
datering: 1201-1300 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
etymologie: - (O)F. floc = Pr., Rum. floc, Sp. flueco, It. fiocco :- L. floccu-s. The relation to similar synon. Germ.words is undetermined, viz. MDu. vlocke (Du. vlok), OHG. floccho (G. flocke), MSw. flokker, ON. flóki 'felt, hair, wool'; but the MDu. may be partly the source of the Eng. word.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Maltees
flokk
[flanellen kledingstuk; sporttrui]
<via Engels>
-
▾ Papiaments
vlokki
†verouderd
[plukje]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.127 ; Uit Ewijk p. 116
bron: Ewijk 1875 Putman 1859 (Putman1859, Ewijk)
-
▾ Zweeds
flock
[plukje, pluis]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flocksilke, flockull
etymologie: före 1520; av lågty. vlocke med samma bet.; av omdiskuterat urspr.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Engels
flock
[pluisje; wolknipsel; (mv.) beddenvulsel]
-
▾ vlonder
[losse houten brug]
-
▾ Duits
Funder
(dialect)
[brug over een sloot]
-
▾ Duits
Funder
(dialect)
[brug over een sloot]
-
▾ vloot
[samen varende schepen]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1376-1400;
thema: scheepvaart
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Duits
Flotte
[samen varende schepen]
datering: 1551-1600
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: Vermutlich zunächst entlehnt aus mndd. vlOte, mndl. vlOte "Schiffsverband" (ähnlich wie Floß eine Ableitung zu fließen). Das Wort gerät dann - dem Schicksal der militärischen Terminologie dieser Zeit entsprechend - unter den Einfluß der romanischen Entsprechungen (it. flotta, nfrz. flotte), die ihrerseits auf das germanische Wort zurückgehen (aus anord. floti m. über das Normannische; vgl. auch ae. flota m.), aber wohl mit Ableitungen aus l. fluctuAre "fließen" vermischt wurden. Hierzu als Diminutivum (aus dem Spanischen und Französischen) Flotille. Goedel: (…) hat sich selbständig im niederdeutschen Sprachgebiet entwickelt (…) so bemerkt doch Diez richtig, daß seine ursprüngliche Bedeutung durch den Einfluß des niederländischen "vloot" eine der modernen sich anbequemende nähere Bestimmung behalten habe.
bron: Goedel 1902 (Kluge, Goedel)
-
▾ Lets
flote
[samen varende schepen]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
etymologie: vācu Flotte < fr. flotte < ģerm.
bron: Baltutis 2005 (U. Baltutis)
-
▾ Oost-Jiddisch
flotn, flottes
[samen varende schepen]
<via Russisch>
-
▾ Pools
flota
[samen varende schepen]
datering: 1594 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: nm.flotte, hol.vloot "grupa okrętów"
bron: Bańkowski 2000 (A.Bańkowski)
-
▾ Russisch
flot
[samen varende schepen]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Vloot. Het Russ. flot, armee návale, waarvan J. zegt: transcripticon de l’all. flotte, du holl. vloot on du fr. flotte, is het Holl. vloot. In PETER’S Zeereglement vindt men de definitie van Russ. flol in het Russ. en Holl., waarvan J. de Fr. vertaling meedeelt: on entend sous le nom de Flotte une grande quantite de vaisseaux, soit de gnerre, soit marchands, qui vont ou qui restent ensemble. Une flotte de vaisseaux de guerre, en cas que leur nombre soit grand, se divise en trois escadres principales: la première est Ie corps de bataille, la seconde l'avant-garde et la troisième karrière-gardc. (PIERRE 1, Reglement de Marine, Saint Pétersbourg, 13 janvier 1720. Manusc. in fok de la Bibl. de la Mar. a Paris n°. 163 p 24). Men zie b.v. ook blz. 74, 75 van het origineel (Russ. tekst): Komandiry suť vo flotě sledujuščyja: generál admirál, admirál ot sinego flaga, admirál ot krasnogo flaga, vice admiraly, šaut bei nach ty, kapitany komandory. (Holl. tekst): Die d'vloot commanderen zijn deze, als: Generaal Admiraal, Admiraal van de blauwe vlag, Admiraal van de rode vlag, Vice-admiraals, Schout bij nachts, Capitein Commandeurs. Bij Russ. flot een adj. flotskij, het diminutivum flotik' en de afleiding flotjága D., služaščij vo flote, morjak (die op de vloot dient, zeeman).
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Zweeds
flotta
[samen varende schepen]
datering: 1521 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flottbas, flottenhet, flottförband, flottmanöver, fiskeflotta, handelsflotta
etymologie: sedan 1521; svensk böjningsform av lågty. vlote 'flotta; flotte'; identiskt med flotte; till flyta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Duits
Flotte
[samen varende schepen]
-
▾ vloot
[tobbetje, kuipje]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1376-1400;
thema: consumptie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Frans
flotte
†verouderd
(dialect)
[kuip]
datering: 1540 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: Vlote (mndl.) 'art bütte'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
flotte
†verouderd
(dialect)
[kuip]
-
▾ vloot
[soort rog]
-
▾ Frans
flote
(dialect)
[soort rog]
datering: 1487 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: Vlote (mndl.) 'rochen'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
flote
(dialect)
[soort rog]
-
▾ vlot
[drijvend, vloeiend; handig, gemakkelijk]
-
▾ Deens
flot
[(scheepvaart) als het schip niet vastgelopen is, maar ongehinderd varen kan; leuk, mooi, goed, royaal]
datering: 1800 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra nt. flot ell. holl. vlot. PNOE: nedertysk vlot, vlott 'flydende ovenpå, fri, ubunden' ¯ afl. af subst. vlot, vlott 'flyden'
bron: Becker-Christensen 2005 Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 Jessen 1883 Nielsen 1989 (PNOE, EO, Fremmedordbog, OOD, Jessen)
-
▾ Duits
flott
[(scheepvaart) als het schip niet vastgelopen is, maar ongehinderd drijven kan; vrij, los, grappig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FLOTT, natans, nnl. vlot und wol daher entlehnt, engl. afloat, floaty, fr. à flot. noch nicht bei STIELER, wol aber bei FRISCH 1, 280b und ADELUNG. Bartz: Als Begriff im ganzen Nordseeraum verbreitet, im 17. Jahrh. aus niederdt. flot "fließend, schwimmend" ins Hochdt. aufgenommen, niederländ. vlot "schwimmfähig", altengl. on flote, engl. afloat "schwimmend". Üblich sind Verbindungen wie niederdt. dat Schip flot maken, mittelniederdt. an vlot bringen "(ein Schiff) flott machen". Daraus abgeleitet ist die moderne Bedeutung "munter, ungehemmt".
bron: Bartz 2007 Grimm 1854-1971 (Grimm, Bartz)
-
▾ Menadonees
flot
[vloeiend, snel]
-
▾ Noors
flott
[drijvend]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, nederl vlot, 'svømmende'; FuT: von nd. flott (wovon nhd. flott) = holl. vlot
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT:)
-
▾ Surinaams-Javaans
flot
[vloeiend]
-
▾ Zweeds
flott
[drijvend op water; vrijgevig, ongedwongen, soepel verlopen, stijlvol, elegant, modieus, deftig]
datering: 1741, NEO: 1884 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flottgöra (iets, voornamelijk schepen, te water brengen); flotttaga(idem); flottkomma (idem); flotthet (vrijgevig zijn; soepel)
etymologie: SAOB; i bet. 1 liksom d. flot, t. flott, av nt. flott l. holl. vlot, eg. samma ord som FLOTT, sbst.1-2; jfr fsv. a fluti uti, flytande ute (på havet), isl. koma á flot, vera á floti, flyta på vattnet; i bet. 3 senare inlånat från t. flott l. d. flot. NEO: sedan 1884; av lågty. flott med samma bet.; bildlig användning av 1flott1
bron: SAOB 1898 (SAOB; NEO)
-
▾ Deens
flot
[(scheepvaart) als het schip niet vastgelopen is, maar ongehinderd varen kan; leuk, mooi, goed, royaal]
-
▾ vlot
[drijvend plankier]
-
▾ Papiaments
vlòt
[drijvend plankier]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Russisch
flot
[verzameling vlothouten]
status: ontlening onzeker
etymologie: Vlot. Verzameling van masten of andere houten, aaneengekoppeld om drijvend vervoerd te worden. T., vgl. de bij v. L. genoemde uitdrukkingen: een vlot rondhouten, een vlot masten, een vlot scheepstimmerhout. Russ. flot J., dróme (fagot, faisceau on radeau compose de pièces de bois travaillé ou non ; les mats de hune de rechange, les vergues, les gros espars composent la drome, que porte un navire sur son pont entre les deux mats de 1'avant), het Russ. woord heeft dus de betekenis van een verzameling waarloze rondhouten, die tussen de fokken en grote masten op dek liggen ; op dezelfde plaats bevinden zich de roosters, vandaar de synonieme Russ. benaming róstry uit Holl. roosters voor die waarloze houten , z. Rooster.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Zweeds
flott
[drijvend plankier]
datering: 1741 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1741; av lågty. flott med samma bet.; besl. med 2flott, flyta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Papiaments
vlòt
[drijvend plankier]
-
▾ vlotbaar
[waarop gevlot kan worden, bevaarbaar voor niet-diepgaande vaartuigen]
-
▾ vlotschuit
[schip met vlakke bodem]
-
▾ Frans
vlote-scute
†verouderd
[schip met vlakke bodem]
datering: 1702 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Vlotschuit (ndl.) 'lastschiff'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
vlote-scute
†verouderd
[schip met vlakke bodem]
-
▾ vlotter
[drijver]
-
▾ Papiaments
vlòter
[drijver in stoommachines en in benzinemotoren]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
vlòter
[drijver in stoommachines en in benzinemotoren]
-
▾ vlucht
[ontvluchting; het vliegen]
-
▾ Deens
flugt
[ontvluchting; het vliegen]
datering: 1795 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vlucht verb.sb. til to forskellige vb., vlien 'fly, flygte' og vlêgen 'flyve'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Noors
flukt
[ontvluchting]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, ty, besl m flyge; FuT: von mnd. vlucht, 'das fliehen, das fliegen' = as. fluht (holl. vlucht)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
flugt
[ontvluchting; het vliegen]
-
▾ vluchten
[weggaan van gevaar]
-
▾ Deens
flygte
[weggaan van gevaar]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk vluchten afl. af vlucht 'flugt'; har fortrængt vb. fly, OOD: laant fra mnt. vlüchten, vluchten
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Negerhollands
vlucht, vlygt
[weggaan van gevaar]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905:191)
-
▾ Noors
flykte
[weggaan van gevaar]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. vluchten = nhd. flüchten
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
flygte
[weggaan van gevaar]
-
▾ vluchtig
[vergankelijk]
-
▾ Deens
flygtig
[vergankelijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk vluchtig afl. af vlucht (jf. flugt), OOD: laant fra mnt. vlüchtig, vluchtig
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Katlev 2000 (PNOE, OOD, EO2)
-
▾ Noors
flyktig
[vergankelijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: von mnd. vluchtich (holl. vluchtig)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
flygtig
[vergankelijk]
-
▾ vluchtnummer
[nummer waarmee een vlucht wordt aangeduid]
-
▾ Sranantongo
vluchtnomru
[nummer waarmee een vlucht wordt aangeduid]
-
▾ Sranantongo
vluchtnomru
[nummer waarmee een vlucht wordt aangeduid]
-
▾ vlug
[snel]
-
▾ Deens
fluks
†verouderd
[snel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE en OOD: uit Nederduits
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Fries
fluch
[snel]
-
▾ Javindo
flug
[snel]
-
▾ Noors
fluks
[snel, onmiddellijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. vluges (vloges)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Petjoh
vlug-vlug
[sneller!, maak voort!]
-
▾ Deens
fluks
†verouderd
[snel]
-
▾ VOC
[Verenigde Oost-Indische Compagnie]
-
▾ Indonesisch
VOC /fé-o-sé/
[Verenigde Oost-Indische Compagnie]
-
▾ Indonesisch
VOC /fé-o-sé/
[Verenigde Oost-Indische Compagnie]
-
▾ vocaal
[klinker; gezongen]
-
▾ Indonesisch
vokal
[klinker; gezongen (muziek)]
-
▾ Indonesisch
vokal
[klinker; gezongen (muziek)]
-
▾ vocabulaire
[woordenboek, woordenschat]
-
▾ Indonesisch
vokabulér
[woordenboek, woordenschat]
-
▾ Indonesisch
vokabulér
[woordenboek, woordenschat]
-
▾ vocalist
[optredend zanger]
-
▾ Indonesisch
vokalis
[optredend zanger]
-
▾ Indonesisch
vokalis
[optredend zanger]
-
▾ vocatief
[naamval van de aangesproken persoon, vijfde naamval]
-
▾ Indonesisch
vokatif
[naamval van de aangesproken persoon, vijfde naamval]
-
▾ Indonesisch
vokatif
[naamval van de aangesproken persoon, vijfde naamval]
-
▾ vocht
[vloeistof]
-
▾ Deens
fugt
[vloeistof]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vucht 'fugt' substantivering af adj. vucht 'fugtig' ¯ fællesgermansk *fun´tia- 'fugtig'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fries
focht, fochte
[vloeistof]
-
▾ Negerhollands
vocht
[vloeistof; nattig]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: old 1776: natten (vochtig maken) = maak vocht
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Noors
fukt
[vloeistof, vochtigheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, av fucht, 'fuktig'; FuT: von mnd. [adj.] vucht und vuchtig, mit subst. vucht, 'feucchtigkeit'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
vògt
[vloeistof, vooral in lichaamsholtes zoals in de longen en ruggenmergholte]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sranantongo
foktu
[vloeistof]
-
▾ Zweeds
vocht
[vloeistof]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fuktdis, fuktdrypande, fuktfläck, fuktskadad
etymologie: före 1520; fornsv. fukt 'ånga; rök; fuktighet'; av lågty. vucht 'fuktighet', till vucht 'fuktig'; av ovisst urspr.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fugt
[vloeistof]
-
▾ vochtgehalte
[gehalte aan vocht]
-
▾ Fries
fochtgehalte
[gehalte aan vocht]
-
▾ Fries
fochtgehalte
[gehalte aan vocht]
-
▾ vochtig
[nattig]
-
▾ Deens
fugtig
[nattig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vuchtich afl. af vucht (jf. fugt)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fries
fochtich
[nattig]
-
▾ Indonesisch
fohte
†verouderd
[nattig]
-
▾ Negerhollands
vochtig
[nattig]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776 ook: maak vocht
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Noors
fuktig
[nattig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: von mnd. vucht und vuchtich.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
vogt
†verouderd
[nattig]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.43
bron: Putman 1859 (Putman1859)
-
▾ Sranantongo
foktu
[nattig]
-
▾ Deens
fugtig
[nattig]
-
▾ vod
[lor]
-
▾ Sranantongo
fodu
[lor]
-
▾ Sranantongo
fodu
[lor]
-
▾ voeden
[voedsel geven]
-
▾ Frans
vouder
(dialect)
[met gulzigheid eten]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: affeuder 'een feest geven; de maaltijd delen met een onverwachte gast', affauder 'het deel van een ander opeten (wordt gezegd van personen en dieren)'
etymologie: Voeden (ndl.) 'füttern'. FEW: moeilijk f-/v- te verklaren. "Affeuder" gaat wellicht terug op *afvoeden > *affoeden. Zie FEW.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Fries
foede
[kracht hebben als voedsel]
-
▾ Negerhollands
vuet
[voedsel geven]
-
▾ Frans
vouder
(dialect)
[met gulzigheid eten]
-
▾ voeder, voer
[voedsel]
-
▾ Esperanto
furaĝo
[voer voor vee of huisdieren]
<via Frans>
datering: 1889 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: furaĝi ‘foerageren (ook in de militaire betekenis)
etymologie: Geleend via Fr fourrage met ondersteunend bronwoord Ru furaž. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Frans
fourrage
[veevoer]
datering: 1160 (1151-1200)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: fin xii, de l'a.fr. feurre, frq. *fodar `stro'
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse, Rey)
-
▾ Surinaams-Javaans
pur
[voedsel voor bijv. kippen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngeput = voeren, met voer verzorgen, pur-puran = met voer verzorgd (kip e.d.)
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Esperanto
furaĝo
[voer voor vee of huisdieren]
<via Frans>
-
▾ voedsel
[spijs]
-
▾ Duits
Fuutsel, Ruurssel
(dialect)
[spijs]
status: ontlening onzeker
etymologie: Schlüter: Gronau, Anholt. Klev?
bron: Schlüter 1952 (Schlüter)
-
▾ Fries
foedsel
[spijs]
-
▾ Duits
Fuutsel, Ruurssel
(dialect)
[spijs]
-
▾ voedzaam
[voeding bevattend, versterkend]
-
▾ Fries
foedsum
[voeding bevattend, versterkend]
datering: 1900 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: foedsumheid 1901
bron: WFT 1984-2010 (WFT)
-
▾ Fries
foedsum
[voeding bevattend, versterkend]
-
▾ voeg
[plek waar twee constructiedelen samenkomen]
-
▾ voegen
[verbinden]
-
▾ Deens
føje (sig)
[verbinden, toevoegen, lukken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vogen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Frans
s'envoucker en
†verouderd
(dialect)
[zich bij iemand voegen]
datering: 1250 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
etymologie: Voegen (mndl.) 'verbinden'. Vgl. "by iemanden voegen: s'adjoindre à quelqu'un". Semantisch passen die beide wörter sehr gut zusammen.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Javaans
diepuh
[(op)gevoegd (metselwerk)]
-
▾ Negerhollands
vueg
[verbinden]
-
▾ Noors
føye
[verbinden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. vôgen 'pasen, zusammenfügen, sich fügen, sich richten nach" = as. fôgian (holl. voegen).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
foga
[verbinden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: sammanfoga
etymologie: före 1520; fornsv. foga 'foga, laga, styra'; av lågty. vogen 'foga; foga sig'; besl. med fager, 1föga, 2föga.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zweeds
föga
[toegeven]
datering: 1526 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1526; efter lågty. in de vöge fallen med samma bet., till vöge 'sammanfogande; passande sätt'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
føje (sig)
[verbinden, toevoegen, lukken]
-
▾ voeghout
[balk in de kap van een windmolen]
-
▾ Duits
Foogholt
(dialect)
[balk in de kap van een windmolen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Foerste: Den Mühlenbauern und Müllern bekannt.
bron: Foerste 1938 Smet 1983 (Smet 83, Foerste)
-
▾ Duits
Foogholt
(dialect)
[balk in de kap van een windmolen]
-
▾ voelbaar
[tastbaar, met het zintuig van het gevoel waarneembaar]
-
▾ Negerhollands
voelbar
[tastbaar, met het zintuig van het gevoel waarneembaar]
-
▾ Negerhollands
voelbar
[tastbaar, met het zintuig van het gevoel waarneembaar]
-
▾ voelen
[via tastzin gewaarworden]
-
▾ Berbice-Nederlands
fulu
[via tastzin gewaarworden]
datering: 1794 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: 1794 foule (tasten)
bron: Kouwenberg 1993 Robertson 1994 (Kouwenberg 1993:601; Robertson 1994)
-
▾ Deens
føle (sig)
[via tastzin gewaarworden; zich heel wat voelen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk völen 'undersøge ved berøring' ¯ vestgermansk *f@lian 'famle, ryste, stryge' ¯ indoeuropæisk *p¤l-, *pal-, *pial- 'bæve, ryste, rykke, rive'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
voel, ful
[via tastzin gewaarworden]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: voel (old 1776), ful (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Noors
føle
[via tastzin gewaarworden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. vôlen = as. gifôlian (holl. voelen).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
fulá
[via tastzin gewaarworden]
status: ontlening onzeker
bron: Noordegraaf 2015 (Noordegraaf, Jan (2015), ‘Lexicografie op Curaçao. Abraham Jesurun en zijn woordenlijst van het Papiaments (1898)’, in: Trefwoord 2015, http://www.fryske-akademy.nl/trefwoord.)
-
▾ Berbice-Nederlands
fulu
[via tastzin gewaarworden]
-
▾ voer
[wagenvracht]
-
▾ voeren
[van binnen bekleden]
-
▾ Engels
fother
[breeuwen, kalfaten]
datering: 1789 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fother (fodder) n., the material used for fothering. fothering vbl. n.; fothering-mat, -sail.
etymologie: prob. ad. Du. voederen (now voeren), or LG. fodern = Ger. fƒttern to line (used also Naut. as below); cf. further ON. fù<edh>ra to line, f. OTeut. *fù<dbar>ro- sheath, etc. (mentioned under fodder n.: see also fur, forel).
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Engels
fother
[breeuwen, kalfaten]
-
▾ voeren
[leiden, vervoeren]
-
▾ Negerhollands
voer
[leiden, vervoeren]
-
▾ Schots
fure
†verouderd
[vervoeren (over zee); brengen]
datering: 1351-1400 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: furing: 1.vervoerend over zee la15-e17 2.de lading van een schip 16-e17 3.de hoeveelheid lading die een zeeman is toegestaan voor eigen zaken e17
etymologie: only Sc; LowGer fören, Ger führen, Du voeren
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Negerhollands
voer
[leiden, vervoeren]
-
▾ voering
[stof waarmee iets van binnen bekleed is]
-
▾ Ambons-Maleis
vur
[stof waarmee iets van binnen bekleed is; grondverf]
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
fur
[stof waarmee iets van binnen bekleed is]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Ests
vooder
[stof waarmee iets van binnen bekleed is]
-
▾ Fins
vuori
[stof waarmee iets van binnen bekleed is]
<via Zweeds>
datering: 1637 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 Schroderus 1637 (Schroderus, KH, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Indonesisch
furing, voering, vuring
[inwendige bekleding]
-
▾ Jakartaans-Maleis
puring
[stof waarmee iets van binnen bekleed is]
-
▾ Kupang-Maleis
fur
[stof waarmee iets van binnen bekleed is]
-
▾ Menadonees
fur
[stof waarmee iets van binnen bekleed is]
-
▾ Negerhollands
vuering
[stof waarmee iets van binnen bekleed is]
-
▾ Noors
føring
[stof waarmee iets van binnen bekleed is]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: mnd. vôder, 'unterfutter, futteral, pelzwerk'(holl. voeder, voer).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
voering, voere
†verouderd
[stof waarmee iets van binnen bekleed is]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Putman1859: p.29; Uit Ewijk p. 117
bron: Ewijk 1875 Putman 1859 (Putman1859, Ewijk)
-
▾ Singalees
pōru-va
[stof waarmee iets van binnen bekleed is]
-
▾ Ternataans-Maleis
fur
[stof waarmee iets van binnen bekleed is]
-
▾ Zweeds
foder
[stof waarmee iets van binnen bekleed is]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fodher; av lågty. voder 'foder; fodral', motsvarande gotiska fodr 'svärdsskida'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
vur
[stof waarmee iets van binnen bekleed is; grondverf]
-
▾ voersits
[sits bestemd tot voeringstof]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
voerchitz
[sits bestemd tot voeringstof]
datering: 1831 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Du. voersits
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
voerchitz
[sits bestemd tot voeringstof]
-
▾ voet
[lichaamsdeel waarop men staat; maat; voetstuk]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Aucaans
foetoe
[lichaamsdeel waarop men staat]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
voet
†verouderd
[lichaamsdeel waarop men staat]
<via Negerhollands>
datering: 1990 (1951-2000)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Valls 1981: big foot = rosfut, elephantiasis
bron: Valls 1990 (Valls 1990)
-
▾ Deens
voet
[oude maat]
status: ontlening onzeker
etymologie: Bang: voet fod, gl. holl mål = 0.2831 m.
bron: Bang 1976 (Bang)
-
▾ Negerhollands
voet, voeti, fut, futu, vut
[lichaamsdeel waarop men staat]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: djdj 1926: rosfut = elephantiasis. Rossem 1996 (p.67): meervoudsvorm = voeten
etymologie: Voet, Voeti (old 1776), vut (Magens 1770, Hesseling 1905), fut, futu (djdj 1926), futu (Robertson 1989). old 1776: van top tot teen (van de voet tot aan het hoofd) = van Voet tee na Kop. Magens 1770: voetje voor voetje = vut voor vut.
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 Magens 1770 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (Magens 1770,old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926, Robertson 1989)
-
▾ Russisch
fut
[lengtemaat (12 duimen); affuit van een scheepsmortier]
datering: 1717 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: VdMeulen: Voet als maat. Russ. fut, zie Zee- en Seheepst. 229. Russ. woordenboeken en ook Vasmer 3, 222 beschouwen fut als ontleend aan eng. foot; de laatste wijst op een plaats in de brieven en papieren van Peter de Grote (P. i B. Petra Vel. 2, 2), aangehaald in Smirnov 319, waar sprake is van: 17 aglinskich futov (17 engelse voeten of foots). Maar juist het feit dat hier engelse voeten (foots) worden genoemd, kan er m.i. op wijzen dat de fut gewoonlijk een holl. voet was en die fut had volgens Dal' 4, 1158: 12 djujmov (12 duimen). Dit leest men reeds in de russ.-ndl. woordenlijst van Sewel (a°. 1717): 12 dolja ot futa nazyvaetca duim (het 12de deel van een voet wordt duim genoemd). In de P. і В. Petra Vel. 2, 176 worden trouwens ook Rijnlandse voeten (fut Rejnlandskich) aangetroffen, waarbij men ook niet aan hd. fusz denken zal. Vgl. ook het volgende woord VdMeulen 1909: Voet (1). Een voet betekent een zekere maat van grootte, waarvan een voetmaat. WINSCH RUSS. fut, mera dliny, 12 djujmov (lengtemaat, 12 duim). Het bijbehorend adj. is futovój, hebbende de lengte van een voet. Afgeleide subst. zijn futik, futovik , voetstok, vgl. D.'s verklaring: skladnoj, karinannyj fut, derevjannaja skladnaja mera, razbitaja na futy i dj ujmy (samenneembare zakvoet, houten samenneembare maat, afgedeeld in voeten en duimen), dus in. a. w. hetzelfde als duimstokje, Russ. djujmóvik, z. Duim. Het Holl. woord voetstok is ook in het Russ. overgegaan , maar in een andere speciale betekenis, z. ald. In het Lexicon van nieuwe woorden van PETER DEN GROOTE komt voor: fut. měra geometrii (maat in de geometrie). Voet (2). Voetstuk, onderstel, affuit. In 1). staat als tweede betekenis van Russ. fut: stanok morskoj inortiry (affuit van een scheepsmortier).
bron: Meulen 1959 (VdMeulen 1959, VdMeulen 1909)
-
▾ Saramakkaans
fútu
[lichaamsdeel waarop men staat]
<via Sranantongo>
-
▾ Skepi-Nederlands
fut
[lichaamsdeel waarop men staat]
-
▾ Sranantongo
futu
[lichaamsdeel waarop men staat, been; stap]
-
▾ Aucaans
foetoe
[lichaamsdeel waarop men staat]
-
▾ voetbal
[voetbalsport]
-
▾ Indonesisch
futbal
[voetbalsport]
-
▾ Javaans
putbal
[voetbalsport]
-
▾ Sarnami
futbál khele
[voetbalsport]
-
▾ Sranantongo
futubal
[voetbalsport]
-
▾ Indonesisch
futbal
[voetbalsport]
-
▾ voetbal
[leren bal voor de voetbalsport]
-
▾ Indonesisch
futbal
[leren bal voor de voetbalsport]
-
▾ Indonesisch
futbal
[leren bal voor de voetbalsport]
-
▾ voetbalbond
[voetbalvereniging]
-
▾ Javaans
putbalbon
[voetbalvereniging]
-
▾ Javaans
putbalbon
[voetbalvereniging]
-
▾ voetblok
[blok op het dek om touwwerk langs het dek te leiden]
-
▾ Russisch
futblók
[blok op het dek om touwwerk langs het dek te leiden]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voetblok. Blok op een laag punt vastgemaakt om er een lopend eind touwwerk door te scheren ten einde daarop kracht te kunnen uitoefenen in willekeurige richting, bijv. horizontaal wegtrekken. T. Een blok op dek, dienende om de halende part langs het dek te leiden, en alzo veel mensen te gelijk te doen trekken. PAN. P. M. vermelden voetblokken op blz. 88 (deze blokken (hakblokken) dienen veel als voetblokken voor marsevallen, enz.), op blz. 101 (de loper (van den speeltakel) vaart, evenals bij de hondenfok en de meeste andere takels door een voetblok, dat in een oogbout op het dek gehoekt is), en op blz. 245 (de gijnlopers varen door voetblokken, onder aan de bokkebenen bevestigd. . .). Russ. futblók, plur. futblóki. V.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
futblók
[blok op het dek om touwwerk langs het dek te leiden]
-
▾ voetenbank
[bankje om voeten op te rusten]
-
▾ Negerhollands
voetbanki, vut-bank
[bankje om voeten op te rusten]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (Hesseling 1905: 198, old 1776)
-
▾ Sranantongo
futubangi
[bankje om voeten op te rusten]
-
▾ Negerhollands
voetbanki, vut-bank
[bankje om voeten op te rusten]
-
▾ voeteren
[(verouderd) te voet gaan, lopen]
-
▾ Fries
foetearje
[te voet gaan, lopen]
-
▾ Fries
foetearje
[te voet gaan, lopen]
-
▾ voetganger
[iemand die te voet gaat]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
voetganger, footganger
[vleugelloze larve van een sprinkhaan; iemand die te voet gaat; infanterist]
<via Afrikaans>
datering: 1824 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Afrikaans, f. Du. 'pedestrian', f. voet foot + ganger one who goes.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Zweeds
fotgängere
[iemand die te voet gaat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fotgangare; till fot och lågty. -genger '-gängare', nära besl. med 1gång
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
voetganger, footganger
[vleugelloze larve van een sprinkhaan; iemand die te voet gaat; infanterist]
<via Afrikaans>
-
▾ voetketen
[voetboei]
-
▾ Sranantongo
futuketi
[voetboei]
-
▾ Sranantongo
futuketi
[voetboei]
-
▾ voetklep
[bodemventiel]
-
▾ Russisch
futklápan
[bodemventiel]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voetklap of -klep. Russ. futklapan V., Fr. clapet de pied ou du condenseur, Eng. footvalve , Hgd. bodenventil, grundventil; het Russ. woord is ontleend aan den Holl. plur. voetklappen, z. Klap of klep.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
futklápan
[bodemventiel]
-
▾ voetpad
[pad alleen voor voetgangers]
-
▾ Madoerees
potpot
[pad alleen voor voetgangers]
-
▾ Madoerees
potpot
[pad alleen voor voetgangers]
-
▾ voetstap
[indruk die een stap nalaat]
-
▾ Negerhollands
vutstap
[indruk die een stap nalaat]
-
▾ Negerhollands
vutstap
[indruk die een stap nalaat]
-
▾ voetstok
[in voeten afgedeelde maatstok]
-
▾ Russisch
futštók
[in voeten afgedeelde maatstok]
status: ontlening onzeker
etymologie: VdMeulen: Voetstok, een maatstok, in voeten en duimen afgedeeld. Russ. futštók, zie Zee- en Scheepst. 230. VdMeulen 1909: Voetstok. Een stok in voeten en duimen afgedeeld, doch niet samenneembaar, vgl. W. blz. 185 onder „het gereedschap, 't geen de meestertimmerman op de werf brengt, 't welk ieder van de knechts, die des nodig heeft, gebruikt": . . . . een schraag. daar moet ook zijn een maatstock van 20 voet. Russ. futstok, zonde. 1). verklaart: šest, nametka, razbitaja na futy i djujmy, osob. dij a, izmeren'ja glubiny vody, kak v sudno, tak i v vol'noj vodě, gdě futštok inogda ustanavlivaetsja raz na vsegda (stok, maatstok, afgedeeld in voeten en duimen, in het bijzonder voor het meten van de diepte van water, zowel in het schip, als ook in het vrije water, waar de voetstok soms geplaatst wordt eens voor altijd). Evenzo V.: derevjannyj stok, razdělennyj na futy; služit dlja izmorenija vody (houten stok, afgedeeld in voeten; dient voor het meten van water).
bron: Meulen 1959 (VdMeulen 1959, VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
futštók
[in voeten afgedeelde maatstok]
-
▾ voetstoof
[komfoor]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
voetstofie
[komfoor]
<via Afrikaans>
datering: 1934 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk. voet + stoof + dim suffix -ie.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
voetstofie
[komfoor]
<via Afrikaans>
-
▾ voetstoots
[zonder controle of garantie]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
voetstoots
[zonder controle of garantie]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
voetstoots
[zonder controle of garantie]
-
▾ voetval
[het te voet vallen, het neerknielen]
-
▾ Negerhollands
voetval
[het te voet vallen, het neerknielen]
-
▾ Negerhollands
voetval
[het te voet vallen, het neerknielen]
-
▾ voetveeg
[vloermat, deurmat; iemand die alles moet verduren]
-
▾ Sranantongo
figifutu
[vloermat, deurmat; iemand die alles moet verduren]
-
▾ Sranantongo
figifutu
[vloermat, deurmat; iemand die alles moet verduren]
-
▾ voetvolk
[infanterie]
-
▾ Deens
fodfolk
[infanterie]
-
▾ Noors
fotfolk
[infanterie]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: Arnesen: lån fra den tyske eller nl. oversettelse av "infanteri" Den nl. (voetvolk) foreslå senest 1730, den tyske (Fuszvolk - ved Campe) tidligst 1791.
bron: Arnesen (Arnesen)
-
▾ Deens
fodfolk
[infanterie]
-
▾ voetzoeker
[soort vuurwerk]
-
▾ Papiaments
voetzoeker, funsuku
†verouderd
[soort vuurwerk]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 117
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Sranantongo
futsyuger
[soort vuurwerk]
-
▾ Papiaments
voetzoeker, funsuku
†verouderd
[soort vuurwerk]
-
▾ vogel
[gewerveld dier met veren]
-
▾ Japans
bōgoru, hōgorō
†verouderd
[(struis)vogel]
status: ontlening onzeker
etymologie: Vervangen door de S.-J.samenstelling dachô.
bron: Vos 1963 (Vos 1963, 1985, 1989)
-
▾ Negerhollands
vogel
[gewerveld dier met veren]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Hesseling 1905:200: vogels = voglen
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 263)
-
▾ Saramakkaans
fóu
[gewerveld dier met veren]
<via Sranantongo>
-
▾ Sranantongo
fowru (oudere vorm: vol, vool)
[gewerveld dier met veren, kip, hoen]
datering: 1783 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fowrubowtu (kippenbout), isrifowru (vliegtuig, letterlijk: ijzervogel)
bron: Blanker 2005 Donicie 1963 (Prisma S-N 2005, Donicie)
-
▾ Japans
bōgoru, hōgorō
†verouderd
[(struis)vogel]
-
▾ vogelaar
[(hist.) soort kanon, oorspr. om mee op vogels te schieten]
-
▾ Frans
veuglaire
[kanon uit de 14e en 15e eeuw]
datering: 1411 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR: weug(he)laire 1411; o.i. GR: p.-ê. du moy. néerl. vogelaer, propt. `canon à tirer les oiseaux', de vogel `oiseau'.FEW: div. mfr. en dialektvormen alleen 15e eeuw.Mndl. vogelaer, ablt. von vogel mittels des suff. -aar (< -arius). Vgl. mhd. vogeler. Der name wurde anfangs des 15.jh. zur benennung eines kleinen geschützes verwendet; in dieser bed. ging es dann ins fr. über.
bron: Robert 1993 Wartburg 1928 (PRobert, Valkhoff, FEW)
-
▾ Frans
veuglaire
[kanon uit de 14e en 15e eeuw]
-
▾ vogelkooi
[kooi voor één of meer vogels]
-
▾ Sranantongo
fowrukoi
[kippenhok, ren, kooi voor één of meer vogels]
-
▾ Sranantongo
fowrukoi
[kippenhok, ren, kooi voor één of meer vogels]
-
▾ vogelkot
[vogelkooi]
-
▾ Negerhollands
vogelkot
[vogelkooi]
-
▾ Negerhollands
vogelkot
[vogelkooi]
-
▾ vogelvrij
[rechteloos]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
voëlvry
[rechteloos]
<via Afrikaans>
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk. fr. Du. vogelvrij outlawed.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
voëlvry
[rechteloos]
<via Afrikaans>
-
▾ voile
[sluier]
-
▾ Indonesisch
poal, pual, foal
[sluier]
-
▾ Indonesisch
poal, pual, foal
[sluier]
-
▾ vol
[gevuld]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Berbice-Nederlands
folo
[gevuld]
-
▾ Indonesisch
pol
[gevuld; op maximale geluidssterkte; volledig (betaald)]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mempolkan = volgas geven; benzinetank van auto vullen
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
pol
[vol, volledig, ongekort (loon)]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dipolin = vol gemaakt
bron: Chaer 1976 Kähler 1966 (CHAER, HANS)
-
▾ Javaans
pol
[gevuld; voldaan; maximum; vol gas; buitengewoon]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dipolaké=voldaan; polpolan=afbetaling van schuld; maximum; dipol-polaké = tot het uiterste (gegaan),zoveel mogelijk
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 Hoogervorst (Pigeaud; Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.; veldwerk T. Hoogervorst 2006)
-
▾ Kupang-Maleis
fol
[gevuld]
-
▾ Madoerees
ēvvol, vol
[gevuld]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngēvvol = iets vol maken
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Menadonees
fol
[gevuld]
-
▾ Minangkabaus
pul, pol
[gevuld, compleet]
-
▾ Negerhollands
vol, ful
[gevuld]
datering: 1776 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
etymologie: vol (old 1776), ful (djdj 1926). old 1776: gekrioel, gewemel = wees heel vol, volgepropt = die goed krop em
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Sasaks
pol
[voldaan, afgedaan]
-
▾ Surinaams-Javaans
fol
[gevuld]
-
▾ Berbice-Nederlands
folo
[gevuld]
-
▾ volbrengen
[voleindigen]
-
▾ Deens
fuldbringe
[voleindigen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: af fuld + vb. bringe efter nedertysk vulbringen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
fullbringe
[voleindigen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: = mnd. vulbringen
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO: FuT)
-
▾ Deens
fuldbringe
[voleindigen]
-
▾ voldaan
[geheel betaald, aangezuiverd]
-
▾ Indonesisch
poldan
[geheel betaald, aangezuiverd]
-
▾ Javaans
poldhan
[geheel betaald, aangezuiverd]
-
▾ Indonesisch
poldan
[geheel betaald, aangezuiverd]
-
▾ voldoen
[beantwoorden aan de verwachting of eis, betalen]
-
▾ Javaans
pol
[betalen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngepolaké=voldoen; dipolaké=voldaan
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Negerhollands
voldoe
[beantwoorden aan de verwachting of eis]
-
▾ Javaans
pol
[betalen]
-
▾ voleinden, voleindigen
[voltooien]
-
▾ Deens
fuldende
[voltooien]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vulenden
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fries
foleindigje
[voltooien]
-
▾ Negerhollands
voleindig
[voltooien]
-
▾ Zweeds
fullända
[voltooien]
datering: 1542 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1542; efter lågty. vulenden, ty. vollenden med samma bet., eg. 'föra till fullt slut'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fuldende
[voltooien]
-
▾ volgen
[achternagaan]
-
▾ Fries
folge
[achternagaan]
-
▾ Negerhollands
volg, folǝk, folok, folk
[achternagaan]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: volg, ook: loop aster (old 1776, Hesseling 1905: 204), folǝk, folok, folk (djdj 1926)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 204)
-
▾ Saramakkaans
flakka, faáka
[achternagaan]
-
▾ Sranantongo
folg
[achternagaan]
-
▾ Fries
folge
[achternagaan]
-
▾ volgend(e)
[na iets of iemand komend]
-
▾ Fries
folgend, folgjend
[na iets of iemand komend]
-
▾ Negerhollands
fǝlēgǝn
[na iets of iemand komend]
datering: 1926 (1901-1950)
status: ontlening onzeker ; verbastering
etymologie: verbasterd onder invloed van verleden (fǝlēgǝn wēk = verleden week)
bron: Josselin 1926 (djdj 1926)
-
▾ Fries
folgend, folgjend
[na iets of iemand komend]
-
▾ volgens
[voorzetsel: naar, overeenkomstig, op grond van]
-
▾ Fries
folgens
[voorzetsel: naar, overeenkomstig, op grond van]
-
▾ Negerhollands
volgens
[voorzetsel: naar, overeenkomstig, op grond van]
-
▾ Sranantongo
volgens
[voorzetsel: naar, overeenkomstig, op grond van]
-
▾ Fries
folgens
[voorzetsel: naar, overeenkomstig, op grond van]
-
▾ volharden
[doorgaan met]
-
▾ Fries
folhurde
[standvastig zijn]
datering: 1824 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: folhurdich
bron: WFT 1984-2010 (WFT)
-
▾ Fries
folhurde
[standvastig zijn]
-
▾ volharding
[het volharden]
-
▾ Fries
folhurdinge
[het volharden]
-
▾ Fries
folhurdinge
[het volharden]
-
▾ volheid
[het vol zijn]
-
▾ Negerhollands
volheit
[het vol zijn]
-
▾ Negerhollands
volheit
[het vol zijn]
-
▾ volk
[stam, bewoners van een staat]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
volk, folǝk, folok, folk, fulǝk, fulok, fuluk, folluk
[bewoners van een staat, mensen, persoon]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Hesseling 1905: jongelui = jong-volk
etymologie: volk (old 1776, Hesseling 1905), folǝk, folok, folk, fulǝk, fulok, fuluk (djdj 1926), folluk (Hesseling 1905). Hesseling 1905, p.34: de slechten gaat het goed in de wereld (zegswijze) = leelik volk hab fraej gut = (letterlijk:) lelike mensen hebben mooie dingen. Hesseling 1905, p.35: je vijanden zullen wel iets vinden om zich op je te wreken (spreekwoord) = as volk ka qwaet na ju, sender gief ju makut for tap water = (letterlijk): als de mensen boos op je zijn, geven ze je een mand om water in te halen. Old 1776: iemand = een volk, niemand = niet een volk, jonge mensen = jong volk
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Sranantongo
folku
[stam, bewoners van een staat]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
volk
[de Afrikaners; zwarte werknemers van een Afrikaner]
<via Afrikaans>
datering: 1880 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Comb. a. In sense 1 (of the Afrikaner people): volkspele <ph>-spi@l@</ph> pl., Afrikaner folk dances; hence volkspeler, a dancer of these; volkswil <ph>-vil</ph>, the will of the people.
etymologie: G., Du., Afrikaans = nation, people: see folk.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Negerhollands
volk, folǝk, folok, folk, fulǝk, fulok, fuluk, folluk
[bewoners van een staat, mensen, persoon]
-
▾ volkomen
[geheel]
-
▾ Fries
folkomen
[geheel]
datering: 1851 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: folkommenheid 1852
bron: WFT 1984-2010 (WFT)
-
▾ Negerhollands
volkom
[geheel]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776: ons no kom klaar met ons na hieso
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 187)
-
▾ Fries
folkomen
[geheel]
-
▾ volkomenheid
[volmaaktheid, perfectie, voortreffelijkheid]
-
▾ Negerhollands
volkomenheit
[volmaaktheid, perfectie, voortreffelijkheid]
-
▾ Negerhollands
volkomenheit
[volmaaktheid, perfectie, voortreffelijkheid]
-
▾ volkslied
[lied dat leeft bij het volk, nationale hymne]
-
▾ volksplanting
[kolonie]
-
▾ Chinees
zhimindi
[kolonie]
<via Japans>
-
▾ Japans
shokuminchi
[kolonisatie, kolonie, lett. plantvolkgebied]
datering: 1801 (1801-1850)
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
afleidingen en samenstellingen: shokuminchi (lett.'planten-volk-gebied') 'volkplanting, kolonie'
etymologie: Lit. planting + people.
bron: Vos 1963 (Vos 1963, 1985, 1989)
-
▾ Chinees
zhimindi
[kolonie]
<via Japans>
-
▾ Volksraad
[volksvertegenwoordiging]
-
▾ Engels
Volksraad
[Lagerhuis in de Zuid-Afrikaanse Republiek Transvaal; adviserend staatslichaam in Nederlands-Indië]
datering: 1840 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Du., Afrikaans, f. Du. volk people, folk n. + raad senate, council, rede n.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Indonesisch
Volksraad
[volksvertegenwoordiging (in de koloniale tijd)]
-
▾ Engels
Volksraad
[Lagerhuis in de Zuid-Afrikaanse Republiek Transvaal; adviserend staatslichaam in Nederlands-Indië]
-
▾ volle maan
[astronomische toestand waarbij de maan vanaf de aarde volledig belicht lijkt]
-
▾ Negerhollands
volmaand
[astronomische toestand waarbij de maan vanaf de aarde volledig belicht lijkt]
-
▾ Papiaments
vòlman (ouder: volle maan)
[astronomische toestand waarbij de maan vanaf de aarde volledig belicht lijkt]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN, Putman1859)
-
▾ Negerhollands
volmaand
[astronomische toestand waarbij de maan vanaf de aarde volledig belicht lijkt]
-
▾ volledig
[geheel]
-
▾ Duits
volledig, vulledich, volledich
(dialect)
[geheel]
status: ontlening onzeker
etymologie: Kremer 98: Westmünsterland, Smet 92: Im ganzen Grenzgebiet zwischen Wesel, Kleve und Emden wirkte sich der niederländische Einfluß auf: Niederländische Wörter und Wortformen drangen in den letzten Jahrhunderten, und häufiger besonders im 19. Jahrhunder, als Nahentlehnung (…) dazu gehören … Foerste: Ganz selten wird es noch mal gebraucht im Reiderl. Krh. Overledigerland und auf Borkum. Schlüter: Ramsdorf, Gronau. Teuchert: Ostpreußen. Wiens: Königsberg
bron: Foerste 1938 Kremer 1998 Schlüter 1952 Smet 1983 Smet 1992 Teuchert 1972 Wiens 1916 (Kremer 98, Smet 92, Smet 83, Foerste, Schlüter, Teuchert, Wiens)
-
▾ Fries
folledich
[geheel]
-
▾ Duits
volledig, vulledich, volledich
(dialect)
[geheel]
-
▾ vollersaarde
[vette klei, bleekaarde]
-
▾ Engels
fuller's earth
[vette klei, bleekaarde]
datering: 1501-1600 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: prob.after Du. vollersaarde; cf.G. walkererde (see WALKER2), F. terre à foulon.
bron: Onions 1983 (ODEE fuller)
-
▾ Engels
fuller's earth
[vette klei, bleekaarde]
-
▾ volley
[terugslaan van een bal voor hij de grond geraakt heeft]
-
▾ Indonesisch
voli
[volleybal spelen]
-
▾ Madoerees
volli
[terugslaan van een bal voor hij de grond geraakt heeft]
-
▾ Indonesisch
voli
[volleybal spelen]
-
▾ volmacht
[lastgeving; (verouderd) gevolmachtigde]
-
▾ Ambons-Maleis
folmak
[volmacht; gevolmachtigde]
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
folmac
[agent]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 Ginneken 1913-1914 (JAC, Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Deens
fuldmagt
[lastgeving]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: efter nedertysk vulmacht ¯ oversættelse af latin pl•nipotentia dannet af pl•nus 'fuld' + potentia 'magt' (jf. potens); egl. om fuldstændig handlefrihed
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Indonesisch
polmah
[lastgeving; gevolmachtigde]
-
▾ Javaans
kulmak, kolmak
[gevolmachtigde]
-
▾ Kupang-Maleis
folmak
[volmacht; gevolmachtigde]
-
▾ Madoerees
kolma', polma'
[volmacht; gevolmachtigde]
status: ontlening onzeker ; verbastering
afleidingen en samenstellingen: ngolma'e = iemand vertegenwoordigen, akolma' = een tijdelijke plaatsvervanger hebben, ngolma'agi = een gevolmachtigde hebben
etymologie: Bangkalan: kolma', men gebruikt ook: bākkel
bron: Kiliaan 1904 (PH, KIL)
-
▾ Menadonees
folmak
[volmacht; gevolmachtigde]
-
▾ Negerhollands
volmacht
[lastgeving]
-
▾ Noors
fullmakt
[lastgeving; bevoegdheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, etter lat.; FuT: ist mnd. vulmacht = lat. plenipotentia
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
volmacht
†verouderd
[lastgeving]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 117
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Singalees
polmaḥ
[lastgeving]
-
▾ Soendanees
polmak
[lastgeving, mandaat; procuratiehouder]
-
▾ Ternataans-Maleis
folmak
[volmacht; gevolmachtigde]
-
▾ Zweeds
fullmakt
[lastgeving, formele bevoegdheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fullmaktsgivare, blankofullmakt
etymologie: före 1520; fornsv. fulmakt; av lågty. vulmacht med samma bet.; till full och makt
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
folmak
[volmacht; gevolmachtigde]
-
▾ volontair
[vrijwilliger]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1596;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
polontér, volontér, volentér
[vrijwilliger; persoon die vrijwillig een taak vervult als praktische training zonder betaling, ongesalariëerde klerk]
-
▾ Javaans
polentèr
[vrijwilliger]
-
▾ Indonesisch
polontér, volontér, volentér
[vrijwilliger; persoon die vrijwillig een taak vervult als praktische training zonder betaling, ongesalariëerde klerk]
-
▾ volop
[naar hartelust]
-
▾ Papiaments
volop
†verouderd
[naar hartelust]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 117
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Papiaments
volop
†verouderd
[naar hartelust]
-
▾ volslagen
[volkomen]
-
▾ Fries
folslein
[volkomen]
-
▾ Fries
folslein
[volkomen]
-
▾ volstandig
[standvastig]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1401-1450;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
volstandig
[standvastig]
-
▾ Negerhollands
volstandig
[standvastig]
-
▾ volstrekt
[onbeperkt, absoluut]
-
▾ Duits
volstrekt, vullstreckt
(dialect)
[onbeperkt, absoluut]
status: ontlening onzeker
etymologie: Foerste: Im Reiderl. und auf Borkum heute bekannt. Wird aber immer als nl. Fremdwort gefühlt. Rysum
bron: Foerste 1938 Kremer 1998 (Kremer 98, Foerste)
-
▾ Duits
volstrekt, vullstreckt
(dialect)
[onbeperkt, absoluut]
-
▾ volt
[eenheid van spanning]
-
▾ Indonesisch
pol, volt
[eenheid van spanning, voltage]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: voltméter = voltmeter
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
pol, volt
[eenheid van spanning, voltage]
-
▾ voltage
[spanning uitgedrukt in volt]
-
▾ Indonesisch
voltase
[spanning uitgedrukt in volt]
-
▾ Indonesisch
voltase
[spanning uitgedrukt in volt]
-
▾ voltmeter
[toestel voor het meten van elektrische spanning]
-
▾ Papiaments
vòltmeter
[toestel voor het meten van elektrische spanning]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
vòltmeter
[toestel voor het meten van elektrische spanning]
-
▾ volume
[inhoud]
-
▾ Indonesisch
volume
[inhoud]
-
▾ Indonesisch
volume
[inhoud]
-
▾ vomeren
[braken]
-
▾ Negerhollands
vomeer
[braken]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vermeerbos, vermeerbossie
[giftige plant die geiten en schapen doet braken]
<via Afrikaans>
datering: 1871 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: vermeersiekte
etymologie: Afk. , earlier S. Afr. Du. vomeerboschje
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Negerhollands
vomeer
[braken]
-
▾ vomitief
[braakmiddel]
-
▾ Papiaments
vomatief
†verouderd
[braakmiddel]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Putman1859 p.115: "ik heb reeds meermalen een vometief (braakmiddel) enz. gebruikt. - Masa bés kaba mi a toema oen vomatief, i otro koos mas."
bron: Putman 1859 (Putman1859)
-
▾ Papiaments
vomatief
†verouderd
[braakmiddel]
-
▾ vondeling
[gevonden kind]
-
▾ Engels
foundling
[gevonden kind]
datering: 1201-1300 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
etymologie: ME. fundling, perh.alteration of contemp. and synon. +funding (f.fund-, pp.stem of FIND+-ING3) by substitution of -LING1; perh. after (M)Du. vondeling, MHG. vundelinc.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Fries
fondeling
[gevonden kind]
-
▾ Engels
foundling
[gevonden kind]
-
▾ vonk
[vuursprank]
-
▾ Deens
funke
[vuursprank]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vunke 'funke, gnist' ¯ fællesgermansk *funak@- 'gnist, ildglimt' afl. af *fun@n- 'ild'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
funke
†verouderd
[vuursprank]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: von mnd. vunke (holl. vonk); NROi: mnty. vunke ell. ty. funke
bron: Falk 1910-1911 (FuT)
-
▾ Papiaments
vonki
†verouderd
[vuursprank]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 118
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Sranantongo
fonku
[vuursprank]
-
▾ Deens
funke
[vuursprank]
-
▾ vonnis
[rechterlijke uitspraak]
-
▾ Duits
Funnis
(dialect)
[rechterlijke uitspraak]
status: ontlening onzeker
etymologie: Alten Krummhörnern noch bekannt (…) auch im Reiderl. bekannt (Holthusen)
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Fries
fûnis
[rechterlijke uitspraak]
-
▾ Indonesisch
ponis, vonis
[rechterlijke uitspraak]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: memvonis = vonnissen
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
ponès, ponis, punis
[rechterlijke uitspraak]
-
▾ Madoerees
pones
[rechterlijke uitspraak]
status: ontlening onzeker
etymologie: dialect Sumēnēp: kones, men gebruikt ook: potosan
bron: Kiliaan 1904 (KIL)
-
▾ Duits
Funnis
(dialect)
[rechterlijke uitspraak]
-
▾ voogd
[belangenbehartiger van minderjarige]
-
▾ Deens
foged
[deurwaarder; persoon met bevoegdheid op bepaald gebied]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk voget ¯ latin voc¤tus, OOD: gennem mnt. voget (hty. vogt) af lat. (ad)vocatus
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Engels
vogt
[rentmeester]
datering: 1694 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: a. G. vogt (and Du. voogd, †voogt), MHG. voget, OHG. fogat, ad. med.L. voc<amac>t-us: cf. vocate n.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Noors
fogd
[deurwaarder]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: gf lty fra lat (ad)vocatus, 'tilkalt som juridisk rådgiver'; FuT: aus mnd. voget (holl. voogd) entlehnt. Zugrunde liegt lat. (ad)vocatus, 'rechtsgehilfe' (eigentlich 'berufener').
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
voogd
[belangenbehartiger van minderjarige]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 118
bron: (Joubert PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Soendanees
puh
[belangenbehartiger van minderjarige]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dipuhkeun=tot voogd aangesteld worden
bron: Coolsma 1913 (Coo1913)
-
▾ Deens
foged
[deurwaarder; persoon met bevoegdheid op bepaald gebied]
-
▾ voogdes
[belangenbehartigster van een minderjarige]
-
▾ Papiaments
voogdes
[belangenbehartigster van een minderjarige]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
voogdes
[belangenbehartigster van een minderjarige]
-
▾ voogdijraad
[college dat optreedt in voogdijzaken]
-
▾ Papiaments
voogdijraad
[college dat optreedt in voogdijzaken]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
voogdijraad
[college dat optreedt in voogdijzaken]
-
▾ voois
[(Vlaams) stem, zangwijs]
-
▾ Frans
vûse, vuse
(dialect)
[stem]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: pleurer à haute vûse 'met luide stem huilen'
etymologie: Entlehnung aus fläm. voois, das selber aus fr. voix entlehnt ist.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
vûse, vuse
(dialect)
[stem]
-
▾ voor
[voorzetsel]
-
▾ Ambons-Maleis
par
[voorzetsel]
-
▾ Berbice-Nederlands
foro
[voorzetsel]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
voor
†verouderd
[voorzetsel]
<via Negerhollands>
datering: 1981 (1951-2000)
status: ontlening onzeker
bron: Valls 1981 Valls 1990 (Valls 1981, Valls 1990)
-
▾ Deens
fore-
[prefix: met de voorkant van het schip of voortop te maken hebbend]
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: forebovenbramrå, forebovenbramstang, forebrambras, forebramsejl, foremærs(e)rå, foremærs(e)sejl, foretopsejl
etymologie: OOD: fra eng. fore-, holl. voor-, se IV. fore
-
▾ Frans
si vorer; vorè; vorer
(dialect)
[vooruitsnellen, zich op iemand of ergens op storten]
status: ontlening onzeker ; afleiding
afleidingen en samenstellingen: avorer 'zich storten (op iemand die spreekt)'
etymologie: Haust will in diesen verben eine ablt. vond. "vor" sehen, was wegen der wiedergabe des anlautes durch v- weniger wahrscheinlich ist als eine verknüpfung mit mndl. "voor".
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Javindo
foor
[voorzetsel]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: foor wat = waarvoor
bron: Gruiter 1990 (VE)
-
▾ Makassaars
pôr, pôró
[voorhoedespeler (voetbal)]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
for
[voorzetsel; opofferen (bijv. schaakstuk)]
-
▾ Menadonees
vorvor
[eerder]
-
▾ Muna
foro
[leiden (in spel), voorsprong (in spel of ruimte)]
-
▾ Negerhollands
voor, fo, for
[voorzetsel; voordat, opdat, daarmee, om te]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: voor (Magens 1770, old 1776), fo, for (Hesseling 1905, djdj 1926). old 1776: voor mijn part = voor mi part, daarom = voordoor
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Petjoh
voor, foor
[voorzetsel; om]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: voor wat, foor wat = waarvoor, wat heb je eraan, waarom zou je?, derfoor = ervoor
bron: Cress 1998 (Loen, Cress)
-
▾ Zweeds
för
[voorzetsel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: förgrund, förgård
etymologie: före 1520; fornsv. for; gemens. germ. ord, nära besl. med 1,2före; samma ord är prefixet för-, i de flesta bet. lånat från lågty. vor- el. ty. vor-, ver-; betonat i bet. 'framför, i vägen för; före'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
par
[voorzetsel]
-
▾ voor de wind
[met de wind in de rug]
-
▾ Azeri
fordevint
[met de wind in de rug]
<via Russisch>
-
▾ Deens
fordevind
[met de wind in de rug]
status: ontlening onzeker
etymologie: of Nederduits
bron: Alnæs 1902 Brüel 1993 Arnesen (Fremmedordbog, Arnesen, Alnæs)
-
▾ Duits
Vorwind
[met de wind in de rug]
status: ontlening onzeker
etymologie: mndl. vorewint Verwijs-Verdam 9, 1, 1146; ndl. voorwind Dale 2, 1934; ne. forewind Murray 4, 447; schwed. fördevind (< vor de wind) Hellquist 2 258, wie ne. forewind aus dem ndl. oder nd.
bron: Grimm 1854-1971 (Grimm)
-
▾ Litouws
fordevindas
[met de wind in de rug]
-
▾ Noors
fordevind
[met de wind in de rug]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, nederl 'foran vinden'; FuT: von mnd. vor den wind, holl. voor de wind
bron: Alnæs 1902 BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen, Alnæs)
-
▾ Oekraïens
fórdevínt
[met de wind in de rug]
<via Russisch>
-
▾ Pools
fordewind
[met de wind in de rug]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
bron: Kopaliński 2007 (Wladyslaw Kopalinski)
-
▾ Russisch
fórdevínt, fórdevind
[met de wind in de rug; rukwind; gunstige wind]
datering: 1701-1725 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. voor de wind dass., s.Meulen 231. VdMeulen: Voor de wind, met de wind recht van achteren. Russ. fórdevind, zie Zee- en Scheepst. 231. Vachtin 353 accentueert fórdevind en hieruit zijn de bij Dal' 4, 1149 voorkomende verbasteringen fordoven' en fórdamen' ontstaan. Het eerste is gebruikelijk in Olonec en betekent daar: poryvistyj veter (rukwind); als voorbeeld dient het zinnetje: fordoven' segodnja porjadkom razygralsja (de rukwinden zijn vandaag flink losgebarsten). Het tweede schijnt in Archangel bekend te zijn voor een: poputnyj veter (gunstige wind), dezelfde betekenis die zowel russ. fórdevind als holl. voor de wind ook kunnen hebben, vgl. Koenen8 761: voordewind (gunstige wind); zij zeilden met een voordewind de haven uit. Bij Gončarov 7, 6 gebruikt een zeeman de gemeenzame verkorting fordák г). Een plaats uit Peters tijd geeft Smirnov 312 uit de Signály nadzir. vo flote 8: Kogda .. . admiral pochočet, čtob onoi (flot) šel by fordovint, togda . . . (Wanneer ... de admiraal wil, dat die (vloot) voor de wind gaat, dan . ..). Ook Šiškov (a°. 1795) heeft fórdevind ... vent arrière. VdMeulen 1909: Voor de wind. Varen met een voorwind of voor de wind. WINSCH. Den wind recht van achteren, v. L. Russ. fordevind, vent arrière.
bron: Meulen 1959 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1959, VdMeulen 1909)
-
▾ Zweeds
fördevind
[met de wind in de rug]
datering: 1612 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1612; av nederl. eller lågty. vo(o)r de wind, eg. 'framför vinden'
bron: SAOB 1898 (NEO; SAOB)
-
▾ Azeri
fordevint
[met de wind in de rug]
<via Russisch>
-
▾ voorbaat
[(verouderd) voordeel]
-
▾ Fries
foarbaat
[voordeel]
-
▾ Fries
foarbaat
[voordeel]
-
▾ voorbank
[bank voor een andere of voor andere banken, voorste bank]
-
▾ Negerhollands
voorbanki
[bank voor een andere of voor andere banken, voorste bank]
-
▾ Negerhollands
voorbanki
[bank voor een andere of voor andere banken, voorste bank]
-
▾ voorbarig
[te haastig]
-
▾ Fries
foarbarich
[te haastig]
-
▾ Fries
foarbarich
[te haastig]
-
▾ voorbeeld
[beeld om nagedaan te worden]
-
▾ Fries
foarbyld
[beeld om nagedaan te worden]
-
▾ Javaans
perbil
[beeld om nagedaan te worden]
-
▾ Negerhollands
voorbeeld
[beeld om nagedaan te worden]
-
▾ Fries
foarbyld
[beeld om nagedaan te worden]
-
▾ voorbehouden
[bestemmen voor, zich het recht bedingen]
-
▾ Deens
forbeholde
[bestemmen voor, zich het recht bedingen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorbeholden egl. 'beholde forud'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Noors
forbeholde (sig)
[zich het recht bedingen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, eg. 'beholde på forhånd'
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
förbehålla
[bestemmen voor, zich het recht bedingen]
datering: 1561 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1561; av lågty. vorbehalden, ty. vorbehalten med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forbeholde
[bestemmen voor, zich het recht bedingen]
-
▾ voorbij
[verder dan; gepasseerd (bijwoord en voorzetsel)]
-
▾ Ambons-Maleis
vorbèi
[gepasseerd (voor iets wat reeds is)]
-
▾ Deens
forbi
[verder dan; gepasseerd (bijwoord en voorzetsel); iets wat reeds is]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorbi dannet af vor (jf. for-1) + bi 'ved siden af' (jf. bi3); egl. 'ved siden af og foran
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, ED2)
-
▾ Negerhollands
voorbie, voorbi
[verder dan; gepasseerd (bijwoord en voorzetsel)]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: voorbie (Magens 1770), voorbi (old 1776)
bron: Magens 1770 (Magens 1770, old 1776)
-
▾ Noors
forbi
[verder dan; gepasseerd (bijwoord en voorzetsel)]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, 'ved siden av og foran'
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Papiaments
voorbij
†verouderd
[verder dan; gepasseerd (bijwoord en voorzetsel)]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Putman p. 118
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Zweeds
förbi
[verder dan; gepasseerd (bijwoord en voorzetsel)]
datering: 1700 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1700; av lågty. vorbi med samma bet., eg. 'fram vid'; jfr 1bi
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
vorbèi
[gepasseerd (voor iets wat reeds is)]
-
▾ voorbijgaan
[passeren]
-
▾ Deens
forbigå
[passeren zonder aandacht of interesse]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorbigân
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Noors
forbigå
[passeren zonder aandacht of interesse]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NOBi: e. (mn)ty.
bron: BO 2005 (BO; NOBi)
-
▾ Deens
forbigå
[passeren zonder aandacht of interesse]
-
▾ voorbok
[bok die voor de kudde uitloopt]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
voorbok
[bok die een kudde schapen leidt]
<via Afrikaans>
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
voorbok
[bok die een kudde schapen leidt]
<via Afrikaans>
-
▾ voorbovenbrambakstag
[bepaalde stok]
-
▾ Russisch
forbombrambakštag
†verouderd
[bepaalde stok]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorbovenbrambakstag, Russ. forbombrambakštag, z. Bakstag.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbombrambakštag
†verouderd
[bepaalde stok]
-
▾ voorbovenbrambras
[bepaalde bras]
-
▾ Russisch
forbombrambras
†verouderd
[bepaalde bras]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorhovenbrambras, Russ. forbombrambras, z. Bras.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbombrambras
†verouderd
[bepaalde bras]
-
▾ voorbovenbrambuikgording
[bepaald touw]
-
▾ Russisch
forbombrambyček
†verouderd
[bepaald touw]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorbovenbrambuikgording, Russ. forbombrambyček, z. Buikgording.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbombrambyček
†verouderd
[bepaald touw]
-
▾ voorbovenbramra
[bepaalde ra]
-
▾ Russisch
forbombramrej
†verouderd
[bepaalde ra]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorbovenbramra, Russ. forbombramrej, z. Ra.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbombramrej
†verouderd
[bepaalde ra]
-
▾ voorbovenbramschoot
[bepaald touw]
-
▾ Russisch
forbombramškot
†verouderd
[bepaald touw]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorbovenbramschoot, Russ. forbombramškot, z. Schoot.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbombramškot
†verouderd
[bepaald touw]
-
▾ voorbovenbramstag
[bepaalde stok]
-
▾ Russisch
forbombramštag
†verouderd
[bepaalde stok]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorbovenbramstag, Russ. forbombramštag, z. Stag.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbombramštag
†verouderd
[bepaalde stok]
-
▾ voorbovenbramsteng
[bepaalde stok]
-
▾ Russisch
forbombramsten’ga
†verouderd
[bepaalde stok]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorbovenbramsteng, Russ. forbombramsten’ga, z. Steng.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbombramsten’ga
†verouderd
[bepaalde stok]
-
▾ voorbovenbramtoppenant
[bepaalde stok]
-
▾ Russisch
forbombramtopenant
†verouderd
[bepaalde stok]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorbovenbramtoppenant, Russ. forbombramtopenant, z. Toppenant.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbombramtopenant
†verouderd
[bepaalde stok]
-
▾ voorbovenbramval
[bepaald touw]
-
▾ Russisch
forbombramfal
†verouderd
[bepaald touw]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorbovenbramval, Russ. forbombramfal, z. Val.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbombramfal
†verouderd
[bepaald touw]
-
▾ voorbovenbramwant
[bepaalde want]
-
▾ Russisch
forbombramvanty
†verouderd
[bepaalde want]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorbovenbramwant, Russ. forbombramvanty, z. Want.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbombramvanty
†verouderd
[bepaalde want]
-
▾ voorbovenbramzeil
[bepaald zeil]
-
▾ Russisch
forbombramsel'
†verouderd
[bepaald zeil]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorhovenbramzeil, Russ. forbombramsel', z. Bramzeil.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbombramsel'
†verouderd
[bepaald zeil]
-
▾ voorbrambakstag
[bepaalde stok]
-
▾ Russisch
forbrambakštag
†verouderd
[bepaalde stok]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorbrambakstag, Russ. forbrambakštag, z. Bakstag.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbrambakštag
†verouderd
[bepaalde stok]
-
▾ voorbramboelijn
[bepaalde lijn]
-
▾ Russisch
forbrambulin'
†verouderd
[bepaalde lijn]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorbramboelijn, Russ. forbrambulin', z. Boelijn.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbrambulin'
†verouderd
[bepaalde lijn]
-
▾ voorbrambras
[bepaalde bras]
-
▾ Russisch
forbrambras
†verouderd
[bepaalde bras]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorbrambras, Russ. forbrambras, z. Bras.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbrambras
†verouderd
[bepaalde bras]
-
▾ voorbrambuikgording
[bepaald touw]
-
▾ Russisch
forbrambyček
†verouderd
[bepaald touw]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorbrambuikgording, Russ. forbrambyček, z. Buikgording.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbrambyček
†verouderd
[bepaald touw]
-
▾ voorbramgeitouw
[bepaald touw]
-
▾ Russisch
forbramgitov
†verouderd
[bepaald touw]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorbramgeitouw, Russ. forbramgitov, z. Geitouw.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbramgitov
†verouderd
[bepaald touw]
-
▾ voorbramra
[bepaalde stok]
-
▾ Russisch
forbramrej
[bepaalde stok]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorbramra, Russ. forbramrej, z. Ra.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbramrej
[bepaalde stok]
-
▾ voorbramschoot
[bepaald touw]
-
▾ Russisch
forbramśkot
†verouderd
[bepaald touw]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorbramschoot, Russ. forbramśkot, z. Schoot.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbramśkot
†verouderd
[bepaald touw]
-
▾ voorbramstag
[bepaalde stok]
-
▾ Russisch
forbramštag
†verouderd
[bepaalde stok]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorbramstag, Russ. forbramštag, z. Stag.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbramštag
†verouderd
[bepaalde stok]
-
▾ voorbramsteng
[bepaalde stok]
-
▾ Russisch
forbramsten’ga
†verouderd
[bepaalde stok]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorbramsteng, Russ. forbramsten’ga, z. Steng.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbramsten’ga
†verouderd
[bepaalde stok]
-
▾ voorbramtoppenant
[bepaalde stok]
-
▾ Russisch
forbramtopenant
†verouderd
[bepaalde stok]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorbramtoppenant, Russ. forbramtopenant, z. Toppenant.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbramtopenant
†verouderd
[bepaalde stok]
-
▾ voorbramval
[bepaald touw]
-
▾ Russisch
forbramfal
[bepaald touw]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorbramval, Russ. forbramfal, z. Val.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbramfal
[bepaald touw]
-
▾ voorbramwant
[bepaald want]
-
▾ Russisch
forbramvanty
[bepaald want]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorbramwant, Russ. forbramvanty, z. Want.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbramvanty
[bepaald want]
-
▾ voorbramzeil
[bramzeil van de voorste mast]
-
▾ Russisch
forbrámsel'
[bramzeil van de voorste mast]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. voorbramzeil dass, s. Meulen 46. Daneben viele andere Seeausdrücke mit Präfix for- aus ndl. voor- (s.Meulen passim). Zweifel- hafte Versuche dieses for- aus andern germ. Sprachen zu erklären bei Croiset v.d.Kop IORJ. 15,4,23. VdMeulen: Voorbramzeil, Russ. forbramsel', z. Bramzeil.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forbrámsel'
[bramzeil van de voorste mast]
-
▾ voorbrengen
[voor iets brengen]
-
▾ Negerhollands
breng voor
[voor iets brengen]
-
▾ Negerhollands
breng voor
[voor iets brengen]
-
▾ voorburg, voorburcht
[versterkt buitenwerk van een kasteel of een stad]
-
▾ Surinaams-Javaans
Pormboreg
[plaats aan de Commewijnrivier]
-
▾ Surinaams-Javaans
Pormboreg
[plaats aan de Commewijnrivier]
-
▾ voordansen
[een dans voordoen; de dans openen]
-
▾ Ambons-Maleis
dansa fòr
[een dans voordoen; de dans openen]
-
▾ Kupang-Maleis
dansa fòr
[een dans voordoen; de dans openen]
-
▾ Menadonees
dansa fòr
[een dans voordoen; de dans openen]
-
▾ Ternataans-Maleis
dansa fòr
[een dans voordoen; de dans openen]
-
▾ Ambons-Maleis
dansa fòr
[een dans voordoen; de dans openen]
-
▾ voordat
[alvorens]
-
▾ Negerhollands
voor dat
[alvorens; opdat, daarmee]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: soms ook alleen 'voor' in dezelfde betekenis: joe ha die goed voor joe sal geniet die (= du haß du es geniessen sollst)
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
voor dat
[alvorens; opdat, daarmee]
-
▾ voordeel
[winst]
-
▾ Deens
fordel
[winst]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vordêl dannet af vor (jf. for- 1) + dêl 'del, andel' (jf. del); egl. 'på forhånd udtaget andel'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, ED2)
-
▾ Engels
fardel
[winst]
datering: 1523 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Du. voordeel advantage.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Negerhollands
voordeel
[profijt, winst]
-
▾ Noors
fordel
[goede kant, nut]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. vordêl, 'vorteil, vorrecht, vorrang' (holl. voordeel)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
fordeil
[winst; profijt]
-
▾ Surinaams-Javaans
fordil
[winst]
-
▾ Zweeds
fördel
[winst]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fordel; av lågty. vordel med samma bet., eg. 'den första, större, andelen'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fordel
[winst]
-
▾ voordek
[dek voor de kajuit]
-
▾ Azeri
fordek
[dek voor de kajuit]
<via Russisch>
-
▾ Deens
fordæk
[dek voor kajuit]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: i bet. 1, mnt. vordecke samt ty. vor(der)deck; sml. Fordække
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Fins
förtäkki
[dek voor de kajuit]
<via Zweeds>
-
▾ Litouws
fordekas
[opvouwbaar bovengedeelte van een equipage]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: vok. Vordeck
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Oekraïens
fordék
[dek voor de kajuit]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
fordék
[dek voor de kajuit]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. voordek dass.
bron: Vasmer 1953-1958 (Vasmer)
-
▾ Zweeds
fördäck
[dek voor de kajuit]
datering: 1792 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1792; av lågty. vordecke med samma bet.; till däck2
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Azeri
fordek
[dek voor de kajuit]
<via Russisch>
-
▾ voordracht
[lezing; voordracht als kandidaat]
-
▾ Javaans
purdrah
[lezing; voordracht voor betrekking]
-
▾ Soendanees
podrah
[voordracht (lijst van kandidaten)]
-
▾ Javaans
purdrah
[lezing; voordracht voor betrekking]
-
▾ voordragen
[als kandidaat voorstellen]
-
▾ Soendanees
modrah
[als kandidaat voorstellen]
-
▾ Soendanees
modrah
[als kandidaat voorstellen]
-
▾ voorfinanciering
[voorafgaande betaling]
-
▾ Indonesisch
voorfinanciering
[voorafgaande betaling]
-
▾ Indonesisch
voorfinanciering
[voorafgaande betaling]
-
▾ voorgaan
[vooruitgaan, gebeuren]
-
▾ Deens
foregå
[plaatsvinden, gebeuren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: efter nedertysk vorgân
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Deens
foregå
[plaatsvinden, gebeuren]
-
▾ voorgaand
[eerder, vorig, vroeger]
-
▾ Negerhollands
voorgaende
[eerder, vorig, vroeger]
-
▾ Negerhollands
voorgaende
[eerder, vorig, vroeger]
-
▾ voorgaffel
[bepaalde stok]
-
▾ Russisch
forgafel’
[bepaalde stok]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorgaffel, Russ. forgafel’, z. Gaffel.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forgafel’
[bepaalde stok]
-
▾ voorgalerij
[veranda]
-
▾ Petjoh
voorgalerij
[veranda]
-
▾ Petjoh
voorgalerij
[veranda]
-
▾ voorganger
[iemand die vóór een ander in ambt of betrekking was; dominee]
-
▾ Deens
forgænger
[iemand die vóór een ander in ambt of betrekking was]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorgenger afl. af 'vorgân 'foregå' (jf. foregå i betydningen 'gå foran, komme før')
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, ED, ED2)
-
▾ Indonesisch
voorganger
[dominee]
-
▾ Negerhollands
voorgang
[iemand die vóór een ander in ambt of betrekking was]
-
▾ Noors
forgjenger
[iemand die vóór een ander in ambt of betrekking was]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: das wort ist von mnd. vorgank abgeleitet und gehört zum verbum foregå
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO: FuT)
-
▾ Deens
forgænger
[iemand die vóór een ander in ambt of betrekking was]
-
▾ voorgevoel
[het voorvoelen]
-
▾ Fries
foargefoel
[het voorvoelen]
-
▾ Fries
foargefoel
[het voorvoelen]
-
▾ voorgisteren
[op de dag die voorafgaat aan gisteren, eergisteren]
-
▾ Negerhollands
voorgester
[op de dag die voorafgaat aan gisteren, eergisteren]
-
▾ Negerhollands
voorgester
[op de dag die voorafgaat aan gisteren, eergisteren]
-
▾ voorgrond
[voorste gedeelte, belangrijkste plaats]
-
▾ Engels
foreground
[voorste gedeelte, belangrijkste plaats]
datering: 1601-1700 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: -Du. voorgrond; cf.G. vordergrund.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Engels
foreground
[voorste gedeelte, belangrijkste plaats]
-
▾ voorhamer
[hamer voor sloopwerkzaamheden]
-
▾ Papiaments
voorhamer
[hamer voor sloopwerkzaamheden]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Putman1859 p.117
bron: Putman 1859 (Putman1859)
-
▾ Papiaments
voorhamer
[hamer voor sloopwerkzaamheden]
-
▾ voorhang
[wat voor iets hangt om het af te sluiten, gordijn]
-
▾ Negerhollands
voorhang
[gordijn]
-
▾ Zweeds
förhänge
[wat voor iets hangt om het af te sluiten, gordijn]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. forhänge, forehänge; av lågty. vorhenge med samma bet.; jfr hänge
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
voorhang
[gordijn]
-
▾ voorhangsel
[voorhang]
-
▾ Negerhollands
voorhangsel
[voorhang]
-
▾ Negerhollands
voorhangsel
[voorhang]
-
▾ voorhebben
[(verouderd) voornemen, plan]
-
▾ Deens
forehavende
[plan]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: afl. af forældet forehave 'være i færd med' ¯ efter nedertysk vorhebben el. tysk vorhaben (jf. have noget for)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Deens
forehavende
[plan]
-
▾ voorhemel
[toestand van aardse gelukzaligheid als voorafspiegeling van de werkelijke hemelse gelukzaligheid]
-
▾ Negerhollands
foorhemmelte
[toestand van aardse gelukzaligheid als voorafspiegeling van de werkelijke hemelse gelukzaligheid]
-
▾ Negerhollands
foorhemmelte
[toestand van aardse gelukzaligheid als voorafspiegeling van de werkelijke hemelse gelukzaligheid]
-
▾ voorhoofd
[deel van het gezicht boven de wenkbrauwen tot aan het haar]
-
▾ Negerhollands
voorhoofd, foorhof
[deel van het gezicht boven de wenkbrauwen tot aan het haar]
-
▾ Negerhollands
voorhoofd, foorhof
[deel van het gezicht boven de wenkbrauwen tot aan het haar]
-
▾ voorhouden
[voor iets of iemand houden]
-
▾ Negerhollands
hou voor
[voor iets of iemand houden]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Hesseling 1905: 186: voorgehouden = voorgehowen
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
hou voor
[voor iets of iemand houden]
-
▾ voorhuis
[voorste gedeelte van een woning]
-
▾ Ambons-Maleis
vorhois, forès
[binnengalerij van een huis]
-
▾ Kupang-Maleis
forès
[binnengalerij van een woning]
-
▾ Makassaars
pôrisí
[voorhuis van een Europees huis]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
forès
[binnengalerij van een woning]
-
▾ Papiaments
foorheis
†verouderd
[binnengalerij van een huis]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mat 26:71 "I komo e tabata bai sali na porta di foorheis oen otro kriea moheer a miree…"
bron: Conradi 1844 (Conradi)
-
▾ Sarnami
foroisi
[voorkamer, woonkamer]
-
▾ Sranantongo
foroisi
[binnengalerij van een huis; voorkamer; woonkamer]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Blanker 2005 Focke 1855 Stichting 1995 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo, SR)
-
▾ Ternataans-Maleis
forès
[binnengalerij van een woning]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
voorhuis
[hal, entree]
<via Afrikaans>
datering: 1822 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Cape Du., a. Du. voorhuis fore-part, hall of a house.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Ambons-Maleis
vorhois, forès
[binnengalerij van een huis]
-
▾ vooringenomen
[partijdig]
-
▾ Fries
foarynnommen
[partijdig]
-
▾ Fries
foarynnommen
[partijdig]
-
▾ voorjaar
[lente]
-
▾ Deens
forår
[lente]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: af for-1 + år efter nedertysk vorjâr; egl. 'den første del af året'; har fortrængt det nordiske vår i neutralt dagligsprog
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
forår
†verouderd
[lente]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forår
[lente]
-
▾ voorkamer
[kamer in het voorgedeelte van een huis]
-
▾ Negerhollands
foorkamber
[kamer in het voorgedeelte van een huis]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
voorkamer, fore-kamer
[voorvertrek, zitkamer]
<via Afrikaans>
datering: 1775 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Negerhollands
foorkamber
[kamer in het voorgedeelte van een huis]
-
▾ voorkist
[kist vóór op een ossenwagen]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
voorkis
[kist vóór op een ossenwagen]
<via Afrikaans>
datering: 1852 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk., earlier S. Afr. Du. voorkist, from Du. voor front, fore + kist chest.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
voorkis
[kist vóór op een ossenwagen]
<via Afrikaans>
-
▾ voorkomen
[optreden, gebeuren, schijnen, lijken, aangetroffen worden]
-
▾ Deens
forekomme
[optreden, gebeuren, schijnen, lijken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: af komme efter nedertysk vorkommen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
kom voor
[optreden, gebeuren, schijnen, lijken]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776: ik zal doen wat mij gebeurd = mi wil doe wat kom mi voor
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Noors
forekomme
[gebeuren; aanwezig zijn; lijken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: jf. norr koma fyrir, påvirket av lty vorkomen 'komme fram'; FuT: forekomme in der bedeutung 'scheinen' kann echt nordisch sein; in der bedetung 'eintreffen, sich ereignen' sowie 'sich finden' ist forekomme dem mnd. vorkomen entlehnt
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
forekomme
[optreden, gebeuren, schijnen, lijken]
-
▾ voorkomen
[aanwezigheid, hoedanigheid waarin iemand of iets zich voordoet]
-
▾ voorleggen
[voor iemand neerleggen, met name om te vertonen]
-
▾ voorlezen
[hardop lezen voor een ander]
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
fore leis
[het lezen]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Surinaams-Javaans
lés-for, ngelés-for
[hardop lezen voor een ander]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngeléské-for = voorlezen aan iemand
etymologie: volgens Hein via Sranan
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
fore leis
[het lezen]
-
▾ voorlezer
[iemand die voorleest]
-
▾ Papiaments
forlestu
[lijkbidder]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
forlestu
[lijkbidder]
-
▾ voorliggen
[vooraan liggen]
-
▾ Negerhollands
lee voor
[vooraan liggen]
-
▾ Negerhollands
lee voor
[vooraan liggen]
-
▾ voorlijk
[vroeg ontwikkeld; (verouderd) naar of van voren, voorste]
-
▾ Deens
forlig
[zich vooraan op het schip bevindend, van voren komend]
status: ontlening onzeker
etymologie: FuT: (verschieden von holl. voorlijk „vorübergehend)
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 NEO 1995 SAOB 1898 (FuT, OOD, Törnqvist, NEO, SAOB)
-
▾ Noors
forlig
[zich vooraan op het schip bevindend]
status: ontlening onzeker
etymologie: FuT: (verschieden von holl. voorlijk „vorübergehend)
bron: Falk 1910-1911 NEO 1995 (FuT, Törnqvist, NEO)
-
▾ Zweeds
förlig
[zich vooraan (op het schip) bevindend]
datering: 1730 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1730; av nederl. voorlijk med samma bet., eg. 'från fören kommande'; jfr 4för. Törnqvist: wohl aus ndl. voorlijk
bron: NEO 1995 Törnqvist 1977 (NEO, Törnqvist)
-
▾ Deens
forlig
[zich vooraan op het schip bevindend, van voren komend]
-
▾ voorlooprum
[eerste rum uit de ketel]
-
▾ Sranantongo
folopudran
[eerste rum uit de ketel]
status: ontlening onzeker
etymologie: folopu is geen Sranatongo woord, dran is rum (uit Engels)
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Sranantongo
folopudran
[eerste rum uit de ketel]
-
▾ voorloosstag
[bepaalde stok]
-
▾ Russisch
forlos'stag
†verouderd
[bepaalde stok]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorloosstag, Russ. forlos'stag, z. Loze stag.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forlos'stag
†verouderd
[bepaalde stok]
-
▾ voorloper
[lange en zware blokschaaf, waarmee hout wordt bewerkt]
-
▾ Baskisch
garlopa
[lange en zware blokschaaf, waarmee hout wordt bewerkt]
<via Spaans>
datering: 1601-1650
status: ontlening onzeker
etymologie: Geleend via het Spaans, dat vormelijk (garlopa) dichter bij het uiteindelijke Baskische woord staat dan het Frans (varlope). Volgens Lh Navarrees-Labourdijns en aangemerkt als van uitheemse oorsprong. Ook volgens Azk 1 uitheems, maar in vrijwel het gehele Baskische taalgebied geattesteerd. Sar 4 geeft ook geen regionale beperking.
bron: Azkue 1969 Lhande 1926 Sarasola 1984-1995 (Lh, Azk 1, Sar 4)
-
▾ Frans
varlope
[lange en zware blokschaaf, waarmee hout wordt bewerkt]
datering: 1401-1500 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: FEW: varloper 1836, varlopeuse 1907, varlopage 1876
etymologie: PR: 1660; vrelope fin xv; néerl. voorloper.FEW: veel dialektvormen, korte etym. uitleg;Fr.> lothrd. warlopp, piem. varlopa; occit.> kat.sp. garlopa.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Valkhoff 1949 Walter 1997 Wartburg 1928 (PRobert, Walter, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Italiaans
barlotta
[lange en zware blokschaaf, waarmee hout wordt bewerkt]
<via Frans>
-
▾ Portugees
garlopa
[lange en zware blokschaaf, waarmee hout wordt bewerkt]
<via Frans>
datering: 1813 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Do cast. garlopa e, este, do prov. garlopo, deriv. do dial. da regia<~>o nordeste da França warlope que, por sua vez, se preende ao neerl. voorlooper 'que corta antes'.
bron: Boudens 1988 Cunha 1986 (Da Cunha, Boudens)
-
▾ Spaans
garlopa
[lange en zware blokschaaf, waarmee hout wordt bewerkt]
<via Frans>
datering: 1604 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: De oc. garlopo, fem., y éste del fr. dial. warlope íd., que a su vez resulta de un cruce de las dos denominaciones que este intrumento tiene en los dialectos flamencos: voorlooper, propte, `precursor' (de donde el fr. varlope), y weerlucht, propte, `relámpago'. Explicables ambas porque la garlopa procede a la labor del cepillo, como el relámpago al trueno.
bron: Corominas 1983 (Corominas)
-
▾ Baskisch
garlopa
[lange en zware blokschaaf, waarmee hout wordt bewerkt]
<via Spaans>
-
▾ voorloper
[iemand die voorop loopt]
-
▾ Indonesisch
pelopor
[die vooruit loopt, pionier, voorhoedeloper; soldaten die voorop gaan om een aanval te leiden; kampioen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mem(p)elopori = de weg aangeven, in de eerste frontlijn zijn; pionier zijn van een beweging; pemeloporan = de eerste gezette stappen, initiatieven
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
plopor
[iemand die vooruit gaat of rijdt, voorrijder]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ploporan=bode
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Negerhollands
voorlooper
[iemand die voorop loopt]
-
▾ Petjoh
pelopper, peloppor, plopper, ploppor
[Indonesische vrijheidstrijder, rampokker, rover, moordenaar]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
voorloper, forelooper, foreloper
[inlandse jongen die het voorste ossenpaar leidt]
<via Afrikaans>
datering: 1837 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Du., Afrikaans, f. Du. voor- before + loopen to run (see leap v.). ad. Du. voorlooper, f. voor- fore- + looper runner, f. loopen to run.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Indonesisch
pelopor
[die vooruit loopt, pionier, voorhoedeloper; soldaten die voorop gaan om een aanval te leiden; kampioen]
-
▾ voorlopig
[voorshands]
-
▾ Balinees
perlopeh
[voorlopig rijbewijs]
-
▾ Fries
foarlopich
[voorshands]
-
▾ Noors
foreløpig
[voorshands]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty, eg 'det som går forut for noe annet'; FuT: gibt nhd. vorläufig = lat. praecursorius wieder; vgl. mnd. vorlôpen, 'voranlaufen'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Surinaams-Javaans
forlopeg
[voorlopig; tegenwoordig, nu en in het vervolg]
-
▾ Balinees
perlopeh
[voorlopig rijbewijs]
-
▾ voorluik
[luik in het voordek]
-
▾ Deens
forluge
[luik in het voordek]
-
▾ Fins
föörluukku
[luik in het voordek]
<via Zweeds>
-
▾ Pools
forluk
[luik in het voordek]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Russisch
forljuk
[luik aan het voorschip nabij de fokkenmast]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorluik. Luik aan het voorschip, v. L. Luikopening nabij de fokkenmast. T. Het voorluik is steeds vóór den fokkenast. Russ. forljuk, ecoutille de 1'avant, ecoutille de la fosse aux cfibles. Ontbreekt in J.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Zweeds
förluckan
[luik in het voordek]
-
▾ Deens
forluge
[luik in het voordek]
-
▾ voormaal(s)
[(verouderd) tot dusverre, tot dan toe]
-
▾ Negerhollands
voormael
[tot dusverre, tot dan toe]
-
▾ Negerhollands
voormael
[tot dusverre, tot dan toe]
-
▾ voorman
[leider, baas]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1869;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Engels
foreman
[leider; juryvoorzitter; ploegbaas]
datering: 1401-1500 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: perh.after ON.formad<>r captain, leader, or immed.-Du. voorman (cf.G. vormann).
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Indonesisch
porman, voorman
[baas van werklieden]
-
▾ Maltees
formen
[ploegbaas]
<via Engels>
-
▾ Shona
foromani
[baas]
<via Afrikaans>
-
▾ Surinaams-Javaans
forman
[baas]
-
▾ Engels
foreman
[leider; juryvoorzitter; ploegbaas]
-
▾ voormars
[platform aan de voormast]
-
▾ Russisch
formárs
[platform aan de voormast]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: formársel' 'voormarszeil', ouder: formarszeil' Peter de Gr., s. Smirnov 312, Meulen 133.
etymologie: Aus ndl. voormars dass., s.Meulen 132. VdMeulen 1909: Voormars, Russ. formars, z. Mars.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
formárs
[platform aan de voormast]
-
▾ voormarsboelijn
[bepaald touw]
-
▾ Russisch
formarsabulin’
†verouderd
[bepaald touw]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voormarseboelijn, Russ. formarsabulin’, z. Boelijn.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
formarsabulin’
†verouderd
[bepaald touw]
-
▾ voormarsbras
[bepaald touw]
-
▾ Russisch
formarsabras
†verouderd
[bepaald touw]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voormarsebras, Russ. formarsabras, z. Bras.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
formarsabras
†verouderd
[bepaald touw]
-
▾ voormarsbuikgording
[bepaald touw]
-
▾ Russisch
formarsabykgorden’
†verouderd
[bepaald touw]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voormarsebuikgording, Russ. formarsabykgorden’ , z. Buikgording.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
formarsabykgorden’
†verouderd
[bepaald touw]
-
▾ voormarsgeitouw
[bepaald touw]
-
▾ Russisch
formarsagitov
†verouderd
[bepaald touw]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voormarsegeitouw, Russ. formarsagitov , z. Geitouw.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
formarsagitov
†verouderd
[bepaald touw]
-
▾ voormarsschoot
[touw aan de voormars]
-
▾ Russisch
formarsaškot
[touw aan de voormars]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voormars(e)schoot, Russ. formarsaškot, z. Schoot.
bron: Meulen 1909 (1909)
-
▾ Russisch
formarsaškot
[touw aan de voormars]
-
▾ voormarstoppenant
[touw aan de voormars]
-
▾ Russisch
formarsatopenant
†verouderd
[touw aan de voormars]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voormarsetoppenant, Russ. formarsatopenant, z. Toppenant.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
formarsatopenant
†verouderd
[touw aan de voormars]
-
▾ voormarsval
[touw aan de voormars]
-
▾ Russisch
formarsafal
[touw aan de voormars]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voormarseval, Russ. formarsafal, z. Val.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
formarsafal
[touw aan de voormars]
-
▾ voormarszeil
[bepaald zeil]
-
▾ Russisch
formarsel’
[bepaald zeil]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: voormarszeil los!, formarsel’ los!
etymologie: Voormarszeil , Russ. formarsel’, z. Marszeil
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
formarsel’
[bepaald zeil]
-
▾ voormiddag
[eerste helft van de middag]
-
▾ Negerhollands
voor middag
[eerste helft van de middag]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776 ook: eer middag
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
voor middag
[eerste helft van de middag]
-
▾ voormonder
[(verouderd) voogd over een onmondige of minderjarige]
-
▾ Deens
formynder
[voogd, iemand die overdreven beschermt]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: fra nedertysk vormundere
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
förmyndare
[voogd, beschermer]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: förmyndarregering, förmyndarräfst, förmyndarmentalitet
etymologie: före 1520; fornsv. formyndare; av lågty. vormünder med samma bet., till vormünden 'vara beskyddare'; ur fornsaxiska mund 'beskydd'; jfr myndig
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
formynder
[voogd, iemand die overdreven beschermt]
-
▾ voornaam
[aanzienlijk]
-
▾ Deens
fornem
[aanzienlijk, met veel aanzien]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: fra nedertysk vorneme dannet af vor (jf. for-1) + -neme af nemen 'tage' (jf. nem); egl. 'som bør tages dvs. foretrækkes frem for andre'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Duits
dat Fernaamste
†verouderd
(dialect)
[het belangrijkste, de hoofdzaak]
status: ontlening onzeker
etymologie: Schlüter: Anholt, Oeding, Bocholt
bron: Schlüter 1952 (Schlüter)
-
▾ Negerhollands
voornaam
[aanzienlijk]
-
▾ Noors
fornem
[aanzienlijk, deftig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO; fra ty, lty, eg. 'som bør tas før andre'; FuT: von mnd. vornême, 'vortrefflich, ausgezeichnet', eigentlich 'was vorzuziehen (im voraus zu nehmen) ist'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
frunamku
[aanzienlijk, vooraanstaand]
-
▾ Zweeds
förnäm
[aanzienlijk, met veel aanzien]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fornäm; av lågty. vorneme, ty. vornehm 'framstående; utmärkt', eg. 'som bör tas framför andra', till ty. nehmen 'ta'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fornem
[aanzienlijk, met veel aanzien]
-
▾ voornaam
[gegeven eigennaam]
-
▾ Indonesisch
purnam
[gegeven eigennaam; kartonnen naambordje]
-
▾ Jakartaans-Maleis
purnam
[kartonnen naambordje]
-
▾ Javaans
purnam
[gegeven eigennaam; eerste letters (van een Javaanse naam)]
-
▾ Negerhollands
voornaam
[gegeven eigennaam, familienaam]
-
▾ Indonesisch
purnam
[gegeven eigennaam; kartonnen naambordje]
-
▾ voornaamste
[belangrijkste, eerste]
-
▾ Negerhollands
voornaemste
[belangrijkste, eerste]
-
▾ Negerhollands
voornaemste
[belangrijkste, eerste]
-
▾ voornaamwoord
[pronomen]
-
▾ Chinees
daimingci
[pronomen]
<via Japans>
-
▾ Japans
daimeishi
[pronomen, lett. voornaamwoord]
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: Lett. vervangen-naam-woord.
bron: Vos 1989 (Vos 1989)
-
▾ Oost-Jiddisch
fornomenwort
[pronomen]
status: ontlening onzeker
bron: Harkavy 1931 (A. Harkavy, ‘Oistsoegn foen dem “Jidisjn Folks-werterboech” ’, YIVO-bleter I, 1931: 290 (ongepubliceerd))
-
▾ Chinees
daimingci
[pronomen]
<via Japans>
-
▾ voornamelijk
[in de eerste plaats]
-
▾ Deens
fornemmelig
†verouderd
[in de eerste plaats]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vornemeliken afl. af vorneme (jf. fornem)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
vornaamlyk, voornaemlik
[in de eerste plaats]
datering: 1742 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: vornaamlyk (Rossem 1996: 69), voornaemlik (Magens 1770)
bron: Magens 1770 Rossem 1996 (Magens 1770, Rossem 1996: 69)
-
▾ Sranantongo
frunamku, namko
[in de eerste plaats]
-
▾ Deens
fornemmelig
†verouderd
[in de eerste plaats]
-
▾ voornemen
[zich ten doel stellen]
-
▾ Deens
foretage
[doen, maken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: afl. af tage efter nedertysk vornemen; egl. 'anbringe noget foran sig til nøjere betragtning' (jf. tage for sig af noget)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, EO)
-
▾ Negerhollands
neem voor
[zich ten doel stellen]
-
▾ Zweeds
företa
[doen, maken, ondernemen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. foretaka; efter lågty. vornemen 'ta itu med'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
foretage
[doen, maken]
-
▾ vooronder
[verblijfplaats onder de voorplecht]
-
▾ Russisch
forúnder
†verouderd
[verblijfplaats onder de voorplecht]
status: ontlening onzeker
etymologie: Vooronder. Een kamerken in 't voorste gedeelte van het schip, onder 't deck, op binnelandtsvaerders en enige fluiten. W. Een verblijfplaats onder de voorplecht. WINSCH. RUSS. forunder, alleen bij V, die aantekent, dat het woord verouderd is.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forúnder
†verouderd
[verblijfplaats onder de voorplecht]
-
▾ vooronderlijzeil
[bepaald zeil]
-
▾ Russisch
forunderlisel’
†verouderd
[bepaald zeil]
status: ontlening onzeker
etymologie: Vooronderlijzeil, Russ. forunderlisel’, z. Lijzeil.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forunderlisel’
†verouderd
[bepaald zeil]
-
▾ vooros
[os die vóór in een span loopt]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vooros
[os die vóór in een span loopt]
<via Afrikaans>
datering: 1896 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk., voor fore, front -I- os ox
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vooros
[os die vóór in een span loopt]
<via Afrikaans>
-
▾ vooroverbuigen
[vanuit rechte stand in een omlaag gebogen stand komen of brengen]
-
▾ Negerhollands
beug voor
[vanuit rechte stand in een omlaag gebogen stand komen of brengen]
-
▾ Negerhollands
beug voor
[vanuit rechte stand in een omlaag gebogen stand komen of brengen]
-
▾ voorpiek
[voorste afgeschoten deel in een scheepsruim]
-
▾ Litouws
forpikas
[voorste afgeschoten deel in een scheepsruim]
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
etymologie: angl. forepeak, ol. voorpiek
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Pools
forpiek
[voorste afgeschoten deel in een scheepsruim]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: ang. forepeak, fore forhend; peak "skrajnik"
bron: Kopaliński 1994 (Wladyslaw Kopalinskai)
-
▾ Litouws
forpikas
[voorste afgeschoten deel in een scheepsruim]
-
▾ voorpost
[verst naar voren staande uitkijkpost]
-
▾ Azeri
forpost
[verst naar voren staande uitkijkpost]
<via Russisch>
-
▾ Litouws
forpostas
[verst naar voren staande uitkijkpost]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: vok. Vorposten < ol. voorpost
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Oekraïens
forpóst
[verst naar voren staande uitkijkpost]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
forpóst
[verst naar voren staande uitkijkpost]
datering: 1701-1725 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. voorpost 'Vorposten', s.Smirnov c.l. VdMeulen: Voorpost, vooruitgeschoven wachtpost. Russ. forpóst, volgens Dal' 4, 1151: peredovoj otvodnyj karaul, piket, ochrannaja služba (voorste afwerende wacht, piket, bewakingsdienst) en volgens Ušakov 4, 1104: peredovaja ukreplennaja pozicija (vooruitgeschoven versterkte positie). Ook flg.: na forpostach kul'tury (op de voorposten der cultuur). Reeds in het begin der 18de eeuw in de Poln. Sobr. Zak. 5, n°. 3404 (Smirnov 313): (Granicy) ukrepit' krepkimi i nadežnymi forpostami ((De grenzen) versterken met sterke en betrouwbare voorposten). In de russ. woordenboeken wordt minder juist gewezen op hd. vorposten en hoewel Michel'son het bezwaar daartegen voelt, is zijn verklaring uit hd. vor en fr. poste toch ook onjuist.
bron: Meulen 1959 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1959)
-
▾ Azeri
forpost
[verst naar voren staande uitkijkpost]
<via Russisch>
-
▾ voorraad
[voorhanden hoeveelheid]
-
▾ Deens
forråd
[voorhanden hoeveelheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: dannet efter nedertysk vorrat af råd1 i betydningen 'midler der er til rådighed' (jf. ikke have råd til noget)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Menadonees
forat
[voorhanden hoeveelheid]
-
▾ Negerhollands
voorraad
[voorhanden hoeveelheid]
-
▾ Noors
forråd
[voorhanden hoeveelheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra ty. lty; NROi: eft. mnty. vorrât ell. ty. vorrat , egtl. «noget man har å råde over
bron: NROi (BO; NROi)
-
▾ Zweeds
förråd
[voorhanden hoeveelheid]
datering: 1540 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: förrådsbyggnad, förrådsfartyg, förrådshus, medicinförråd, reservförråd, vinterförråd, glosförråd, kunskapsförråd, ordförråd
etymologie: sedan 1540; av lågty. vorrat, ty. Vorrat med samma bet., eg. 'vad man har att råda över'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forråd
[voorhanden hoeveelheid]
-
▾ voorrijder
[iemand die voorop rijdt]
-
▾ Indonesisch
voorrijder
[motorescorte dat voorop rijdt]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: memvoorrijderi = met een motorescorte voorop rijden
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
voorrijder
[motorescorte dat voorop rijdt]
-
▾ voorschilderen
[in de geest een beeld geven van, een voorstelling verschaffen van, voor ogen stellen]
-
▾ Negerhollands
skilder voor
[in de geest een beeld geven van, een voorstelling verschaffen van, voor ogen stellen]
-
▾ Negerhollands
skilder voor
[in de geest een beeld geven van, een voorstelling verschaffen van, voor ogen stellen]
-
▾ voorschoot
[schort, boezelaar]
-
▾ Papiaments
frèskòt (ouder: voorschoot)
[schort]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.133: "Sloven - voorschoot nan".
bron: (Joubert PN, PBduizend, Putman1859)
-
▾ Shona
fasikoto
[schort]
<via Afrikaans>
-
▾ Sranantongo
feskoki (ouder: fesikoki)
[schort, boezelaar]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Xhosa
foskoti
[schort, boezelaar]
<via Afrikaans>
-
▾ Zuid-Sotho
forosekoto
[schort, boezelaar]
<via Afrikaans>
-
▾ Papiaments
frèskòt (ouder: voorschoot)
[schort]
-
▾ voorschot
[voorgeschoten geld]
-
▾ Ambons-Maleis
fòrskot
[voorgeschoten geld]
-
▾ Boeginees
parasekố
[voorgeschoten geld]
-
▾ Frans
vorscot
†verouderd
(dialect)
[voorschot (bij verkoop)]
datering: 1279 (1251-1300)
status: ontlening onzeker
etymologie: Voreschot (mndl.) 'vorschuss'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Indonesisch
pariskot, persekot, porsekot
[voorgeschoten geld; vooruitbetaling]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mempersekoti = iemand vooruit betalen; sex hebben vóór het huwelijk
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
persekot, porsekot
[voorgeschoten geld]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dipersekotin = voorschot gekregen, geslachtsgemeenschap voor het huwelijk hebben gehad
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Javaans
persekot
[voorgeschoten geld]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mersekoti=een voorschot geven
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Keiëes
forskot
[voorgeschoten geld]
-
▾ Kupang-Maleis
fòrskot
[voorgeschoten geld]
-
▾ Madoerees
parsekot
[voorschot op loon]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: aparsekkodi / marsekkodi = een voorschot geven
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Makassaars
parasikố
[voorgeschoten geld]
<via Indonesisch>
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
fòrskot
[voorgeschoten geld]
-
▾ Papiaments
voorschot, vorskòt
[voorgeschoten geld (ook fig.)]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Petjoh
perskot
[voorgeschoten geld]
<via Indonesisch>
-
▾ Soendanees
pĕrsĕkot
[voorgeschoten geld]
-
▾ Surinaams-Javaans
persekot, perskot, persekotan
[voorgeschoten geld, aanbetaling]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: een voorschot geven, aanbetalen
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Ternataans-Maleis
fòrskot
[voorgeschoten geld]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
voorskot
[vooruitbetaling van de oogst]
<via Afrikaans>
datering: 1948 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans, f. voorskiet to advance (money).
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Ambons-Maleis
fòrskot
[voorgeschoten geld]
-
▾ voorschrift
[wat voorgeschreven is]
-
▾ Negerhollands
voorskrift
[wat voorgeschreven is]
-
▾ Negerhollands
voorskrift
[wat voorgeschreven is]
-
▾ voorslag
[(gewestelijk) dunnere uiteinde van het koord van een zweep]
-
▾ Engels
voorslag, foreslock
[dunnere uiteinde van het koord van een zweep]
<via Afrikaans>
datering: 1833 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Engels
voorslag, foreslock
[dunnere uiteinde van het koord van een zweep]
<via Afrikaans>
-
▾ voorsnijden
[snijden voor het opdienen]
-
▾ Negerhollands
sni voor
[snijden voor het opdienen]
-
▾ Negerhollands
sni voor
[snijden voor het opdienen]
-
▾ voorstag
[stag dat de mast steunt]
-
▾ Pools
forsztag
[stag dat de mast steunt]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Pools
forsztag
[stag dat de mast steunt]
-
▾ voorstagzeil
[stagzeil voor de fokkenmast]
-
▾ Russisch
forstaksel'
[stagzeil voor de fokkenmast]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorstagzeil, Russ. forstaksel', z. Stagzeil.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forstaksel'
[stagzeil voor de fokkenmast]
-
▾ voorstander
[iemand die (iets) voorstaat; (verouderd) hoofd]
-
▾ Deens
forstander
[hoofd, directeur]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af forestå efter nedertysk vorstender
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Deens
forstander
[hoofd, directeur]
-
▾ voorstel
[zaak die men voorstelt]
-
▾ Indonesisch
porsetél, porstél
[zaak die men voorstelt]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mem(p)orsetélkan = een voorstel doen
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
pusetèl
[zaak die men voorstelt]
-
▾ Soendanees
pursĕtel
[zaak die men voorstelt]
-
▾ Sranantongo
forstèl
[zaak die men voorstelt]
-
▾ Surinaams-Javaans
forstèl, porstèl
[zaak die men voorstelt]
-
▾ Indonesisch
porsetél, porstél
[zaak die men voorstelt]
-
▾ voorstellen
[presenteren, een voorstel doen; verbeelden, indenken]
-
▾ Deens
forestille
[presenteren, een voorstel doen; verbeelden, indenken]
datering: 1596 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Menadonees
vorstèl
[kennismaken]
-
▾ Noors
forestille
[presenteren; verbeelden, indenken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, ty, eg. 'stille fram'
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Soendanees
mursĕtel
[presenteren]
-
▾ Zweeds
föreställa
[presenteren, een voorstel doen; verbeelden, indenken]
datering: 1680 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1680; efter lågty., ty. vorstellen med samma bet., eg. 'ställa fram(för)'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forestille
[presenteren, een voorstel doen; verbeelden, indenken]
-
▾ voorsteng
[steng aan de voormast]
-
▾ Azeri
forşlag
[steng aan de voormast]
<via Russisch>
-
▾ Deens
forestænge
[steng aan de voormast]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra holl. voorsteng, ty. vorstenge; til holl. steng, ty. stenge, se Stænge. Stefan: ambigu: Duits of Nederlands, maar Duits had geen eigen zeemanstaal!
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Russisch
forstén'ga
[steng aan de voormast]
datering: 1701-1725 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. voorsteng dass., s. Meulen 201. VdMeulen 1909: Voorsteng, Russ. forsten’ga, z. Steng.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Azeri
forşlag
[steng aan de voormast]
<via Russisch>
-
▾ voorstengbakstag
[bepaalde stok]
-
▾ Russisch
forsten'bakstag
†verouderd
[bepaalde stok]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorstengebakstag , Russ. forsten'bakstag, z. Bakstag.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forsten'bakstag
†verouderd
[bepaalde stok]
-
▾ voorstengezelshoofd
[bepaald blok aan een steng]
-
▾ Russisch
forsten'ezel’goft
†verouderd
[bepaald blok aan een steng]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorstengeëzelshoofd, Russ. forsten'ezel’goft, z. Ezelshoofd.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forsten'ezel’goft
†verouderd
[bepaald blok aan een steng]
-
▾ voorstengstag
[bepaalde stok]
-
▾ Russisch
forsten’štag
†verouderd
[bepaalde stok]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorstengestag , Russ. forsten’štag, z. Stag.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forsten’štag
†verouderd
[bepaalde stok]
-
▾ voorstengstagzeil
[bepaald zeil]
-
▾ Russisch
forsten’gistaksel’
†verouderd
[bepaald zeil]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorstengestagzeil, Russ. forsten’gistaksel’, z. Stagzeil.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forsten’gistaksel’
†verouderd
[bepaald zeil]
-
▾ voorstengwant
[sterke touwen die de voorstengen houden]
-
▾ Russisch
forsten'vánty
†verouderd
[sterke touwen die de voorstengen houden]
datering: 1701-1725 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. voorstengewant dass., s. Meulen 234. VdMeulen: Voorstengewant , Russ. forsten’vanty, z. Want.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forsten'vánty
†verouderd
[sterke touwen die de voorstengen houden]
-
▾ voorsteven
[neus van het schip]
-
▾ Azeri
forštéven'
[neus van het schip]
<via Russisch>
-
▾ Bulgaars
foršteven
[neus van het schip]
<via Russisch>
-
▾ Litouws
forštevenis
[neus van het schip]
-
▾ Oekraïens
forštéven'
[neus van het schip]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
forštéven'
[neus van het schip]
datering: 1701-1725 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. voorsteven, ndd. vorsteven dass., s. Meulen 232. VdMeulen 1909: Voorsteven. De steven van het voorschip, in tegenstelling van de achtersteven. WINSCH. Verzameling der kromme stukken, die het voorste gedeelte van een schip uitmaken. v. L. De voorsteven bepaalt den romp van voren. T. Ten eersten maakt men de kiel, daarna de voorsteven. W. blz. 144 (benamingen van scheepsdelen, die men in het timmeren achter elkaar opmaakt en aan het schip voegt), Russ. forštéven , étrave.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Azeri
forštéven'
[neus van het schip]
<via Russisch>
-
▾ voort
[vooruit]
-
▾ Deens
fort
[verder]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vort 'bort, fremad, straks, endvidere' ¯ fællesgermansk *fur¬a- 'frem, ud over, gennem'.
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
voort
[vooruit, verder]
-
▾ Noors
fort
[snel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, ty; FuT: von nd. fort, 'fort, vorwärts, weiter, schnell, sofort' < as. forth (holl. voort)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
fort
[snel, vlug]
datering: 1609 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1609; av lågty. fort 'bort; vidare; strax; fram'; besl. med forsla, 1före
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fort
[verder]
-
▾ voortduwen
[voor zich uit duwen]
-
▾ voortgang
[vordering, vaart]
-
▾ voortijd
[voorhistorische tijd]
-
▾ Negerhollands
voortied
[voorhistorische tijd; voortijdig]
-
▾ Negerhollands
voortied
[voorhistorische tijd; voortijdig]
-
▾ voortlopen
[doorlopen]
-
▾ Negerhollands
loop vort, loop voort
[doorlopen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: loop vort (old 1776), loop voort (Hesseling 1905: 224)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 224)
-
▾ Negerhollands
loop vort, loop voort
[doorlopen]
-
▾ voortreffelijk
[uitstekend]
-
▾ Fries
foartreflik
[uitstekend]
datering: 1841 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: foartreflikens 1878
bron: WFT 1984-2010 (WFT)
-
▾ Negerhollands
voortreflik
[uitstekend]
-
▾ Fries
foartreflik
[uitstekend]
-
▾ Voortrekker
[Hollandse emigrant in Transvaal]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
Voortrekker
[Nederlands sprekende emigrant uit Transvaal; pionier]
<via Afrikaans>
datering: 1878 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Du., Afrikaans, f. Du. voor- before + trekken trek v.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
Voortrekker
[Nederlands sprekende emigrant uit Transvaal; pionier]
<via Afrikaans>
-
▾ voortrouw
[(verouderd) ondertrouw]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
fortrou
†verouderd
[ondertrouw, zich verloven]
<via Negerhollands>
datering: 1981 (1951-2000)
status: ontlening onzeker
etymologie: Valls 1981: 'for true' means decidedly, really.
bron: Valls 1981 (Valls 1981)
-
▾ Negerhollands
fortrou
[zich verloven]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
fortrou
†verouderd
[ondertrouw, zich verloven]
<via Negerhollands>
-
▾ voorts
[bovendien]
-
▾ Fries
fuorts
[bovendien, verder]
-
▾ Fries
fuorts
[bovendien, verder]
-
▾ voortst
[het meest naar voren, vooraan]
-
▾ Deens
forrest
[het meest naar voren, vooraan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorderst superlativ til komparativ vorder og positiv vor (jf. præp. for)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
forrest
[het meest naar voren, vooraan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: eg superl av for, fra lty, ty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forrest
[het meest naar voren, vooraan]
-
▾ voortvarend
[snel doorzettend]
-
▾ voortzetten
[continueren]
-
▾ Deens
fortsætte
[continueren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: dannet efter nedertysk vortsetten af forældet fort 'bort, videre, af sted' + sætte; egl. 'sætte i gang'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
fortsette
[continueren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty el. ty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
fortsætte
[continueren]
-
▾ vooruit
[verder, voorwaarts, voorafgaand]
-
▾ Deens
forud
[voorwaarts, voorafgaand]
-
▾ Duits
fooreut, veröit
(dialect)
[(vaak als bevel) voorwaarts]
status: ontlening onzeker
etymologie: Hier und da in Grenzgegenden in scherzhaft-spöttischer Nachahmung des nl. Schrifausdruckes. Es scheint allgemein die Bereitschaft zur Aneignung solcher Bewegungs- Richtungausdrücke zu bestehen. Vgl. allo, retour, avanti, tilbake.
bron: Schlüter 1952 (Schlüter)
-
▾ Negerhollands
voorut, voor yt
[verder, voorwaarts, voorafgaand]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: voor yt (Magens 1770, Hesseling 1905: 227), voorut (old 1776)
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, Hesseling 1905: 227)
-
▾ Noors
forut
[voorwaarts, voorafgaand]
-
▾ Surinaams-Javaans
forèt, porèt
[vooruit gaan]
-
▾ Zweeds
förut
[eerder, tevoren]
datering: 1635 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1635; efter lågty. vorut, ty. voraus med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forud
[voorwaarts, voorafgaand]
-
▾ vooruitslag
[het alvast overbrengen van koopwaar uit de opslagplaats]
-
▾ Indonesisch
vooruitslag
[goederen vrijgeven uit de loods vooruitlopend op het regelen van de bijbehorende documenten]
-
▾ Indonesisch
vooruitslag
[goederen vrijgeven uit de loods vooruitlopend op het regelen van de bijbehorende documenten]
-
▾ voorvader
[stamvader, voorzaat]
-
▾ Deens
forfader, forfar
[stamvader, voorzaat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: vist fra nedertysk vorvader
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, EO)
-
▾ Noors
voorzaat
[stamvader, voorzaat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: sen gno. forfaðir , eft. mnty. vorvader
bron: NROi (BO; NROi)
-
▾ Deens
forfader, forfar
[stamvader, voorzaat]
-
▾ voorvallen
[gebeuren]
-
▾ Deens
forefalde
[gebeuren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: af falde efter nedertysk vorvallen (jf. falde for 'forekomme')
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, EO)
-
▾ Negerhollands
val voor
[gebeuren]
-
▾ Noors
forefalle
[gebeuren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, ty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
förfalla
[gebeuren; lijken]
datering: 1752 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1752; av lågty. vorvallen med samma bet.; till falla
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forefalde
[gebeuren]
-
▾ voorvechten
[vechten voor, verdedigen]
-
▾ Deens
forfægte
[vechten voor, verdedigen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: af fægte efter nedertysk vorvechten
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
förfäkta
[vechten voor, verdedigen]
datering: 1546 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1546; av lågty. vorvechten med samma bet.; jfr fäkta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forfægte
[vechten voor, verdedigen]
-
▾ voorvel
[(verouderd) voorhuid]
-
▾ Negerhollands
voorvel
[voorhuid]
-
▾ Negerhollands
voorvel
[voorhuid]
-
▾ voorverkoop
[verkoop vooruit]
-
▾ Indonesisch
voorverkoop
[verkoop vooruit]
-
▾ Indonesisch
voorverkoop
[verkoop vooruit]
-
▾ voorvinger
[(verouderd) wijsvinger]
-
▾ Engels
forefinger
[wijsvinger]
datering: 1401-1500 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: perh.after Du. voorvinger.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Engels
forefinger
[wijsvinger]
-
▾ voorvoet
[voorste deel van de voet; voorpoot]
-
▾ Engels
forefoot
[voorpoot; knie van voorsteven]
datering: 1301-1400 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
etymologie: perh.after Du. voorvoet (cf.G. vorderfuss).
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Engels
forefoot
[voorpoot; knie van voorsteven]
-
▾ voorwaarde
[beding]
-
▾ Fries
foarwaarde
[beding]
-
▾ Fries
foarwaarde
[beding]
-
▾ voorwendsel
[wat voorgewend wordt]
-
▾ Duits
Vorwand
[wat voorgewend wordt]
datering: 1651-1700
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: Laut Ponten eine von von Zesen geschaffene Lehnübersetzung zu niederl. voorwendsel. Kluge geht von einer Lehnübersetzung aus lat. praetextus aus.
bron: Ponten 1968 (Ponten)
-
▾ Duits
Vorwand
[wat voorgewend wordt]
-
▾ voorwerp
[zaak]
-
▾ Duits
Vörwerp
(dialect)
[voorbeeld, model]
status: ontlening onzeker
etymologie: Auf Borkum heute nicht mehr im Gebrauch. Doch gebruichte es ein Gewährsmann aus Weener noch in diesem, vom Nl. abweichenden Sinn.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Vörwerp
(dialect)
[voorbeeld, model]
-
▾ voorwoord
[woord vooraf]
-
▾ Deens
forord
[voorafgaand betoog in een boek]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: efter nedertysk vorwort
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
forord
[woord vooraf]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: forord bryder trette (vorrede verhütet nachrede) entspricht holl. voorwaarden breken alle strijd und gibt das lat. praecedens pactum bellandi perimit actum.
bron: Falk 1910-1911 (FuT)
-
▾ Deens
forord
[voorafgaand betoog in een boek]
-
▾ voorzaal
[(Surinaams-Nederlands) woonkamer, huiskamer]
-
▾ Surinaams-Javaans
forsal, porsal
[woonkamer, huiskamer]
-
▾ Surinaams-Javaans
forsal, porsal
[woonkamer, huiskamer]
-
▾ voorzaat
[voorvader]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1265-1270;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
foarsaat
[voorvader]
-
▾ Fries
foarsaat
[voorvader]
-
▾ voorzeiler
[schip dat voor een ander schip of de vloot uitvaart om de vaarroute te wijzen]
-
▾ Bulgaars
forzejl
[schip dat voor een ander schip of de vloot uitvaart om de vaarroute te wijzen]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
forzéjl'
[schip dat voor een ander schip of de vloot uitvaart om de vaarroute te wijzen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorzeil Voorzeil of fok: omdat de fokkenmast de voorste is. WINSCH. De fok is een der voorzeilen, waartoe ook al de andere zeilen, die tot den fokkenmast horen, gerekend worden in tegenstelling met de achterzeilen van den groten en bezaansmast, z. Achterzeil. W. zegt van de voorzeilen: als het schip voorlastig is, doen de voorzeilen en als het achterlastig is, de achterzeilen het meeste nut; de voorzeilen doen het schip een zedigen loop nemen en men zeilt daar gemakkelijk mede. Vgl. v. h. : de achterzeilen doen het schip oploeven, de voorzeilen afvallen. Evenals achterzeil en het daaruit overgenomen Russ. achterzéjl’ behalve een der achterste zeilen van een schip, ook een der achterste schepen van een eskader kan betekenen (vgl. de op Achterzeil aangehaalde definitie van het woord zeil bij W.), zo is ditzelfde het geval met voor zeil: ja, volgens V. en D., bij wie Russ. forzéjl voorkomt, is de uitsluitende betekenis van dit woord: een schip, dat voor de vloot uitzeilt, om den weg te verkennen of de anderen te geleiden, chasseur, eclaireur, adviceship, reconnoitering ship, z. v. L. op voorzeiler.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Bulgaars
forzejl
[schip dat voor een ander schip of de vloot uitvaart om de vaarroute te wijzen]
<via Russisch>
-
▾ voorzet
[eerste zet]
-
▾ Deens
forsæt
[doel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af forældet foresætte sig 'sætte sig for, beslutte' efter nedertysk vorsat
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Deens
forsæt
[doel]
-
▾ voorzetsel
[prepositie]
-
▾ Chinees
qianzhici
[prepositie]
<via Japans>
-
▾ Japans
zenchishi
[prepositie, lett. voorzetwoord]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: Oranda ji'i
bron: Kuiper 1993 (Kuiper)
-
▾ Oost-Jiddisch
forzetsl
[prepositie]
status: ontlening onzeker
bron: Harkavy 1931 (A. Harkavy, ‘Oistsoegn foen dem “Jidisjn Folks-werterboech” ’, YIVO-bleter I, 1931: 290 (ongepubliceerd))
-
▾ Chinees
qianzhici
[prepositie]
<via Japans>
-
▾ voorzetten
[voor iets zetten]
-
▾ Deens
forsætte
[(militair) overplaatsen, (zeevaart) uit koers laten gaan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af sætte efter nedertysk vorsetten
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
set voor
[voor iets zetten]
-
▾ Deens
forsætte
[(militair) overplaatsen, (zeevaart) uit koers laten gaan]
-
▾ voorzichtig
[behoedzaam, omzichtig]
-
▾ Deens
forsigtig
[behoedzaam, omzichtig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: ra nedertysk vorsichtich egl. 'forudseende' afl. af vorsicht 'forudseenhed, forsigtighed' afl. af vorsên 'forudse' (jf. forse)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
voorsicht
[behoedzaam, omzichtig]
-
▾ Noors
forsiktig
[behoedzaam, omzichtig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, ty, 'forutseende'; FuT: von mnd. vorsichticheit, 'voraussicht, vorsorge, klugheit, vorsicht.'
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
försiktig
[behoedzaam, omzichtig]
datering: 1529 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1529; av lågty. vorsichtich med samma bet., till vorsicht 'försiktighet', eg. 'förutseende', till vorsen 'förutse'; jfr 1sikt
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
forsigtig
[behoedzaam, omzichtig]
-
▾ voorzien
[verstrekken; in het bezit zijn van, beschikking hebben over]
-
▾ voorzienigheid
[de voortdurende werking van het Opperwezen op het geschapene]
-
▾ Sranantongo
voorzienigheid
[de voortdurende werking van het Opperwezen op het geschapene]
-
▾ Sranantongo
voorzienigheid
[de voortdurende werking van het Opperwezen op het geschapene]
-
▾ voorzijtalie
[bepaald touw]
-
▾ Russisch
forsejtali
†verouderd
[bepaald touw]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorzijtalie , Russ. forsejtali z. Zijtalie.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forsejtali
†verouderd
[bepaald touw]
-
▾ voorzijtalieschenkel
[bepaald touw]
-
▾ Russisch
forsejtališkentel’
†verouderd
[bepaald touw]
status: ontlening onzeker
etymologie: Voorzijtalieschenkel , Russ. forsejtališkentel’ z. Zijtalieschenkel.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
forsejtališkentel’
†verouderd
[bepaald touw]
-
▾ voorzingen
[voorgaan in het zingen]
-
▾ Negerhollands
sing voor
[voorgaan in het zingen]
-
▾ Negerhollands
sing voor
[voorgaan in het zingen]
-
▾ voorzinger
[voorzanger, cantor]
-
▾ Amerikaans-Engels
voorzinger
†verouderd
(dialect)
[voorzanger, cantor]
-
▾ Amerikaans-Engels
voorzinger
†verouderd
(dialect)
[voorzanger, cantor]
-
▾ voorzitter
[leider van een vergadering]
-
▾ Duits
Vorsitzer
[leider van een vergadering]
datering: 1651-1700
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: Laut Ponten eine Lehnübersetzung von von Zesen nach niederl. Vorbild. In Wörterbüchern findet sich jedoch kein entsprechender Hinweis. Allein Grimm erwähnt den Sprachpuristen Campe als häufigen Verwender des Wortes.
bron: Ponten 1968 (Ponten)
-
▾ Indonesisch
porséter, voorzitter
†verouderd
[leider van een vergadering]
-
▾ Sranantongo
fori
[leider van een vergadering]
-
▾ Surinaams-Javaans
fosèter, posèter
[leider van een vergadering]
-
▾ Duits
Vorsitzer
[leider van een vergadering]
-
▾ voos
[bedorven, niet stevig, week]
-
▾ Deens
fus
(dialect)
[poreus, luchtig]
status: ontlening onzeker
etymologie: < hollandsk voos; jf. norsk dialekt fos; delvis sammenblandet med »fuset; spor. i NVJy og Hards´NV
bron: Jysk ordbog 1999 (Jysk Ordbog)
-
▾ Duits
fosch, foß
(dialect)
[bedorven, niet meer sappig, slap]
status: ontlening onzeker
etymologie: Wiese: - Ndl. Siedlerwort, vgl. ndl. voos "mürbe, schammig, faul, morsch", Teuchert 49: Wir fassen zusammen: eine Rückbildung eines aus dem ursprünglichen ndl. voosch hervorgegangenen märk. *fos hat es nicht gegeben, sondern die Mark hat ihre Form fosch unmittelbar aus den Niederlanden bezogen.
bron: Teuchert 1948-1949 (Wiese, Teuchert 49)
-
▾ Engels
fuzzy
[donzig, pluizig; verward, vaag]
datering: 1601-1700 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: So or hence fuzz loose `volatile matter' xvii, fuzz-ball `fungus Lycoperdon Bovista', puff-ball xvi (Gerarde).
etymologie: spongy xvii; fluffy xviii. prob.of Low Du.origin; cf.Du. voos spongy, 'rarus & leuis instar fungi'(Kilian), LG. fussig spongy (cf.synon.Sc.fozy xix); see -Y1.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Fries
foas
[bedorven]
-
▾ Noors
fos
[week, poreus]
status: ontlening onzeker
etymologie: Arnesen: til tross for at det høres nokså norks ut, må det ansees som et gammelt lånord fra nederlandsk (voos).
bron: Arnesen (Arnesen)
-
▾ Schots
fozie; fosy, fozzy
[(groente) zacht, sponzig; (touw) gerafeld; dik, slap, uit conditie; onintelligent, stom]
datering: 1701-1800 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: foziness: 1.sponzigheid 19-; 2.slapheid 19-e20; 3.stomheid 19-e20
etymologie: only Sc; Du voos 'spongy, porous' + -ie
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Deens
fus
(dialect)
[poreus, luchtig]
-
▾ vorderen
[eisen]
-
▾ Deens
fordre
[eisen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vorderen 'fremme, forlange' afl. af vorder 'tidligere' komparativ af vort 'borte, væk, i det fjerne', jf. forældet fort i fortløbende
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, EO)
-
▾ Noors
fordre
[eisen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. vorderen (holl. vorderen), eigentlich 'hervorbringen, hervorruffen'
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
fordra
[eisen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fordra; av lågty. vorderen 'föra framåt' och ty. fordern 'kräva', till lågty., ty. vorder 'främre'; jfr befordra
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fordre
[eisen]
-
▾ vore, voor
[insnijding, snede van ploeg in een akker]
-
▾ Frans
vore
†verouderd
(dialect)
[greppel, ondiepe vore]
datering: 1387 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
etymologie: Vore (mndl.) 'furche'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
vore
†verouderd
(dialect)
[greppel, ondiepe vore]
-
▾ vorig
[voorafgaand; vroeger]
-
▾ Deens
forrige
[voorafgaand; vroeger]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: bestemt form af forrig (bruges ikke mere i denne form) ¯ nedertysk vorich afl. af vor (jf. præp. for)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
forrige
[voorafgaand; vroeger]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, ty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
forrige
[voorafgaand; vroeger]
-
▾ vork
[getand werktuig]
-
▾ Ambons-Maleis
vork
[eetgerei]
-
▾ Aucaans
foloekoe
[getand werktuig]
-
▾ Berbice-Nederlands
for(u)ku
[getand werktuig]
-
▾ Deens
fork
[gaffel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk forke ¯ latin furca 'gaffel'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Katlev 2000 (PNOE, OOD, EO2)
-
▾ Indonesisch
fork, forek, porok
[fietsvork]
-
▾ Japans
horuko, hoko
†verouderd
[getand werktuig]
status: ontlening onzeker
etymologie: Nowadays fôku, hôku (E.). Arakawa Sôbei states that horuko/hoko are still used in the Nagasaki dialect (Gairaigogaku josetsu, pp.312-313), but I have been unable to confirm this information.
bron: Vos 1963 (Vos 1963, 1989)
-
▾ Javaans
gerpu
[getand werktuig]
-
▾ Kupang-Maleis
forok
[getand werktuig]
-
▾ Menadonees
fòròk
[eetgerei]
-
▾ Negerhollands
vork
[getand werktuig]
-
▾ Noord-Sotho
foroko
[getand werktuig]
-
▾ Noors
fork
[gaffel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: wohl von ags. forc, dem mnd. forke (holl. vork) entspricht.
bron: Falk 1910-1911 (FuT)
-
▾ Papiaments
fòrki (ouder: forki, vorki)
[getand werktuig]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 120
bron: (Ewijk; Putman1859; Joubert PN; Noordegraaf, Jan (2015), ‘Lexicografie op Curaçao. Abraham Jesurun en zijn woordenlijst van het Papiaments (1898)’, in: Trefwoord 2015, http://www.fryske-akademy.nl/trefwoord.)
-
▾ Rotinees
fòlok
[getand werktuig]
-
▾ Saramakkaans
folúku
[getand werktuig, eetgerei]
<via Sranantongo>
-
▾ Sarnami
forku, phorku
[getand werktuig; hooivork, mestvork]
-
▾ Savu
woro
[getand werktuig]
-
▾ Sranantongo
forku
[eetgerei]
-
▾ Surinaams-Javaans
forok
[getand werktuig]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: morok, moroki = omspitten
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Tswana
fôrôkô
[getand werktuig]
-
▾ Xhosa
folokwe
[getand werktuig]
-
▾ Zuid-Sotho
fereko
[getand werktuig]
-
▾ Ambons-Maleis
vork
[eetgerei]
-
▾ vorm
[uiterlijke gedaante]
-
▾ Menadonees
forem
[uiterlijke gedaante]
-
▾ Rotinees
fòlong, fòlon
[bakvorm]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ha'o fòlong = een hoop kalk die nog de vorm heeft van het vat waaruit het gekomen is
bron: Jonker 1908 (JCG)
-
▾ Shona
foroma
[gietvorm]
<via Afrikaans>
-
▾ Surinaams-Javaans
form
[uiterlijke gedaante]
-
▾ Menadonees
forem
[uiterlijke gedaante]
-
▾ vormsel
[sacrament]
-
▾ Sranantongo
formsu
[sacrament]
-
▾ Sranantongo
formsu
[sacrament]
-
▾ vorst
[monarch]
-
▾ Deens
fyrste
[monarch, iemand van hoge adel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vurste egl. 'den første' (samme ord som først) ¯ gengivelse af latin princeps (jf. prins)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
voorst
[monarch]
-
▾ Noors
fyrste
[monarch]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. vurste, eigentlich 'der erste'
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
furste
[monarch]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: furstehov, furstehus, fursteätt, storfurste
etymologie: före 1520; fornsv. förste, forste; av lågty. vurste med samma bet., eg. 'den förste'; se först
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fyrste
[monarch, iemand van hoge adel]
-
▾ vorst
[vriezend weer]
-
▾ Duits
Förste
(dialect)
[vriezend weer]
status: ontlening onzeker
etymologie: Teuchert: Dem gemeindeutchen First m. der First steht ein ndl. vörste, vorste f. die Förste zur Seite. Indem die ndl. Wortform nur in den Siedlungsgebieten auftritt, besteht kein Zweifel über ihre Herkunft. (…) Im Ndl. zeigen die ingwäonischen Gebieten (Flandern, Antwerpen) Umlaut; zu ihenen hat früher auch Holland gehört. Von dort ist also Förste in die marschen und in die Mark zugewandert (…) p. 68
bron: Frings 1966 Teuchert 1972 (FrL, Teuchert)
-
▾ Duits
Förste
(dialect)
[vriezend weer]
-
▾ vorst
[nok van een dak]
-
▾ Frans
faîte
[nok(balk)]
datering: 1135 (1101-1150)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: fest, feste, xii; frq. *first (PR 1990: faîte, xvi), d'apr. lat. fastigium
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse, Rey)
-
▾ Frans
faîte
[nok(balk)]
-
▾ Vorstenlanden
[de sultanaten van Soerakarta en Djokjakarta]
-
▾ Indonesisch
Vorstenlanden
[de sultanaten van Soerakarta en Djokjakarta]
-
▾ Indonesisch
Vorstenlanden
[de sultanaten van Soerakarta en Djokjakarta]
-
▾ vort, vortsik
[vooruit (tegen dieren)]
-
▾ Frans
fourt
(dialect)
[roep tegen dieren]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
voetsak, footsak
[hoepel op; uitroep van afwijzing of ergernis; ophoepelen]
datering: 1837 (1801-1850)
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: S. Afr. Du. voertsek ... contraction of voort seg ik.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Frans
fourt
(dialect)
[roep tegen dieren]
-
▾ vos
[hondachtige]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: dierenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
vos
[hondachtige]
-
▾ Negerhollands
vos
[hondachtige]
-
▾ vouw
[plaats waarlangs iets gevouwen is]
-
▾ Deens
fougt, fout
[verdieping tussen de touwen]
status: ontlening onzeker
etymologie: F2: OPRINDELSE: af holl. vouw, tidl. voude, egl. samme ord som da. fold flig, ujævnhed. OOD: fra holl. vouw, glholl. voude; egl. sa. ord som I. Fold
bron: Dahlerup 1919-1956 Hårbøl 2004 (Fremmed2, OOD)
-
▾ Frans
waude
(dialect)
[etui, foedraal]
status: ontlening onzeker
etymologie: Mndl. voude (> nndl. vouw) bedeutet 'falte', speziell "vouw waarin bepaalde stoffen in den handel gebracht worden", auch 'umschlag'. Die form "voude" ist noch bei Schuermans und DeBo belegt, sodass die entlehnung nicht sehr alt zu sein braucht.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Sranantongo
fow (ouder: fou)
[plaats waarlangs iets gevouwen is]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Deens
fougt, fout
[verdieping tussen de touwen]
-
▾ vouwen
[delen over elkaar leggen]
-
▾ Berbice-Nederlands
fau
[delen over elkaar leggen]
-
▾ Duits
fauwen
(dialect)
[delen over elkaar leggen]
-
▾ Frans
fauder
†verouderd
[een stuk stof in de lengterichting dubbelvouwen; een stuk stof dat men gaat vouwen met zijde markeren]
datering: 1723 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: faudage 1723, faudet 1723/1740
etymologie: Dialektvormen gaan terug tot de 13e eeuw.Für fauder ist der ausgangspunkt beim mndl. vouden 'falten' zu suchen.Dazu passt auch die geographische beschränkung auf den Nordosten Frankreichs. Diese entlehnung ist eine folge der engen beziehungen zwischen der pikardischen und flandrischen textilindustrie. Brüch will von mengl. falden ausgehen, das lautlich slechter passt, weil -l- im engl. noch gesprochen wurde, und von geographischen und geschichtlichen standpunkt aus sich kaum recht- fertigen lässt. Norm. vouder scheint auf das selbe mndl. vouden 'falten' zurückzugehen und wurde lautlich in einer dem ndl. näher stehenden form übernommen.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Negerhollands
vouw
[delen over elkaar leggen]
-
▾ Sranantongo
fow (ouder: fou)
[delen over elkaar leggen]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Berbice-Nederlands
fau
[delen over elkaar leggen]
-
▾ vouwstoel
[opvouwbare stoel]
-
▾ Esperanto
fotelo
[armstoel, fauteuil]
<via Frans>
datering: 1923 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: : Geleend via Pl fotel met steun van het bronwoord Fr fauteuil. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 Vilborg 1989-2001 (Cherp, Vil 2)
-
▾ Frans
fauteuil
[zetel]
datering: 1080 (1051-1100)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: 1642; faudeteuil 1611; faldestoel 1080; frq. *faldistôl `opvouwstoel' (PR 1993: cf. faldistoire)
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse)
-
▾ Esperanto
fotelo
[armstoel, fauteuil]
<via Frans>
-
▾ vraag
[uiting van behoefte iets te weten te komen]
-
▾ Negerhollands
vraag
[uiting van behoefte iets te weten te komen]
-
▾ Sranantongo
frâg
[uiting van behoefte iets te weten te komen]
-
▾ Zweeds
fråga
[uiting van behoefte iets te weten te komen]
datering: 1526 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: frågeformulär, frågestund, samvetsfråga, frågeordsfråga, frågetecken
etymologie: sedan 1526; av lågty. frage med samma bet.; till 2fråga
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
vraag
[uiting van behoefte iets te weten te komen]
-
▾ vraagteken
[leesteken voor een vraag]
-
▾ Javaans
prahtèken
[leesteken voor een vraag]
-
▾ Javaans
prahtèken
[leesteken voor een vraag]
-
▾ vraat
[iemand die vreet; schade aan gewassen door aanvreting, het aanvreten]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1201-1250;
thema: consumptie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
vraet
[iemand die vreet]
-
▾ Zweeds
frat
[kapotgeknaagd hout]
datering: 1645 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan ca 1645; av lågty. vrat 'det som blir uppätet; (stor)ätare', till freten 'äta'; jfr 1fräta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
vraet
[iemand die vreet]
-
▾ vracht
[lading, last; vrachtprijs]
-
▾ Azeri
fraxt
[prijs voor transport over zee; lading, last]
<via Russisch>
-
▾ Baskisch
pleit
[het charteren]
<via Spaans>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: pleitero ‘kustvaarder’
etymologie: Geleend via het Spaanse flete, dat op zijn beurt aan het Franse fret is ontleend. Vermeld in Azk 2 als Zuid-Baskisch woord van uitheemse herkomst. Niet opgenomen in Sar of Lh. Lab-eu geeft binnen een ander lemma de afleiding pleitatu ‘charteren’. voor de variatie f-/p- zie ook fok1.
bron: Azkue 1969 Laburu 1992a (Azk 2, Lab-ba)
-
▾ Bretons
fret
[vrachtloon]
<via Frans>
-
▾ Deens
freighter
[vrachtschip; transportvliegtuig]
<via Engels>
status: ontlening onzeker
etymologie: OPRINDELSE: eng., af freight, holl. vrecht, variation af vracht fragt.
bron: Brüel 1993 Hårbøl 2004 (Fremmedordbog, Fremmed2)
-
▾ Deens
fret
[lading, last]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
etymologie: fr., fra nederl. vrecht (varcht).
bron: Brüel 1993 (Fremmedordbog)
-
▾ Deens
fragt
[lading, last]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk fracht 'befragtning' ¯ fællesgermansk *fer-ai´ti- dannet af *fer- (jf. for-2) + *ai´ti- 'ejendom' (jf. æt) . OOD: fra mnt. fracht, ell. holl. vracht, Grimm: fracht steht zu frêht ungefähr wie acht zu echt (octo), wie achtwort zu echtwort und scheint der nhd. sprache aus der nd. nnl. zugeführt. es bedeutet uns.
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Grimm 1854-1971 Hammerich 1945 Kluge 1911 Kluge 2002 Nielsen 1989 (PNOE. OOD, EO, FuT, Hammerich 45, Kluge, Grimm, Kluge See)
-
▾ Duits
Fret
[scheepsvracht]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fretieren
etymologie: niederl.-fr.; der; -s.
bron: Duden Fremd 1990 (Duden Fremd)
-
▾ Duits
Fracht
[lading, last (van een schip)]
<via Nederduits>
datering: 1551-1600
status: ontlening onzeker
etymologie: Ein letztlich friesisches Wort, das über mndd. vracht in den Süden gelangt ist. Grimm: fracht steht zu frêht ungefähr wie acht zu echt (octo), wie achtwort zu echtwort und scheint der nhd. sprache aus der nd. nnl. zugeführt. es bedeutet uns.
bron: Grimm 1854-1971 Kluge 1911 Kluge 2002 (Kluge, Grimm, Kluge See)
-
▾ Engels
fraught
[vrachtgeld; goederenvervoer; scheepslading]
datering: 1330 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fraught money; fraught-free adj.
etymologie: prob. a. MDu. or MLG. vracht (also vrecht: see freight n.) freight, cargo, charge for transport; commonly identified with OHG. frêht str. fem., earnings:-OTeut. *fra-aihti-z, f. *fra-, for- prefix1 + *aihti- (= OE. ae<acu>ht acquisition, property: see aught), f. root aig-: see owe, own. The irregular vocalism of the Du. word is supposed to point to adoption from Frisian. From Du. or Fris. the word has passed into all Teut. langs., Ger. fracht, Da. fragt, Sw. frakt; the parallel form vrecht has given rise to the Rom. forms: see freight.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Engels
freight
[vrachtgeld; goederenvervoer; (scheeps)lading; vrachtreis (verouderd); goederentrein (VS)]
datering: 1463 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: freight agent, car (= goods truck or van), carriage, container, depot, elevator, engine, forwarder, house, locomotive, -man, rate, route, shed, steamer, terminal, traffic, train (= goods train), wagon, yard; also freight-handler, -handling. Also freightliner, a train carrying goods in containers; freight-money, payment for conveyance of freight.
etymologie: prob. a. MDu. or MLG. vrecht, var. of vracht: see fraught n. The word has passed from Du. or LG. into some of the Rom. langs.; F. fret hire of a ship (from 13th c.), Sp. flete, Pg. frete.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Esperanto
frajto
[huurprijs van een transportmiddel, met name een schip]
<via Engels>
status: ontlening onzeker
etymologie: Geleend via Eng freight met ondersteunend bronwoord Ru fracht. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Ests
prakt, praht
[lading, last]
-
▾ Fins
(f)rahti
[lading, last]
<via Zweeds>
datering: 1501-1550
status: ontlening onzeker
etymologie: Bentlin: of Nederduits
bron: Ginneken 1913-1914 Häkkinen 2004 Nurmi 1998 Bentlin 2008 (Stjerncreutz, JvG, KH, NSSK, SKP, TN, Bentlin)
-
▾ Frans
fret
[huurprijs van een schip; prijs voor transport over zee, per lucht of per autoweg; transport van goederen]
datering: 1201-1300 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fréter, fréteur, affréter (1322)
etymologie: PR: néerl. vrecht.FEW: nog enkele andere (verouderde?) betekenis- nuanceringen.Mlt. fretum 'vlot van drijvend hout' Limoges 1188.FEW: het ndl. kende twee varianten: vracht/vrecht. De laatste gebruikelijk in het noorden van Fr. en langs de oceaankust.Nfr. "vracht" 'fret' 1657 is een afzonderlijke ontlening.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Valkhoff 1949 Walter 1997 Wartburg 1928 (PRobert, Walter, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Indonesisch
prah
[lading, last]
-
▾ Javaans
prah
[lading, vrachtgoed]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngeprahaké=als vrachtgoed verzenden
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Keiëes
frak
[vrachtprijs]
-
▾ Lets
frakts
[huurprijs voor een transportmiddel]
<via Duits>
-
▾ Litouws
frachtas
[huurprijs voor een transportmiddel]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: vok. Fracht
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Maltees
frejt
[lading, last; vrachtgeld; goederenvervoer]
<via Engels>
-
▾ Menadonees
frag
[kosten van het transport]
-
▾ Noors
frakt
[lading, last; vervoer]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, nederl; FuT: von mnd. vracht (vrecht) f. 'schiffsmiete, befrachtung' (nhd. Fracht, holl. vracht, engl. fraught und freight.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Oekraïens
fracht
[lading, last; vrachtgeld]
<via Russisch>
-
▾ Pools
fracht
[vrachtloon; lading]
datering: 1572 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: nm."opłata", hol.vracht "przewóz, transport"
bron: Bańkowski 2000 (Wladyslaw Kopalinski ,A.Bańkowski)
-
▾ Portugees
frete
[huur van een schip, een auto e.d.]
<via Frans>
datering: 1201-1300 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: afretar xiv; fretador xiv; fretamento: affre- xiii, ffretamento xiv; fretar xiii
etymologie: Do fr. fret e, este, do neerl. vrecht 'preço do transporte'.
bron: Boudens 1988 Cunha 1986 (Da Cunha, Boudens)
-
▾ Russisch
fracht
[vracht; vrachtgeld; vervoer van goederen]
datering: 1701-1725 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. vracht dass., nhd. Fracht, s. Meulen 232 ff. VdMeulen 1909: Vracht. Vracht heeft verscheiden betekenis, en vooreerst betekent het een last, die in een schip. . . . werd geladen . . . .: vracht betekent ook het loon, dat men voor de vracht, en het gerief van varen. . . . betaald: schuitvracht noemen de Latinisten naulum . . . van vracht komt bevrachten, dat is vracht inladen: wie zal dat schip bevrachten? WINSCH. RUSS. fracht, affretement, fret, naulage, nolis. Volgens 1). betekent Russ. fracht: 1. perevozka tovarov, bol. vodoj (vervoer van goederen, vooral te water). 2. samyj gruz (de lading zelf). 3. plata za perevoz, za dostavku tovara (betaling voor het vervoer, voor het verkrijgen der waai'). En V. verklaart: naem sudna dlja perevoza tovarov (het huren van een schip tot het vervoeren van waren). Afgeleid hiervan zijn de ww. frachtováť, zafrachtovál sudno, een vaartuig huren, om het te bevrachten; het subst. frachtovšcík, scheepsbevrachter en het adj. frachtovyj, b. v. in : frachtovaja plata, synoniem met fracht in de betekenis van: betaling voor goederenvervoer. Wegens de hoofdzakelijke betekenis van vracht enz. te water, behoeft men bij Russ. fracht niet aan overname uit het Hgd. te denken, terecht ziet ook V. er het Holl. vracht in.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Schots
fraucht; fracht
[vrachtgeld; huurprijs van een schip; scheepslading; zoveel als getransporteerd kan worden in één keer door één persoon; groot bedrag; overvloedige aanvoer]
datering: 1351-1400 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Ww.: 1.over water vervoeren; 2.beladen; 3.huren (v.e.boot); frauchtar 16-17, only Sc, ~isman 'iemand die een schip belaadt' 15-16, only Sc
etymologie: ME fraght, MDu, MLowGer vracht 'carriage by sea, transport'; cf Eng freight
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Spaans
flete
[vrachttarief]
<via Frans>
datering: 1478 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fletar 'alaquilar un barco', 1260 (afretar). Fletamiento.
etymologie: Del fr. fret, S.xiii, y éste del neerl. anticuado vraecht íd., hermano del alto alem. ant. frêht `salario'. En América tomó secundariamente el valor de `pago de cualquier transporte', luego el `caballo' mismo con que este transporte se practicaba y, en fin, `caballo' en general.
bron: Corominas 1983 (Corominas)
-
▾ Sranantongo
frakti, frak
[lading, last, ballast; heleboel]
-
▾ Surinaams-Javaans
prag
[lading, last]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngeprag = (een vracht) rijden, vervoeren, ngepragké = laten vervoeren (goederen), prag-pragan = de te vervoeren vracht
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Zweeds
frakt
[lading, last]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fraktavtal, fraktbåt, flygfrakt, järnvägsfrakt
etymologie: före 1520; fornsv. frakt; av lågty. vracht med samma bet., trol. urspr. frisiskt ord med bet. 'egendom'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Azeri
fraxt
[prijs voor transport over zee; lading, last]
<via Russisch>
-
▾ vrachtauto
[truck]
-
▾ Indonesisch
prahoto
[truck]
-
▾ Javaans
kroto, prahoto, prekoto
[truck]
status: ontlening onzeker
etymologie: Oost-Javaans prahoto, truck bron: veldwerk T. Hoogervorst 2006
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Madoerees
prahōtō
[truck]
-
▾ Makassaars
paráôto
[truck]
status: ontlening onzeker
etymologie: men gebruikt ook: ôto-lômpo
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Indonesisch
prahoto
[truck]
-
▾ vrachtwagen
[wagen voor het vervoeren van vracht, vrachtauto]
-
▾ Sranantongo
fraktiwagi
[wagen voor het vervoeren van vracht, vrachtauto]
-
▾ Sranantongo
fraktiwagi
[wagen voor het vervoeren van vracht, vrachtauto]
-
▾ vragen
[verzoeken]
-
▾ Berbice-Nederlands
fragi
[verzoeken]
-
▾ Javindo
fragen
[(na)vragen]
-
▾ Negerhollands
vraag, frāg, frā, vraeg
[verzoeken]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vraag (old 1776), frāg, frā (djdj 1926), vraeg (Robertson 1989). djdj 1926: frā fa = vraag voor (fa is waarschijnlijk afkomstig van het engelse 'for')
bron: Josselin 1926 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (old 1776, djdj 1926, Robertson 1989)
-
▾ Skepi-Nederlands
frag
[verzoeken]
-
▾ Zweeds
fråga
[verzoeken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fragha; av lågty. vragen med samma bet.; besl. med forska, frejd
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Berbice-Nederlands
fragi
[verzoeken]
-
▾ vrede
[toestand van rust]
-
▾ Negerhollands
vreed, vrede, vreede
[toestand van rust]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vreed, vrede (old 1776), vreede (Hesseling 1905: 209)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 208)
-
▾ Sranantongo
freide
[toestand van rust]
-
▾ Negerhollands
vreed, vrede, vreede
[toestand van rust]
-
▾ vredegaard
[(verouderd) juridisch beschermde ruimte of tuin]
-
▾ Frans
flégard, fergard; flagard
(dialect)
[nauw steegje dat het water van verschillende huizen afvoert naar de rivier; openbare plaats, trottoir; onbebouwd gemeenschappelijk terrein; verloren ruimte van de openbare weg]
datering: 1441 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: De vormen wel bekend in fr.woordenboeken, maar beperkt tot Vlaanderen. Zonder twijfel ndl. oorsprong. Oorspr.vorm fregard of fergard. Dan volgt discussie over de oorsprong. Beste papieren heeft ndl. *vredegaert of *vreegaert 'wettelijk beschermde tuin, hof'. Zie FEW.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
flégard, fergard; flagard
(dialect)
[nauw steegje dat het water van verschillende huizen afvoert naar de rivier; openbare plaats, trottoir; onbebouwd gemeenschappelijk terrein; verloren ruimte van de openbare weg]
-
▾ vreedzaam
[zachtmoedig]
-
▾ Negerhollands
vreedsamen
[zachtmoedige]
-
▾ Negerhollands
vreedsamen
[zachtmoedige]
-
▾ vreemd
[uitheems, zonderling]
-
▾ Deens
fremmed
[uitheems, zonderling]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vremede 'fremmed', egl. 'som er borte, som er fjernet fra' ¯ fællesgermansk *frami¬a- afl. af *frama- 'som er borte', egl. 'som er fremme' (jf. frem)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
vreemd
[uitheems, zonderling]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Noors
fremmed
[uitheems, onbekend]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra lty vremede, eg. 'borte, fjernet fra'; FuT: von mnd. vremede (vremet) = (holl. vreemd)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
fremdi
[uitheems, zonderling]
-
▾ Zweeds
främmande
[uitheems, zonderling]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: artfrämmande, väsensfrämmande
etymologie: före 1520; fornsv. främmandhe, ombildn. av äldre främadhe; av lågty. vremede med samma bet.; gemens. germ. ord, urspr. 'avlägsen', bildat till fram i bet. 'från'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
fremmed
[uitheems, zonderling]
-
▾ vreemdeling
[onbekende]
-
▾ Zweeds
främling
[onbekende; onbekend woord]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ~stånd; ~främlingadöme; främlingasinne [gevoel dat je niet thuis bent in deze wereld]; främlingaskara; främlingapesten/feber [ziekte die voornamelijk buitenlanders aantast]; främlingsbesök; främlingsbyrå; fremlingsfientlig/hat; främlingskoloni; främlingsland (een ander land dan het eigen)
etymologie: SAOB; av t. fremdling (mht. vremdelinc, holl. vreemdeling). avledn. av fremd (se FRÄMMAD)
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Zweeds
främling
[onbekende; onbekend woord]
-
▾ vrees
[angst]
-
▾ Negerhollands
vrees
[angst]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 260)
-
▾ Negerhollands
vrees
[angst]
-
▾ vreesachtig
[angstvallig]
-
▾ Negerhollands
vreesachtig
[angstvallig]
-
▾ Negerhollands
vreesachtig
[angstvallig]
-
▾ vreselijk
[vreeswekkend; erg]
-
▾ Fries
freeslik
[vreeswekkend; erg]
-
▾ Fries
freeslik
[vreeswekkend; erg]
-
▾ vreten
[(gulzig) eten]
-
▾ Papiaments
fretu
[gulzig eten]
-
▾ Petjoh
freten, vreten
[smikkelen, smullen van een gerecht of ander lekkers]
-
▾ Sranantongo
freit(i)
[(gulzig) eten]
-
▾ Zweeds
fräta
[aantasten en oplossen door chemicaliën, aanvreten]
datering: 1639 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fräthål, frätsår
etymologie: sedan 1639; av lågty. vreten 'äta glupskt; fräta'; besl. med etsa, frat, 1frossa, äta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Papiaments
fretu
[gulzig eten]
-
▾ vreugde
[blijdschap]
-
▾ Fries
freugde
[blijdschap]
-
▾ Negerhollands
vreegde
[blijdschap]
-
▾ Fries
freugde
[blijdschap]
-
▾ vreugdevuur
[vuur ontstoken bij viering van een bepaalde gebeurtenis of gelegenheid]
-
▾ vrezen
[bang zijn voor]
-
▾ Negerhollands
vrees
[bang zijn voor]
-
▾ Negerhollands
vrees
[bang zijn voor]
-
▾ vriend
[kameraad]
-
▾ Berbice-Nederlands
frindi
[kameraad]
-
▾ Indonesisch
prin, pring
[kameraad (als antwoord wanneer tijdens patrouille wordt gevraagd: werda!)]
-
▾ Javindo
friend
[kameraad]
-
▾ Makassaars
parêng
[antwoord wanneer tijdens patrouille wordt gevraagd: werda!]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Negerhollands
vriend, vrient, fren, frin
[kameraad]
datering: 1776 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Hesseling 1905, p.263: meervoudsvorm = vrienden
etymologie: vriend (old 1776), vrient (Hesseling 1905), fren, frin (djdj 1926). old heeft voor 'vriendin' ook het woord 'vriend'
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Petjoh
pring
†verouderd
[vriend, 'goed volk!']
status: ontlening onzeker
etymologie: traditioneel antwoord op de vraag "Woerda?" (Wie is daar?) gesteld door nachtwakers
bron: Cress 1998 (Cress)
-
▾ Berbice-Nederlands
frindi
[kameraad]
-
▾ vriendelijk
[aangenaam, welgezind]
-
▾ Negerhollands
vriendlik
[aangenaam, welgezind]
-
▾ Zweeds
fryntlig
[gemoedelijk, joviaal]
datering: 1681 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1681; av lågty. früntlig 'vänlig', till frünt 'vän' (ty. Freund); jfr frände
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
vriendlik
[aangenaam, welgezind]
-
▾ vriendelijkheid
[vriendelijke houding, uiting van gunstige gezindheid]
-
▾ Negerhollands
vriendlikheit
[vriendelijke houding, uiting van gunstige gezindheid]
-
▾ Negerhollands
vriendlikheit
[vriendelijke houding, uiting van gunstige gezindheid]
-
▾ vriendje
[kameraad]
-
▾ Sranantongo
frintye
[klootzak]
-
▾ Sranantongo
frintye
[klootzak]
-
▾ vriendschap
[betrekking van personen tot elkaar als vrienden]
-
▾ Negerhollands
vriendskap
[betrekking van personen tot elkaar als vrienden]
-
▾ Surinaams-Javaans
Prinskap
[plaatsnaam (De Guinese Vriendschap)]
-
▾ Negerhollands
vriendskap
[betrekking van personen tot elkaar als vrienden]
-
▾ vriesia
[bloeiende kamerplantsoort, genoemd naar W. H. de Vriese]
-
▾ Duits
Vrisia
[bloeiende kamerplantsoort, genoemd naar W. H. de Vriese]
status: ontlening onzeker
etymologie: nlat; nach dem niederl. Botaniker W.H. de Vriese (1807-1862); die; -, ...een.
bron: Duden Fremd 1990 (Duden Fremd)
-
▾ Engels
vriesia
[bloeiende kamerplantsoort, genoemd naar W. H. de Vriese]
datering: 1843 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: mod.L. (J. Lindley 1843, in Bot. Reg. XXIX. 10), f. the name of W. H. de Vriese (1806–62) Dutch botanist + -ia1.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Italiaans
vriesia
[bloeiende kamerplantsoort, genoemd naar W. H. de Vriese]
-
▾ Duits
Vrisia
[bloeiende kamerplantsoort, genoemd naar W. H. de Vriese]
-
▾ vriezer
[ijskast]
-
▾ Indonesisch
friser
[ijskast]
-
▾ Indonesisch
friser
[ijskast]
-
▾ vrij
[niet belemmerd, niet onderworpen of bezet]
-
▾ Balinees
prai
[vakantie; vrijgesteld]
-
▾ Duits
free
(dialect)
[(bijwoord van graad) tamelijk, redelijk]
status: ontlening onzeker
etymologie: Dies adv. wurde früher im westlichen Ostfrs. ziemlich viel gebraucht, heute aber nur noch vereinzelt (…)
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Ests
prii
[niet belemmerd, niet onderworpen of bezet]
-
▾ Indonesisch
perai, vrij
[vrijgesteld van werk, op vakantie zijn; gratis; vacant, leeg (stoel); onbelemmerd; vrije versnellingsstand]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: sekolah-sekolah diperaikan seminggu = de scholen zijn een week vrij
etymologie: seminggu = een week
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
peré
[vakantie, vrije dag]
-
▾ Jakartaans-Maleis
peré, pré
[niet belemmerd, niet onderworpen of bezet]
-
▾ Javaans
prèèn, prèi
[vakantie; vrijgesteld]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: diprèkaké=vrij gegeven, vrijgemaakt
etymologie: Oost-Javaans prèi, vakantie bron: veldwerk T. Hoogervorst 2006
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Keiëes
fre
[niet belemmerd, niet onderworpen of bezet]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fren = vrijheid
bron: Geurtjens 1921 (Geurtjens)
-
▾ Kupang-Maleis
farei, frei
[gratis, pro deo; onbelemmerd]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: hotel frei=gevangenis
bron: Jacob 2003 (J&G)
-
▾ Menadonees
frei
[vrijgesteld van de betaling van belasting]
-
▾ Minangkabaus
perai
[vakantie; zonder verplichtingen]
-
▾ Muna
ferei
[vrij hebben; een vrije dag hebben]
-
▾ Negerhollands
vri(e), fri
[niet belemmerd, niet onderworpen of bezet; bevrijden]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vri(e) (old 1776, Hesseling 1905), fri (djdj 1926)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Soendanees
pĕre
[vrij, niet belemmerd; niet onderworpen of bezet]
-
▾ Surinaams-Javaans
frèi, prèi, pré
[vrij(af); kosteloos, gratis]
-
▾ Zweeds
fri
[niet belemmerd, niet onderworpen of bezet]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. frir; av lågty. vri med samma bet.; urspr. trol. 'älskad; önskad'; nära besl. med frälsa
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Balinees
prai
[vakantie; vrijgesteld]
-
▾ vrij spreken
[vrijuit praten]
-
▾ Negerhollands
spreek vri
[vrijuit praten]
-
▾ Negerhollands
spreek vri
[vrijuit praten]
-
▾ vrijaf
[verlof]
-
▾ Fries
frijôf
[verlof]
-
▾ Papiaments
freiaf
[open huis op de eerste communiedag]
-
▾ Fries
frijôf
[verlof]
-
▾ vrijage
[vrijerij]
-
▾ Papiaments
freiashi
[vrijerij]
-
▾ Papiaments
freiashi
[vrijerij]
-
▾ vrijbuiten
[op rooftocht of kaapvaart (uit)gaan]
-
▾ Engels
freeboot
†verouderd
[op rooftocht of kaapvaart (uit)gaan]
datering: 1592-1663 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: freeboot n
etymologie: Either < FREE adj. + BOOT n.2, after FREEBOOTER n., or perhaps directly < Dutch vrijbuit (see FREEBOOTER n.). Compare earlier FREEBOOT v.
bron: OED2 1989 (OED3)
-
▾ Engels
freeboot
†verouderd
[op rooftocht of kaapvaart (uit)gaan]
-
▾ vrijbuiter
[kaper, avonturier]
-
▾ Amerikaans-Engels
filibuster, f(i)libustier
[boekanier; piraat; obstructie(voerder)]
<via Spaans>
datering: 1851 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: to filibuster (Van der Voort: in de politiek: een motie in het Congres belemmeren, een methode waarvan het Engelsche parlement een woordje mee kan praten); filibusterer, filibuster expedition, filibustering, filibustering expedition, filibusterism.
etymologie: Sp. filibustero, F. flibustier, from Du. vrijbuiter). The filibusters who joined Narcisso Lopez aigainst Cuba in 1850-1, and those who were led by William Walker against Sonora, Mexico, in 1853-4, and against Nicaragua in 1855-8, were the best-known organized groups.; CITAAT: 1851 `The Flibustiers' rejects `Fillibustiers'..
bron: Craigie 1938-1944 Flexner 1982 Mencken 1937-1948 (Craigie, Neumann, Flexner, Mencken Sup. I, Room, Van der Sijs 2009)
-
▾ Bretons
flibister
[piraat]
<via Frans>
status: ontlening onzeker ; verbastering
afleidingen en samenstellingen: flibist (piraterij)
bron: Deshayes 2003 (DEB)
-
▾ Deens
filibuster
[tactiek om te verhinderen dat iets doorgevoerd wordt (met name in de politiek van de VS gebruikt)]
<via Amerikaans-Engels>
status: ontlening onzeker
etymologie: fra engelsk filibuster ¯ spansk filibustero '(sø)røver, bandit' ¯ fransk flibustier, fribustier ¯ nederlandsk vrijbuiter 'fribytter, sørøver'; egl. 'det at bruge uhæderlig, sørøveragtig obstruktion over for noget', OPRINDELSE: af eng. filibuster, dels (i formen flibutor, fleebooter) af holl. vrijbuiter fribytter, dels af fr. flibustier (i formen filibuster af sp. filibustero, som også er af fr.). Bartz: Aus engl. filibuster, französ. filibustier, span. filibustero, die unter wechselseitiger Beeiflussung mit zahlreichen Zwischenformen letzlich auf niederländ. vrijbuiter -> Freibuiter zurückgehen. Daher stammt auch die US-amerikansische Bedeutung to filibuster "Gesetzgebung blockieren", indem die Redezeit ausgedehnt, also als Beute erobert wird.
bron: Bartz 2007 Becker-Christensen 2005 Brüel 1993 Hårbøl 2004 Nielsen 1989 (PNOE, Fremmedordbog, EO, Fremmed2, Bartz)
-
▾ Deens
fribytter
[zeerover, krijger]
datering: 1922 (1901-1950)
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
afleidingen en samenstellingen: fribytteri=vrijbuiterij, fribyttertog=vrijbuitertocht
etymologie: af adj. fri + bytter (afl. af sb. bytte) efter nederlandsk vrijbuiter; egl. 'en person der har frihed til at tage bytte'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Nielsen 1989 Arnesen (PNOE, OOD, EO, Arnesen, FuT)
-
▾ Duits
Filibustier
[avonturier behorend bij een piratenbende]
<via Frans>
datering: 1751-1800
status: ontlening onzeker
etymologie: Entlehnt aus frz. flibustier, dieses aus ne. filibuster, wohl aus ne. flibutor, freebooter, aus ndl. vrijbuiter "Freibeuter". Duden Universal: frz. flibustier, engl. filibuster, wohl < älter engl. flibutor, freebooter < niederl. vrijbuiter= Freibeuter]: westindischer Seeräuber in der zweiten Hälfte des 17. Jh.s. Bartz: Aus engl. filibuster, französ. filibustier, span. filibustero, die unter wechselseitiger Beeiflussung mit zahlreichen Zwischenformen letzlich auf niederländ. vrijbuiter -> Freibuiter zurückgehen. Daher stammt auch die US-amerikansische Bedeutung to filibuster "Gesetzgebung blockieren", indem die Redezeit ausgedehnt, also als Beute erobert wird.
bron: Bartz 2007 Duden Universal 2003 Kluge 2002 (Kluge, Duden Universal, Bartz)
-
▾ Duits
Freibeuter
[kaper, avonturier]
datering: 1551-1600
status: ontlening onzeker
etymologie: Entlehnt aus nndl. vrijbuiter; dieses aus mndl. vrijbuiten "freibeuten", aus mndl. vrij "frei" und mndl. buit "Beute", also "freie Beute machen". Bartz: Mittelniederdt. vribüter, niederländ. vrijbuiter, aus mittelniederländ. vrij "frei", buit "Beute", ursprüngl. Soldaten, die nicht von Sold, sondern von "freier"Beute lebten, die sich nicht abzuliefern hatten, maritim in den Niederlanden im 16. Jahrh. enstanden. Entlehnt zu engl. freebooter, französ. flibustier -> Filibuster, norw. dän. fribytter, schwed. fribytare.
bron: Bartz 2007 (Kluge, Bartz)
-
▾ Engels
freebooter
[kaper, boekanier]
datering: 1570 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: freebooter v. intr.; free-bootery, the practice of freebooters.
etymologie: < Dutch vrijbuiter privateer, pirate, robber (1572) < vrijbuit prize, spoils, plunder (1575; chiefly in the phrase op vrijbuit varen to go capturing ships or plundering, op vrijbuit gaan, and variants; < vrij FREE adj. + buit BOOTY n.1; compare Middle Low German vr{imac}b{umacuml}te ({goesto} Swedish fribyte (1561)), German Freibeute (1571 as freye peuth, or earlier)) + -er -ER suffix1. Compare Middle Low German vr{imac}b{umacuml}ter ({goesto} Swedish fribytare (1559)), German Freibeuter (1569 as fribuiter, or earlier); also Middle French vributeur, vributer (1582; < Dutch), all in sense ‘privateer, pirate’. Compare FILIBUSTER n. 1.
bron: Onions 1983 (OED3, ODEE)
-
▾ Engels
filibuster
[kaper, boekanier; obstructie(voerder)]
<via Frans>
datering: 1587 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: The ultimate source is certainly the Du. vrijbuiter in Kilian vrij-bueter (see freebooter). It is not clear whether the 16th c. Eng. form flibutor, of which we have only one example, was taken from Du. directly or through some foreign lang. Late in the 18th c. the F. form flibustier was adopted into Eng., and continued to be used, with occasional variations of spelling, until after the middle of the nineteenth century. About 1850–54, the form filibuster, ad. Sp. filibustero, began to be employed as the designation of certain adventurers who at that time were active in the W. Indies and Central America; and this has now superseded the earlier flibustier even with reference to the history of the 17th c. The mutual relation of the forms is involved in obscurity. It is possible that the corruption of fri- into fli- may be due to the influence of the word flyboat (Du. vlieboot, whence F. flibot, Sp. flibote); but against this it may be urged that in our first quot. the word seems to be applied to marauders on land. In Fr. the form fribustier (which may be a corruption of Eng. freebooter) occurs in Du Tertre Hist. des Ant-Isles (1667) III. 151; but flibustier is app. first recorded in A. O. Oexmelin (Esquemeling) Hist. des Avanturiers (1686); this writer says that it comes from the Eng. flibuster ‘corsair’; in the earlier ed. of the work in Dutch (1678) the word does not occur. It is possible on the one hand that the corrupt form of the Du. word may be of Eng. origin, and may have been taken into F. from its use in the Eng. colonies in the W. Indies; or, on the other hand, that the F. form arose in the European wars of the 16th c., and is the immediate source of Garrard's flibutor. In any case the insertion of the s probably originated in Fr. as a mere sign of vowel-length, though from the Dictionnaire de Trévoux we learn that the s was already pronounced in 1704. In the Dict. étymologique of Ménage (who died in 1692), s.v. flibot, the form flibutier occurs, with the explanation (doubtless erroneous) ‘celui qui gouverne un flibot’. The Sp. filibustero is presumably ad. F. flibustier.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE p. 355)
-
▾ Esperanto
filibustro
[17e- en 18e-eeuwse piraat uit de Spaans-Amerikaanse wateren]
<via Amerikaans-Engels>
status: ontlening onzeker
etymologie: Geleend via Eng filibuster met steun van Du Filibustier. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Frans
flibustier
[kaper, piraat]
datering: 1666 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: flibuste, flibuster
etymologie: PR: angl. fributor; altér. du néerl. vrijbuiter `qui fait du butin librement'L: angl. flibutor, flisbuter (auj. freebooter), altér. du néerl. vrijbuter, pirate (proprement `libre-butineur').FEW: div. andere (verouderde?) betekenisnuan- ceringen en afleidingen.FEW: ndl. ist als "vrijbueter" bei Kiliaan belegt. Engl.: flibuter 1587, flibustier einde 18e, filibustier 19e eeuw. Engl. vormen met -st- zijn aan het fr. ontleend.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Valkhoff 1949 Walter 1997 Wartburg 1928 (PRobert, Walter, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Italiaans
farabutto
[schelm, boef, oplichter]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
etymologie: Ted. Freibeuter 'libero saccheggiatore, predone'
bron: Bolelli 1989 (Bolelli)
-
▾ Italiaans
filibustiere
[kaper]
<via Spaans>
status: ontlening onzeker
etymologie: Spagn. filibustero (incr. colfr. flibustier), dall'olandese vrijbuiter 'che fa liberamente bottino'.
bron: Bolelli 1989 (Bolelli)
-
▾ Italiaans
filibustering
[het dwarsliggen van de wetgevende vergadering en, in het algemeen, bij institutionele vergaderingen]
<via Amerikaans-Engels>
status: ontlening onzeker
etymologie: InglA.s.m. [dal v. to filibuster 'comportarsi da filibustiere', che negli Stati Uniti significa 'fare ostruzionismo parlamentare']; CITAAT: Il filibustering è nato in America nel secolo scorso.
bron: Carpitano 1989 (Carpitano)
-
▾ Kroatisch
flibustijer, filibuster
[kaper, bandiet]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: filibusterstvo
bron: Anić 2003 (Anić, Vladimir & Ivo Goldstein (2000), Rječnik stranih riječi, Zagreb, 2de druk.)
-
▾ Litouws
flibustjerai
[piraten, zeerovers]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
etymologie: pranc. flibustier vns. < ol. vrijbuiter - jūros plėšikas, piratas
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Maltees
filibustier
[kaper, avonturier]
<via Italiaans>
-
▾ Noors
filibuster
[persoon die debatten vertraagt om maatregelen tegen te gaan]
<via Amerikaans-Engels>
status: ontlening onzeker
etymologie: BO: eng, gj. fr flibustier, sp filibustero fra nederl vrijbuiter
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Noors
fribytter
[kaper]
status: ontlening onzeker
etymologie: BO: gj. lty vributer fra nederl, eg. 'persin som har fihet til å ta bytte'; FuT: von mnd. vrîbûter, 'priviligierter seeräuber' (holl. vrijbuiter), eigentlich 'einer der die freiheit hat, beute zu machen'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Pools
flibustier
[zeeschuimer]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Portugees
flibusteiro
[piraat van de Amerikaanse zeeën in de 17e en 18e eeuw]
<via Frans>
datering: 1858 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Do fr. flibustier e, este, do ing. filibuster, deriv. do neerl. vrijbuiter.
bron: Boudens 1988 Cunha 1986 (Da Cunha, Boudens)
-
▾ Russisch
flibust'jer
[zeerover]
<via Frans>
-
▾ Sloveens
filibuster
[piraat, dwarsdrijver]
<via Spaans>
-
▾ Spaans
filibustero
[zeerover, vrijbuiter; 19e-eeuwse opstandeling in bepaalde Latijns-Amerikaanse gebieden]
<via Frans>
datering: 1836 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: filibusterismo
etymologie: Del fr. flibustier, 1690 (fribustier), 1667), y éste probablemente del neerl. vrijbuiter `corsario', cpt. de vrij `libre' y buiten `saquear, hacer botín'. La -s- pudo nacer en castellano por el influjo de las voces jergales finibusterre `la horca' y farabustear `hurtar con mañas', 1609 (que a su vez es alteración del it. farabuttare).
bron: Corominas 1983 Sijs 2010 (Corominas, Van der Sijs 1998)
-
▾ Tsjechisch
flibustýr
[kaper, piraat]
<via Frans>
-
▾ Zweeds
filibuster
[vertragingsmethode in een representatieve bijeenkomst met het doel wetsvoorstellen te stoppen]
<via Amerikaans-Engels>
datering: 1953 (1951-2000)
status: ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: åtm. sedan 1955; av eng. filibuster med samma bet.; av spa. filibustero, fra. flibustier; efter nederl. vrijbuiter 'fribytare'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zweeds
fribytare
[zeerover, kaper, avonturier]
datering: 1559 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1559; av lågty. fribüter med samma bet., eg. 'som har frihet att göra byte'; jfr filibuster
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Amerikaans-Engels
filibuster, f(i)libustier
[boekanier; piraat; obstructie(voerder)]
<via Spaans>
-
▾ vrijburger
[persoon die zich, na afloop van zijn dienstverband bij de VOC, als vrije burger vestigde]
-
▾ Engels
free burgher
[persoon die zich, na afloop van zijn dienstverband bij de VOC, als vrije burger vestigde]
datering: 1624 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: < FREE adj.+ BURGHER n., apparently originally after Dutch vrijburger former employee of the Dutch East India Company settling in the East Indies or South Africa (although this is first attested slightly later: 1628 with reference to Java; {goesto} Afrikaans vryburger). Compare Dutch vrijburger free citizen (1864), Middle Low German vr{imac}börger citizen free of certain taxes (16th cent.), German Freibürger citizen of a free borough (14th cent.; now usually (after Dutch or Afrikaans) with reference to South Africa). Compare earlier FREE BURGHERSHIP n. Compare also earlier free burgess (see FREE adj. 25).
bron: OED2 1989 (OED3)
-
▾ Engels
free burgher
[persoon die zich, na afloop van zijn dienstverband bij de VOC, als vrije burger vestigde]
-
▾ vrijdag
[zesde dag van de week]
-
▾ Arowaks
fridakha, fredakha
[zesde dag van de week]
-
▾ Aucaans
freida
[zesde dag van de week]
-
▾ Berbice-Nederlands
fridaku
[zesde dag van de week]
-
▾ Karaïbisch
freida
[zesde dag van de week]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
bron: Aloema 1987 (Aloema, Nardo, M.J. Pierre & C.N. van der Ziel (red.) (1987), Kalihna-Nederlands woordenboek, met index, Instituut voor Taalwetenschap (SIL), proefuitgave. 1987)
-
▾ Mohegan-Pequot
beitar
[zesde dag van de week]
-
▾ Negerhollands
vri(e)dag
[zesde dag van de week]
-
▾ Sranantongo
freida
[zesde dag van de week]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Tiriyó
fredi
[zesde dag van de week]
-
▾ Arowaks
fridakha, fredakha
[zesde dag van de week]
-
▾ vrijdom
[vrijheid]
-
▾ Fries
frijdom
[vrijheid]
-
▾ Fries
frijdom
[vrijheid]
-
▾ vrijen
[het hof maken, minnekozen]
-
▾ Ambons-Maleis
frèi
[minnekozen]
-
▾ Berbice-Nederlands
freri
[minnekozen, het hof maken]
-
▾ Deens
frie
[een huwelijksaanzoek doen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vrien 'fri til, gifte sig med'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Duits
freien
[tot een huwelijk aanzoeken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; betekenisontlening
etymologie: freien, in bezug auf heirat und brautwerbung, scheint gleichwol unhochdeutsch und klingt noch heute der oberdeutschen volksprache unheimisch (SCHM. 1, 610), die Zürcher bibel setzt an die stelle des lutherschen freien: zu der ee nemen, zu der ee greifen, gerade wie die ahd. version bei Tatian quënûn halôn, leitan, nëman. kein mhd. vrîen in diesem sinn ist aus der reinen sprache aufzuweisen, es stöszt zuerst im passional 27, 36 K. auf: im Kartmeinet hätte der häufige reim auf Galîen ein solches vrîen herbeiführen sollen, es ist uns offenbar aus dem nd. oder nl. zugebracht worden. HERBORT 12796 hat Diomedis frîe (oder frîge : amîge) für die liebe zu Diomedes. nnl. wird vrijen heiraten von vrijden liberare gesondert. nhd. ist im 16 jh. schon vor und seit LUTHER freien in gebrauch, sowol von der frau für nubere, als von dem mann für uxorem ducere
bron: Grimm 1854-1971 (Grimm)
-
▾ Negerhollands
fri, vrie
[minnekozen]
datering: 1905 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: vrie (Hesseling 1905), fri (djdj 1926). Hesseling 1905: het hof maken = vrie een plek. djdj 1926: naar het hof maken = fri fo trou
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Noors
fri
[huwelijksaanzoek doen; vleien]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty vrien; FuT: von mnd. vrîen, 'freien, heiraten' (holl. vrijen)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
frei
[minnekozen; flirten]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: freimentu- vrijage
bron: (Joubert PN, Marugg)
-
▾ Sranantongo
freiri
[minnekozen, flirten]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vry
[het hof maken, minnekozen]
<via Afrikaans>
datering: 1887 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: vryery (het vrijen)
etymologie: Afk. f. Du. vrijen to woo, to make love.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zweeds
fria
[iemand ten huwelijk vragen, huwelijksaanzoek doen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fria; av lågty. vrien 'fria; gifta sig med'; samma ord som isl. frjá 'älska'; besl. med fred
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
frèi
[minnekozen]
-
▾ vrijer
[iemand die een meisje het hof maakt]
-
▾ Noors
frier
[iemand die een meisje het hof maakt]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty vrier
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Papiaments
frei
[geliefde (m/v)]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: freimentu- vrijage
bron: (Joubert PN, Marugg)
-
▾ Sranantongo
freiri, frei
[geliefde (m/v), vrijer, vrijster]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
vryer
[vriendje, minnaar, hofmaker]
<via Afrikaans>
datering: 1882 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: vryery
etymologie: Afk. fr. Du. vrijer.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Noors
frier
[iemand die een meisje het hof maakt]
-
▾ vrijgegeven
[losgelaten uit slavernij]
-
▾ Ambons-Maleis
vrèhaven
†verouderd
[slaven die bij de afschaffing van de slavernij vrij zijn geworden]
-
▾ Ambons-Maleis
vrèhaven
†verouderd
[slaven die bij de afschaffing van de slavernij vrij zijn geworden]
-
▾ vrijgeleide
[vrije passage, doorgang]
-
▾ Fries
frijgeliede
[vrije passage, doorgang]
-
▾ Fries
frijgeliede
[vrije passage, doorgang]
-
▾ vrijgestelde
[iemand die vrijgesteld is]
-
▾ Javaans
préman
[iemand die vrijgesteld is (van slavernij), zonder beroep is; particulier (niet ambtelijk); gepensioneerd; in burger; privé; dagloner]
-
▾ Javaans
préman
[iemand die vrijgesteld is (van slavernij), zonder beroep is; particulier (niet ambtelijk); gepensioneerd; in burger; privé; dagloner]
-
▾ vrijheid
[onafhankelijkheid, autonomie, toestemming]
-
▾ Negerhollands
vriheit
[onafhankelijkheid]
-
▾ Zweeds
frihet
[onafhankelijkheid, autonomie, toestemming]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: frihetshjälte, frihetskamp, frihetsälskande, pressfrihet, samvetsfrihet
etymologie: före 1520; fornsv. frihet; till fri och -het, av lågty. -heit, urspr. ett självständigt ord, besl. med heder, och med bet. 'beskaffenhet; värdighet' m.m.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
vriheit
[onafhankelijkheid]
-
▾ vrijkaartje
[gratis toegangsbewijs]
-
▾ Javaans
prèbilyèt
[gratis toegangsbewijs]
-
▾ Javaans
prèbilyèt
[gratis toegangsbewijs]
-
▾ vrijkopen
[door betaling bevrijden, afkopen]
-
▾ Negerhollands
koop vri
[door betaling bevrijden, afkopen]
-
▾ Negerhollands
koop vri
[door betaling bevrijden, afkopen]
-
▾ vrijmaken
[bewerken dat iemand van iets vrij raakt, bevrijden]
-
▾ Negerhollands
maak vri
[bewerken dat iemand van iets vrij raakt, bevrijden]
-
▾ Negerhollands
maak vri
[bewerken dat iemand van iets vrij raakt, bevrijden]
-
▾ vrijman
[(verouderd) vrijgeborene; vrijgelaten slaaf; iemand die een zelfstandig beroep uitoefent]
-
▾ Ambons-Maleis
vrèman
[soldaat met paspoort]
-
▾ Atjehnees
priman
[vrije burger; ambteloos]
<via Javaans>
-
▾ Boeginees
parêmang
[particulier persoon]
-
▾ Indonesisch
préman, paréman
[gangster, kleine crimineel; in burgerkleding; privé; vrijgesteld; gepensioneerd; burger, niet-militair; (Bahasa Prokem) bandiet, zakkenroller, boef, gangster]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mobil préman = privé-auto; polisi berpakaian préman = politieman in burger
etymologie: berpakaian = gekleed zijn
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
perèman
[particulier]
-
▾ Madoerees
preman, pareman
[niet-ambtenaar, particulier]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: apareman = als ambtloos burger leven
bron: Kiliaan 1904 (ASIS, KIL)
-
▾ Makassaars
parêmang
[particulier persoon; voor privé-gebruik bestemd]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Minangkabaus
pareman
[niet-ambtenaar, particulier]
-
▾ Soendanees
pareman
[rustend, oud-, met emeritaat]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mareman = zijn ambt neerleggen
bron: Coolsma 1913 (Cool1913)
-
▾ Surinaams-Javaans
préman
[vrije burger (na afloop van een contract)]
-
▾ Ambons-Maleis
vrèman
[soldaat met paspoort]
-
▾ vrijmetselaar
[lid van de vrijmetselarij]
-
▾ Duits
Fremetzeler, Fremesseler
(dialect)
[lid van de vrijmetselarij]
status: ontlening onzeker
etymologie: Die erste Emder Freimaurerloge wurde 1763 gegründet (…) Heute ist Fremesseler alten Emdern und Borkumern noch bekannt. Gewöhnlich sagt man Fremüürker oder Fremaurer.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Fremetzeler, Fremesseler
(dialect)
[lid van de vrijmetselarij]
-
▾ vrijmoedig
[niet beschroomd]
-
▾ Deens
frimodig
[niet beschroomd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: af adj. fri i betydningen 'utvungen' + en afledning af sb. mod i den opr. betydning 'sindelag', dannet efter nedertysk vrimodich; egl. 'af utvungent sindelag'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
frimodig
[niet beschroomd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
frimodig
[niet beschroomd]
datering: 1536 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1536; av lågty. vrimodich med samma bet.; till 1mod
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
frimodig
[niet beschroomd]
-
▾ vrijpostig
[brutaal]
-
▾ Deens
fripostig
[brutaal]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nt. fripostig (holl. vrijpostig), der er omdannet af nt. friböstig (holl. vrijborstig), frimodig
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Duits
frepostich
(dialect)
[brutaal]
status: ontlening onzeker
etymologie: Smet 83: Oostfriesland, Foerste: Gegenwärtig noch ziemlich bekannt im ganzen Gebiet, bis aufs Harlinger- und Jeverland. In der Stadt Emden anscheinend ausgestorben. Schlüter: Belege besonders im südlichen Westm. / Schönhoff.
bron: Foerste 1938 Schlüter 1952 Smet 1983 (Smet 83, Foerste, Schlüter)
-
▾ Fries
frijpostich
[brutaal]
-
▾ Noors
fripostig
[brutaal]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von nd. frîpostig, holl. vrijpostig, 'frech', das wieder von nd. frîbostig, holl. vrijborstig 'freimütig' nach frz. riposter, 'rasch und beissend antworten' umgebildet ist.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
freipòstu (ouder: vrepost)
[brutaal]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.45+ Uit Ewijk p. 119
bron: (Joubert PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Petjoh
vrijpostig
[brutaal, ongemanierd]
-
▾ Sranantongo
frèipostu, freipostig, frèiposteg
[brutaal; vrijpostigheid]
-
▾ Deens
fripostig
[brutaal]
-
▾ vrijpostigheid
[te grote vrijmoedigheid]
-
▾ Duits
Freposticheit
†verouderd
(dialect)
[te grote vrijmoedigheid]
-
▾ Duits
Freposticheit
†verouderd
(dialect)
[te grote vrijmoedigheid]
-
▾ Vrijstaat
[Boerenrepubliek in Zuidelijk Afrika]
-
▾ Arabisch (MSA)
frī stīt
[provincie van Zuid-Afrika]
<via Engels>
-
▾ Engels
Free State
[Provincie van Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
datering: 1851-1900
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk. vry (vrij) + staat
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
Free State
[provincie van Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
-
▾ Arabisch (MSA)
frī stīt
[provincie van Zuid-Afrika]
<via Engels>
-
▾ vrijster
[liefje; (verouderd) jong meisje]
-
▾ Engels
frister
†verouderd
[liefje]
datering: 1640 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Du. vrijster = vrijdster `amasia, virgo nubilis' (Kilian), f. vrij(d)en to woo, court.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Engels
vriester
†verouderd
[meisje]
datering: 1652 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: Du. and Flem. vrijster, f. vrijen to court, woo.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Negerhollands
fristǝ, fristu
[vrouw die een vaste relatie heeft met een man; vrouw naar wier hand wordt gedongen; vrouw die het hof gemaakt wordt]
datering: 1926 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: djdj 1926: du fristu a … fo trou = het hof maken, dingen naar de hand van.
bron: Josselin 1926 (djdj 1926)
-
▾ Engels
frister
†verouderd
[liefje]
-
▾ vroedmeester
[(verouderd) mannelijke verloskundige]
-
▾ vroedmoeder
[(verouderd) vrouwelijke verloskundige]
-
▾ Negerhollands
vroedtmoeer
[verloskundige]
-
▾ Papiaments
frumun, vrumun (ouder: vroemon)
[verloskundige]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 120
bron: Putte 2008 (Putte PN, Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Negerhollands
vroedtmoeer
[verloskundige]
-
▾ vroedvrouw
[vrouwelijke verloskundige]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1374-1394;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Sranantongo
frutfrow
[vrouwelijke verloskundige]
-
▾ Sranantongo
frutfrow
[vrouwelijke verloskundige]
-
▾ vroeg
[aan het begin, tijdig]
-
▾ Ambons-Maleis
vrug
[aan het begin, tijdig]
-
▾ Berbice-Nederlands
fruku
[aan het begin, tijdig]
-
▾ Javindo
froeg
[aan het begin, tijdig]
-
▾ Menadonees
frug
[aan het begin, tijdig]
-
▾ Negerhollands
vroe, fru, vrue
[aan het begin, tijdig]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Magens 1770: heel vroeg = gue vrue. old 1776: vroekost = ontbijt, morgenbrood. vroevroe, frufru (=vroege morgen); frufruko (=markt) fru is vroeg en fruko is verkopen, dus het woord is eigenlijk 'vroeg verkopen'. old 1776: vroeg en laat = vroe en laat
etymologie: vroe (old 1776) vrue (Magens 1770, Hesseling 1905), fru (djdj 1926)
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Papiaments
vruvru
[heel vroeg]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Saramakkaans
fuúku
[aan het begin, tijdig]
<via Sranantongo>
-
▾ Sranantongo
fruku (ouder: frugu)
[aan het begin, tijdig]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Blanker 2005 Focke 1855 (woordenlijst S-N, Schu, Fo, SR)
-
▾ Ambons-Maleis
vrug
[aan het begin, tijdig]
-
▾ vroeger
[eertijds, voorheen; eerder]
-
▾ Fries
froeger
[eertijds, voorheen; voormalige]
-
▾ Petjoh
(toen) froeher
[vroeger (tijdens tempo doeloe), de goede oude tijd]
-
▾ Sranantongo
fruku
[eerder]
-
▾ Surinaams-Javaans
fruku
[eerder dan afgesproken]
<via Sranantongo>
-
▾ Fries
froeger
[eertijds, voorheen; voormalige]
-
▾ vroegkost
[(verouderd) ontbijt]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
fru fruko
†verouderd
[markt]
<via Negerhollands>
-
▾ Deens
frokost
[lunch]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: efter nedertysk vrokost 'tidligt måltid' dannet af vrô 'tidlig' + kost 'spisning, spise' (jf. kost2); egl. om dagens første måltid
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
vrukost
[ontbijt]
datering: 1905 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (djdj 1926, Hesseling 1905)
-
▾ Zweeds
frukost
[ontbijt]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: frukostbord, frukostrum, grötfrukost, kaffefrukost, frukostrast, skolfrukost
etymologie: före 1520; fornsv. frokoster; av lågty. vrokost med samma bet., till vro 'tidig' och kost
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
fru fruko
†verouderd
[markt]
<via Negerhollands>
-
▾ vroegmis
[vroege dienst in de katholieke kerk]
-
▾ Deens
fromesse
[vroege dienst in de katholieke kerk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vromisse dannet af vrô 'tidlig' + misse (jf. sb. messe); egl. 'tidlig messe'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
fromesse
[vroege dienst in de katholieke kerk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: = mnd. vrômisse (…) mnd. adv. vrô, vrôch (holl. vroeg)
bron: Falk 1910-1911 (FuT)
-
▾ Deens
fromesse
[vroege dienst in de katholieke kerk]
-
▾ vrolijk
[blij]
-
▾ Engels
frolic
[blij, speels, dartel; (verouderd) vrijgevig, royaal]
datering: 1538 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: frolic-hearted adj. Hence frolickish a., somewhat sportive; frolickness, the state of being frolic.
etymologie: a. Du. vrolijk (in Kilian vrolick), = OS. *frôlîc (whence frôlîco adv.), OHG. frôlîch (MHG. vrôlich, vr€lic, mod.Ger. fröhlich); f. MDu. vrô = OHG. frô (MHG. vrô, mod.G. froh) glad, joyous.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE, White)
-
▾ Fries
froalik
[opgeruimd, vreugdevol, blij]
-
▾ Negerhollands
frolik, vroolig
[blij]
datering: 1800 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
etymologie: frolik (Rossem 1996: 183), vroolig (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Rossem 1996 (Hesseling 1905: 262, Rossem 1996: 183)
-
▾ Engels
frolic
[blij, speels, dartel; (verouderd) vrijgevig, royaal]
-
▾ Vromaneffect
[bepaald bloedstollingseffect, genoemd naar hematoloog en dichter Leo Vroman]
-
▾ Engels
Vroman effect
[bepaald bloedstollingseffect, genoemd naar hematoloog en dichter Leo Vroman]
-
▾ Engels
Vroman effect
[bepaald bloedstollingseffect, genoemd naar hematoloog en dichter Leo Vroman]
-
▾ vrome (te mijner vrome)
[(verouderd) (tot mijn) voordeel]
-
▾ vroom
[godvruchtig]
-
▾ Chinees-Maleis
from
[godvruchtig]
-
▾ Deens
from
[godvruchtig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vrome 'dygtig, tapper, retskaffen, gudfrygtig' egl. 'som er til nytte el. fordel'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
vrom, vroom
[godvruchtig]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vrom (old 1776), vroom (Hesseling 1905; 243)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 243)
-
▾ Noors
from
[godvruchtig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. vrome, 'tüchtig, tapfer, brav, fromm' (holl. vroom)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
fron, fro(w)m(u)
[godvruchtig]
-
▾ Zweeds
from
[godvruchtig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fromber 'mäktig; tapper; präktig; god; gudfruktig'; av lågty. vrome med samma bet., eg. 'framstående'; besl. med fram
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Chinees-Maleis
from
[godvruchtig]
-
▾ vrouw
[mens van vrouwelijk geslacht; echtgenote]
-
▾ Amerikaans-Engels
frow
[mens van vrouwelijk geslacht]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
fru
†verouderd
[mens van vrouwelijk geslacht]
<via Negerhollands>
datering: 1981 (1951-2000)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Valls 1990: frouple = vulva
bron: Valls 1981 (Valls 1981)
-
▾ Deens
frue
[hooggeboren vrouw; getrouwde vrouw, echtgenote]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fru+e ¯ oldnedertysk frua; egl. 'herskerinde'; oprindelig om kvinder af overklassen, men fra slutningen af det 19. årh. også om andre, dog stadig om bedre stillede kvinder, FuT: entlehnt aus as. frûa, mnd. frûwe neben frouwe (holl. vrouw)
bron: Becker-Christensen 2005 Falk 1910-1911 (PNOE, FuT)
-
▾ Engels
frow
[Nederlandse; mens van vrouwelijk geslacht; (dialect) slons]
datering: 1390 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
etymologie: ad. Du. vrouw = Ger. frau lady, woman, wife; toevoeging ODEE: (het woord is) superseded by VROUW
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Engels
vrouw, vrow
[(Nederlandse) getrouwde dame]
datering: 1620 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: Du. and Flem. vrouw (cf. frow n.) = G. frau woman, wife, frau.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Ests
proua, roua
[adellijke vouw, dame]
-
▾ Fins
rouva
[adellijke vrouw, dame]
-
▾ Frans
vraue
†verouderd
(dialect)
[mens van vrouwelijk geslacht]
datering: 1500 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: Vrouwe (mndl.) 'frau'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Fries
frou
[mens van vrouwelijk geslacht; echtgenote]
-
▾ Negerhollands
vro, vrou, frou, fru, vrow
[mens van vrouwelijk geslacht]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Hesseling 1905: klein-vrouw , vrou = huwbare dochter
etymologie: vro (old 1776), vrou, vrow (Hesseling 1905), frou, fru (djdj 1926). old 1776: man en vrouw = man met wief. djdj 1926: in het Deens is het 'frue'
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Noors
frue, fru
[heerseres; hooggeboren vrouw; getrouwde vrouw, echtgenote]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: entlehnt aus as. frûa, mnd. frûwe neben frouwe (holl. vrouw)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Schots
frow
[grote mollige vrouw]
datering: 1751-1800 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: frowdie (z.n.) 19-e20; frowdie (mutch) oude- vrouwenmuts met een naad aan de achterkant 19
etymologie: Eng = a Dutchwoman, Du vrouw
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Sranantongo
frow
[mens van vrouwelijk geslacht; echtgenote]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: doroseifrow (minnares)
bron: Blanker 2005 (Woordenlijst S-N, Prisma S-N 2005)
-
▾ Amerikaans-Engels
frow
[mens van vrouwelijk geslacht]
-
▾ vrouw
[naam van een speelkaart]
-
▾ Atjehnees
prahō, peurahō
[naam van een speelkaart]
-
▾ Boeginees
pârro
[naam van een speelkaart]
-
▾ Fries
frou
[naam van een speelkaart]
-
▾ Makassaars
pârro
[naam van een speelkaart]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Singalees
poro-va
[naam van een speelkaart]
-
▾ Sranantongo
frow
[naam van een speelkaart]
-
▾ Tamil
vīṛo
(dialect)
[naam van een speelkaart]
-
▾ Atjehnees
prahō, peurahō
[naam van een speelkaart]
-
▾ vrouwendokter
[vrouwenarts]
-
▾ Fries
frouwedokter
[vrouwenarts]
-
▾ Fries
frouwedokter
[vrouwenarts]
-
▾ vrouwenfiguur
[uitbeelding van een vrouw]
-
▾ Fries
frouwefiguer
[uitbeelding van een vrouw]
-
▾ Fries
frouwefiguer
[uitbeelding van een vrouw]
-
▾ vrouwenhater
[hater van vrouwen]
-
▾ Fries
frouwehater
[hater van vrouwen]
-
▾ Fries
frouwehater
[hater van vrouwen]
-
▾ vrouwenklooster
[nonnenklooster]
-
▾ Fries
frouwekleaster
[nonnenklooster]
-
▾ Fries
frouwekleaster
[nonnenklooster]
-
▾ vrouwenplek
[eufemisme voor vrouwelijke genitaliën]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
frouple
[vrouwelijke genitaliën]
-
▾ Negerhollands
frouple
[vulva, schaamspleet]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
frouple
[vrouwelijke genitaliën]
-
▾ vrouwenvereniging
[vereniging van (huis)vrouwen]
-
▾ Fries
frouweferiening
[vereniging van (huis)vrouwen]
-
▾ Fries
frouweferiening
[vereniging van (huis)vrouwen]
-
▾ vrouwlief
[aanduiding van iemands echtgenote]
-
▾ Fries
frouleaf
[aanduiding van iemands echtgenote]
-
▾ Fries
frouleaf
[aanduiding van iemands echtgenote]
-
▾ vrouwmeid
[(verouderd) dienstbode]
-
▾ vrouwtje
[kleine vrouw, vrouw]
-
▾ Amerikaans-Engels
frowchey
(dialect)
[oud besje, oude vrouw]
datering: 1848 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Du. vrouwtje.; CITAAT: Clapin: In NYC and vicinity, applied to an old woman, with bent shoulders, and deep-wrinkled, furbelowed face. An attempt to render, into English, the staid old greeting "Vrouwtje," so much in use amongst the good burger's wives in Knickerbocker times
bron: Clapin 1902 Craigie 1938-1944 Mencken 1937-1948 (Craigie, Bartlett, Neumann, Clapin, Mencken Sup. II (dial. vrow), , Van der Sijs 2009)
-
▾ Deens
frøken
[ongetrouwde vrouw]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vrouken, vroeken dannet af vrouwe 'frue' + -ken diminutivsuffiks; indtil ca. 1800 kun om ugifte adelsdamer, hvorimod ugifte kvinder af folket blev tiltalt med ordet jomfru'; fra ca. 1850 blev frøken brugt om enhver ugift kvinde . Komt eigenlijk van "vrouken".
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Engels
frokin
†verouderd
[Hollands meisje]
datering: 1603 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Du. vrouwken (Kilian), dim. of vrouw: see frow and -kin.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Papiaments
frouchi
[vrouw]
-
▾ Zweeds
fröken
[(me)juffrouw]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. fröken; av lågty. vröuken, diminutiv till vrouwe 'fru'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Amerikaans-Engels
frowchey
(dialect)
[oud besje, oude vrouw]
-
▾ vrouwvolk
[de vrouwen in het algemeen; groep van vrouwen]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
froufulek
†verouderd
[de vrouwen in het algemeen; groep van vrouwen]
<via Negerhollands>
-
▾ Negerhollands
froufulǝk
[de vrouwen in het algemeen; groep van vrouwen]
datering: 1926 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: verbastering van het Middelnederlandse 'vrouwenvolc'. na 1635 in de vorm 'vrouwvolk'. 'vrouwenvolk' bestaat nu nog ter aanduiding van een bepaalde vorm van matriarchaat
bron: Josselin 1926 (djdj 1926)
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
froufulek
†verouderd
[de vrouwen in het algemeen; groep van vrouwen]
<via Negerhollands>
-
▾ vrucht
[eetbaar product van veld of tuin; ongeboren jong]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: plantenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Berbice-Nederlands
fruktu
[eetbaar product van veld of tuin; ongeboren jong]
-
▾ Deens
frugt
[eetbaar product van veld of tuin; ongeboren jong]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vrucht ¯ latin fructus 'frugt, nytte' afl. af frui 'nyde' egl. 'det, der nydes'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
vrucht, vrygt
[eetbaar product van veld of tuin; ongeboren jong]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vrucht (old 1776), vrygt (Hesseling 1905: 264)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 264)
-
▾ Noors
frukt
[ooft; goed resultaat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: gj. lty fra lat. fructus; FuT: von mnd. vrucht = as. fruht (holl. vrucht). Das wort stamt von den römern, von denen die germanen den obstbau lernten; lat. fructus.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Saramakkaans
fuúta
[eetbaar product van veld of tuin; ongeboren jong]
<via Sranantongo>
-
▾ Sranantongo
froktu, fruktu
[eetbaar product van veld of tuin; ongeboren jong]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Surinaams-Javaans
fruktu
[eetbaar product van veld of tuin; ongeboren jong]
<via Sranantongo>
-
▾ Zweeds
frukt
[eetbaar product van veld of tuin; ongeboren jong]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fruktbärande, fruktämne, klyvfrukt, skenfrukt, stenfrukt
etymologie: före 1520; fornsv. frukt; av lågty. vrucht med samma bet.; ur lat. fructus 'frukt; avkastning; njutning'; besl. med bruka; jfr frugal
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Berbice-Nederlands
fruktu
[eetbaar product van veld of tuin; ongeboren jong]
-
▾ vrucht
[(verouderd) angst, vrees]
-
▾ Deens
frygt
[angst, vrees]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vruchte afl. af vruchten 'frygte'; det oprindelige nordiske ord er rædsel
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Deens
frygt
[angst, vrees]
-
▾ vruchtbaar
[vruchten, jongen of resultaten voortbrengend]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1301-1400;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
frugtbar
[jongen of resultaten voortbrengend]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vruchtbar egl. 'frugtbærende'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
vruchtbaar
[vruchten, jongen of resultaten voortbrengend]
-
▾ Noors
fruktbar
[vruchten, jongen of resultaten voortbrengend]
status: ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, eg. 'fruktbærende'; FuT: von mnd. vruchtbar, mhd. vruchtbaere, entsprechend lat. frugifer, 'fruchttragend'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
vruchtbaar
[kinderen kunnende voortbrengen]
-
▾ Deens
frugtbar
[jongen of resultaten voortbrengend]
-
▾ vruchtboom
[boom waar fruit aan groeit]
-
▾ Sranantongo
froktubon
[boom waar fruit aan groeit]
-
▾ Sranantongo
froktubon
[boom waar fruit aan groeit]
-
▾ vruchten
[(verouderd) vrezen]
-
▾ Deens
befrygte
[vrezen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk bevruchten dannet af be- + vruchten 'frygte'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Deens
frygte
[vrezen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vruchten
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
befrykte
†verouderd
[vrezen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: mnty. bevruchten
bron: NROi (NROi)
-
▾ Zweeds
frukta
[vrezen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. frukta; av lågty. vruchten med samma bet.; av ovisst ursprung
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
befrygte
[vrezen]
-
▾ vruchtensap
[sap gemaakt van vruchten]
-
▾ Sranantongo
froktusap
[sap gemaakt van vruchten]
-
▾ Sranantongo
froktusap
[sap gemaakt van vruchten]
-
▾ vruchtgebruiker
[persoon die het vruchtgebruik van een goed heeft]
-
▾ Fries
fruchtgebrûker
[persoon die het vruchtgebruik van een goed heeft]
-
▾ Fries
fruchtgebrûker
[persoon die het vruchtgebruik van een goed heeft]
-
▾ vruchtwater
[vruchtensap]
-
▾ Sranantongo
froktuwatra
[vruchtensap]
-
▾ Sranantongo
froktuwatra
[vruchtensap]
-
▾ vuil
[vies; viezigheid]
-
▾ Berbice-Nederlands
fili
[vies; viezigheid]
-
▾ Deens
føjel
(dialect)
[vies]
status: ontlening onzeker
etymologie: (Jutland) BOJA: udledes af holl. vuyl = faul, betyder også snavset
bron: Feilberg 1893-1914 (BOJA)
-
▾ Negerhollands
vul, fil, vyel
[vies, smerig]
datering: 1776 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
etymologie: vul, ook: lui (old 1776), fil (djdj 1926), vyel (Hesseling 1905). old 1776: vervuilen = maak vul
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Petjoh
vuil
[gemeen, verachtelijk]
-
▾ Berbice-Nederlands
fili
[vies; viezigheid]
-
▾ vuilbak
[vuilnisbak]
-
▾ Indonesisch
pélbak, vélbak
[vuilstortplaats]
-
▾ Jakartaans-Maleis
pèlbak
[grote vuilstortplaats]
-
▾ Indonesisch
pélbak, vélbak
[vuilstortplaats]
-
▾ vuiligheid
[wat vuil is]
-
▾ Negerhollands
vulligheit, filgeit
[wat vies is]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: vulligheit, ook: viesheit, luiigheit (old 1776), filgeit (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Negerhollands
vulligheit, filgeit
[wat vies is]
-
▾ vuist
[dichtgesloten hand]
-
▾ Negerhollands
vist
[dichtgesloten hand]
-
▾ Negerhollands
vist
[dichtgesloten hand]
-
▾ vuisten
[in de vuist nemen, benaming van een gokspel]
-
▾ Engels
foist
[palmeren; bedriegen (verouderd); insmokkelen; aansmeren; zich opdringen; zakkenrollen (slang)]
datering: 1545 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: prob. ad. Du. dial. vuisten to take in the hand, f. vuist fist; cf. Ger. dial. fäusten. The Du. word now means to play at a game in which one player holds some coins in his hand, and the others guess at their number (Prof. Gallée).
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Engels
foist
[palmeren; bedriegen (verouderd); insmokkelen; aansmeren; zich opdringen; zakkenrollen (slang)]
-
▾ vulgair
[laag bij de grond]
-
▾ Indonesisch
vulgér
[laag bij de grond]
-
▾ Indonesisch
vulgér
[laag bij de grond]
-
▾ vulkaan
[vuurspuwende berg]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
hulkan
†verouderd
[orkaan]
<via Negerhollands>
-
▾ Indonesisch
vulkan, volkan
[vuurspuwende berg]
-
▾ Negerhollands
hulkān, fekān
[orkaan]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
hulkan
†verouderd
[orkaan]
<via Negerhollands>
-
▾ vulkaniseren
[bewerken van ruwe caoutchouc]
-
▾ Indonesisch
vulkanisir
[bewerken van ruwe caoutchouc]
-
▾ Javaans
vulkanisir
(dialect)
[bewerken van ruwe caoutchouc]
-
▾ Indonesisch
vulkanisir
[bewerken van ruwe caoutchouc]
-
▾ vulkanoloog
[iemand die vulkanen bestudeert]
-
▾ Indonesisch
vulkanolog
[iemand die vulkanen bestudeert]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: vulkanologi = vulkanologie
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
vulkanolog
[iemand die vulkanen bestudeert]
-
▾ vullen
[volmaken]
-
▾ Negerhollands
ful, voel
[volmaken; vol]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ook: maak vol
etymologie: vollend, maak vol (old 1776), ful (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Surinaams-Javaans
fèl, ngefèl
[volmaken]
-
▾ Negerhollands
ful, voel
[volmaken; vol]
-
▾ vulpen
[pen met inktreservoir]
-
▾ Indonesisch
fulpén, pélpén, pulpén, vulpén
[pen met inktreservoir]
-
▾ Jakartaans-Maleis
pulpen
[pen met inktreservoir]
-
▾ Javaans
pèlpèn, pilpèn
[pen met inktreservoir]
-
▾ Madoerees
vulpen
[pen met inktreservoir]
-
▾ Makassaars
polopêng
[pen met inktreservoir]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
polpèn
[pen met inktreservoir]
-
▾ Muna
folopeni, folopena
[ballpoint]
-
▾ Papiaments
vùlpèn
[pen met inktreservoir]
-
▾ Sasaks
polpen
[pen met inktreservoir]
-
▾ Indonesisch
fulpén, pélpén, pulpén, vulpén
[pen met inktreservoir]
-
▾ vulpotlood
[schrijfgereedschap]
-
▾ Papiaments
vùlpòtlot
[schrijfgereedschap]
-
▾ Papiaments
vùlpòtlot
[schrijfgereedschap]
-
▾ vulsel
[vulling bij voedselbereiding]
-
▾ Papiaments
felsel
[vulling bij voedselbereiding]
-
▾ Papiaments
felsel
[vulling bij voedselbereiding]
-
▾ vurig
[temperamentvol]
-
▾ Deens
fyrig
[temperamentvol]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vurich ¯ afsl. af vur 'ild'; egl. 'som ild'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
fyrig
[temperamentvol]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. vûrich = nhd. feurig, eigentlich "voll feuer".
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
fyrig
[temperamentvol]
-
▾ vuur
[lichtend verschijnsel bij brand]
-
▾ Deens
fyr
[lichtend verschijnsel bij brand]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk vur egl. 'ild' ¯ fællesgermansk *feuri ¯ indoeuropæisk *peur-, *p[r- 'ild' (besl.m. græsk pŒr 'ild' jf. pyrofobi etc.)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Javindo
vier
[lichtend verschijnsel bij brand]
-
▾ Negerhollands
vuur, fi, vier
[lichtend verschijnsel bij brand]
datering: 1776 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: old 1776: vurig, hevig = liek vuur. djdj 1926: fiple, fiplē = stookplaats (vuurplek)
etymologie: vuur (old 1776), vier (Hesseling 1905), fi (djdj 1926 en Robertson 1989). djdj 1926: du a fi = in brand steken. set fi a = in brand steken (engels: set fire to). Hesseling 1905, p.35: ze doen (nu met hem) wat ze willen (zegswijze) = als die vier ka yt, klein kint le jump na die hassesje = (letterlijk): als 't vuur uit is, springt een klein kind over de as.
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926, Robertson 1989)
-
▾ Noors
fyr
[lichtend verschijnsel bij brand]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO; norr fýrr; FuT: entlehnt dem mnd. vûr = as. ahd. fûir, fiur (holl. vuur)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Skepi-Nederlands
fir
[lichtend verschijnsel bij brand]
-
▾ Deens
fyr
[lichtend verschijnsel bij brand]
-
▾ vuurbaak
[lichtbaak als navigatiemerk voor schepen]
-
▾ vuurbak
[bak in een oven of kachel waarin het vuur brandt]
-
▾ Negerhollands
vuurbak
[bak in een oven of kachel waarin het vuur brandt]
-
▾ Negerhollands
vuurbak
[bak in een oven of kachel waarin het vuur brandt]
-
▾ vuurboet, vierboet
[(gewestelijk) vuurbaken]
-
▾ Frans
verboete; vierbout
†verouderd
(dialect)
[kustlicht of scheepslantaarn op zee; eertijds in Duinkerken en andere Vlaamse havens ontvangen recht om te voorzien in de kosten van vuurtorens en kustlichten]
status: ontlening onzeker
etymologie: Vierboete (mndl.) 'leuchtfeuer'. Ad 2: vgl. mndl. vuurboetgelt mit der gleichen bed.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
verboete; vierbout
†verouderd
(dialect)
[kustlicht of scheepslantaarn op zee; eertijds in Duinkerken en andere Vlaamse havens ontvangen recht om te voorzien in de kosten van vuurtorens en kustlichten]
-
▾ vuurcontact
[het wisselen van schoten met de vijand]
-
▾ Indonesisch
vuurcontact
[het wisselen van schoten met de vijand]
-
▾ Indonesisch
vuurcontact
[het wisselen van schoten met de vijand]
-
▾ vuurijzer
[(verouderd) stuk staal waarmee vonken uit een vuursteen geslagen kunnen worden]
-
▾ Engels
furison
†verouderd
[Stuk staal waarmee vonken uit een vuursteen geslagen kunnen worden]
datering: 1536 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. MDu. vuurijzen (Kilian vierijzer), f. vuur fire n. + ijzen, ijzer, iron. (Perh. fleerish is a corruption of this.)
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Schots
frizzel, frezel
†verouderd
[staal om vuur te slaan uit een vuursteentje; hamer van een vuursteenpistool of -geweer]
datering: 1601-1700 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: perh altered f MDu vierijser; cf FLEERISH
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Engels
furison
†verouderd
[Stuk staal waarmee vonken uit een vuursteen geslagen kunnen worden]
-
▾ vuuroven
[(verouderd) oven die op vuur brandt, (stook)oven]
-
▾ Negerhollands
vuur-oven
[oven die op vuur brandt, (stook)oven]
-
▾ Negerhollands
vuur-oven
[oven die op vuur brandt, (stook)oven]
-
▾ vuurpijl
[vuurwerk; lichtsein]
-
▾ Papiaments
vupeilu, vürpeil
[brandende, lichtende pijl]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sranantongo
finpeiri
[vuurwerk]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Papiaments
vupeilu, vürpeil
[brandende, lichtende pijl]
-
▾ vuurtang
[tang waarmee de smid zijn werkstuk uit het vuur haalt]
-
▾ Negerhollands
vuurtang
[tang waarmee de smid zijn werkstuk uit het vuur haalt]
-
▾ Negerhollands
vuurtang
[tang waarmee de smid zijn werkstuk uit het vuur haalt]
-
▾ vuurtest
[potje om een kooltje vuur in te leggen]
-
▾ Noors
elltest
(dialect)
[potje om een kooltje vuur in te leggen]
-
▾ Noors
elltest
(dialect)
[potje om een kooltje vuur in te leggen]
-
▾ vuurtoren
[toren aan de kust met sterke lichtbron als oriëntatie voor zeelieden]
-
▾ Zweeds
fyr
[toren aan de kust met sterke lichtbron als oriëntatie voor zeelieden]
datering: 1727 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fyrplats, fyrsken, fyrtorn, fyrvaktare, blixtfyr, blänkfyr, ensfyr, hamnfyr, ledfyr
etymologie: sedan 1727; av lågty. für 'eld', motsvarande ty. Feuer, eng. fire, grek. pyr; jfr fyrbåk, fyrverkeri, pyroman
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zweeds
fyr
[toren aan de kust met sterke lichtbron als oriëntatie voor zeelieden]
-
▾ vuurtuig
[(verouderd) apparaat waarmee vuur gemaakt kan worden]
-
▾ Deens
fyrtøj
†verouderd
[aansteker]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: af fyr 'ild' + tøj i betydningen 'redskab', dannet efter nedertysk vurzug; egl. 'redskab til at frembringe ild med'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Deens
fyrtøj
†verouderd
[aansteker]
-
▾ vuurwerk
[lichtgevende, ontploffende voorwerpen die bij feestelijke gelegenheden worden aangestoken]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1591-1600;
thema: sport en spel
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Oekraïens
fejerverk
[lichtgevende, ontploffende voorwerpen die bij feestelijke gelegenheden worden aangestoken]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
fejrvérk
[lichtgevende, ontploffende voorwerpen die bij feestelijke gelegenheden worden aangestoken]
datering: 1697 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: VdMeulen: Vuurwerk is in het russ. fejervérk uit hd. feuerwerk, waaruit ook po. fajerwerk. Maar daarnaast staat in Peters tijd een vorm fejrverk, die uit ndl. vuurwerk kan zijn overgenomen, vgl. verouderd russ. goutfejr uit ndl. houtvuur, vuur of bederf in hout (Zee- en Scheepst. 82). De 17de augustus 1697 schrijft Peter uit Zaandam aan Winius (P. і В. Petra Vel. 1, 186): Posly včeras' prinety gor azda s čestiju i segodni budut v kamedii, a pozaftree feirverk puskan budet (De gezanten zijn gisteren met grote eer ontvangen en zullen vandaag in de komedie zijn, en overmorgen zal er een vuurwerk worden afgestoken). En ter gelegenheid van de vrede van Rijswijk schrijft hij 29 october 1697 uit Amsterdam aan dezelfde (1, 208): Mir s Francuzom učiněn, i treťevo dni byl feirverk v Gage i zdes' (De vrede met de Fransman is gesloten en eergisteren was er een vuurwerk in Naast fejrverk treft men ook fejverk aan, eveneens een vorm die meer aan ndl. vuurwerk doet denken dan aan hd. feuerwerk. In het Lexikon vokabulam novym staat: fèjverk potecha ógnennaja s figúry (vuurver-makelijkheid met figuren). Een andere oude bewijsplaats geeft Obnorskij-Barchudarov 2, 1, 119 uit een courantenbericht over de plechtige viering van Peter- en Paulsdag 1719 te St. Pietersburg: Posledi že po západe solnca byU preizrjadnye feiverki, i ognja v goru letuščago i po vodam plavajuščago bylo izobil'no (Daarna na zonsondergang waren er zeer goede vuurwerken, en vuur dat in de hoogte vloog en over de wateren dreef was er overvloedig). Deze vorm fejverk (fejverok) komt nog wel als volks-vorm voor b.v. bij Leskov, Očarovannyj strannik, cap. 9: fejverok, kak u nas v publičnom sadu puskali {vuurwerk, zoals ze bij ons in de openbare tuin oplieten) en: ja ... perestal fejverki žeč' (ik ... hield op met vuurwerken af te steken).
bron: Meulen 1959 (VdMeulen 1959)
-
▾ Oekraïens
fejerverk
[lichtgevende, ontploffende voorwerpen die bij feestelijke gelegenheden worden aangestoken]
<via Russisch>