Uitleenwoordenbank van het Nederlands

Zoekresultaten: 734 Nederlandse woorden gevonden (beginnend met T)

Gebruikte filters:

A| B| C| D| E| F| G| H| I| J| K| L| M| N| O| P| Q| R| S| T| U| V| W| X| Y| Z| Toon/Verberg alle informatie in de uitklapmenu's
Visualiseer de resultaten
Toon op de kaart
één cirkeltje per uitleenwoord
Toon op de kaart
één cirkeltje per taal
Toon op een tijdslijn

  • ▾ t.v. [tweede vrouw]
  • ▾ taai [sterk samenhangend, hardnekkig]
  • ▾ taaibos [boomsoort]
  • ▾ taak [opdracht]
  • ▾ taal [systeem van spraakklanken]
  • ▾ taart, taartjes [gebak]
  • ▾ taat [(Noord-Hollands) vader]
  • ▾ taatoom [broer van de vader]
  • ▾ taats [metalen punt, ook: soort spit]
  • ▾ tabak [gedroogde planten die gerookt worden]
  • ▾ tabel [geordende lijst]
  • ▾ tabellarisch [in tabelvorm]
  • ▾ tabernakel [kastje op altaar met hosties; tent van de ark des verbonds]
  • ▾ tableau [tafereel]
  • ▾ tablet [plak, pastille]
  • ▾ taboe [verboden; verbod]
  • ▾ tabula rasa [een nog onbeschreven blad]
  • ▾ tabulator [mechanisme aan schrijfmachine dat kolommen doet verspringen]
  • ▾ tache de beauté [schoonheidsvlekje]
  • ▾ tachtig [telwoord]
  • ▾ tachtigste [rangtelwoord]
  • ▾ tactiek [strategie, gericht beleid]
  • ▾ tactisch [m.b.t. tactiek]
  • ▾ taf, taft [lichte stof]
  • ▾ tafel [meubelstuk]
  • ▾ tafelberg [berg waarvan de top plat is]
  • ▾ tafelboom [(Surinaams-Nederlands) boomsoort van de familie van de ruwbladigen]
  • ▾ tafelbord [bord voor op tafel]
  • ▾ tafeldoek [tafelkleed]
  • ▾ tafelen [uitvoerig eten]
  • ▾ tafelgoed [tafellinnen]
  • ▾ tafelhouder [geldschieter tegen onderpand]
  • ▾ tafelkleed [tafeldoek]
  • ▾ tafellaken [doek over eettafel]
  • ▾ tafereel [schildering]
  • ▾ taggen [(verouderd) plagen]
  • ▾ tajerblad [bladgroente van een tropisch gewas met stengelknollen]
  • ▾ tak [spruit]
  • ▾ tak-van-vele-jaren [(Surinaams-Nederlands) bepaalde sierboom]
  • ▾ takel [hijswerktuig]
  • ▾ takelage [staand en lopend want]
  • ▾ takelagemeester [persoon die toezicht houdt bij de takelloods van de admiraliteit]
  • ▾ takelblok [blok aan een takel]
  • ▾ takelen [een zeilschip optuigen; met een takel ophijsen]
  • ▾ takelgaren [garen dat dient om uiteinde van touw te omwinden, zodat het niet uiteen rafelt]
  • ▾ takhaar [haar dat alle kanten uitsteekt]
  • ▾ takkeling [jonge vogel die nog op de takken blijft]
  • ▾ takken [(verouderd) grijpen]
  • ▾ talent [geldswaarde]
  • ▾ talent [natuurlijke gave, aanleg]
  • ▾ talg [huidsmeer]
  • ▾ talhout [geschild hout]
  • ▾ talie [takel]
  • ▾ taliehaak [haak aan een blok van een talie]
  • ▾ talieloper [kort touw met blokken]
  • ▾ taliën [met een talie verplaatsen]
  • ▾ talk [(gemalen) speksteen]
  • ▾ talk [vet van dieren (o.a. voor kaarsen gebruikt)]
  • ▾ talkpoeder [zeer fijn gemalen talk, als toiletmiddel gebruikt]
  • ▾ talmen [dralen]
  • ▾ talon [bewijs voor nieuw couponblad]
  • ▾ talreep [touw dat dient om een touw, stag of hoofdtouw te spannen]
  • ▾ talud [helling van aardwerken]
  • ▾ tam [niet wild]
  • ▾ tamarinde [boomsoort; (Surinaams-Nederlands) boomsoort die familie is van de Europese tamarinde]
  • ▾ tamboer [trommelaar; trommel]
  • ▾ tamboerijn [slaginstrument]
  • ▾ tamelijk [redelijk]
  • ▾ tamp [uitstekend eind van een touw]
  • ▾ tampon [wattenprop]
  • ▾ tamtam [slaginstrument; geluid van dit instrument]
  • ▾ tand [uitsteeksel in kaak om mee te bijten]
  • ▾ tandem [tweepersoonsfiets]
  • ▾ tandenstoker [puntig voorwerp om resten tussen de tanden te verwijderen]
  • ▾ tandhaai [vissoort]
  • ▾ tandpasta [reinigingsmiddel voor de tanden]
  • ▾ tandpijn [kiespijn]
  • ▾ tandvlees [vlees waarin de tanden en kiezen vastzitten]
  • ▾ tanen [in taan koken ter verduurzaming; vaalgeel kleuren]
  • ▾ tang [gereedschap]
  • ▾ tangens [verhouding tussen de projecterende loodlijn en de projectie van het ene been van een hoek op het andere]
  • ▾ tanger [(verouderd) scherp; kloek, flink]
  • ▾ tank [vloeistofreservoir]
  • ▾ tank [legervoertuig]
  • ▾ tanker [tankboot]
  • ▾ tannaat [looizuurderivaat]
  • ▾ tannine [looizuur]
  • ▾ tante [(schoon)zuster van vader of moeder]
  • ▾ tantième [aandeel in winst]
  • ▾ tap [afsluiter]
  • ▾ tape [strook]
  • ▾ taphuis [kroeg]
  • ▾ tapijt [kleed]
  • ▾ tapioca [meel uit cassaveknol]
  • ▾ tapir [hoefdier]
  • ▾ tappen [uit een tap laten vloeien]
  • ▾ taptoe [signaal om naar kwartieren te gaan; internationale militaire muziekuitvoering en parade]
  • ▾ tarbot [beenvis]
  • ▾ tarief [prijslijst]
  • ▾ Tartaar, Tataar [bepaald volk uit Mongolië; (gewestelijk) zigeuner]
  • ▾ tarten [prikkelen]
  • ▾ tarwe [graangewas]
  • ▾ tarwemeel [meel van tarwe]
  • ▾ tas [buidel]
  • ▾ tas [hoop, stapel; (gewestelijk) benaming voor de afgeschutte ruimten in een schuur waar de veldproducten geborgen worden]
  • ▾ Tasmanië [eiland van het Gemenebest van Australië, genoemd naar de Nederlandse ontdekkingsreiziger Abel Tasman]
  • ▾ tassen [opstapelen]
  • ▾ tasten [bevoelen]
  • ▾ taster [benaming voor de gelede voelsprieten van vele insecten]
  • ▾ tatelen [brabbelen; kletsen]
  • ▾ taugé [jonge katjangplantjes]
  • ▾ taverne [herberg]
  • ▾ taxateur [schatter]
  • ▾ taxatie [schatting]
  • ▾ taxeren [schatten]
  • ▾ taxi [huurauto met chauffeur]
  • ▾ taxonomie [classificatie van planten en dieren]
  • ▾ te [voorzetsel: naar]
  • ▾ te [bijwoord van graad]
  • ▾ te kennen geven [doen blijken, te verstaan geven]
  • ▾ te kort [niet lang genoeg]
  • ▾ te laat [over tijd]
  • ▾ te loef [naar de windzijde]
  • ▾ te pas [passend, geschikt]
  • ▾ te veel [overtollig]
  • ▾ technicus [deskundige in de techniek]
  • ▾ techniek [bewerkingen die behoren tot de industrie, vaardigheid]
  • ▾ technisch [op het gebied van techniek]
  • ▾ technocraat [aanhanger van de technocratie]
  • ▾ technocratie [maatschappij-inrichting onder leiding van technici]
  • ▾ technologie [leer van de fabricagemethoden]
  • ▾ teddybeer [kinderspeelgoed]
  • ▾ teef [wijfjeshond]
  • ▾ teek [insect]
  • ▾ teems [zeef]
  • ▾ teen [vinger van de voet]
  • ▾ teer [distillaat van kool]
  • ▾ teer [zacht]
  • ▾ teer(t)s [zwaar, rond stuk hout waarvan de punt met ijzer beslagen is om de strengen van zware kabels los te maken als men ze wil splitsen]
  • ▾ teerlijk [(verouderd) op zachte wijze, innig]
  • ▾ teerling [dobbelsteen]
  • ▾ tegel [vloersteen]
  • ▾ tegelijk [op hetzelfde ogenblik; samen; tevens]
  • ▾ tegemoet [bijwoord: in de richting dat men iets of iemand ontmoet]
  • ▾ tegen [voorzetsel]
  • ▾ tegenover [voorzetsel]
  • ▾ tegenpartij [persoon of groep van personen, die tegenover een andere persoon of groep staat wegens tegenstrijdige belangen of als vijand]
  • ▾ tegenprestatie [prestatie in ruil voor die van een ander]
  • ▾ tegenstaan [onaangenaam zijn, weerstand oproepen]
  • ▾ tegenstand [verzet]
  • ▾ tegenstribbelen [zich machteloos verzetten]
  • ▾ tegenstrijdig [onderling met elkaar in strijd]
  • ▾ tegenwoordig [aanwezig, nu bestaande]
  • ▾ tegenwoordigheid [aanwezigheid]
  • ▾ tegenzetten [tegenstribbelen, verzetten]
  • ▾ tehuis [plaats waar men thuis is; groepsonderkomen]
  • ▾ teil [bak]
  • ▾ teken [blijk, merk]
  • ▾ tekenen [een handtekening zetten]
  • ▾ tekenen [schilderen]
  • ▾ tekening [door tekenen ontstane afbeelding]
  • ▾ tekort [hoeveelheid geld die ontbreekt]
  • ▾ tekst [bewoordingen]
  • ▾ tektonisch [verband houdend met een verstoring in de ligging van de aardlagen]
  • ▾ tel [getal]
  • ▾ tel [telgang van een paard]
  • ▾ telecommunicatie [elektronische communicatie over grote afstand]
  • ▾ telefonist(e) [persoon die de telefooncentrale bedient]
  • ▾ telefoon [toestel voor geluidsoverdracht op afstand]
  • ▾ telefoongids [boek met telefoonnummers]
  • ▾ telefoonnummer [aansluitingsnummer van telefoon]
  • ▾ telegraaf [sein- en ontvangtoestel om tekens over grote afstand over te brengen]
  • ▾ telegram [per telegraaf overgebracht bericht]
  • ▾ telen [kweken]
  • ▾ telepathie [supranormale overbrenging]
  • ▾ telescoop [verrekijker]
  • ▾ teletekst [systeem waardoor men tekst op tv-scherm krijgt]
  • ▾ teleurstellen [in zijn verwachtingen bedriegen]
  • ▾ televisie [overbrenging van beelden]
  • ▾ telex [seintoestel]
  • ▾ teljoor, teljoortje [(gewestelijk) bord]
  • ▾ tellen [rekenen, optellen]
  • ▾ teller [iemand die telt]
  • ▾ telraam [rekenbord]
  • ▾ tempel [bedehuis]
  • ▾ temperament [gemoedsaard]
  • ▾ temperatuur [warmtegraad]
  • ▾ tempo [relatieve snelheid]
  • ▾ temporair [tijdelijk]
  • ▾ ten langen leste [op den duur, ten slotte]
  • ▾ tendentieus [met vooropgezette bedoeling]
  • ▾ teneur [geest, strekking]
  • ▾ tengel, tingel [houten strook]
  • ▾ tengelen, tingelen [branden, prikken; plagen]
  • ▾ tenger [slank, teer]
  • ▾ tennis [slagbalspel]
  • ▾ tenor [hoogste mannenstem]
  • ▾ tent [tijdelijk verblijf uit licht materiaal]
  • ▾ tentakel [vangarm]
  • ▾ tentamen [(voor)examen]
  • ▾ tenteren [ondervragen om te onderzoeken of iemand een stof beheerst; kwellen]
  • ▾ tentoonstallen [uitstallen]
  • ▾ tentoonstelling [uitstalling]
  • ▾ tenue [uniform, kostuum]
  • ▾ terecht [gegrond, juist, gerechtvaardigd]
  • ▾ teren [in zijn levensonderhoud voorzien; verteren]
  • ▾ tergen [kwellen]
  • ▾ tering [tuberculose]
  • ▾ terlenka [synthetische draad en stof gefabriceerd in Nederland]
  • ▾ term [(verouderd) grens, afgebakend gebied]
  • ▾ termiet [insect]
  • ▾ termijn [tijdruimte]
  • ▾ terminal [eindstation]
  • ▾ terminologie [woordkeus]
  • ▾ terp [kunstmatige heuvel]
  • ▾ terpentijn [vloeibare hars]
  • ▾ terpentijnboom [boom die uitstekende terpentijn oplevert]
  • ▾ terpentijnolie [heldere, vluchtige olie]
  • ▾ terracotta [ongeglazuurd aardewerk]
  • ▾ terras [vlak zitje; horizontaal stuk grond]
  • ▾ terrein [stuk grond]
  • ▾ terreur [schrikbewind]
  • ▾ territoir [staatsgebied]
  • ▾ territoriaal [tot het gebied behorend]
  • ▾ territorium [grondgebied, woongebied]
  • ▾ terrorist [iemand die gewelddaden pleegt]
  • ▾ terstond [aanstonds, dadelijk, onverwijld, onmiddellijk]
  • ▾ tertiair [in de derde plaats komend]
  • ▾ terug [bijwoord van richting: achteruit, retour]
  • ▾ teruggeld [geld dat je terugkrijgt of -geeft]
  • ▾ terugvalbasis [veilige plaats of toestand om naar terug te keren]
  • ▾ Tervuerense herder [hondensoort, Belgische herdershond]
  • ▾ terwijl [onderschikkend voegwoord]
  • ▾ test [toets, proef]
  • ▾ test [kom]
  • ▾ testament [beschikking voor na de dood; deel van de bijbel]
  • ▾ testen [door middel van een test onderzoeken]
  • ▾ tetanus [tonische kramp]
  • ▾ tetralogie [serie van vier bijeenhorende drama's]
  • ▾ teugel [toom]
  • ▾ teut [vrouw die kletst]
  • ▾ tevoorschijn [zichtbaar, voor de dag]
  • ▾ tevoren [eerder]
  • ▾ tevreden [content, voldaan]
  • ▾ tevredenheid [gevoel dat men tevreden is]
  • ▾ texelaar [op Texel geteeld schapenras]
  • ▾ textiel [geweven stoffen]
  • ▾ textuur [vezelstructuur]
  • ▾ tezamen [samen]
  • ▾ TH [Technische Hogeschool]
  • ▾ theater [schouwburg]
  • ▾ thee [theestruik; aftreksel van bladeren]
  • ▾ theeblaadje [dienblad]
  • ▾ theedoek [doek om vaatwerk mee af te drogen]
  • ▾ theegoed [vaatwerk voor het bereiden en drinken van thee]
  • ▾ theeketel [theepot]
  • ▾ theekopje [kopje bestemd om er thee uit te drinken]
  • ▾ theelepel [klein formaat lepel; inhoudsmaat]
  • ▾ theepot [trekpot voor thee]
  • ▾ theewater [water om thee te zetten]
  • ▾ thema [onderwerp]
  • ▾ thematisch [een bepaald thema behelzend]
  • ▾ theocratie [staat met godheid als gezagsdrager]
  • ▾ theodoliet [hoekkijker]
  • ▾ theologie [godgeleerdheid]
  • ▾ theorema [uitspraak berustend op andere, eerder geaccepteerde stellingen]
  • ▾ theoreticus [kenner van de theorie]
  • ▾ theoretisch [m.b.t. de theorie]
  • ▾ theorie [leer, stelling]
  • ▾ theosofie [mystiek-filosofische wereldbeschouwing]
  • ▾ therapeutisch [geneeskundig]
  • ▾ therapie [geneeswijze]
  • ▾ thermaal [m.b.t. warme baden]
  • ▾ thermiek [opstijgende luchtstroom]
  • ▾ thermisch [m.b.t. warmte]
  • ▾ thermometer [temperatuurmeter]
  • ▾ thermos [thermosfles]
  • ▾ thermostaat [warmteregelaar]
  • ▾ thesaurier [penningmeester]
  • ▾ thesaurus [filologisch verzamelwerk]
  • ▾ thesis [stelling]
  • ▾ thorax [borstkas]
  • ▾ thuisland [in de republiek Zuid-Afrika aan de verschillende bevolkingsgroepen toegewezen vestigingsgebied]
  • ▾ tiara [hoofdtooi]
  • ▾ Tibert [naam van de kater in de dierfabel van Reinaert de vos]
  • ▾ ticket [kaartje]
  • ▾ tien [telwoord]
  • ▾ tiende [rangtelwoord]
  • ▾ tienduizend [telwoord]
  • ▾ tienduizendste [rangtelwoord]
  • ▾ tienponder [bepaalde vissoort]
  • ▾ tier [ruimte tussen ingescheepte vaten, tussen strengen van een touw]
  • ▾ tieretein [naam van een weefsel]
  • ▾ tiet [borst]
  • ▾ tij [afwisseling van eb en vloed]
  • ▾ tijd [opeenvolging van momenten, moment]
  • ▾ tijdelijk [niet blijvend; (verouderd) tijdig, vroeg]
  • ▾ tijdens [ten tijde van]
  • ▾ tijdig [op tijd, vroeg, bijtijds]
  • ▾ tijding [bericht, nieuws, nieuwsbericht]
  • ▾ tijdpassering [tijdkorting]
  • ▾ tijdstip [bepaald punt in de tijd]
  • ▾ tijdvak [een van de onderdelen waarin de geschiedenis wordt verdeeld]
  • ▾ tijdverdrijf [verstrooiing]
  • ▾ tijgen [trekken, beginnen]
  • ▾ tijger [katachtige]
  • ▾ tijgerkat [katachtig roofdier]
  • ▾ tijgerwolf [gevlekte hyena]
  • ▾ tijk [kussenovertrek]
  • ▾ tijm [plantengeslacht]
  • ▾ tijn [(verouderd) vat, ton, kuip]
  • ▾ tik [lichte slag, geluid van een lichte slag, stip]
  • ▾ tikkelen [tikken, licht aanraken]
  • ▾ tikken [kloppen]
  • ▾ tikker [typist(e)]
  • ▾ tikkie [weinig]
  • ▾ timmer, timber [(verouderd) bepaald aantal huiden van marter of hermelijn, meestal veertig vellen]
  • ▾ timmeren [bouwen (van hout)]
  • ▾ timmerloods [ruimte waarin timmerhout bewaard wordt]
  • ▾ timmerman [iemand die timmeren als beroep uitoefent]
  • ▾ timmermansbank [bank van een timmerman]
  • ▾ timmersteek [bepaalde steek, om een rondhout gelegd ten einde dit op te hijsen of voort te slepen]
  • ▾ timmerwerf [open werf bestemd om er te timmeren; scheepstimmerwerf]
  • ▾ Timotheus [eigennaam]
  • ▾ tin [chemisch element]
  • ▾ tinctuur [oplossing in alcohol]
  • ▾ tip [uiteinde]
  • ▾ tip [fooi; wenk]
  • ▾ tip [wenk]
  • ▾ tippen [even, net raken]
  • ▾ tiran [despoot]
  • ▾ tirannie [onwettig verkregen alleenheerschappij]
  • ▾ tirannisch [als een tiran]
  • ▾ tisane [geneeskrachtig drankje]
  • ▾ tissue [absorberend papieren doekje]
  • ▾ titel [opschrift, naam]
  • ▾ titulair [als eretitel voerend]
  • ▾ tja [tussenwerpsel: uiting van berusting of onzekerheid]
  • ▾ tjalk [Fries zeilvaartuig]
  • ▾ tjilpen [zacht geluid geven (van vogels)]
  • ▾ tjokvol [propvol]
  • ▾ toast [heildronk]
  • ▾ tobbe [kuip]
  • ▾ tobben [piekeren, niet met rust laten, lastig vallen]
  • ▾ toch [evenwel; immers]
  • ▾ tocht [reis]
  • ▾ tocht [luchtbeweging ontstaan door openingen]
  • ▾ toe [tot, naar]
  • ▾ toe [dicht]
  • ▾ toe [tussenwerpsel als aansporing, verzoek, om te sussen]
  • ▾ toebehoren [wat bij iets hoort]
  • ▾ toebereiden [klaarmaken]
  • ▾ toedelen [geven, verlenen, schenken]
  • ▾ toedragen, zich [in zijn werk gaan, gebeuren]
  • ▾ toegenegen [goed, gunstig gezind]
  • ▾ toegeven [zich inschikkelijk tonen, geen weerstand bieden]
  • ▾ toegift [extra gave]
  • ▾ toehoorder [luisteraar, hoorder]
  • ▾ toekijken [naar iets kijken zonder er aan deel te nemen]
  • ▾ toekomend [(verouderd) toekomstig]
  • ▾ toekomst [tijd die nog komen moet]
  • ▾ toelage [extra salaris]
  • ▾ toelast [(verouderd) groot wijnvat]
  • ▾ toelaten [toegang geven, toestemming geven]
  • ▾ toeleggen [geven, toekennen]
  • ▾ toen [bijwoord van tijd]
  • ▾ toenaam [naam die aan de doopnaam of familienaam van een persoon wordt toegevoegd]
  • ▾ toenadering [verzoening(spoging)]
  • ▾ toename [het groeien]
  • ▾ toendra [mossteppe]
  • ▾ toenemen [groter worden]
  • ▾ toepen, toppen [kaartspel]
  • ▾ toerisme [het reizen voor zijn plezier]
  • ▾ toerist [die reist voor zijn genoegen]
  • ▾ toernooi [steekspel]
  • ▾ toeschrijven [iets van iemand menen; (verouderd) schriftelijk mededelen]
  • ▾ toeslaan [van de gunstige gelegenheid profiteren]
  • ▾ toeslag [bijgevoegd bedrag]
  • ▾ toespeling [hint]
  • ▾ toestaan [toegeven; goedkeuren]
  • ▾ toestel [apparaat]
  • ▾ toestemmen [zich akkoord verklaren]
  • ▾ toetakelen [aftuigen]
  • ▾ toeten [op een hoorn blazen]
  • ▾ toeter [hoorn]
  • ▾ toeteren [claxonneren; op een toeter blazen]
  • ▾ toetreden [zich aansluiten bij]
  • ▾ toets [aanslagstuk van klavierinstrument]
  • ▾ toeval [onvoorzien geval]
  • ▾ toeven [tijd doorbrengen]
  • ▾ toevlucht [persoon waar men bescherming of hulp bij zoekt; schuilplaats]
  • ▾ toevoegen [bijvoegen ter vermeerdering]
  • ▾ toevoer [het toevoeren of toegevoerd-worden]
  • ▾ toezicht [hoede, zorg, controle]
  • ▾ toffel [huisschoen]
  • ▾ toga [kleed]
  • ▾ togen [trekken, slepen]
  • ▾ toilet [wc]
  • ▾ tol [doortochtgeld]
  • ▾ tol [speelgoed, houten klos]
  • ▾ tolerant [verdraagzaam]
  • ▾ tolerantie [verdraagzaamheid]
  • ▾ tolereren [dulden]
  • ▾ tolhuis [gebouw waar tol voldaan moet worden, pleisterplaats]
  • ▾ tolk [mondeling vertaler]
  • ▾ tolk [(verouderd) duimstok, maatstok]
  • ▾ tolken [mondeling vertalen]
  • ▾ tollenaar [ambtenaar die belastingen, pacht e.d. inde, vooral ten tijde van Christus in Palestina]
  • ▾ tomaat [vrucht]
  • ▾ tomatenpuree [puree van tomaten]
  • ▾ tomatensla [salade met tomaten]
  • ▾ tomatensoep [soep van tomaten]
  • ▾ tombak [goudkleurige legering van koper en zink]
  • ▾ tombe [praalgraf]
  • ▾ tombola [loterijspel]
  • ▾ tomen [beteugelen]
  • ▾ ton [vat, maat]
  • ▾ ton [duizend kilo; honderdduizend gulden of euro]
  • ▾ tondel [licht ontvlambare stof]
  • ▾ toneel [toneelspel, voorstelling]
  • ▾ tonen [laten zien]
  • ▾ tong [orgaan in de mond]
  • ▾ tonicum [versterkend middel]
  • ▾ tonnage [grootte van een schip uitgedrukt in tonnen]
  • ▾ tonnenboei [ankerboei, gemaakt van een ton]
  • ▾ tonsil [keelamandel]
  • ▾ toog [gewelfde bovenkant, overdekking]
  • ▾ toog [soutane]
  • ▾ tooi [opschik, versiering; (verouderd) kledij, dracht]
  • ▾ tooien [versieren]
  • ▾ toom [teugel]
  • ▾ toon [(gewestelijk) teen]
  • ▾ toon [klank]
  • ▾ toonbank [tafel in winkel waar verkoper achter staat]
  • ▾ toonbrood [offerbrood]
  • ▾ toondag [kijkdag, marktdag]
  • ▾ toonslag [het slaan van de toon]
  • ▾ toorn [woede]
  • ▾ toornig [in toorn, woede of gramschap ontstoken]
  • ▾ top [bovenstuk]
  • ▾ top [tussenwerpsel: akkoord!, goed]
  • ▾ topaas [halfedelsteen]
  • ▾ topografie [plaatsbeschrijving]
  • ▾ toppen [de nok van een ra of van een laadboom in de hoogte trekken, zodat de ra loodrecht hangt]
  • ▾ toppenant [touw dat van de nok van de ra naar de masttop loopt]
  • ▾ toppenantsblok [blok waardoor een toppenant loopt]
  • ▾ toppunt [hoogste punt]
  • ▾ topra [bovenste ra]
  • ▾ topreep [zwaar touw dat door een takel aan de top van een mast geschoren wordt]
  • ▾ topstag [stag van de top]
  • ▾ topzeil [bovenste zeil van de mast]
  • ▾ topzeilskoelte [wind van een zodanige sterkte dat men de topzeilen ongereefd voeren kan]
  • ▾ tor [insect]
  • ▾ toren [hoog bouwwerk]
  • ▾ tormentil [plant behorend tot de familie van de roosachtigen]
  • ▾ tornen [losgaan van naaisel]
  • ▾ torpedo [onderzeese bom]
  • ▾ torsie [het wringen]
  • ▾ torsiekoppel [koppel van krachten dat torsie doet ontstaan]
  • ▾ tortelduif [duifachtige]
  • ▾ toss [opgooi]
  • ▾ tosti [geroosterd brood met beleg]
  • ▾ tot [voorzetsel]
  • ▾ tot ziens [afscheidsgroet]
  • ▾ totaal [geheel]
  • ▾ totaalvoetbal [term van Rinus Michels voor type voetbal waarbij achterspelers mee aanvallen en voorhoedespelers mee verdedigen]
  • ▾ totalisator [toestel dat het totaal aan inzetten bij weddenschappen op races registreert]
  • ▾ totalitair [het geheel omvattend, dictatoriaal]
  • ▾ totaliteit [alles bij elkaar]
  • ▾ totdat [onderschikkend voegwoord]
  • ▾ totemisme [verering van totems]
  • ▾ toto [systeem van wedden]
  • ▾ tournee [rondreis]
  • ▾ touteren [(gewestelijk) beven, schommelen]
  • ▾ touw [koord]
  • ▾ touwen [afwerken van leer]
  • ▾ touwwerk [allerlei soorten touwen als onderdeel van de scheepsbenodigdheden]
  • ▾ tovenaar [persoon die kan toveren]
  • ▾ toveren [zwarte kunst beoefenen]
  • ▾ toverij [toepassing van toverkunst]
  • ▾ toxisch [vergiftig]
  • ▾ traag [langzaam]
  • ▾ traagheid [volhardingsvermogen, inertie]
  • ▾ traam [(gewestelijk) boom van een kar]
  • ▾ traan [visolie]
  • ▾ traan [oogvocht]
  • ▾ traanbeen [dun been dat mede de binnenwand van de oogholte vormt]
  • ▾ tracé [afgetekende aslijn van ontworpen weg of bouwwerk]
  • ▾ traceren [nasporen]
  • ▾ trachoom [oogbindvliesontsteking]
  • ▾ trachten [proberen]
  • ▾ tractie [het voorttrekken]
  • ▾ tractor [trekker van voertuigen]
  • ▾ tradescantia [plantensoort, genoemd naar de Nederlandse botanicus J. Tradescant]
  • ▾ traditie [overlevering]
  • ▾ traditioneel [berustend op overlevering]
  • ▾ trafo [transformator, spanningsregelaar]
  • ▾ tragedie [treurspel]
  • ▾ tragel [jaagpad, kade, plankier; (verouderd) sleepnet]
  • ▾ tragelen, trakelen [moeizaam voortbewegen, ploeteren]
  • ▾ tragisch [treurig]
  • ▾ trailer [oplegger]
  • ▾ trainen [oefenen]
  • ▾ trainingspak [sportpak]
  • ▾ traject [wegverbinding]
  • ▾ trajectorie [gebogen baan van een zich bewegend punt, die andere gebogen banen onder dezelfde hoek snijdt]
  • ▾ traktaat [verhandeling, verdrag]
  • ▾ traktatie [onthaal]
  • ▾ traktement [bezoldiging]
  • ▾ trakteren [onthalen, bejegenen]
  • ▾ tralala [gezongen uiting van vrolijkheid]
  • ▾ tralie [spijl]
  • ▾ tram [openbaar vervoermiddel]
  • ▾ trambel [bel van een tram]
  • ▾ trampen [(gewestelijk) stampen, schoppen]
  • ▾ trance [geestvervoering]
  • ▾ tranen [druppels of tranen afscheiden]
  • ▾ trans [torenopbouw]
  • ▾ transactie [overeenkomst]
  • ▾ transcendent [bovenzinnelijk]
  • ▾ transcendentaal [m.b.t. het bovenzinnelijke]
  • ▾ transcriptie [overzetting]
  • ▾ transfiguratie [gedaanteverandering]
  • ▾ transformatie [omzetting]
  • ▾ transfusie [overbrenging van bloed]
  • ▾ transistor [kristalversterker; radio die daarop werkt]
  • ▾ transitie [overgang]
  • ▾ transitief [overgankelijk (werkwoord)]
  • ▾ transito [doorvoer van handelswaren]
  • ▾ translaat [vertaling]
  • ▾ translateren [overbrengen, vertalen]
  • ▾ transliteratie [het teken voor teken overbrengen van het ene schrift in het andere]
  • ▾ transmigrant [landverhuizer op doortocht]
  • ▾ transmigratie [verhuizing]
  • ▾ transmissie [overbrenging]
  • ▾ transmuteren [in een andere soort veranderen]
  • ▾ transparant [doorzichtig]
  • ▾ transpiratie [het zweten]
  • ▾ transplantatie [overplanting]
  • ▾ transport [het vervoeren, overdracht]
  • ▾ transportatie [het vervoeren]
  • ▾ trant [wijze, manier]
  • ▾ trap [trede, constructie met treden]
  • ▾ trap [(verouderd) val]
  • ▾ trap [schop]
  • ▾ trap [vogelsoort, familie der Otididae]
  • ▾ trapeze [zweefrek]
  • ▾ trapoen, tarpoen [(Surinaams-Nederlands) bepaalde grote zeevis]
  • ▾ trappen [de voet neerzetten, schoppen]
  • ▾ trappist [monnik van een orde die bij de cisterciënzers hoort]
  • ▾ trapsgewijs [als, op de wijze, in de vorm van een trap]
  • ▾ tras [gemalen tufsteen]
  • ▾ trauma [psychische stoornis]
  • ▾ travaat [korte stortbui]
  • ▾ travestie [verkleding als andere sekse]
  • ▾ trawant [handlanger]
  • ▾ trechter [kegelvormig voorwerp met tuit]
  • ▾ trede [sport van een trap]
  • ▾ treden [lopen]
  • ▾ trefbal [balspel]
  • ▾ treffen [raken]
  • ▾ trefzekerheid [zekerheid dat het doel getroffen zal worden]
  • ▾ treil [treklijn, jaaglijn]
  • ▾ treilen [op sleeptouw nemen]
  • ▾ trein [vervoermiddel over spoorrail]
  • ▾ treiteren [plagen]
  • ▾ trek [het trekken, trekking, tocht]
  • ▾ trekbal [bepaalde stoot bij biljarten]
  • ▾ trekbalk [dwarsverbinding die voorkomt dat muren wijken]
  • ▾ trekband [(Surinaams-Nederlands) bretels]
  • ▾ trekbom [bom die ontploft als iemand aan een touw trekt]
  • ▾ trekken [naar zich toe halen; naar een andere plaats gaan]
  • ▾ trekker [persoon of zaak die trekt of waaraan getrokken wordt; tractor]
  • ▾ trekletter [grote letter, letter met een krul]
  • ▾ trekmes [haalmes, schilmesje, houtsnijdersmes]
  • ▾ trekpen [pen om lijnen met inkt te trekken langs een lineaal]
  • ▾ trekpot [theepot, koffiepot]
  • ▾ trekschuit [door mensen of paarden voortgetrokken vaartuig]
  • ▾ trektoom [onderdeel van vlieger]
  • ▾ trektouw [touw waaraan iets voortgetrokken wordt]
  • ▾ trekwind [tochtwind]
  • ▾ trema [deelteken]
  • ▾ trens [paardenbit; dun touw, bies, galon]
  • ▾ trenzen [met een dun snoer de tussenruimte tussen de windingen van een dik touw opvullen]
  • ▾ trenzing [(verouderd) garen waarmee men de strengen van een zwaar touw opvult]
  • ▾ tres [boordsel]
  • ▾ treuren [verdrietig zijn]
  • ▾ treurwilg [soort boom]
  • ▾ treuteneuten [zijn tijd met beuzelarij verdoen]
  • ▾ treuzelen [talmen]
  • ▾ trezorie [schatkist]
  • ▾ triangel [slaginstrument; (verouderd) driehoek]
  • ▾ triangulatie [een terrein in denkbeeldige driehoeken verdelen]
  • ▾ tribunaal [gerecht]
  • ▾ tribune [plaatsen voor toeschouwers]
  • ▾ tricot [weefsel]
  • ▾ trielje [weefsel]
  • ▾ trijp [velours]
  • ▾ trijs [takel]
  • ▾ trijsen [takelen]
  • ▾ tril [(verouderd) spoelwiel, molenspil]
  • ▾ trillen [beven]
  • ▾ trilogie [drievoudig (letterkundig) product, drievoudige leer]
  • ▾ trimester [periode van drie maanden]
  • ▾ trio [drietal (vooral in muziek)]
  • ▾ triomf [zegepraal]
  • ▾ triomferen [zegevieren]
  • ▾ triool [drie noten met tijdswaarde van twee of vier noten]
  • ▾ trip [tochtje]
  • ▾ tripartiet [drieledig]
  • ▾ triplex [hout in drie gelijmde lagen]
  • ▾ trippelen [met vlugge pasjes gaan]
  • ▾ trippen [met korte, lichte pasjes lopen]
  • ▾ triumviraat [driemanschap]
  • ▾ troebel [onzuiver]
  • ▾ troef [kaart die andere kaarten slaat]
  • ▾ troefkaart [kaart van een bepaalde soort of kleur waarmee andere kaarten geslagen kunnen worden]
  • ▾ troep [menigte, bende]
  • ▾ troepsluiter [iemand die is aangesteld om achteraan een troep of stoet te lopen, bijv. als rouwklager]
  • ▾ troetelen [koesteren]
  • ▾ trofee [zegeteken]
  • ▾ troffel [metselaarsgereedschap]
  • ▾ troggelen [listig verkrijgen, tot iets weten over te halen]
  • ▾ trom [slaginstrument]
  • ▾ trombone [blaasinstrument]
  • ▾ trombose [bloedstolsel in bloedbaan]
  • ▾ trommel [slaginstrument]
  • ▾ trommel [blikken doos]
  • ▾ trommelrem [rem die werkt met halfronde schijven]
  • ▾ trommelslag [het roffelen op een trommel]
  • ▾ trommelstok [bepaalde plant]
  • ▾ trommelvlies [vlies dat de uitwendige gehoorholte van de inwendige scheidt]
  • ▾ trommen [op de trom slaan]
  • ▾ tromp [(verouderd) blaasinstrument]
  • ▾ trompet [blaasinstrument]
  • ▾ trompetvis [vissoort (Aulostomus maculates)]
  • ▾ trondelen [(verouderd) slenteren, klungelen]
  • ▾ tronie [gezicht (tegenwoordig minachtend)]
  • ▾ tronk [afgeknotte boomstam; primitieve gevangenis (oorspronkelijk in Oost-Indië) ]
  • ▾ troon [staatsiezetel van vorst]
  • ▾ troost [opbeuring]
  • ▾ troosten [geestelijke steun geven bij verdriet of pijn]
  • ▾ trooster [iemand die bemoediging, geestelijke steun geeft]
  • ▾ tropisch [bij of tussen de keerkringen]
  • ▾ troqueren [ruilen]
  • ▾ tros [kabeltouw]
  • ▾ tros [bundel druiven]
  • ▾ trots [fierheid, hoogmoed]
  • ▾ trotskist [aanhanger van Trotsky]
  • ▾ trottoir [stoep]
  • ▾ trouw [loyaal]
  • ▾ trouwboek [boekje bij huwelijkssluiting uitgereikt]
  • ▾ trouwen [huwen]
  • ▾ trouwens [overigens]
  • ▾ trouwkoek [bruidstaart]
  • ▾ trouwring [ring die gehuwden dragen]
  • ▾ truck [vrachtwagen]
  • ▾ truffel [paddenstoelsoort]
  • ▾ truffelen [(verouderd) bij het ruilen of het spelen bedrieglijk te werk gaan]
  • ▾ trui [kledingstuk]
  • ▾ trui [(gewestelijk) konijn]
  • ▾ truscottiet [mineraal, vernoemd door de Nederlander P. Hövig naar mijningenieur S.J. Truscott]
  • ▾ trut [vrouwelijke schaamdelen]
  • ▾ tube [buisje]
  • ▾ tuberculose [infectieziekte]
  • ▾ tucht [discipline]
  • ▾ tuchthuis [gevangenis]
  • ▾ tuchtigen [kastijden]
  • ▾ tufsteen [steensoort]
  • ▾ tui, tuianker [soort anker]
  • ▾ tuien [vastsjorren]
  • ▾ tuig [toestel, gerei]
  • ▾ tuil [(verouderd) grap]
  • ▾ tuimelaar [bepaald soort drinkglas of fles]
  • ▾ tuimelen [buitelen]
  • ▾ tuin [gaard]
  • ▾ tuinieren [zich bezighouden met het kweken van groenten, vruchten en bloemen]
  • ▾ tuisen [(gewestelijk) ruilen]
  • ▾ tuit [punt]
  • ▾ tuiten [toeten]
  • ▾ tuitouw [touw om de molenroeden vast te zetten als de molen wordt gezwicht]
  • ▾ tuizen, tuizelen [(verouderd) duizelen, tuimelen]
  • ▾ tulband [soort gebak in tulbandvorm]
  • ▾ tule [weefsel]
  • ▾ tullen [(gewestelijk) veel drinken]
  • ▾ tulp [plantengeslacht]
  • ▾ tumor [zwelling]
  • ▾ tungsteen [chemisch element]
  • ▾ tuniek [korte uniformjas]
  • ▾ turbine [schoepenrad]
  • ▾ turbulentie [onstuimigheid]
  • ▾ turf [veen als brandstof]
  • ▾ Turk [inwoner van Turkije]
  • ▾ turkoois [blauwgroen]
  • ▾ turquoise [weefsel]
  • ▾ tussen [voorzetsel]
  • ▾ tussendek [scheepsdek onder het hoofddek]
  • ▾ tussenin [tussen twee voorwerpen, delen of tijden in, daartussen]
  • ▾ tussor [zijdesoort]
  • ▾ tuuk [(gewestelijk) gereedschap om paling te steken]
  • ▾ tv [televisie]
  • ▾ twaalf [telwoord]
  • ▾ twaalfde [rangtelwoord]
  • ▾ twaalfjarig [twaalf jaar oud]
  • ▾ twaalfvingerige darm [eerste gedeelte van de dunne darm]
  • ▾ twee [telwoord]
  • ▾ tweebak [soort beschuit]
  • ▾ tweed [weefsel]
  • ▾ tweede [rangtelwoord]
  • ▾ tweede kerstdag [26 december]
  • ▾ Tweede Nieuwjaar [feestdag op 2 januari in de Kaapprovincie]
  • ▾ tweedehands [al eens gebruikt]
  • ▾ tweedracht [twist]
  • ▾ tweelettergrepig [uit twee lettergrepen bestaand]
  • ▾ tweeling [twee in één dracht geboren kinderen]
  • ▾ tweemaal [twee keer]
  • ▾ tweetaktmotor [motor waarbij de zuiger eenmaal op- en neergaat bij elke explosie]
  • ▾ twijfel [aarzeling]
  • ▾ twijfelachtig [niet onvoorwaardelijk te geloven of aan te nemen]
  • ▾ twijfelen [aarzelen]
  • ▾ twijfelmoedig [in twijfel, twijfelend]
  • ▾ twint [(verouderd) kleinigheid]
  • ▾ twintig [telwoord]
  • ▾ twintigste [rangtelwoord]
  • ▾ twist [ruzie]
  • ▾ twistappel [punt van geschil]
  • ▾ twisten [ruziën, discussiëren]
  • ▾ twistvenijn [kwaad van de tweedracht]
  • ▾ tyfus [ziekte]
  • ▾ type [vorm, soort]
  • ▾ typemachine [schrijfmachine]
  • ▾ typen [met schrijfmachine schrijven]
  • ▾ typografie [boekdrukkunst]
  • ▾ typologie [leer der typen]
Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (2015), Uitleenwoordenbank, op uitleenwoordenbank.ivdnt.org
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal