Uitleenwoordenbank van het Nederlands

Zoekresultaten: 1026 Nederlandse woorden gevonden (beginnend met S3)

Gebruikte filters:

A| B| C| D| E| F| G| H| I| J| K| L| M| N| O| P| Q| R| S| T| U| V| W| X| Y| Z| Toon/Verberg alle informatie in de uitklapmenu's
Visualiseer de resultaten
Toon op de kaart
één cirkeltje per uitleenwoord
Toon op de kaart
één cirkeltje per taal
Toon op een tijdslijn

  • ▾ snaaien [stelen]
  • ▾ snaak [grappenmaker]
  • ▾ snaar [snoer]
  • ▾ snade [(gewestelijk) handvat van een zeis]
  • ▾ snak [haastige hap, beet; bits woord]
  • ▾ snakken [happen; de mond roeren, kletsen; begeren]
  • ▾ snaphaan [geweer]
  • ▾ snaphaan [(verouderd) rover te paard; vent, snoeshaan, snuiter]
  • ▾ snappen [happen; babbelen; grijpen, grissen; begrijpen]
  • ▾ snarenspel [het spelen op snaren; snareninstrumente]
  • ▾ snateren [een druk geluid maken (van vogels), kletsen]
  • ▾ snauw [type schip]
  • ▾ snavel [vogelbek]
  • ▾ sneetje [plak brood]
  • ▾ sneeuw [neerslag in bevroren vlokken]
  • ▾ Sneeuwwitje [sprookjesfiguur]
  • ▾ snel [vlug; (gewestelijk) mooi, knap]
  • ▾ snelbinder [elastische riemen op een bagagedrager]
  • ▾ snelhechter [nietmachine]
  • ▾ snelschrift [stenografie]
  • ▾ snelverband [van tevoren klaargemaakt verband]
  • ▾ snert [erwtensoep]
  • ▾ sneu [jammer]
  • ▾ sneuvelen [omkomen]
  • ▾ snijboontje [lange, platte boon]
  • ▾ snijden [met een scherp werktuig scheiden]
  • ▾ snijder [(verouderd) kleermaker]
  • ▾ snik [schuit]
  • ▾ snik [hikkend geluid bij het huilen]
  • ▾ snikken [krampachtige bewegingen maken, krampachtig ademen; (Vlaams) verstikken]
  • ▾ sniksnak [(verouderd) beuzelpraat, mallepraat]
  • ▾ snip [keep, snede]
  • ▾ snip [steltloper]
  • ▾ snippen [in kleine stukjes snijden]
  • ▾ snipper [reepje schil van een oranjeappel of sinaasappel]
  • ▾ snipperdag [een van de vakantiedagen die een werknemer op vrijwel elk gewenst moment kan opnemen]
  • ▾ snipperen [tot snippers snijden]
  • ▾ snob [parvenu]
  • ▾ snobisme [gedrag, opvattingen als van een snob]
  • ▾ snoeien [inkorten van takken]
  • ▾ snoek [beenvis]
  • ▾ snoep [snoepgoed]
  • ▾ snoepen [lekkernijen eten]
  • ▾ snoer [koord, draad]
  • ▾ snoeshaan [snuiter]
  • ▾ snoet [vooruitspringend deel van kop]
  • ▾ snoezelen [therapie voor verstandelijk gehandicapten en demente bejaarden]
  • ▾ snoezelkamer [speciale kamer voor het therapeutische snoezelen]
  • ▾ snood [misdadig; (verouderd) gering, waardeloos]
  • ▾ snor [haar op de bovenlip]
  • ▾ snorrepijperij [(verouderd) prullen, snuisterij; beuzelarij]
  • ▾ snot [neusvocht]
  • ▾ snuffelen [lucht opsnuiven]
  • ▾ snuffen [opsnuiven door de neus; met kracht en geluid inademen door de neus]
  • ▾ snugger [schrander; (verouderd) sierlijk, bevallig, fijn, vlug]
  • ▾ snuif, snuf [het snuiven]
  • ▾ snuif, snuifje [fijn gemalen tabak om te snuiven; hoeveeldheid snuiftabak]
  • ▾ snuifdoos [doos voor snuiftabak]
  • ▾ snuit [vooruitspringend deel van de kop]
  • ▾ snuit [(gewestelijk) vlasafval]
  • ▾ snuiter [kwant]
  • ▾ snuiter [kaarsenknipper]
  • ▾ snuiven [hoorbaar door de neus ademen]
  • ▾ snurken, snorken [keelgeluid maken in de slaap]
  • ▾ SOB [Staat van Oorlog en Beleg]
  • ▾ sober [niet overvloedig]
  • ▾ sociaal [maatschappelijk]
  • ▾ Sociale Dienst [gemeentelijke organisatie voor uitkeringen]
  • ▾ socialisatie [het socialiseren]
  • ▾ socialiseren [ten bate van allen doen strekken]
  • ▾ socialisme [bepaalde maatschappijvorm, ideologie]
  • ▾ socialist [aanhanger van het socialisme]
  • ▾ socialistisch [volgens het socialisme]
  • ▾ sociëteit [vereniging]
  • ▾ sociocratie [manier van besturen gebaseerd op consensus, bedacht door Kees Boeke]
  • ▾ sociologie [leer van de menselijke samenleving]
  • ▾ socioloog [iemand die de sociologie beoefent]
  • ▾ sociometrie [methode om relaties tussen groepsleden te bepalen]
  • ▾ soda [bepaald zout; (Surinaams-Nederlands) bakpoeder]
  • ▾ sodawater [mineraalwater]
  • ▾ sodemieter [scheldwoord]
  • ▾ sodium [natrium]
  • ▾ sodomie [geslachtelijke omgang met dieren; geslachtsgemeenschap tussen twee mannen]
  • ▾ soep [vloeibare kost]
  • ▾ soepel [buigzaam]
  • ▾ soepzootje [rommeltje, mengelmoes]
  • ▾ soes [gebak]
  • ▾ soeten [(Indisch-Nederlands) bij het begin van een spel uitmaken wie hem is door gelijk met de opponent één van drie vingers uit te steken]
  • ▾ soeur [(aanspreekvorm van) rooms-katholieke (orde)zuster]
  • ▾ sofa [rustbank]
  • ▾ sofist [die scherpzinnige drogredenen aanvoert]
  • ▾ soft [(Surinaams-Nederlands) frisdrank]
  • ▾ soja [sojaplant; pikante saus van sojabonen]
  • ▾ sok [korte kous]
  • ▾ soldaat [militair zonder rang]
  • ▾ soldaatje [(Antilliaans-Nederlands) landheremietkrab]
  • ▾ soldeerbout [staaf waarmee gesoldeerd wordt]
  • ▾ soldeersel [metaalmengsel om stukken metaal met elkaar te verbinden]
  • ▾ solderen [metaal aaneenhechten]
  • ▾ solfatare [dampbron]
  • ▾ solidair [door saamhorigheid verbonden]
  • ▾ solidariteit [saamhorigheid]
  • ▾ solist [die alleen uitvoert]
  • ▾ sollen [heen en weer trekken]
  • ▾ solo [(als zanger of speler) alleen]
  • ▾ solutie [oplossing; bandplakmiddel]
  • ▾ solvabiliteit [vermogen om te betalen]
  • ▾ solvent [in staat om te betalen]
  • ▾ som [rekenkundig vraagstuk; totaal]
  • ▾ somatisch [lichamelijk]
  • ▾ somber [bedrukt]
  • ▾ sommatie [aanmaning om te betalen]
  • ▾ sommige [onbepaald voornaamwoord: enige]
  • ▾ soms [weleens]
  • ▾ somtijds [soms]
  • ▾ sonnet [lyrisch gedicht]
  • ▾ sonoor [helder klinkend]
  • ▾ soort [categorie, kwaliteit]
  • ▾ soos [sociëteit]
  • ▾ sop [nat waarin men kookt, halfvloeibare spijs]
  • ▾ sopraan [hoogste vrouwenstem]
  • ▾ sorbet [ijsdrank]
  • ▾ sorry [tussenwerpsel: excuseer!]
  • ▾ sorteren [uitzoeken]
  • ▾ souvenir [aandenken]
  • ▾ sovjet [raad]
  • ▾ spa [geneeskrachtig water uit de Belgische plaats Spa, mineraalwater]
  • ▾ spaak [verbinding tussen naaf en velg]
  • ▾ spaak in het wiel steken [de voortgang of uitvoering van iets belemmeren]
  • ▾ spaan [afgespleten hout]
  • ▾ spaander [afgespleten houtje]
  • ▾ spaanplaat [tot platen geperste houtvezel of ander houtachtig materiaal]
  • ▾ Spaans riet [rotan]
  • ▾ Spaans spek [(Surinaams-Nederlands) soort meloen]
  • ▾ Spaanse bok [(Surinaams-Nederlands) afranseling]
  • ▾ Spaanse mat [Spaanse zilveren munt]
  • ▾ Spaanse ruiter [boom of haspelstok om een aanval van ruiterij af te weren; rondhout onder de boegspriet]
  • ▾ Spaanse vrouw [(Surinaams-Nederlands) bidsprinkhaan]
  • ▾ spaarbank [bank waar men spaargeld in bewaring geeft]
  • ▾ spaarpot [busje waarin men geld spaart]
  • ▾ spaarzaam [zuinig]
  • ▾ spaceren, spanseren [(verouderd) wandelen]
  • ▾ spade [schop]
  • ▾ spak [(verouderd) droog; dor]
  • ▾ spaken [(verouderd) door droogte splijten]
  • ▾ spakerig [(gewestelijk) uitgedroogd]
  • ▾ spakig [droog, uitgedroogd]
  • ▾ spalk [hout om gebroken ledematen onbeweeglijk te bevestigen]
  • ▾ spalken [de mond of ogen opensperren; lelijke gezichten trekken]
  • ▾ spalken [een spalk aanbrengen]
  • ▾ span [voorgespannen dieren, wagen met bespanning]
  • ▾ span [lengtemaat, ruimte, constructie tussen twee steunpunten, tijdspanne]
  • ▾ spandoek [gespannen doek met een leus erop]
  • ▾ spang [gesp, haak, beslag op een gordel e.d.]
  • ▾ Spanje [naam van een land]
  • ▾ spanjolet [draairoede aan deuren]
  • ▾ spanjool [geringschattend voor Spanjaard]
  • ▾ spankracht [vermogen om zich te spannen, veerkracht]
  • ▾ spanleest [type schoenleest]
  • ▾ spannen [strak trekken, vastmaken aan, uitspreiden]
  • ▾ spannend [hevig, eng]
  • ▾ spanner [werktuig om iets te spannen]
  • ▾ spanning [voltage; druk, kracht; het geestelijk gespannen zijn]
  • ▾ spanriem [riem waarmee de schoenmaker zijn werk vastspant]
  • ▾ spanring [ring in een molenkap die de kapspanten draagt]
  • ▾ spansel [iets wat gespannen is]
  • ▾ spant [balk tegen de nok; elk van de gebogen balken of inhouten die de dwarsverbindingen van een scheepsromp vormen]
  • ▾ spanthout [spant, verbindingsstuk voor het dwarsverband van het schip]
  • ▾ spanzaag [in een houten raam gespannen zaag]
  • ▾ spar [boomsoort; staak (vaak van die boomsoort)]
  • ▾ spardek [boven het hoofddek gelegen dek van lichte constructie]
  • ▾ sparen [bewaren]
  • ▾ spargeren [geruchten vertellen]
  • ▾ spark [(Vlaams) vonk]
  • ▾ spartelen [met armen en benen heen en weer slaan]
  • ▾ spat [spetter; vlekje]
  • ▾ spat [knobbel aan het kniegewricht van een paard]
  • ▾ spatader [uitgezet bloedvat]
  • ▾ spatbord [gebogen bord boven de wielen tegen modderspatten]
  • ▾ spatel [platte lepel]
  • ▾ spatie [woordscheiding]
  • ▾ spatten [in kleine deeltjes (doen) rondvliegen]
  • ▾ specerij [smaakgevende stof, kruid]
  • ▾ specht [bepaalde klimvogel]
  • ▾ speciaal [bijzonder]
  • ▾ specialisatie [het specialiseren]
  • ▾ specialist [deskundige]
  • ▾ specialiteit [bijzonderheid]
  • ▾ specie [pleisterkalk]
  • ▾ species [soort]
  • ▾ specieveldje [ondiepe plek bij huis waar specie wordt gemengd]
  • ▾ specificatie [gedetailleerde opgave]
  • ▾ specifiek [soortelijk; stuk voor stuk behandelend]
  • ▾ spectaculair [opzienbarend]
  • ▾ spectogram [fotografische opname van een spectrum]
  • ▾ spectrum [kleurenband, scala]
  • ▾ speculaas [sinterklaaskoek]
  • ▾ speculant [iemand die speculeert]
  • ▾ speculatie [het speculeren, gokken op]
  • ▾ speculatief [bespiegelend; onzeker]
  • ▾ speelgoed [voorwerpen waarmee kinderen spelen]
  • ▾ speelhuis [gokhuis]
  • ▾ speeljacht [plezierjacht]
  • ▾ speelman [(rondtrekkende) muzikant]
  • ▾ speen [tepel]
  • ▾ speer [steekwapen]
  • ▾ spek [vet]
  • ▾ spekboom [Zuid-Afrikaanse boom]
  • ▾ spekken [vetmesten; goed van geld voorzien; korte kabelgarens dicht bij elkaar door een stuk zeildoek e.d. steken]
  • ▾ spekkoek [soort gebak]
  • ▾ speksnijder [man die het spek van de gevangen walvis snijdt]
  • ▾ spektakel [herrie]
  • ▾ spel [bezigheid tot ontspanning; (Surinaams-Nederlands) dansfeest]
  • ▾ spelbreker [iemand die een spel, plan verstoort]
  • ▾ speld [middel om iets vast te steken, ook als sieraad]
  • ▾ spelden [met spelden bevestigen]
  • ▾ speldenmaker [fabrikant van spelden]
  • ▾ spelen [zich vermaken]
  • ▾ speleologie [holenonderzoek]
  • ▾ speleoloog [iemand die grotten en holen onderzoekt]
  • ▾ speler [acteur]
  • ▾ speling [speelruimte]
  • ▾ spellen [uit letters vormen]
  • ▾ spelonk [grot]
  • ▾ spelt [soort tarwe]
  • ▾ spen [(Indisch-Nederlands) tafelbediende, huisbediende, eigenlijk: baas van de dispens, de provisiekast]
  • ▾ spenderen [besteden, uitgeven]
  • ▾ spenen [van de borst nemen]
  • ▾ sperma [mannelijk zaad]
  • ▾ spermaceti [witte amber]
  • ▾ spermatogenesis [vorming van zaadcellen]
  • ▾ spermatologie [leer der zaadcellen]
  • ▾ sperren [wijd openzetten, versperren]
  • ▾ sperwer [roofvogel]
  • ▾ sperzieboon [soort boon]
  • ▾ speuren [nasporen]
  • ▾ spi, tspi [(verouderd) tussenwerpsel: uitroep van verachting of hoon]
  • ▾ spie [pin]
  • ▾ spieden [uitkijken]
  • ▾ spiegel [beelden terugkaatsend voorwerp; achtersteven]
  • ▾ spiegelboog [bovenste gesneden versiering van de spiegel van het achterschip]
  • ▾ spiegelhars [hars die overblijft na de distillatie van terpentijn]
  • ▾ spiekbrief [papiertje waarop afgekeken wordt]
  • ▾ spieken [afkijken]
  • ▾ spier [lang en betrekkelijk dun rondhout, lange spar]
  • ▾ spier [lichaamsweefsel]
  • ▾ spiering [beenvis]
  • ▾ spierling [spiering, beenvis]
  • ▾ spies, spiets [lange speer]
  • ▾ spijbelaar [schoolverzuimer]
  • ▾ spijbelen [school verzuimen]
  • ▾ spijker [nagel, gepunte metalen stift]
  • ▾ spijkeren [nagelen]
  • ▾ spijkergat [gat in muur of hout door het inslaan van een spijker]
  • ▾ spijking [(verouderd) grote spijker]
  • ▾ spijl [staaf, pen, spie]
  • ▾ spijlbout [metalen bout waarmee de windbomen in spilgaten gehouden worden]
  • ▾ spijs [voedsel]
  • ▾ spijt [berouw]
  • ▾ spijten [berouwen]
  • ▾ spijtig [betreurenswaardig; (verouderd) bits]
  • ▾ spijzen [te eten geven]
  • ▾ spik [spikkel, stippel, vlekje]
  • ▾ spik en span [heel netjes]
  • ▾ spikkel [vlekje]
  • ▾ spikkelkat [(Surinaams-Nederlands) vissoort]
  • ▾ spil [pen, as]
  • ▾ spilgat [gat waarin het spil draait]
  • ▾ spilkop [verhoging die de spil draagt]
  • ▾ spillen [nutteloos besteden]
  • ▾ spillezijde [vrouwelijke linie]
  • ▾ spinaal [garen]
  • ▾ spinazie [groente]
  • ▾ spinde [provisiekast]
  • ▾ spindel [spinklos]
  • ▾ spinhuis [tuchthuis]
  • ▾ spinnen [een draad vormen]
  • ▾ spinnenkop [spin]
  • ▾ spinozisme [filosofische leer van Baruch de Spinoza]
  • ▾ spinrag [spinnenwebdraden]
  • ▾ spinrok [stok waarop bij het spinnen het te bewerken materiaal wordt gestoken]
  • ▾ spinster [vrouw die spint]
  • ▾ spion [verspieder]
  • ▾ spionage [het bespieden]
  • ▾ spioneren [geheime informatie verzamelen]
  • ▾ spiraal [krullijn, schroeflijn]
  • ▾ spiritisme [geloof in contact met overledenen]
  • ▾ spiritist [iemand die spiritsme beoefent]
  • ▾ spiritueel [onstoffelijk, geestig]
  • ▾ spiritus [vloeistof met alcohol]
  • ▾ spirometer [ademhalingsmeter]
  • ▾ spit [(verouderd) laag aarde die men in één keer met een spa uitsteekt]
  • ▾ spit [braadspit, ijzer om mee te steken]
  • ▾ spits [scherpe punt, lans; puntig]
  • ▾ spitskop [dier of voorwerp met spits uiteinde]
  • ▾ spitsroede [dunne roede gebruikt om te straffen]
  • ▾ spitssteker [soort burijn]
  • ▾ spitten [uitgraven]
  • ▾ splanter [(verouderd) iets dat zich in tweeën verdeelt of splitst]
  • ▾ splanteren [(verouderd) in tweeën splitsen of verdelen]
  • ▾ spleet [kier; (verouderd) afgespleten stuk, gekloofd hout]
  • ▾ splijten [kloven]
  • ▾ splint [(verouderd) splinter]
  • ▾ splint [(Bargoens) geld]
  • ▾ splinter [afgesprongen deeltje]
  • ▾ splinteren [tot splinters splijten of breken, versplinteren]
  • ▾ splinternieuw [helemaal nieuw]
  • ▾ split [insnijding in kleding; iets dat gespleten is]
  • ▾ splits [plek waar iets gespleten is]
  • ▾ splitsen, splissen [verdelen; touwen of kabels in elkaar vlechten]
  • ▾ splitsing [plaats waar iets zich splitst; verbinding van twee touwen door ineenvlechting van de strengen]
  • ▾ splitten, † splitteren [splijten, splitsen]
  • ▾ spoed [haast]
  • ▾ spoel [(verouderd) ruimte waardoor water spoelt]
  • ▾ spoel [klos]
  • ▾ spoelbak [bak waarin men vaatwerk spoelt, waterreservoir]
  • ▾ spoelen [afwassen]
  • ▾ spoelkom [aardewerken kom waarin men kopjes kan omspoelen; (Vlaams) grote drinkkom]
  • ▾ spoelworm [parasietsoort]
  • ▾ spoken [rondwaren als een geest]
  • ▾ spon [tap]
  • ▾ sponde [beddenplank, bed]
  • ▾ sponning, spong [gleuf]
  • ▾ spons [schoonmaakdoek]
  • ▾ sponsor [iemand die de kosten draagt]
  • ▾ spontaan [impulsief, uit een opwelling voortkomend]
  • ▾ spontaniteit [het zonder nadere overweging handelen]
  • ▾ spook [bovennatuurlijke verschijning; (verouderd) drukte, ophef]
  • ▾ spookachtig [griezelig, angstaanjagend]
  • ▾ spoor [voetindruk]
  • ▾ spoor [spoor aan een laars of een klauw, rijspoor]
  • ▾ spoor [spoortrein, spoorlijn]
  • ▾ spoor [(verouderd) voet van een mast]
  • ▾ spoorbaan [baan voor of van een spoorweg]
  • ▾ spoorgat [(verouderd) vier- of achthoekig gat in de mast]
  • ▾ spoorslags [bijwoord van tijd: snel, gauw]
  • ▾ spoorweg [weg met rails]
  • ▾ sporadisch [zelden]
  • ▾ spore [voortplantingscel]
  • ▾ sporen [een spoor volgen]
  • ▾ sport [trede van ladder]
  • ▾ sport [lichamelijke bezigheid]
  • ▾ sportbroek [broek om in te sporten]
  • ▾ sportief [sportlievend; fair; vlot]
  • ▾ sportman [mannelijke sporter]
  • ▾ spot [(gewestelijk) vlek, vochtstip]
  • ▾ spot [spotternij, hoon]
  • ▾ spotten [de draak steken met]
  • ▾ spouw [luchtruimte in een dubbele muur]
  • ▾ spraak [het vermogen te spreken]
  • ▾ spreekbeurt [beurt om een toespraak te houden]
  • ▾ spreekbuis [verkondiger van iemands mening]
  • ▾ spreekdelict [uiting die geacht wordt in te gaan tegen het algemeen belang en daarom strafbaar is]
  • ▾ spreekmanier [spreekwijze, wijze van spreken]
  • ▾ spreekwoord [spreuk]
  • ▾ spreeuw [zangvogel]
  • ▾ sprei [dek op bed]
  • ▾ spreiden [uiteenplaatsen, gelijkmatig verdelen]
  • ▾ spreihout [hout of ijzer dat het want van een schip uitgespreid en vrij van draaiing houdt]
  • ▾ spreken [praten]
  • ▾ sprekend [sterk uitkomend, zich levendig aftekenend]
  • ▾ spreng [bron]
  • ▾ sprenkelen [druppelsgewijs verspreiden; bespatten]
  • ▾ spreuk [zegswijze]
  • ▾ spriet [spruit van een plant; rondhout aan de mast, boegspriet]
  • ▾ spriettouw [touw voor het spannen van het zeil]
  • ▾ spring [lijn die een schip zijdelings vastsnoert]
  • ▾ spring, springtij [hoge watervloed]
  • ▾ springbed [springveren matras]
  • ▾ springbok [antilope uit het zuiden van Afrika]
  • ▾ springen [zich in de lucht verheffen]
  • ▾ springer [(verouderd) muntsoort met springende leeuw erop]
  • ▾ springhaas [hazensoort]
  • ▾ springhout [aan de onderschacht van een weefkam gebonden lat, die de koorden van de schamels helpt ophouden]
  • ▾ springplank [verende plank]
  • ▾ springstok [(Vlaams) gepunte stok]
  • ▾ springvloed [hoog water; vloedgolf]
  • ▾ sprinkhaan [insect]
  • ▾ sprinten [hard gaan over korte afstand]
  • ▾ sproeien [in fijne stralen uitstorten]
  • ▾ sproeier [dop met kleine gaatjes waardoor water gesproeid wordt]
  • ▾ sprok [(gewestelijk) bros]
  • ▾ sprot [haringachtig visje]
  • ▾ spruit [uitstekende balk onder de kap van een windmolen]
  • ▾ spruit [loot; (verouderd) waterloop]
  • ▾ spruiten [loten vormen; (verouderd) voortspruiten, ontspruiten, spuiten]
  • ▾ spruitje [groente]
  • ▾ spruw [slijmvliesontsteking in mond of darmen]
  • ▾ spugen [door de mond uitwerpen]
  • ▾ spui [sluis]
  • ▾ spuigat, spiegat [gat in scheepsdek om water af te voeren]
  • ▾ spuit [werktuig om vocht onder druk uit te werpen; geweer]
  • ▾ spuiten [met kracht naar buiten persen]
  • ▾ spurrie [plant]
  • ▾ sputteren [pruttelende geluiden maken]
  • ▾ spuug, spuugsel [speeksel]
  • ▾ spuugslang [slangensoort]
  • ▾ spuwbak [kwispedoor]
  • ▾ spuwen [door de mond uitwerpen]
  • ▾ Spyker [Nederlands automerk]
  • ▾ staak [paal]
  • ▾ staal [monster]
  • ▾ staal [metaal]
  • ▾ staalhof [gebouw waar de lakens van merken werden voorzien]
  • ▾ staalvijlsel [vijlsel van staal]
  • ▾ staan [overeind zijn]
  • ▾ staander [steunpaal]
  • ▾ staanplaats [plaats waar men kan staan]
  • ▾ staar [oogziekte]
  • ▾ staar [(verouderd) spreeuw]
  • ▾ staarblind [volledig blind]
  • ▾ staart [achterste gedeelte; dun eind touw]
  • ▾ staartriem [riem om de staart van een paard]
  • ▾ staat [stand, toestand, lijst]
  • ▾ staat [land, rijk]
  • ▾ staat van dienst [document waarop iemands ouderdom, rang, diensttijd e.d. vermeld staat]
  • ▾ staatkundig [betrekking hebbend op de (regels der) staatkunde]
  • ▾ Staatsblad [officieel blad waarin wetten, besluiten e.d. worden afgekondigd]
  • ▾ staatsie [pracht]
  • ▾ staatsman [iemand met een leidende positie in de regering van een land]
  • ▾ staatspresident [staatshoofd in een republiek]
  • ▾ stabiel [vast staande]
  • ▾ stabilisatie [het stabiel maken]
  • ▾ stabilisator [middel om stabiliteit te verbeteren]
  • ▾ stabiliteit [bestendigheid]
  • ▾ stad [grote plaats]
  • ▾ stadhouder [iemand die in de plaats van een vorst een deel van diens rijk bestuurt]
  • ▾ stadhuis [gebouw waarin het bestuur van een stad gevestigd is]
  • ▾ stadig [voortdurend, bestendig]
  • ▾ stadion [sportterrein]
  • ▾ stadsschrijver [schrijver, griffier, secretaris der stad]
  • ▾ staf [stok]
  • ▾ staf [leidinggevend personeel]
  • ▾ staffel [berekeningswijze waaruit bij elke wijziging het saldo blijkt]
  • ▾ stafkaart [topografische kaart voor militair gebruik]
  • ▾ stafkwartier [dat deel van de commandopost van een grote eenheid dat niet direct bij de gevechtshandelingen betrokken is en zich achter die eenheid bevindt]
  • ▾ stafmuziek [muziekkorps behorende bij de staf (van een regiment e.d.)]
  • ▾ stag [kabel waardoor de mast naar voren bevestiging krijgt]
  • ▾ stagblok [met ijzer beslagen blok aan een stagtalie]
  • ▾ stage [proeftijd]
  • ▾ staggarnaat, stagkarnaat [kleine takel]
  • ▾ stagiair [die een stage doormaakt]
  • ▾ stagjuffer [met ijzer beslagen blok aan een stagtalie]
  • ▾ staglijn [touw aan een stag]
  • ▾ stagnatie [stilstand]
  • ▾ stagswijs [in de richting van een stag varend]
  • ▾ stagtalie [takel aan de stag van de ondermast voor het oplichten van kleine lasten]
  • ▾ stagzeil [driehoekig zeil voorop het schip]
  • ▾ stagzeilgeitouw [bepaald touw]
  • ▾ stagzeilhals [hals van het stagzeil]
  • ▾ stagzeilleider [bepaald touw]
  • ▾ stagzeilneerhaler [bepaald touw]
  • ▾ stagzeilschoot [bepaald touw]
  • ▾ stagzeilval [bepaald touw]
  • ▾ stainieriet [mineraal, genoemd naar de Vlaamse geoloog Xavier Stainier]
  • ▾ staken [stopzetten, het werk neerleggen]
  • ▾ staket [rij palen]
  • ▾ staking [het niet voortzetten van iets]
  • ▾ stal [verblijf van dieren; staanplaats op markt, kraam]
  • ▾ stalactiet [druipsteen (naar beneden hangend)]
  • ▾ stalagmiet [druipsteen (naar boven gericht)]
  • ▾ stalbrief [(verouderd) aanstellingsbrief, installeringsbrief, akte]
  • ▾ stalen pen [schrijfpen van staal]
  • ▾ stalinisme [variant van het communisme als door Stalin toegepast]
  • ▾ stalles [rang van plaatsen in schouwburg e.d.]
  • ▾ stam [deel van boom; groep mensen]
  • ▾ stamboek [boek van genealogie, familieregister; register van de afstamming van rasdieren]
  • ▾ stamboom [verwantschapsregister in de vorm van een boom]
  • ▾ stamet [(verouderd) soort wollen stof]
  • ▾ stampblok [blok waarin iets gestampt wordt]
  • ▾ stampen [stoten]
  • ▾ stamper [vrouwelijk orgaan van plant]
  • ▾ stamppot [gerecht van gestampte aardappelen en groente]
  • ▾ stampstag [stag dat tijdelijk op een schip boven de fokkera en onder de mars aan den fokkemast aangebracht en tegen de scheg aan rond den boegspriet stijfgezet wordt]
  • ▾ stampvol [helemaal vol]
  • ▾ stampzee [zee of grote golf die hard tegen den boeg van het schip stoot]
  • ▾ stand [houding; gesteldheid, het staan; speelstand]
  • ▾ stand [plaats op een tentoonstelling]
  • ▾ standaard [vaandel; voetstuk; maatstaf]
  • ▾ standachtig [(verouderd) standvastig, aanhoudend, voortdurend]
  • ▾ standbeeld [op een voetstuk gezet beeld]
  • ▾ stander [(verouderd) opstaand touw (van een jacobsladder)]
  • ▾ standhaftig [standvastig]
  • ▾ standig [(verouderd) standvastig, behendig]
  • ▾ standje [reprimande]
  • ▾ standpak [verpakking]
  • ▾ standplaats [vaste plaats waar iets staat]
  • ▾ standvastig [volhoudend]
  • ▾ stang [spijl]
  • ▾ stank [onbehaaglijke geur]
  • ▾ stanniool [bladtin]
  • ▾ stap [het plaatsen van de ene voet voor de andere bij het gaan]
  • ▾ stapel [hoop; opslagplaats van koopwaren; helling, scheepstimmerwerf]
  • ▾ stapel [stapelplaats, havenplaats waar goederen worden heengevoerd]
  • ▾ stapelblok [blok waarop de scheepskiel wordt gelegd bij het bouwen]
  • ▾ stapelen [op een hoop leggen of zetten, vast of stevig maken]
  • ▾ stapelia [Zuid-Afrikaanse bloemsoort, genoemd naar de Nederlandse botanicus Jan Bode van Stapel]
  • ▾ stapelplaats [handelsplaats waar goederen worden opgeslagen voor verder vervoer]
  • ▾ stapelstad [grote plaats die stapelrecht bezit]
  • ▾ stappen [lopen]
  • ▾ star [onbeweeglijk, stil]
  • ▾ starten [beginnen]
  • ▾ starter [mechanisme waarmee men een motor laat starten]
  • ▾ statelijk [(verouderd) voornaam, statig]
  • ▾ Staten-Generaal [Nederlandse volksvertegenwoordiging; (verouderd) het college van vertegenwoordigers van alle gewesten]
  • ▾ Statenbijbel [de Bijbel zoals deze van 1626-’35 op last van de Staten-Generaal in het Nederlands werd vertaald en in 1637 uitgegeven]
  • ▾ stater [oude Griekse munt]
  • ▾ statie [elk van de veertien afbeeldingen die in de rooms-katholieke kerk de kruisweg vormen]
  • ▾ statief [voetstuk]
  • ▾ station [plaats waar treinen stoppen]
  • ▾ stationair [op de plaats blijvend]
  • ▾ stationcar [personenauto met uitgebreide achterzijde]
  • ▾ statisch [niet beweeglijk]
  • ▾ statistiek [methode om door middel van cijfers inzicht in verschijnselen te krijgen]
  • ▾ status [stand, toestand; maatschappelijk aanzien]
  • ▾ status-quo [toestand waarin zich iets bevindt]
  • ▾ statutair [volgens de statuten]
  • ▾ statuten [grondregels van een vereniging, vennootschap of stichting]
  • ▾ staverzaad [zaad gebruikt tegen luis]
  • ▾ stedekan [een door een stad gelijkte kan; bepaalde maat voor wijn, olie of traan]
  • ▾ stedelijk [van een of de stad]
  • ▾ steeds [bijwoord van tijd: altijd]
  • ▾ steeg [straatje]
  • ▾ steeg, steegs [koppig]
  • ▾ steek [het steken, prik; laatste slag bij een kaartspel; knoop in een touw waardoor een lus wordt gevormd]
  • ▾ steekbaken [baken dat rechtstreeks in de bodem van het vaarwater gestoken is]
  • ▾ steekbout [touw waarmee de bovenste hoeken van het zeil aan de ra's gebonden worden]
  • ▾ steekgras [grassoort]
  • ▾ steekgrond [(klei)grond waarin het anker goed blijft steken]
  • ▾ steekhoed [hoed met opgeslagen randen]
  • ▾ steekkan [(verouderd) Hollandse vloeistofmaat]
  • ▾ steeklijn [lang, smal, gevlochten touw]
  • ▾ steekpasser [passer met twee scherpe punten gebruikt voor het uitzetten van maten]
  • ▾ steekvrij [(verouderd) onkwetsbaar voor steekwapens]
  • ▾ steel [stengel]
  • ▾ steen [harde delfstof]
  • ▾ steenachtig [stenig, iets van steen hebbende, op steen gelijkende]
  • ▾ steenbeuk [haagbeuk]
  • ▾ steenbok [berggeit; teken in de astrologie]
  • ▾ steenbrasem [baarsachtige]
  • ▾ steenbreek [plant]
  • ▾ steendood [(Belgisch-Nederlands) morsdood]
  • ▾ steenduif [holenduif, kleine bosduif: in holle bomen broedende duif]
  • ▾ steengat [spleet of opening in een stenen muur]
  • ▾ steengeep [soort spiering]
  • ▾ steengrond [grond die bestaat uit steen]
  • ▾ Steenkerke [Belgische plaatsnaam]
  • ▾ steenkool [delfstof]
  • ▾ steenpuist [ontstoken haarzakje in de huid]
  • ▾ steenviolier [muurbloem]
  • ▾ steiger [aanlegplaats; stelling]
  • ▾ steigeren [op de achterbenen gaan staan (van paarden)]
  • ▾ steil [sterk hellend; star]
  • ▾ stek [loot]
  • ▾ stekel [puntig uitgroeisel, doorn]
  • ▾ stekelbes [kruisbes]
  • ▾ stekeling [(Vlaams) stekelbaarsje]
  • ▾ steken [prikken]
  • ▾ steker [gereedschap om mee te steken]
  • ▾ stekken [(Vlaams) bepaald kaartspel]
  • ▾ stekken [een plant vermeerderen]
  • ▾ stekker [steekcontact]
  • ▾ stel [bijeenbehorende verzameling; paar]
  • ▾ stel [onderstel]
  • ▾ stelen [heimelijk wegnemen]
  • ▾ stellage [houten of ijzeren verhoging]
  • ▾ stellen [plaatsen; afstellen]
  • ▾ Stellenbosch [plaatsnaam in Zuid-Afrika]
  • ▾ stelling [stellage; militaire positie; these]
  • ▾ stellionaat [bepaald delict met onroerend goed]
  • ▾ stelsel [systeem]
  • ▾ stem [door spreken voortgebracht geluid; uitgebrachte voorkeur bij een stemming]
  • ▾ stemband [elastische band in het strottenhoofd]
  • ▾ stembusakkoord [afspraak tussen politieke partijen]
  • ▾ stemfluit [bij stemmen van muziekinstrumenten gebruikte fluit]
  • ▾ stemmen [stem uitbrengen bij verkiezing; op de juiste toonhoogte brengen]
  • ▾ stemmig [ingetogen]
  • ▾ stempel [deel van plant]
  • ▾ stempel [werktuig om te drukken]
  • ▾ stempelen [een stempel zetten]
  • ▾ stemvee [kiezers die onzelfstandig stemmen]
  • ▾ stemvork [U-vormig stuk metaal om mee te stemmen]
  • ▾ stencil [speciaal papier voor de stencilmachine; afdruk gemaakt op de stencilmachine]
  • ▾ steng [houten staak; rondhout dat dient tot verlenging van een mast]
  • ▾ stengel [deel van een plant]
  • ▾ stengenbakstag [bepaald touw]
  • ▾ stengenloosstag [bepaald touw]
  • ▾ stengenpardoen [bepaald touw]
  • ▾ stengenstag [bepaald touw]
  • ▾ stengenstagzeil [bepaald zeil]
  • ▾ stengenwant [want van de steng]
  • ▾ stengenwindreep [bepaald touw]
  • ▾ stengenwindreepblok [blok om de stengen op te zetten en weer te strijken]
  • ▾ stengezelshoofd [bepaald blok aan een steng]
  • ▾ stengun [machinepistool]
  • ▾ stenig [op steen gelijkende, iets van steen hebbende]
  • ▾ stenigen [met stenen doodgooien]
  • ▾ stenograaf [iemand die stenografische verslagen maakt]
  • ▾ stenografie [snelschriftmethode]
  • ▾ stenotypist(e) [stenograaf die stenogrammen op de schrijfmachine uitwerkt]
  • ▾ step [autoped]
  • ▾ step-in [jarretellegordel waar men in stapt]
  • ▾ steppe [uitgestrekte grasvlakte]
  • ▾ ster [hemellichaam; decoratie; beroemdheid]
  • ▾ ster [voorhoofd]
  • ▾ stère [kubieke meter]
  • ▾ stereo [ruimtelijk klinkend]
  • ▾ stereometrie [meetkunde van de ruimte]
  • ▾ stereoscoop [optisch instrument]
  • ▾ stereotiep [onveranderlijk]
  • ▾ sterfbed [bed waarop men sterft]
  • ▾ sterfelijk [zullende sterven, niet eeuwig levend]
  • ▾ sterfelijkheid [de eigenschap aan de dood onderworpen te zijn]
  • ▾ sterfgeval [omstandigheid dat iemand sterft]
  • ▾ sterfhuis [huis waarin iemand (pas) gestorven is]
  • ▾ sterfput [(Vlaams) rioolputje]
  • ▾ sterfte [het sterven, geheel der sterfgevallen]
  • ▾ steriel [onvruchtbaar]
  • ▾ sterilisatie [vrijmaking van ziektekiemen; onvruchtbaarmaking]
  • ▾ steriliteit [onvruchtbaarheid]
  • ▾ sterk [krachtig]
  • ▾ sterke wijn [krachtige wijn, met veel alcohol]
  • ▾ sterken [sterk maken]
  • ▾ sterkte [kracht, versterking]
  • ▾ sterven [doodgaan]
  • ▾ stethoscoop [hoorbuis]
  • ▾ steun [ondersteuning, ook financieel]
  • ▾ steunder [deel van een constructie dat ten doel heeft andere delen steviger op hun plaats te houden]
  • ▾ steunen [stutten]
  • ▾ steunen [kermen]
  • ▾ steunsel [steunend deel, steun]
  • ▾ steur [beenvis]
  • ▾ steurharing [haring die ongekaakt gezouten wordt]
  • ▾ steuverhond, steufhond [(verouderd) brak, speurhond]
  • ▾ stevel [laars]
  • ▾ steven [uiteinde van een schip]
  • ▾ stevig [sterk, fors]
  • ▾ steward [hofmeester]
  • ▾ stichten [grondvesten, doen ontstaan]
  • ▾ stichter [persoon die aan bepaalde zaken het aanzijn schenkt of ze tot stand brengt]
  • ▾ sticker [plakker]
  • ▾ stief [(Nederlands-Indisch) vlakgom, stuf]
  • ▾ stief- [iemand die de plaats van een familielid inneemt]
  • ▾ stiefmoeder [tweede moeder]
  • ▾ stiefvader [tweede vader]
  • ▾ stiekem [heimelijk]
  • ▾ stiel [ambacht]
  • ▾ stiep [gemetselde voet die op de begane grond onder vloerbalken tot ondersteuning wordt aangebracht]
  • ▾ stiepel [deurstijl, meubelpoot]
  • ▾ stierlijk [bijwoord van hoedanigheid: in hoge mate]
  • ▾ stift [staafje]
  • ▾ stift [(Oost-Nederlands) geestelijke stichting, klooster]
  • ▾ stiften [(Oost-Nederlands) stichten, instellen]
  • ▾ stigma [merkteken]
  • ▾ stigmatisatie [het verschijnen van de wonden van Christus]
  • ▾ stijf [moeilijk buigbaar]
  • ▾ stijf [(verouderd) bij bepalingen van hoeveelheid: ruim, meer dan]
  • ▾ stijfsel [geleiachtige massa op basis van zetmeel]
  • ▾ stijgbeugel [voetsteun voor de ruiter]
  • ▾ stijl [wijze van uitdrukken of handelen]
  • ▾ stijl [verticale paal]
  • ▾ stijl [steel van stamper]
  • ▾ Stijl, de [bepaalde kunststroming]
  • ▾ stijven [stijf maken]
  • ▾ stik [(Oost-Nederlands) steil, zeer]
  • ▾ stikken [naaien]
  • ▾ stikken [smoren]
  • ▾ stikvol [zeer vol]
  • ▾ stikwijs [(verouderd) deels]
  • ▾ stil [geruisloos, roerloos, bedaard]
  • ▾ stileren [in stijlvorm brengen]
  • ▾ stilistica [stilistiek]
  • ▾ stilistisch [m.b.t. de stilistiek]
  • ▾ stille wateren [zwijgzame personen (naar de uitdrukking: stille wateren hebben diepe gronden, ofwel: in mensen die zich weinig uitlaten, zit vaak meer)]
  • ▾ stilletje [emmer om je behoefte op te doen]
  • ▾ stilletjes [zacht, met weinig gerucht, heimelijk]
  • ▾ stilleven [genre in de schilderkunst]
  • ▾ stilstaan [staan zonder te bewegen, tot staan komen]
  • ▾ stilte [het stil-zijn]
  • ▾ stilzitten [niet bewegen]
  • ▾ stilzwijgen [niets zeggen, je mond houden]
  • ▾ stimulans [prikkel]
  • ▾ stimulatie [prikkel]
  • ▾ stinken [kwalijk ruiken]
  • ▾ stinkhout [onwelriekende boom- of houtsoort]
  • ▾ stinkkalk [kalksteensoort die vies ruikt als men het boent]
  • ▾ stinkkruid [benaming voor onwelriekende plantensoorten]
  • ▾ stinkpot [pot met stinkende inhoud; iets dat of iemand die stinkt]
  • ▾ stint [(gewestelijk) spiering]
  • ▾ stippel [kleine stip, puntje]
  • ▾ stippelen [stippels vormen]
  • ▾ stippelijk [(Surinaams-Nederlands) stipt]
  • ▾ stippeltje [puntje, spikkeltje]
  • ▾ stock [voorraad, kapitaal]
  • ▾ stoeien [dartelen]
  • ▾ stoel [zitplaats]
  • ▾ stoeltje [toilet]
  • ▾ stoep [trottoir; (verouderd) stenen opgang voor de ingang van een huis]
  • ▾ stoeterij [paardenfokkerij]
  • ▾ stoethaspel [onhandig mens]
  • ▾ stof [materie, weefsel]
  • ▾ stof [fijne deeltjes]
  • ▾ stofbril [bril om de ogen tegen stof te beschermen]
  • ▾ stoffen [stof afnemen]
  • ▾ stofferen [met stof bekleden]
  • ▾ stofmap [kartonnen map om papieren in te bewaren]
  • ▾ stofzuiger [huishoudelijk apparaat dat stof opzuigt]
  • ▾ stok [tak, staaf]
  • ▾ stokdutter [smidsgereedschap om geslagen gaten in het ijzer te verzinken]
  • ▾ stoken [(met een pook vuur) aanwakkeren; opruien; destilleren]
  • ▾ stoker [arbeider belast met het stoken van vuren of ovens]
  • ▾ stokerij [distilleerderij]
  • ▾ stokken [blijven steken]
  • ▾ stokvis [gedroogde kabeljauw]
  • ▾ stol [luxe brood gevuld met krenten, rozijnen, sukade]
  • ▾ stolp [bolvormig glazen afdeksel]
  • ▾ Stolwijk [dorp in Zuid-Holland]
  • ▾ stom [niet kunnende spreken, dom]
  • ▾ stom [(verouderd) wijn die niet gegist heeft doordat er zwavel aan toe is gevoegd]
  • ▾ stomdronken [zeer dronken]
  • ▾ stomen [gaar maken door middel van stoom; damp afgeven]
  • ▾ stomerij [inrichting waar gestoomd wordt]
  • ▾ stommen [(verouderd) zwavelen, de gisting van wijn stoppen]
  • ▾ stommiteit [domme handeling]
  • ▾ stomp [niet scherp]
  • ▾ stomp [geknot voorwerp]
  • ▾ stomp [stoot]
  • ▾ stompje [kort eindje]
  • ▾ stompneus [iets of iemand met een stompe neus]
  • ▾ stompstaartje [paapje (vogelsoort)]
  • ▾ stomverbaasd [zeer verbaasd]
  • ▾ stoof [voetwarmer]
  • ▾ stoofvlees [vlees om te stoven, stooflappen]
  • ▾ stookgat [vulopening van een oven; gat voor de afvoer van rook]
  • ▾ stool [schouderband van priester]
  • ▾ stoom [damp van water]
  • ▾ stoomboot [door stoom voortbewogen vaartuig]
  • ▾ stoomfiets [(verouderd) motorfiets]
  • ▾ stoomtram [tram met stoomlocomotief]
  • ▾ stoomwals [zware wals met stoomvermogen]
  • ▾ stoop [schenkvat, drinkbeker, vloeistofmaat]
  • ▾ stoornis [toestand of gebeurtenis die stoort, toestand van gestoordheid]
  • ▾ stoot [korte, harde duw]
  • ▾ stootgaren [korte eindjes touw die snel los getrokken kunnen worden en waarmee dingen vastgezet zijn]
  • ▾ stootkant [versterkte onderkant van een japon]
  • ▾ stootklamp [losse klamp buitenboords van een schip]
  • ▾ stootlap [lap die op een zeil genaaid wordt om het zeil meer stevigheid te geven]
  • ▾ stootmat [mat als bescherming tegen wrijving]
  • ▾ stop [halt!]
  • ▾ stopanker [anker dat in kalme en nauwe vaarwaters gebruikt wordt]
  • ▾ stopcontact [contact aan een wand waarop men een elektrisch toestel kan aansluiten]
  • ▾ stopfles [type fles]
  • ▾ stopkraan [inrichting tot afsluiting van een toevoerbuis]
  • ▾ stopmes [mes om stopverf in gaten te strijken]
  • ▾ stoppel [na maaien overblijvende deel van een halm]
  • ▾ stoppellaag [bij dijkwerken: rijzen beslagwerk]
  • ▾ stoppen [dichtmaken]
  • ▾ stoppen [stilstaan, stilzetten]
  • ▾ stopper [kort en stevig touwwerk; zaak waarmee iets wordt tegengehouden]
  • ▾ stopplaats [halteplaats]
  • ▾ stopsel [vulling van een opening, materiaal daarvoor, stop]
  • ▾ stopverf [substantie voor het repareren van houtwerk en het aanstoppen van glasruiten]
  • ▾ storen [hinderen]
  • ▾ storing [het storen of gestoord worden]
  • ▾ storm [hevige wind]
  • ▾ stormfok [fok bevestigd aan de voorstag]
  • ▾ Stormking [petroleumlamp (merknaam)]
  • ▾ stormlijn [lijn waarmee een tent tegen stormwind wordt beveiligd]
  • ▾ stormtrap [touwladder aan het buitenboord van een schip]
  • ▾ storten [(laten) vallen, neerwerpen; geld overmaken]
  • ▾ stortregen [hevige regen]
  • ▾ story [verhaal]
  • ▾ stoten [een duw geven, schokken]
  • ▾ stoter [oude Hollandse munt]
  • ▾ stoter [iets dat of iemand die stoot; (verouderd) stomp]
  • ▾ stotteren [hakkelen]
  • ▾ stout [vermetel, dapper; zelfbewust; ondeugend]
  • ▾ stoutigheid [het stout-zijn]
  • ▾ stouwen, stuwen [lading bergen]
  • ▾ stoven [gaar worden of maken op zacht vuur]
  • ▾ STOVIA [School Tot Opleiding Van Indische Artsen]
  • ▾ straal [smalle (licht)bundel; halve diameter; veerkrachtig eeltweefsel aan paardenhoef in de vorm van een pijlpunt]
  • ▾ straat [weg]
  • ▾ straat [zee-engte]
  • ▾ straatdrek [straatvuil]
  • ▾ straatrover [iemand die straatroof pleegt]
  • ▾ straf [maatregel tegen overtreding]
  • ▾ straf [stijf, krachtig]
  • ▾ strafblad [registratie van wetsovertredingen]
  • ▾ straffen [straf geven]
  • ▾ strafoverplaatsing [het voor straf overgeplaatst worden]
  • ▾ strafpeloton [peloton dat een straf ondergaat]
  • ▾ strafpleiter [advocaat]
  • ▾ strafwerk [straftaak van scholieren]
  • ▾ strafworp [vrije worp die bij bepaalde overtredingen aan de tegenpartij wordt toegekend]
  • ▾ strak [niet plooiend, star]
  • ▾ straks [dadelijk]
  • ▾ stram [stijf]
  • ▾ stramien [weefsel; patroon, model]
  • ▾ strand [kustgebied met zand]
  • ▾ stranden [aanspoelen, vastlopen]
  • ▾ strandjutter [stranddief]
  • ▾ strandloper [die over het strand loopt; vogelsoort]
  • ▾ Strandveld [kuststreek in Zuid-Afrika]
  • ▾ strandvonder [ambtenaar die het opzicht heeft over gestrande schepen en aangespoelde goederen]
  • ▾ strategie [kunst van oorlogvoering; beleid]
  • ▾ strategisch [volgens de strategie]
  • ▾ Stratego [naam van een spel van fabrikant Jumbo]
  • ▾ straten [een straat, een wegdek maken; (verouderd) op straat slenteren]
  • ▾ strater [stratenmaker]
  • ▾ straterij [het maken van straten, het straten]
  • ▾ stratificatie [laagvorming]
  • ▾ stratigrafie [beschrijving van aardlagen]
  • ▾ stratocumulus [wolkenbank]
  • ▾ stratosfeer [bovenste deel van de atmosfeer]
  • ▾ stratum [laag]
  • ▾ stratus [laag wolkendek]
  • ▾ streefdatum [tijdstip waarop men verwacht iets te kunnen voltooien of te doen plaatshebben]
  • ▾ streek [list, poets]
  • ▾ streek [gebied]
  • ▾ streep [lijn]
  • ▾ streepje [kleine streep of iets in de vorm daarvan of met strepen]
  • ▾ strekboeg [slagboeg, tijdens het laveren de slag waarbij men de grootste afstand aflegt]
  • ▾ strekken [strak maken of worden]
  • ▾ strelen [aaien]
  • ▾ streling [strijkende liefkozing]
  • ▾ streng [niet toegeeflijk]
  • ▾ streng [koord, bundel draden]
  • ▾ streptokok [bacteriegeslacht]
  • ▾ streptomycine [geneesmiddel dat bacteriën doodt]
  • ▾ stress [spanning]
  • ▾ streven [zich beijveren]
  • ▾ striem, † straam [streep op de huid]
  • ▾ striemen, † stramen [zo slaan dat er een of meer striemen ontstaan]
  • ▾ strijd [gevecht]
  • ▾ strijdbanier [vaandel voor bij de strijd]
  • ▾ strijddag [politieke partijbijeenkomst in Zuid-Afrika]
  • ▾ strijden [vechten]
  • ▾ strijken [met hand of voorwerp gaan langs, glad maken; laten zakken of vallen]
  • ▾ strijkijzer [warm gemaakt metalen voorwerp waarmee men linnen glad strijkt]
  • ▾ strijkje [klein strijkorkest (met piano)]
  • ▾ strijkorkest [orkest van strijkinstrumenten]
  • ▾ strijkstok [stok om muziekinstrument mee te bespelen; stok om maat mee af te strijken]
  • ▾ strik [lus]
  • ▾ strikhoos [(verouderd) gebreide slobkous]
  • ▾ strikken [tot een strik binden; met een strik bevestigen; (gewestelijk) breien]
  • ▾ stringer [plaat ter versterking van de spanten]
  • ▾ strip [(metalen) strook]
  • ▾ strippen [tabaksbladeren van de hoofdnerf afhalen]
  • ▾ strips [(gewestelijk) slaag]
  • ▾ stro [gedorst koren]
  • ▾ stroboscoop [toestel dat snel beelden toont]
  • ▾ stroef [ruw, niet vlot]
  • ▾ stroken [overeenkomen]
  • ▾ stromeling, stroomling [in de Oostzee gevangen soort haring (Clupea harengus membras)]
  • ▾ stromen [(van vloeistoffen) zich voortbewegen]
  • ▾ stront [drek]
  • ▾ strooibiljet [op straat verspreid reclamebiljet]
  • ▾ strooien [verspreid neerwerpen]
  • ▾ strooisel [datgene wat dient om te strooien, of wat gestrooid is]
  • ▾ strooister [persoon die strooit]
  • ▾ strook [reep]
  • ▾ stroom [hoeveelheid elektriciteit]
  • ▾ stroom [bewegende massa vloeistof]
  • ▾ stroop [dikke vloeistof]
  • ▾ stroopwafel [wafel bestaande uit twee dunne koeken waartussen zich stroop bevindt]
  • ▾ strootje [(Nederlands-Indisch) sigaret]
  • ▾ strop [strik]
  • ▾ stropdas [hoge, nauw om de hals sluitende das]
  • ▾ strot [voorkant van de hals]
  • ▾ structuralisme [het zien van de verschijnselen als voortkomend uit de structuur]
  • ▾ structureel [de structuur betreffend]
  • ▾ structuur [wijze van opbouw]
  • ▾ struif [omelet]
  • ▾ struik [heester]
  • ▾ struikelen [misstappen]
  • ▾ struilen [(gewestelijk) ruisend stromen, wateren]
  • ▾ struis(vogel) [loopvogel]
  • ▾ struma [kropgezwel]
  • ▾ strump, stromp [(verouderd) kous]
  • ▾ strychnine [giftig alkaloïde]
  • ▾ stubbe, stub [(gewestelijk) stof, veegsel]
  • ▾ student [iemand die studeert]
  • ▾ studeren [leren]
  • ▾ studie [bestudering van bepaald vak]
  • ▾ studio [atelier]
  • ▾ stuf [vlakgom]
  • ▾ stuifmeel [gedeelte van het meel dat in de molen verstuift; pollen]
  • ▾ stuiken [in elkaar zetten, stampen]
  • ▾ stuikmand [(verouderd) tenen vlechtwerk om iets door te zijgen]
  • ▾ stuip [convulsie]
  • ▾ stuipen [(gewestelijk) buigen, bukken]
  • ▾ stuipjes [stuipen]
  • ▾ stuit [stoot]
  • ▾ stuiten [tot staan brengen, terugkaatsen]
  • ▾ stuiter [knikker]
  • ▾ stuiver [munt]
  • ▾ stuk, † stik [brok]
  • ▾ stukslaan [door slaan stukmaken]
  • ▾ stukvat [groot wijnvat]
  • ▾ stumper(d) [stakker]
  • ▾ sturen [doen gaan (in bepaalde richting)]
  • ▾ stut [steun]
  • ▾ stutten [steunen; (gewestelijk) stuiten]
  • ▾ stuur, stier [voorwerp dat iets stuurt]
  • ▾ stuurboord, stierboord [van achteren naar voren gezien de rechterzijde van het schip]
  • ▾ stuurkompas [kompas dat in een nachthuis bewaard wordt]
  • ▾ stuurman, stierman [roerganger]
  • ▾ stuurrad [wiel om het roer mee te besturen]
  • ▾ stuurs [nors]
  • ▾ stuurstang [stang waarmee iets bestuurd wordt]
  • ▾ stuurwiel [wiel van het roer, van een vliegtuig of auto]
  • ▾ stuwadoor [lader en losser van zeeschepen]
  • ▾ Stuyvesant [naam van de laatste gouverneur van Nieuw Nederland]
  • ▾ sub- [voorvoegsel met de betekenis: onder-]
  • ▾ subcomité [ondercomité]
  • ▾ subcultuur [sociale groep binnen een grotere sociale groep]
  • ▾ subiet [bijwoord van tijd: direct, ineens]
  • ▾ subject [onderwerp]
  • ▾ subjectief [tot één individueel subject behorend]
  • ▾ subjectiviteit [het subjectief-zijn]
  • ▾ sublegaat [afgeleid specifiek legaat]
  • ▾ subliem [groots]
  • ▾ sublimaat [zwaar vergiftigde antiseptische stof]
  • ▾ sublimatie [het verdampen van vaste stof]
  • ▾ sublimeren [naar een hoger niveau brengen]
  • ▾ subordinatie [ondergeschiktheid]
  • ▾ subrayon [onderdistrict]
  • ▾ subrogatie [het in de plaats stellen]
  • ▾ subsidiair [vervangend]
  • ▾ subsidie [geldtoelage]
  • ▾ subsistentie [het blijven bestaan]
  • ▾ substantie [stof]
  • ▾ substantieel [op zichzelf bestaand; voedzaam, krachtig (spijzen); van, met betrekking tot de substantie; in hoofdzaak]
  • ▾ substantief [zelfstandig naamwoord]
  • ▾ substitutie [plaatsvervanging]
  • ▾ substraat [onderlaag]
  • ▾ subtiel [fijn]
  • ▾ subtropisch [aan de grens van de gematigde en hete luchtstreken gelegen]
  • ▾ subversie [omverwerping van de bestaande orde]
  • ▾ succes [welslagen]
  • ▾ successie [opvolging]
  • ▾ sucrose [rietsuiker]
  • ▾ suf [dof, moe van geest; onnadenkend]
  • ▾ suffix [achtervoegsel]
  • ▾ suggestie [voorstel]
  • ▾ suggestief [door middel van suggestie werkend of veroorzaakt]
  • ▾ suiker [zoetstof; diabetes]
  • ▾ suikerbekje [koosnaam: zoetelief]
  • ▾ suikerbos [plant]
  • ▾ suikeren [met suiker bestrooien, tot suiker maken]
  • ▾ suikergat [gat in de grond om suikerriet te verbouwen]
  • ▾ suikerij [samengesteldbloemige plant, cichorei]
  • ▾ suikerklontje [klontje van suiker om drank te zoeten]
  • ▾ suikermolen [molen waarin suikerriet geperst wordt]
  • ▾ suikerplantage [plantage waar suikerriet verbouwd wordt]
  • ▾ suikerpot [pot waarin suiker bewaard wordt]
  • ▾ suikerstok [stokvormige stukken suiker als lekkernij]
  • ▾ suikertante [rijke erftante]
  • ▾ suikervogel [vogelfamilie, met name de Zuid-Afrikaanse honingzuigers]
  • ▾ suikerwater [water met suiker erin opgelost]
  • ▾ suizen [zacht ruisen]
  • ▾ sukkelen [ziekelijk zijn]
  • ▾ sulfaat [zout van zwavelzuur]
  • ▾ sultanaat [ambt, rijk of gebied van een sultan]
  • ▾ summier [bondig]
  • ▾ super- [voorvoegsel met de betekenis: zeer]
  • ▾ supergeleidend [geen elektrische weerstand hebbend]
  • ▾ supergeleider [stof die bij voldoende lage temperatuur geen elektrische weerstand heeft]
  • ▾ supergeleiding [vermindering van elektrische weerstand bij lage temperatuur]
  • ▾ superieur [hogere in rang]
  • ▾ superioriteit [geestelijke meerderheid]
  • ▾ superlatief [overtreffende trap]
  • ▾ superscript [het boven de regels schrijven]
  • ▾ supersonisch [sneller dan het geluid]
  • ▾ supervisie [oppertoezicht]
  • ▾ supplement [aanvulling]
  • ▾ suppletie [aanvulling]
  • ▾ suppletoir [aanvullend]
  • ▾ supporter [aanhanger]
  • ▾ suprematie [oppergezag]
  • ▾ Surinaams [behorend tot of afkomstig uit Suriname]
  • ▾ Suriname [land in Zuid-Amerika]
  • ▾ surplus [overschot]
  • ▾ surrealisme [richting in de kunst]
  • ▾ surrogaat [vervangingsmiddel]
  • ▾ survey [onderzoek]
  • ▾ suspensie [opschorting; oplossing; ophijsing]
  • ▾ Suzanna [eigennaam]
  • ▾ swastika [hakenkruis]
  • ▾ sweater [trui]
  • ▾ swertia [blauw longkruid (gentiaangewas), genoemd naar de 17e-eeuwse Nederlandse botanicus Emanuel Swert]
  • ▾ syfilis [geslachtsziekte]
  • ▾ syllabe [lettergreep]
  • ▾ syllabus [samenvatting]
  • ▾ syllogisme [sluitrede]
  • ▾ sylviet [mineraal, genoemd naar de Nederlandse arts en wetenschapper Franciscus Sylvius (1614-1672)]
  • ▾ symbiose [samenleving]
  • ▾ symbolisch [zinnebeeldig]
  • ▾ symbool [zinnebeeld, voorstelling]
  • ▾ symfonie [veelstemmig muziekstuk]
  • ▾ symmetrie [evenredigheid]
  • ▾ sympathie [medegevoel]
  • ▾ sympathiek [medegevoel opwekkend]
  • ▾ sympathisant [die met iets of iemand sympathiseert]
  • ▾ symposium [wetenschappelijke bijeenkomst]
  • ▾ symptomatisch [een symptoom vormend]
  • ▾ symptoom [(ziekte)verschijnsel]
  • ▾ synagoge [joods bedehuis]
  • ▾ synchroon [gelijktijdig]
  • ▾ syncope [uitstoting van een letter in het midden van een woord]
  • ▾ syncretisme [vermenging van begrippen]
  • ▾ syndicaat [combinatie van zakenlieden]
  • ▾ syndroom [complex van ziekteverschijnselen]
  • ▾ synergie [samenwerking]
  • ▾ synesthesie [verbinding tussen voorstellingen uit verschillende zintuigsferen]
  • ▾ synode [kerkvergadering]
  • ▾ synoniem [gelijkbetekenend woord]
  • ▾ synopsis [overzicht]
  • ▾ syntaxis [leer van rede- en zinsdelen]
  • ▾ synthese [samenstelling]
  • ▾ synthetisch [op synthese berustend, uit synthese opgebouwd]
  • ▾ systeem [stelsel, methode]
  • ▾ systematisch [stelselmatig]
  • ▾ systematiseren [in een systeem vatten]
  • ▾ systole [samentrekking]
Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (2015), Uitleenwoordenbank, op uitleenwoordenbank.ivdnt.org
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal