Zoekresultaten: 830 Nederlandse woorden gevonden (beginnend met R)
Gebruikte filters:
A| B| C| D| E| F| G| H| I| J| K| L| M| N| O| P| Q| R| S| T| U| V| W| X| Y| Z| Toon/Verberg alle informatie in de uitklapmenu's
Visualiseer de resultaten
|
Toon op de kaart
één cirkeltje per uitleenwoord
|
Toon op de kaart
één cirkeltje per taal
|
Toon op een tijdslijn
|
-
▾ ra, ree
[rondhout aan mast]
-
▾ Bulgaars
rej, reja
[rondhout aan mast]
<via Russisch>
-
▾ Ests
raa
[rondhout aan mast]
-
▾ Frans
ra, råye
†verouderd
(dialect)
[rondhout aan mast]
datering: 1385 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
etymologie: Ra (mndl.) 'rahe'. Wohl zweimal entlehnt. Das -ye der form unter 2 ist wahrscheinlich einer vermischung oder verwechslung zwischen mndl. ra und raeye 'querstange' zu verdanken. S. noch *noodra, rabant, *bár-lík.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Lets
rāja
[rondhout aan mast]
-
▾ Litouws
rėja
[rondhout aan mast]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rėjinis (iets wat met een ra heeft te maken )
etymologie: ol. ra
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičūtė)
-
▾ Pools
reja
[rondhout aan mast]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: nm.Rahe "reja źegl."
bron: Kopaliński 2007 (Wladyslaw Kopalinski)
-
▾ Russisch
rej
[rondhout aan mast]
status: ontlening onzeker
etymologie: Ra of, zoals vroeger ook, ree. Dwarsscheeps geplaatst horizon¬taal rondhout, door een mast of steng gedragen en dienend om een vierhoekig zeil uit te spannen. T. Voor de benaming ree, vgl. WINSCIÍ. blz. 200: raa of ree, en blz. 204: ree of raa. . . . een ree dan is een dwarsmast of spriet, waaraan de seilen op groote scheepen werden beslaagen, dat is vastgemaakt of gebonden : en daarom als het noodig is daťer na a de seilen moet gesien werden, soo roept men ree! ree! dat is, mannen loop naar de ree toe. Uit dit ree is het tegenwoordige gewone Russ. woord voor ra overgenomen, n.1. rej, vergue, waarnaast D. en J. een zelden voorkomend reja vermelden. *) De ra's hebben ieder haar afzonderlijke benamin¬gen: de onderste ra van den fokkemast is de fokkera (W. blz. 201 : focke ree), Russ. fokarej; die van den grooten mast de groote ra (W. blz. 201 : groote ree), Russ. grotarej; die van den bezaansmast voert geen zeil en draagt den naam van hagijne- of heg ij nera (W. blz. 201, 202: bagïjneree, blz. 484: begijneree, WINSCII. blz. 17: begijnree), Russ. heginre/; de stengen dragen de marseras, Russ. mar sar ej-, die van cle voorsteng is de voor marsera, Russ. formarsarej; die van de groote steng de groot marsera, Russ. grotmarsarej; die van de kruissteng, waaraan liet kruiszeil wordt gevoerd, heet thans de kruisra 1), vroeger ook kruiszeilsra (W. blz. 201: kruiszeilsree), Russ. hjujseïrej of hjujsmarsarej uit Holl. hruismarseree; boven de marsera's bevinden zich de bramras, Russ. bramrej, aan de bram¬stengen, zij worden eveneens onderscheiden in: voorbramra, Russ. forbramrej; grootbramra, Russ. grotbramrej; en de vroegere hruis-bramra (tegenwoordig steeds: grietjera), Russ. hjujsbramrej; de vierde ra aan een mast van onderen af gerekend is de bovenbrawra, Russ. bombramrej, nader te onderscheiden in: voorbovenbramra, Russ. forbombramrej; grootbovenbramra, Russ. grotbombramrej; en de vroe¬ger zoo genoemde hruisbovenbramra (tegenwoordig steeds: boven-grietjera), Russ. hjujsbombramrej; 1). vermeldt nog als benaming van de ra boven de bovenbramra in het Russ. bomrej d. i. lioll. bove/iree; de ra, waaraan men vroeger het blind voerde, de blinde ra, heet Russ. bllndarej; daarboven had men aan de steng van den boegspriet de bovenblindera (W. blz. 201, 202: boveblinderee), Russ. bomblindarej; ook de bezaansra (W. blz. 202: bezaansree), Russ. bizanrej, die schuin aan den bezaansmast hing en waaraan een driehoekig zeil werd gevoerd, is thans in onbruik geraakt (z. Be¬zaansra of bezaansroe); ten slotte noem ik nog Russ. brifohrej V., Holl. breefohhera {-ree), de ra, waaraan de breefok zich bevindt, en Russ. UseTrej V., D., Holl. lijzeilra (P. M. blz. 49), de ra, waarmee een lijzeil wordt geheschen, waarnaast het diminutiv urn lijzeilraatje (P. M. blz. 337), Russ. UseVnyj reek V. vergue latine. In de eerste beteekenis schijnt liet in Archangel ook nog gebruikelijk te zijn, Arch. verklaart: ěasť ínačty na snjakě, k kotoroj prikrev;pljaetsja versina prjamago parusa (gedeelte van den mast op een šnjaka 1), waaraan de bovenkant van een vierkant zeil bevestigd wordt). Dit ráj na naast rej en raa is mij niet duidelijk.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Bulgaars
rej, reja
[rondhout aan mast]
<via Russisch>
-
▾ raad
[advies; adviserend college]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: communicatie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
Raad /rat/, rad
[(gerechts)hof]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: RvJ = Raad van Justitie /Rad van Yustisi/ = gerechtshof
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
erad, rad
[raadscollege, landraad]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dierad=voor de raad behandeld
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Keiëes
rat
[raadsvergadering, raad van Hoofden, raadszitting]
-
▾ Madoerees
rat
[raadsvergadering]
-
▾ Negerhollands
raad, rāt, raed
[advies, bestuur, ook: overleg]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: raad (old 1776), rāt (djdj 1926), raed (Hesseling 1905: 197). old 1776: om raad vragen = vraag voor raad. goede raad geven = gie een goeje raad
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905:197)
-
▾ Papiaments
kasa na rat (ouder: raad)
[voor de wet trouwen (ouder: raadsvergadering)]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: sinta raad (een raadszitting houden) Uit Conradi Mat 26:4, 27:1
etymologie: kasa na rat (uit Joubert). (ouder raad Mat. 26:59).
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sarnami
rái
[advies; adviserend college]
-
▾ Sasaks
rad
[adviserend college; rechtbank]
-
▾ Soendanees
rad
[(lid van een) college met rechtsprekende macht; rechtbank]
-
▾ Sranantongo
rai (ouder: lai)
[advies]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: raiman (adviseur)
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo, Schu)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
raad
[(advies)college; wetgevende vergadering]
<via Afrikaans>
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: raad huis, raadsaal
etymologie: Du., = council; freq. as shortening of Heemrad, Volksraad, etc.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (DSAE, OED3)
-
▾ Indonesisch
Raad /rat/, rad
[(gerechts)hof]
-
▾ Raad van Indië
[hoogste bestuurscollege in het voormalige Nederlands-Indië]
-
▾ Boeginees
râtu-pânning, ratupaning
[hoogste bestuurscollege in het voormalige Nederlands-Indië]
-
▾ Makassaars
ratupanī̂ng
[hoogste bestuurscollege in het voormalige Nederlands-Indië]
-
▾ Boeginees
râtu-pânning, ratupaning
[hoogste bestuurscollege in het voormalige Nederlands-Indië]
-
▾ raadhuis
[stadhuis]
-
▾ Papiaments
raadhuis
†verouderd
[stadhuis]
-
▾ Papiaments
raadhuis
†verouderd
[stadhuis]
-
▾ raadpensionaris
[bestuursambtenaar]
-
▾ Zweeds
rådpensionarius
†verouderd
[bestuursambtenaar]
-
▾ Zweeds
rådpensionarius
†verouderd
[bestuursambtenaar]
-
▾ raadsman
[raadgever; advocaat]
-
▾ Fries
riedsman
[raadgever; advocaat]
-
▾ Fries
riedsman
[raadgever; advocaat]
-
▾ raadzaal
[vergaderzaal]
-
▾ Engels
raadzaal
[vergaderzaal]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
raadsaal
[vergaderzaal van de wetgevende vergadering van een Boerenrepubliek]
<via Afrikaans>
datering: 1893 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk.(earlierS. Afr. Du. raadzaal), raad council + saal hall.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Engels
raadzaal
[vergaderzaal]
-
▾ raaf
[zangvogel]
-
▾ Fries
raven
[zangvogel]
-
▾ Sranantongo
rafru (ouder: lafroe)
[ara]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: bokrafru (geelvleugelara)
bron: Blanker 2005 Focke 1855 (Woordenlijst S-N, Fo, Prisma S-N 2005)
-
▾ Fries
raven
[zangvogel]
-
▾ raai
[richtingslijn]
-
▾ Duits
Raaien
†verouderd
(dialect)
[ontwateringskanaal in het veen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Das Wort ist nur noch als geographischer Name für die Hauptwieke auf Rhauderfehn bekannt.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Raaien
†verouderd
(dialect)
[ontwateringskanaal in het veen]
-
▾ raaien
[een lijn trekken of uitzetten in het land; peilingen doen op een rivier, gewoonlijk in een richting loodrecht op de stroom]
-
▾ Duits
raaien
†verouderd
(dialect)
[op het veen: een te graven kanaal voorlopig meten en in de richting een afvoergoot trekken]
-
▾ Duits
raaien
†verouderd
(dialect)
[op het veen: een te graven kanaal voorlopig meten en in de richting een afvoergoot trekken]
-
▾ raaigras
[grassoort]
-
▾ Deens
rajgræs
[grassoort]
status: ontlening onzeker
etymologie: fra nederlandsk raaigras dannet af raai 'klinte' afl. af oldnedertysk r¤da 'hjul' (jf. rat) + gras (jf. græs); navnet skyldes blomstens lighed med et hjul . OOD, ambigu, maar oorsprong terug op Nederlands: optaget i 18. aarh. fra hty., nt. raigrass, holl. raaigrass ell. eng. raygrass (nu alm. ryegrass, til rye, rug); 1. led er holl. raai (nu om forsk. andre planter), østfris. rajen, rajgræs, eng. kors ray, rajgræs, jf. ty. rade(n), ukrudt (i korn); navnet har rimeligvis opr. været brugt om giftig rajgræs (se ndf.)) blomst græs af slægten Lolium (jf. Kvikgræs slutn. FuT: "raai"=Nederlands
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Arnesen (PNOE, OOD, FuT, Arnesen)
-
▾ Noors
raigras, raigress
[grassoort]
status: ontlening onzeker
etymologie: BO: fra nederl raai, besl m ty. Rad, 'hjul'; FuT: von holl. raai (ostfries râjen), woraus auch nhd. Raigras und engl. ray=grass, ryegrass.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Zweeds
rajgräs
[grassoort]
datering: 1762 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1762; via ty. till nederl. raai med samma bet.; besl. med råg
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
rajgræs
[grassoort]
-
▾ raak
[het doel treffend]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
raak
[het doel treffend]
datering: 1871 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk., telling, effective; fr. Du. raken to hit, reach, touch.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
raak
[het doel treffend]
-
▾ raam
[lijst(werk); venster]
-
▾ Ambons-Maleis
ram
[lijst(werk)]
status: ontlening onzeker
etymologie: ram kadera = 'het matten van een stoel met vlechtwerk van rotan'
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Deens
ramme
[lijst(werk)]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk rame
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Duits
Raam, Raamen
(dialect)
[venster]
status: ontlening onzeker
etymologie: Schlüter in zijn: "Anhang: Mundartwörter weniger gesicherter"
bron: Schlüter 1952 (Schlüter)
-
▾ Ests
raam
[lijst(werk)]
-
▾ Fins
raami
[omlijsting]
<via Zweeds>
datering: 1801-1850
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (KH, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Frans
rame
[spanraam, droograam]
datering: 1405 (1401-1450)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: 1723; ranme 1405; frq. *hrama `zolderbalk, geraamte'; cf. all. Rahmen `châssis'
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse)
-
▾ Indonesisch
ram
†verouderd
[venster]
-
▾ Jakartaans-Maleis
ram
[raamwerk]
-
▾ Javaans
ram
[raamwerk, lijst]
-
▾ Kupang-Maleis
ram
[lijst(werk)]
-
▾ Madoerees
ērram
[lijst(werk)]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: judāng ērram = bepaald soort kistje, ngērram = iets van rottanvlechtwerk voorzien
etymologie: judāng = geschenkskistje
bron: Kiliaan 1904 (PH, KIL)
-
▾ Makassaars
rang
[fijn kippengaas, spijsdeksel van kippengaas, kastje van kippengaas (waarin de gadogado-verkoper zijn spijzen bewaart)]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
ram
[lijst(werk)]
-
▾ Noors
ramme
[lijst; kader]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. rame (holl. raam).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (Bo; FuT)
-
▾ Papiaments
rampi
[venster]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rampi di glas (ruit)
etymologie: De bron vermeldt dat 'rampi' minder gebruikelijk is.
bron: (Joubert PN)
-
▾ Singalees
rāmu-va
[lijst(werk)]
-
▾ Soendanees
ĕram
[lijst(werk)]
-
▾ Sranantongo
lan
[houtwerk waarop iets gespannen wordt]
-
▾ Ternataans-Maleis
ram
[lijst(werk)]
-
▾ Zweeds
ram
[lijst(werk), kader]
datering: 1560 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fotografiram, guldram, tavelram, träram, cykelram, kulram, vävram
etymologie: sedan 1560; jfr fornsv. rama 'ram'; av lågty. rame 'ställning; pelare'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
ram
[lijst(werk)]
-
▾ raam
[(West-Vlaams) spruw]
-
▾ Frans
lamette, raméte, rènète
(dialect)
[aften bij een klein kind]
datering: 1501-1600 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: Raam (fläm.) 'mundfäule'. Die formen mit n und nasalvokal beruhen vielleicht auf beeinflussung durch die vertretung von RANA.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
lamette, raméte, rènète
(dialect)
[aften bij een klein kind]
-
▾ raap
[plantensoort]
-
▾ Duits
Rapp, Raap
(dialect)
[plantensoort]
status: ontlening onzeker
etymologie: HID: Raap-Napp, Rappsaat (vom Holl.Raap
bron: Schuetze 1802 (HID)
-
▾ Engels
rape
[plantensoort]
datering: 1398 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
etymologie: In sense 2 perhaps partly < Middle Dutch rpe, raep (1270; Dutch raap turnip, rape) < classical Latin rpa; compare Middle High German rabe, rape, rappe (German (now obsolete or regional) Rape, Rabe, Raben, Räben turnip).]
bron: OED2 1989 Philippa 2003-2009 (OED, EWN)
-
▾ Frans
rape, raap, rāp
(dialect)
[knol]
datering: 1835 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Raap (ndl.) 'weisse rübe'. Zum ersten mal erwähnt 1835, entlehnt aus ndl. raap, das selber aus lt. rapa entlehnt ist.N.b.: de vorm "rape" wordt als Oud-Luiks (Alütt.) gegeven, dus ouder dan 1835??
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Papiaments
raap
†verouderd
[plantensoort]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.37
bron: Putman 1859 (Putman1859)
-
▾ Schots
rap
[(meestal mv.) plantensoort, knol; raapzaad]
datering: 1701-1800 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: perh Du raap
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Duits
Rapp, Raap
(dialect)
[plantensoort]
-
▾ raapkool
[koolraap, knol als groente]
-
▾ Indonesisch
rapkol
[koolraap, knol als groente]
-
▾ Indonesisch
rapkol
[koolraap, knol als groente]
-
▾ raar
[vreemd]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1393-1402;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Duits
rar
[zeldzaam, bijzonder, goed]
datering: 1551-1600
status: ontlening onzeker
etymologie: Kuepper: Aus lat »rarus = selten« über die Niederlande im 16. Jh. nach Niederdeutschland eingewandert mit Bedeutungswandel: das Seltene ist im allgemeinen kostbarer als das Häufige. Kluge: Entlehnt über mndl. raer aus frz. rare "selten", das auf l. rArus "locker, zerstreut, selten" zurückgeht. Abstraktum: Rarität. Die Bedeutung ist im Friesischen und Niederländischen stärker wertend (einerseits "komisch", andererseits "vorzüglich, erlesen"). Bluhme: nl. nd. < frz. < lat.
bron: Bluhme 2005 Kluge 2002 Küpper 1987 (Kluge, Kuepper, Bluhme)
-
▾ Negerhollands
rar
[vreemd]
-
▾ Noors
rar
[vreemd]
status: ontlening onzeker
etymologie: Arnesen: op basis van betekenis. Deens heeft dit woord van Nederduits, Noors van Nederlands omdat de betekenis in het Noors en het Nederlands hetzelfde zijn. Arnesen p. 71.
bron: Arnesen (Arnesen)
-
▾ Papiaments
rar (ouder: raar)
[vreemd, zeldzaam]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 84, 120, 131
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Duits
rar
[zeldzaam, bijzonder, goed]
-
▾ raaskallen
[onzin praten]
-
▾ Duits
raaskallen
†verouderd
(dialect)
[onzin praten]
-
▾ Duits
raaskallen
†verouderd
(dialect)
[onzin praten]
-
▾ raat
[bouwsel van was in bijenkorf]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: dierenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Frans
rate
[milt (vanwege vormovereenkomst met een honingraat)]
datering: 1156 (1151-1200)
status: frankisch ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: FEW: ratelle 'milt' 13e eeuw, rateleux 'pijn in de milt hebbend' 1576, dérater 1535, érater 1611; se fouler la rate 'sombere ideeën hebben' 1688, épanouir la rate 'aan het lachen maken' 1658, décharger sa rate 'zeggen wat men op het hart heeft' 1672
etymologie: PR: néerl.râte (PR 1990: `rayon de miel'), par anal.de forme.FEW: Die milz sieht schwammig-porös aus; ihre hülle verlängert sich ins innere des organs in gestalt von regelmässigen wänden. Das spricht für Diez, der das wort aus mndl. rate 'wabe' herleiten will. Auch magy. lép bedeutet 'wabe' und 'milz'; allerdings ist hier der genetische zusammenhang nicht eindeutig sichergestellt. Dass das wort aus der germ. kommt, entspricht der geschichte von it. milza (das besonders im süden und südosten lebende dim. ratella hat seine entsprechung in mndl. ratel). Horning u.a. halten rate eher für das fem. von rat 'ratte', das infolge einer vagen ähnlichkeit der umrisse auf das organ übertragen worden. Für diese auffassung spricht auch frl. rate 'milz', das nicht mit dem ndl. zusammenzu- bringen ist; es sei denn, es wäre aus dem fr. entlehnt. Und endlich spricht gegen mndl. rate die tatsache, dass es nur 'wabe', fr. rate nur 'milz' bedeutet, sodass der bed. wandel im moment der entlehnung eingetreten sein müsste.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Valkhoff 1949 Walter 1997 Wartburg 1928 (PRobert, Walter, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Frans
rayon
[honingraat; (naar de vorm) (boeken)rek; (vandaar) afdeling (in winkel)]
datering: 1538 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rayonnage
etymologie: GR: 1538, « rayon de miel »; de l'anc. franç. ree, v. 1120, francique ree, xiie, *hrâta. Cf. le moyen néerl. rata « miel vierge ». ; PR: 1538 'rayon de miel'; de l'a.fr. ree (xii), frq. *hrâta; cf. néerl. rata 'miel vierge'.
bron: Robert 1993 (PRobert)
-
▾ Papiaments
raat
†verouderd
[bouwsel van was in bijenkorf]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.133
bron: Putman 1859 (Putman1859)
-
▾ Frans
rate
[milt (vanwege vormovereenkomst met een honingraat)]
-
▾ raband
[zwaar touw]
-
▾ Bretons
raban
[reep]
datering: 1744 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: procede directement du moyen neerlandais raband
bron: Deshayes 2003 (DEB)
-
▾ Deens
råbånd
[0]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD zegt iets totaal anders, van Noors of Duits: efter no. råband ell. ty. rahband
bron: Stefan (Stefan p.c.)
-
▾ Engels
roband
[scheepstouw]
datering: 1201-1300 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
etymologie: xiii(Sandahl).ME.roband, -end, (also ropbend xiii, robyn xv), -LDu.raband (whence Sc.raband xvi),f. ra (pron.rå) sailyard + band BAND1.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Frans
raban
[sjorring, reep, seizing]
datering: 1573 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: FEW (verouderd?): rabaner 'vastmaken met een raband' 1701, rabanter 'id' 1783, sauve-raban 1694
etymologie: PR: néerl. raband.FEW: Aus dem ndl. entlehnt. Bret. rabank wohl aus dem fr., ebenso sp. rabenque.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1991 Wartburg 1928 (PRobert, Walter 2, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Portugees
rebém
[zweep, die gebruikt wordt om veroordeelden te geselen]
<via Frans>
datering: 1601-1700 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: Do fr. raban, deriv. do m. neerl. rabant.
bron: Boudens 1988 Cunha 1986 (Da Cunha, Boudens)
-
▾ Russisch
revant
[kort touw om voorwerpen samen te binden]
status: ontlening onzeker
etymologie: Raband of, zooals vroeger ook, roeband. Roebanden, touwen, bij dewelke de zeilen aen de rees vastgeniacckt werden. W., vgl. WINKOM. R&bandon, waarmede; een zeil wordt aangeslagen (waarmede het aan de ra. wordt vastgemaakt), v. IJ. Met bij J. voorkomende Russ. revant, raban d'envergure (une voile est garnie a sa tètière de eordehïttes, au moven desquelles on 1'attache a la vergue; chacune d'elles est nommée raban d'envergure), en de door V. vermelde plur. rávanty is lust Holl. reeband: voor b uit e, z. voorbeelden o]) Beuzel, Borstrok. Met Zeeregl. heeft Russ. raaband: in de tabellen ald. leest men passim: belogo liuju na raabandy, witte lijn tot de reebanden.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Schots
raband
[touw om de top van het zeil aan z'n plaats vast te maken]
datering: 1501-1600 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: xiii(Sandahl).ME.roband, -end, (also ropbend xiii, robyn xv), -LDu.raband (whence Sc.raband xvi),f. ra (pron.rå) sailyard + band BAND1.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Spaans
rebenque
[zweep]
<via Frans>
datering: 1587 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rebencazo, 1607
etymologie: Del fr. raban `envergue, cabo que afirma la vela a la verga', 1573. Voz de origen germánico (neerl. raband, etc.), compuesta de ra `verga' y band `lazo, atadura'. Rebenque designó antiguamente varios cabos de cuerda náuticos semejantes al envergue; pasó luego a un azote empleado en las galeras, por utilizarse con este objeto aquellas cuerdas; y finalmente, sólo en América, se aplicó a un látigo recio de jinete.
bron: Corominas 1983 (Corominas)
-
▾ Bretons
raban
[reep]
-
▾ rabarber
[gewas; gerecht daarvan]
-
▾ Indonesisch
baber, rabarber
[gewas; gerecht daarvan]
-
▾ Japans
rabaruberu
†verouderd
[gewas, Rheum officinale (als medicijn)]
-
▾ Javaans
baber, barber
[gewas; gerecht daarvan]
-
▾ Negerhollands
rubob
[gewas; gerecht daarvan]
datering: 1926 (1901-1950)
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
bron: Josselin 1926 (djdj 1926)
-
▾ Papiaments
robarbu
[gewas; gerecht daarvan]
status: Ambigu: Nederlands of Spaans ; ontlening onzeker
etymologie: SP 'ruibarbo'
bron: Joubert 1999 (Joubert)
-
▾ Indonesisch
baber, rabarber
[gewas; gerecht daarvan]
-
▾ rabat
[verhoogd tuinbed]
-
▾ Deens
rabat
[verhoogd tuinbed]
-
▾ Duits
Rabatte
[verhoogd tuinbed]
status: ontlening onzeker
etymologie: Duden Universal: niederl. rabat, eigtl.= Aufschlag am Halskragen < frz. rabat= Umschlag; Kragen]: meist schmales, langes Beet mit Zierpflanzen, bes. als Begrenzung von Wegen od. Rasenflächen. lat.-vulgärlat.-fr.-niederl.; die; -, -n. Foerste: Als Wort der Gartenbaukunst auch im Hd. allgemein. Außerdem entlehnt ins Schwed.
bron: Duden Universal 2003 Duden Fremd 1990 Foerste 1938 Kluge 2002 (Duden Universal, Duden Fremd, Kytzler, Kluge, Foerste)
-
▾ Litouws
rabatė
[verhoogd tuinbed]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
etymologie: vok. Rabatte < ol. rabat
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Noors
rabatt
[verhoogd tuinbed]
-
▾ Oekraïens
rabátka
[verhoogd tuinbed]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
rabátka
[verhoogd tuinbed]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
etymologie: Ueber nhd. Rabatte dass. (seit 1739) aus ndl. rabat dass., in der ndl. Gärtnerspr. aus 'Umschlag, Aufschlag am Rock, Kragen' entstanden, von frz. rabat: rabattre 'zurück- schlagen' (s. Kluge-Götze EW.464, Franck-Wijk 530).
bron: Vasmer 1953-1958 (Vasmer)
-
▾ Zweeds
rabatt
[verhoogd tuinbed]
datering: 1651 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1651; av ty. Rabatte, nederl. rabat med samma bet.; av fra. rabat 'nedfällbar krage'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
rabat
[verhoogd tuinbed]
-
▾ rabat
[brede liggende halskraag van linnen of kant]
-
▾ Deens
rabat
[omslag van een kraag van ouderwetse kleding]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
etymologie: gennem ty. rabatte, holl. rabat af fr. rabat, krave, omslag
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Duits
Rabatte
[omslag aan kragen of mouwen]
status: ontlening onzeker
etymologie: lat.-vulgärlat.-fr.-niederl.; die; -, -n.
bron: Duden Fremd 1990 Kluge 2002 (Duden Fremd, Kytzler, Kluge)
-
▾ Zweeds
rabatt
†verouderd
[omslag van een kledingstuk]
datering: 1651 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: SAOB; [jfr d. rabat, holl. rabat, nedvikt kant, fals, rabatt m. m., t. rabatte; ytterst av fr. rabat, fällkrage m. m. till rabattre, slå l. vika ned m. m. – Jfr RABATTERA, v.1]
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Deens
rabat
[omslag van een kraag van ouderwetse kleding]
<via Duits>
-
▾ rabat
[korting]
-
▾ Indonesisch
rabat
[korting]
-
▾ Indonesisch
rabat
[korting]
-
▾ rabatijzer
[gereedschap om bepaalde houtverbindingen te maken]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1671;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
rabat, rabatjern
[werktuig dat gebruikt wordt bij het dichten van voegen in schepen]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra holl. rabat-ijzer, til holl. rabat, fuge
bron: Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 (Fremmedordbog, OOD)
-
▾ Russisch
lebezá
[werktuig dat gebruikt wordt bij het dichten van voegen in gebouwen of schepen]
status: ontlening onzeker ; verbastering
etymologie: Rabatijzer, kalfaat- of breeuwijzer, aan de-enede, die stomp en nogal dik is, voorzien van een of twee holle groeven, en dienende om het werk in de naden plat te slaan en overal gelijk aan te drijven (Ndl. Wdb. 12, 3, ó 117). Vgl. Winsch. 201: bij de scheepstimmerlieden vind men ook een ... rabatijser, welkers afbeeldsel te sien is bij W(itsen) p. 185. Rabat-yzer ...Werck-bijtel, Witsen 186 a. Hieruit de verbastering Russ. lebezá, volgens Dal' 2, 624: tupoe doloto, probojka ili konopatka (stompe beitel, kalfaat-of breeuwijzer) en volgens het Akad. Wdb. 5, 298: instrument, upotrebljaemyj pri zakolacivanii pazov v stroenijach, pri konopatke (probojke) sudov i pod.; imeet formu lopatocki (werktuig dat gebruikt wordt bij het dichten van voegen in gebouwen, bij het kalefaten (breeuwen) van schepen en dgl.; het heeft de vorm van een schopje). Wat de sterk verbasterde vorm betreft, kan men vooreerst opmerken dat het russ. woord een lettergreep minder telt dan het oorspronkelijke ndl. Russ. lebezá uit ndl. rab(at)ijzer is in dit opzicht te vergelijken met russ. baMtóv uit ndl. boegs(eer)touw, russ. mul'k uit ndl. muil(stee)k, russ. smal'k uit ndl. smal(wer)k. Verder is het tweede lid van de ndl. samenstelling: -ijzer wel te herkennen in russ. -eza (voor russ. e uit ndl. ij zie Bij sloot), terwijl het begin rcb- in het russ. werd tot leb- (voor overgang van r in ž in de volkstaal zie Grot 2, 367) met e uit de toonloze a; vgl. hiermede de volksvorm lepórt voor rapórt (Akad. Wdb. 5, 463). Dal' deed een mislukte poging om dit ndl. leenwoord te identificeren met het zuiver russ. homoniem lebezá: vleier, flikflooier, pluimstrijker, intrigant: lebezá . . . kotoraja prodiraetsja vo vse šceli, kak prolaz (die doordringt in alle spleten als een indringer) of zoals Vasmer 2, 23 het weergeeft: als ein Gegenstand, der überall durchrutscht. De juiste etymologie gaf Clara Thörnqvist in The Slav. and East-Eur. Rev. 32, 145, vgl. Scandoslavica 1, 22. Het woord is door metathesis nog verder tot onherkenbaar wordene toe verbasterd in de vormen belezá (Dal 1, 198) en belíza (Vasmer 1, 72); het eerste werd door Miklosich (Turk. Elem., Nachtr. 1, 13) in verband gebracht met turks bälämäk: graven, en voor het tweede meende Vasmer te moeten denken aan een hypothetisch mnd. vílísen: vijlijzer. Beide etymologieën kunnen bezwaarlijk juist wezen.
bron: Meulen 1959 (VdMeulen 1959)
-
▾ Deens
rabat, rabatjern
[werktuig dat gebruikt wordt bij het dichten van voegen in schepen]
-
▾ rabauw
[schurk; winterappel]
-
▾ Duits
Rabau(ke)
[(plattelands) grove, gewelddadige jongeling, bruut; kleine grauwe renet]
datering: 1951-2000
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Rabauke
etymologie: Duden: dt.-fr.-niederl.; der; -s u. -en, -e[n]. Kluge: Rabau "Schurke", das aus nndl. rabauw gleicher Bedeutung entlehnt ist. Dieses aus frz. ribaud (aus ml. ribaldus) "Lotterbube". Also etwa "kleiner Schurke".
bron: Duden Fremd 1990 (Duden Fremd)
-
▾ Duits
Rabauer
(dialect)
[appelsoort (zonder smaak)]
-
▾ Frans
rabayîme
(dialect)
[winterappel]
status: ontlening onzeker
etymologie: Rabauw (fläm.) 'art apfel'. Entlehnung mit eigentümlicher umbildung des wortausgangs.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Duits
Rabau(ke)
[(plattelands) grove, gewelddadige jongeling, bruut; kleine grauwe renet]
-
▾ rabbelen
[(gewestelijk) rammelen; kletsen, druk praten]
-
▾ Duits
Rabbelwerk
(dialect)
[houten zekering van de dijkvoet]
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: zu nl., mnl. rabbelen: klappern, klirren
bron: Beckmann 1969 (Beckmann)
-
▾ Engels
rabble
†verouderd
[ratelen, kwebbelen; afraffelen]
datering: 1410 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: = Du. rabbelen to speak indistinctly, (L)G. rabbeln to talk hurriedly and thoughtlessly; also, to struggle, wriggle, Sw. rabbla upp to rattle over.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Zweeds
rabbla
[opdreunen]
datering: 1734 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1734; sv. dial. rabbla 'tala mycket och utan sammanhang'; ljudhärmande; ev. lån från lågty. rabbeln 'tala fort och otydligt'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Duits
Rabbelwerk
(dialect)
[houten zekering van de dijkvoet]
-
▾ rabbi
[joods godsdienstleraar]
-
▾ Negerhollands
rabbi
[joods godsdienstleraar]
-
▾ Negerhollands
rabbi
[joods godsdienstleraar]
-
▾ rabiës
[hondsdolheid]
-
▾ Indonesisch
rabiés
[hondsdolheid]
-
▾ Indonesisch
rabiés
[hondsdolheid]
-
▾ race
[wedstrijd]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1827-1830;
thema: sport en spel
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
race
[wedstrijd]
-
▾ Fries
race
[wedstrijd]
-
▾ rachitis
[Engelse ziekte]
-
▾ Indonesisch
rakitis
[Engelse ziekte]
-
▾ Indonesisch
rakitis
[Engelse ziekte]
-
▾ raciaal
[ras-]
-
▾ Indonesisch
rasial
[ras-]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rasialis = racist
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
rasial
[ras-]
-
▾ racist
[iemand die zich schuldig maakt aan rassendiscriminatie]
-
▾ Indonesisch
rasis
[iemand die zich schuldig maakt aan rassendiscriminatie]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rasisme = racisme
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
rasis
[iemand die zich schuldig maakt aan rassendiscriminatie]
-
▾ racket
[voorwerp om ballen mee te slaan]
-
▾ Indonesisch
rakét
[voorwerp om ballen mee te slaan]
-
▾ Javaans
rèkèt
(dialect)
[voorwerp om ballen mee te slaan]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rèkètan = iets in de vorm van een racket, electronische vliegenmepper in de vorm van een racket
bron: Hoogervorst (veldwerk T.Hoogervorst 2006)
-
▾ Madoerees
raket, rekēt
[tennis- of badmintonracket]
-
▾ Menadonees
rèkèt
[voorwerp om ballen mee te slaan]
-
▾ Indonesisch
rakét
[voorwerp om ballen mee te slaan]
-
▾ rad
[wiel]
-
▾ Deens
rat
[stuur]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk rat, rad 'hjul' ¯ fællesgermansk *ra¬a- ¯ indoeuropæisk *roto- af *rot-, *ret-, *reth- 'løbende, rullende' . Fremmed2: af platty. rad, rat, holl. rad, beslægtet med lat. rota hjul.
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Hårbøl 2004 (PNOE, Fremmed2, OOD)
-
▾ Engels
rat
†verouderd
[folterwerktuig]
datering: 1481 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. MDu., MLG. rat (rad-) or Da. rat (from LG.) = OFris. rad, reth, OS. rath, OHG. (mod.G.) rad, cognate with L. rota, OIr. roth, Lith. rïtas wheel, Skr. rçtha-s (war) chariot.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Fins
ratti
[roer, stuurwiel]
<via Zweeds>
datering: 1862 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (KH, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Fries
rêd
[wiel]
-
▾ Noors
ratt
[stuur]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty, rat 'hjul'; FuT: von mnd. rat (-des) 'rad' (holl. rad).
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Papiaments
rat (ouder: rad)
[wiek (van een molen); radertje, wiel]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p. 35
bron: (Joubert PN, Putman1859)
-
▾ Zweeds
ratt
[stuur]
datering: 1788 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: bilratt
etymologie: sedan 1788; 1904 i bet. 'bilratt'; av lågty. rat 'hjul'; besl. med lat. rota 'hjul'; jfr rotera, rådbråka
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
rat
[stuur]
-
▾ radar
[plaatsbepaling van voorwerp d.m.v. teruggekaatste radiogolven]
-
▾ Indonesisch
radar
[plaatsbepaling van voorwerp d.m.v. teruggekaatste radiogolven]
-
▾ Madoerees
radhar
[plaatsbepaling van voorwerp d.m.v. teruggekaatste radiogolven]
-
▾ Sranantongo
radar
[plaatsbepaling van voorwerp d.m.v. teruggekaatste radiogolven]
-
▾ Indonesisch
radar
[plaatsbepaling van voorwerp d.m.v. teruggekaatste radiogolven]
-
▾ radbraken
[voor straf de ledematen breken]
-
▾ Ambons-Maleis
ràbrak
[met een stuk hout, rotan of zweep slaan, afranselen]
-
▾ Duits
radebrechen
[mishandelen; (een taal) slecht spreken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: Vswschwaches Verb "eine Sprache schlecht sprechen" std.Standardwortschatz (16. Jh.), mndd. radebraken, mndl. radebraken Stammwort. Ähnlich gebrochen sprechen (zu dem der Zusammenhang nicht ganz klar ist). Die ältere Bedeutung von radebrechen ist die Bezeichnung einer Hinrichtungsart, des Räderns (rädern), bei der dem Verbrecher (mit einem Rad) die Gliedmaßen gebrochen wurden, worauf er in die Speichen des Rades geflochten wurde. Die Bildung des Wortes ist nicht ganz eindeutig. Möglich wäre ein *radbrehhon, das aus der Fügung mit deme rade brehhan gebildet worden wäre; ein Zusammenhang mit der Sippe von wringen ist aber auch nicht auszuschließen. Das Rädern gilt als germanische Todesstrafe, doch ist seine Herkunft eher im Orient zu suchen (ins Germanische übernommen aus der griechischen Radfolter). Rad.
bron: Kluge 2002 (Kluge)
-
▾ Indonesisch
labrak
[aanvallen, slaan, mishandelen]
-
▾ Jakartaans-Maleis
labrak, nglabrak, laberak, ngelaberak
[met de zweep slaan, aanvallen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: afkomstig van stam 'radbraak'
bron: Chaer 1976 Kähler 1966 (HANS, CHAER)
-
▾ Kupang-Maleis
ràbrak
[met een stuk hout, rotan of zweep slaan, afranselen]
-
▾ Makassaars
lâbará
[op z'n kop geven]
status: ontlening onzeker
etymologie: dialect van Makassar: allâbará
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
ràbrak
[met een stuk hout, rotan of zweep slaan, afranselen]
-
▾ Negerhollands
rabraak
[voor straf de ledematen breken]
-
▾ Sranantongo
rabraka
[afranselen]
-
▾ Ternataans-Maleis
ràbrak
[met een stuk hout, rotan of zweep slaan, afranselen]
-
▾ Zweeds
rådbråka
[voor straf de ledematen breken]
datering: 1605 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan ca 1605; av lågty. radebraken med samma bet., till rat 'hjul' och braken 'bryta (ngn över stegel och hjul)'; jfr ratt, rotera
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
ràbrak
[met een stuk hout, rotan of zweep slaan, afranselen]
-
▾ radeermesje, radeergom
[mesje of hard rubber om inkttekens van het papier weg te schrappen]
-
▾ Indonesisch
rader
[mesje of hard rubber om inkttekens van het papier weg te schrappen]
-
▾ Indonesisch
rader
[mesje of hard rubber om inkttekens van het papier weg te schrappen]
-
▾ raden, raaien
[gissen; adviseren]
-
▾ Ambons-Maleis
rai
[oplossen, raden]
status: ontlening onzeker
etymologie: Rai tjigoeloe 'een raadsel oplossen'
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Kupang-Maleis
rai
[aanraden; een raadsel oplossen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: kasih rai = iemand raad geven
etymologie: afkomstig van stam 'raai', kasih = geven
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Menadonees
rai
[aanraden; een raadsel oplossen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: kasih rai = iemand raad geven
etymologie: afkomstig van stam 'raai', kasih = geven
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Negerhollands
raad
[gissen; adviseren]
-
▾ Papiaments
rei (ouder: rai, raai)
[gissen]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Conradi: Mat. 26:68 (rai) ; Uit Ewijk p. 84 (raai)
bron: (Joubert PN, Conradi, Ewijk)
-
▾ Sranantongo
rai (ouder: lai)
[gissen; adviseren]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo, Schu)
-
▾ Ternataans-Maleis
rai
[aanraden; een raadsel oplossen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: kasih rai = iemand raad geven
etymologie: afkomstig van stam 'raai', kasih = geven
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Ambons-Maleis
rai
[oplossen, raden]
-
▾ radertje, raderwieltje
[kopieerwieltje]
-
▾ Sranantongo
râder
[kopieerwieltje]
-
▾ Sranantongo
râder
[kopieerwieltje]
-
▾ radiaal
[straalboog]
-
▾ Indonesisch
radial
[straalboog]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ban radial = radiaalband (fiets, auto)
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
radial
[straalboog]
-
▾ radiatie
[straling]
-
▾ Indonesisch
radiasi
[straling]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: radiasi nuklir = kernstraling; meradiasi = uitstralen
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
radiasi
[straling]
-
▾ radiator
[verwarmingslichaam]
-
▾ Indonesisch
radiator
[verwarmingslichaam]
-
▾ Indonesisch
radiator
[verwarmingslichaam]
-
▾ radicaal
[totaal, consequent; (politieke) extremist]
-
▾ Indonesisch
radikal
[totaal, consequent; (politieke) extremist]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: radikalisme = radicalisme; meradikalisir = radicaliseren
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
radikal
[totaal, consequent; (politieke) extremist]
-
▾ radijs
[eetbare wortel]
-
▾ Ambons-Maleis
radès
[eetbare wortel]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
radies
[eetbare wortel]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 Ginneken 1913-1914 (JAC; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Deens
radise
[eetbare wortel]
status: ontlening onzeker
etymologie: fra nederlandsk radijs ¯ fransk radis ¯ latin r¤dix (genitiv r¤dicis) 'rod (på plante)' (jf. adj. radikal). Fremmede2: af holl. radijs, fr. radis, af lat. radix rod.
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Hårbøl 2004 (Skautrup, OOD, PNOE, Fremmed2)
-
▾ Duits
Radieschen
[ramenas-achtig wortelknolgewas]
datering: 1651-1700
status: ontlening onzeker
etymologie: Kytzler: (gr)>l>it>frz>niederl. Kluge: Bezeichnet die kleinen Monatsrettiche, während bair. Radi den großen Rettich meint. Entlehnt aus (nord-)frz. radis m., woraus schon im 16. Jh. nndl. radijs. Das Diminutiv wird seit dem 18. Jh. fest. Das französische Wort kommt von l. rAdIx (-Icis) f. "Wurzel", das auch Rettich ergeben hat.
bron: Duden Universal 2003 Kluge 2002 (Kytzler, Kluge, Duden Universal)
-
▾ Fins
retiisi
[eetbare wortel]
<via Zweeds>
datering: 1765 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (KH, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Indonesisch
radés
[eetbare wortel]
-
▾ Menadonees
radès
[eetbare wortel]
-
▾ Negerhollands
radies
[eetbare wortel]
-
▾ Papiaments
radijs
†verouderd
[eetbare wortel]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 84
bron: Ewijk 1875 Putman 1859 (Putman1859, Ewijk)
-
▾ Zweeds
rädisa
[eetbare wortel]
datering: 1636 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1636; av lågty. reddis med samma bet.; via fra., ita. av lat. radix 'rot'; urspr. samma ord som rättika
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
radès
[eetbare wortel]
-
▾ radio
[draadloze omroep; radiotoestel]
-
▾ Aucaans
ladio
[draadloze omroep; radiotoestel]
-
▾ Balinees
radio
[draadloze omroep; radiotoestel]
-
▾ Boeginees
radîo
[draadloze omroep; radiotoestel]
-
▾ Indonesisch
radio
[draadloze omroep; radiotoestel]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: radio amatir = radio-amateur
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
radio, redio
[draadloze omroep; radiotoestel]
-
▾ Javaans
radhiyo, radhio
[draadloze omroep; radiotoestel]
-
▾ Madoerees
radiyō
[draadloze omroep; radiotoestel]
-
▾ Minangkabaus
radio
[draadloze omroep; radiotoestel]
-
▾ Saramakkaans
ládio
[draadloze omroep; radiotoestel]
-
▾ Sarnami
rádio
[draadloze omroep; radiotoestel]
-
▾ Sranantongo
radio
[draadloze omroep; radiotoestel]
-
▾ Surinaams-Javaans
radio, radhio
[draadloze omroep; radiotoestel]
-
▾ Tiriyó
raarijon
[draadloze omroep; radiotoestel]
-
▾ Aucaans
ladio
[draadloze omroep; radiotoestel]
-
▾ radioactiviteit
[het uitstralen van energie zonder uitwendige oorzaak]
-
▾ Indonesisch
radioaktivitét, radioaktivitas
[het uitstralen van energie zonder uitwendige oorzaak]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: radioaktif = radioactief
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
radioaktivitét, radioaktivitas
[het uitstralen van energie zonder uitwendige oorzaak]
-
▾ radiogram
[radiotelegram]
-
▾ Boeginees
radiogerâng
[radiotelegram]
-
▾ Indonesisch
radiogram
[radiotelegram]
-
▾ Boeginees
radiogerâng
[radiotelegram]
-
▾ radioloog
[specialist in radioactiviteit; arts gespecialiseerd in radiologie]
-
▾ Indonesisch
radiolog
[specialist in radioactiviteit; arts gespecialiseerd in radiologie]
-
▾ Indonesisch
radiolog
[specialist in radioactiviteit; arts gespecialiseerd in radiologie]
-
▾ radiometer
[stralingsmeettoestel]
-
▾ Indonesisch
radiométer
[stralingsmeettoestel]
-
▾ Indonesisch
radiométer
[stralingsmeettoestel]
-
▾ radiozender
[zender voor radiosignalen]
-
▾ Fries
radiostjoerder
[zender voor radiosignalen]
-
▾ Fries
radiostjoerder
[zender voor radiosignalen]
-
▾ radium
[chemisch element]
-
▾ Indonesisch
radium
[chemisch element]
-
▾ Indonesisch
radium
[chemisch element]
-
▾ radius
[straal van een cirkel]
-
▾ Azeri
radius
[straal van een cirkel]
<via Russisch>
-
▾ Indonesisch
radius
[straal van een cirkel]
-
▾ Oekraïens
rádius
[straal van een cirkel]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
rádius
[straal van een cirkel]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Ueber ndl. radius aus lat. radius, s. Preobr. 2,172.
bron: Černych 1993 (Vasmer, Cernych)
-
▾ Wit-Russisch
rádyus
[straal van een cirkel]
<via Russisch>
-
▾ Azeri
radius
[straal van een cirkel]
<via Russisch>
-
▾ radmolen
[draaimolen]
-
▾ Indonesisch
radmolen
[reuzenrad op kermis]
-
▾ Indonesisch
radmolen
[reuzenrad op kermis]
-
▾ raf
[(verouderd) gezouten en gedroogde rugvin van heilbot]
-
▾ Frans
raff
†verouderd
[vinnen van een heilbot die, samen met de vette huid waaraan zij vastzitten, een lekkernij vormen]
datering: 1767 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Ndl. raf 'rückenflosse der flunder' ist bereits seit Kilian belegt; es ist selber aus isl. rafr entlehnt.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
raff
†verouderd
[vinnen van een heilbot die, samen met de vette huid waaraan zij vastzitten, een lekkernij vormen]
-
▾ rafactie, refactie
[gewichts- of prijskorting wegens beschadigde of gebrekkige goederen, reductie]
-
▾ Deens
refaktie
[gewichts- of prijskorting wegens beschadigde of gebrekkige goederen, reductie]
status: ontlening onzeker
etymologie: Fremmed2: via holl. af fr. réfaction, af lat. refectio, se refektion.
bron: Duden Universal 2003 Hårbøl 2004 Møller 1927 Arnesen (Fremmed2, Arnesen, Schirmer, Duden Universal, Møller p. 188)
-
▾ Duits
Refaktie
[gewichts- of prijskorting wegens beschadigde of gebrekkige goederen, reductie]
status: ontlening onzeker
etymologie: lat.-niederl.; die; -, -n. Schirmer: von den Holländern Refactie genannt
bron: Duden Universal 2003 Duden Fremd 1990 (Duden Fremd, Duden Universal, Schirmer)
-
▾ Indonesisch
rafaksi
[korting wegens mindere kwaliteit van de rijst]
-
▾ Noors
refaksje
[gewichts- of prijskorting wegens beschadigde of gebrekkige goederen, reductie]
-
▾ Deens
refaktie
[gewichts- of prijskorting wegens beschadigde of gebrekkige goederen, reductie]
-
▾ rafel
[losgeraakt stuk draad]
-
▾ Fries
rifel, raffel
[losgeraakt stuk draad]
-
▾ Fries
rifel, raffel
[losgeraakt stuk draad]
-
▾ rafelen
[rafels krijgen, maken]
-
▾ Engels
ravel
[in de war raken; in de war brengen; uiteenvallen (van weefsel); zich afwinden (van garen); onderzoeken (verouderd); ontwarren]
datering: 1540 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: App. a. Du. ravelen (Kilian), rafelen to tangle, to fray out, to unweave; cf. LG. reffeln, rebbeln in same sense. A common dial. form is raffle: see raffle v.3In ordinary Eng. use ravel is synonymous with unravel. The more original sense of entangling or becoming tangled is still common in Sc. and dial.
bron: Onions 1983 (OED3, ODEE)
-
▾ Schots
raivel, ravel; reavel, raffle, raeffle, rael, rile, reul, rowl
[in de war raken (ook fig), in de war brengen; draad afwinden van een spoel; ijlen, raaskallen; verwarren; beetnemen, te slim af zijn]
datering: 1551-1600 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: zn.: klit, verwarring, warboel; een gebroken of gerafelde draad; ~ed 1.'in de knoop, verward, in moeilijkheden' 19-. 2.(van haar) 'slordig, ongekamd' 20-. 3.'verward van geest, ijlend' la19-; ~ed hesp, pirn etc 'een netelige kwestie, een staat van verwarring' 18-; ravelment 'een verwarring, knoop' e19; reavel-ravel la17, revill-raill la15 'een lang, verward kletsverhaal, onzin'; cf reel-rall (REEL1).
etymologie: Du ravelen, rafelen 'tangle, fray out'; cf Eng ravel 'unravel, disentangle'
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Engels
ravel
[in de war raken; in de war brengen; uiteenvallen (van weefsel); zich afwinden (van garen); onderzoeken (verouderd); ontwarren]
-
▾ raffia
[bindsel van vezels]
-
▾ Indonesisch
rafia
[bindsel van vezels]
-
▾ Indonesisch
rafia
[bindsel van vezels]
-
▾ raffinaat
[het gezuiverde]
-
▾ Indonesisch
rafinat
[het gezuiverde]
-
▾ Indonesisch
rafinat
[het gezuiverde]
-
▾ raffinaderij
[bedrijf waar men raffineert]
-
▾ Deens
raffinaderi
[bedrijf waar men raffineert]
status: ontlening onzeker
etymologie: holl. raffinaderij, af fr. raffinade, raffinerie, se raffinade. OOD: holl. raffinaderij
bron: Dahlerup 1919-1956 Hårbøl 2004 (Fremmed2, OOD, DDO)
-
▾ Zweeds
raffinaderi
†verouderd
[bedrijf waar men raffineert; het raffineren van suiker]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ~verk (idem, verouderd)
etymologie: SAOB; san. nol. av holl. raffinaderij, till raffinadeur (se RAFFINA- DÖR); med avs. på formen refinaderi jfr refinad (se RAFFINAD) o. refinera (se RAFFINERA)]]
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Deens
raffinaderi
[bedrijf waar men raffineert]
-
▾ raffinadeur
[persoon die beroepsmatig raffineert]
-
▾ Deens
raffinadør
[persoon die beroepsmatig raffineert, baas van suikerraffinaderij]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: holl. raffinadeur, jf. ital. raffinatore samt fr. raffineur; til raffinere ell. Raffinad
bron: Dahlerup 1919-1956 Stefan (Stefan p.c., OOD)
-
▾ Zweeds
raffinadör
[persoon die beroepsmatig raffineert; baas van suikerraffinaderij; werknemer bij glasbewerking]
status: ontlening onzeker
etymologie: SAOB; sannol. av holl. raffinadeur l. t. raffinadeur, möjl. (med ombildning av första stavelsen efter RAFFINERA) av span. (l. port.) refinador, vbalsbst. till refinar (se RAFFINERA)
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Deens
raffinadør
[persoon die beroepsmatig raffineert, baas van suikerraffinaderij]
-
▾ ragebol
[borstel aan lange stok]
-
▾ Indonesisch
ragbol, rakbol
[veren stoffer aan lange stok]
-
▾ Jakartaans-Maleis
ragbol, rakbol
[borstel aan lange stok]
-
▾ Madoerees
rakbol
[toiletborstel]
-
▾ Papiaments
rabòl
[borstel aan lange stok]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sranantongo
lakboru
[borstel aan lange stok]
-
▾ Indonesisch
ragbol, rakbol
[veren stoffer aan lange stok]
-
▾ raggen
[wild heen en weer lopen, schuren]
-
▾ Frans
raguer
[slijten door hard te wrijven; ergens tegen aan geduwd worden door wrijving]
datering: 1682 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR: néerl. ragen
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1991 (PRobert, Walter 2, Valkhoff, Larousse)
-
▾ Frans
raguer
[slijten door hard te wrijven; ergens tegen aan geduwd worden door wrijving]
-
▾ ragout
[gerecht]
-
▾ Indonesisch
ragu
[gerecht]
-
▾ Javaans
ragu
[gerecht]
-
▾ Madoerees
ragu
[gerecht]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ēnragu, aragu = ragout bereiden
bron: Kiliaan 1904 (KIL)
-
▾ Indonesisch
ragu
[gerecht]
-
▾ rail
[spoorstaaf]
-
▾ Indonesisch
rél
[spoorrails, spoorstaaf; spoorweg]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: berél, berrél = met rails; rélban = spoorbaan
bron: Jones 2007 Stevens 2004 (S&S-T2004, Jones)
-
▾ Jakartaans-Maleis
rèl
[spoorstaaf]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: keluar rèl = ontspoord (letterlijk en figuurlijk)
etymologie: keluar = eruit
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Javaans
ril
[spoorstaaf, spoor(baan)]
-
▾ Madoerees
ērrīl, rīl
[spoorstaaf]
-
▾ Menadonees
rèl
[rechte baan, conventie]
-
▾ Minangkabaus
rel, ril
[spoorstaaf]
-
▾ Muna
reli
[spoorstaaf]
-
▾ Surinaams-Javaans
ril
[spoorstaaf]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dham ril = spoorbaan op dam (m.n. op Mariënburg)
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Indonesisch
rél
[spoorrails, spoorstaaf; spoorweg]
-
▾ rak
[band of beugel aan ra, touw aan de gaffel]
-
▾ Deens
rakke
[beugel aan ra]
status: ontlening onzeker
etymologie: Hammerich 45 p. 342
bron: (Hammerich 45)
-
▾ Frans
raque
[doorboorde bal dienend als rak (ronde mast of steng)]
datering: 1601-1700 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: V: niet zeker
bron: Walter 1991 (Walter 2, Valkhoff)
-
▾ Litouws
raksas
[band of beugel aan ra, touw aan de gaffel]
-
▾ Pools
raksa, raks
[band of beugel aan ra]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Russisch
ráksa
(dialect)
[band of beugel aan ra]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. rak pl. raks dass. (vgl. rél'sy), s. Meulen 160. Uit Vemeulen: Rak. Met leder bekleed touw, waarmede; de ra tegen den mast of steng wordt gehouden : het is met vet besmeerd, om het bij 't ophijschen of strijken van de ra , om den mast of steng te doen glijden: kleine vaartuigen hebben voor hun lichte razeilen een soort van kraag, bestaande nit houte ballen, aan een lijn geregen, v. L. liet eerste is het si nee rrak of bijvoet, z. ald.; voor het laatste, het eigenlijke; rak, vgl. b. v. W. blz. 275: het. rack, zijnde; een kring van bolletjes en sleen, hout de; ree vast en tegen de mast aen: hiermede rijst en daelt dezelve langs de; mast. Uitvoerig behandelen P. JM.' blz. 199, 211, 218, de verschillende rakken, z. ook J. op racage. Russ. raks, racage, uit de; Holl. plur. raks. I). heeft ráksa, dat ook de; in Archangel gebruikelijke; vorm is, V. de plur. ráksy, naar de aan het touw geregen houten bol¬letjes (rakklooten).
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Deens
rakke
[beugel aan ra]
-
▾ rakbeugel
[ijzeren band die om een mast sluit op de hoogte van de onderra]
-
▾ Litouws
raksbugelis
[ijzeren band die om een mast sluit op de hoogte van de onderra]
-
▾ Russisch
rakbugel'
[ijzeren band die om een mast sluit op de hoogte van de onderra]
status: ontlening onzeker
etymologie: Rakbeugel. IJzeren beugel, die somtijds het rak vervangt, maar ook tot andere doeleinden wordt gebezigd. 1\ JYJ. vermelden rak-beugels op blz. 200. Russ. rakbugel J., racambeau (anneau deler ou de bois servant a divers usages. C'est Ie; racage; de certaines vergues , ele; celles de;s embarcations par exemple; c'est uu collier attaché a uu point de la. ralingue d'une voile; et enibrassant un mat pour retenir la voile au mat, pour l'aidc;r a monter et a descenelre' Ie long de eet arbre. Le point d'ainnre; de (pie;hpieis focs est fixé a un racanibeau qui glisse au moyen d'une' drisse' et d'un halobas le long du boute-hors du beaupre). V. liecft raksbugel' uit Holl. raksbeugel. Dat deze en de in de volgende art. genoemde Holi. vormen met raks- werkelijk voorkwamen, z. men op Raktouw
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Litouws
raksbugelis
[ijzeren band die om een mast sluit op de hoogte van de onderra]
-
▾ raken
[treffen, bereiken]
-
▾ Deens
rage
[aangaan, te maken hebben met, (meestal binnen de scheepvaart:) treffen, de grond raken, botsen tegen een ander schip]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Det rager ikke dig! = Dat gaat je geen bal aan!
etymologie: fra nedertysk raken 'nå, ramme' egl. 'strække sig ud til'. Hammerich 45: Nederlands. FuT: Nederduits, Arnesen: Nederlands
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Hammerich 1945 Arnesen (PNOE, Hammerich 45, FuT, Saabys, OOD, Arnesen)
-
▾ Negerhollands
raak, rak
[(aan)komen, bereiken, uitsteken]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: raak (old 1776, Hesseling 1905), rak (djdj 1926). djdj 1926: aanraken/bereiken = rak a. Hesseling 1905: de tijd (dag) komt - tid (dag) raak.
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Noors
rake
[aangaan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, 'nå, ramme'; FuT: aus mnd. raken, 'treffen, erreichen, geraten zu oder an'(holl. raken).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT; Arnesen)
-
▾ Papiaments
raka (ouder: raak, raká)
[doel treffen, kortstondig contact teweegbrengen]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.73 en 94; Uit Ewijk p. 84
bron: (Joubert PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
raak
[treffen]
<via Afrikaans>
-
▾ Zweeds
råka
[treffen, ontmoeten, komen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. raka; av lågty. raken 'träffa på'; besl. med rak, 1räcka
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
rage
[aangaan, te maken hebben met, (meestal binnen de scheepvaart:) treffen, de grond raken, botsen tegen een ander schip]
-
▾ raken
[harken]
-
▾ Spaans
raque
[het ophalen van verloren spullen op het strand]
datering: 1836 (1801-1850)
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: raquear `hurtar', 1884. Raquero, `merodeador de playa', 1884
etymologie: Origen incierto; quizá germánico, del ingl. to rake, neerl. raken, islandés raka `recoger con rastrillo', o de orta forma afin. Pero la falta de un intermediario francés hace dudar mucho de esta estimología.
bron: Corominas 1983 (Corominas)
-
▾ Spaans
raque
[het ophalen van verloren spullen op het strand]
-
▾ raket
[vuurpijl]
-
▾ Azeri
raketa
[vuurpijl]
<via Russisch>
-
▾ Oekraïens
rakéta
[vuurpijl]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
rakéta
[vuurpijl]
datering: 1680 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: Ueber nhd. Rakete bzw. ndl. raket aus ital. rochetta, rocca 'Spindel', wegen der äusseren Aehnlichkeit des Feuerkwerkskörpers mit e. Spindel (s. Kluge-Götze EW.467). Vgl. frz. fusée 'Rakete': fuseau 'Spindel'.
bron: Černych 1993 (Vasmer, Cernych)
-
▾ Wit-Russisch
rakéta
[vuurpijl]
<via Russisch>
-
▾ Azeri
raketa
[vuurpijl]
<via Russisch>
-
▾ raket
[projectiel met eigen voortstuwing]
-
▾ Indonesisch
rakét
[projectiel met eigen voortstuwing]
-
▾ Papiaments
rakèt
[projectiel met eigen voortstuwing]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Surinaams-Javaans
rakèt
[projectiel met eigen voortstuwing]
-
▾ Indonesisch
rakét
[projectiel met eigen voortstuwing]
-
▾ rakker
[deugniet]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1865-1870;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fins
rakkari
[deugniet; schurk]
<via Zweeds>
status: ontlening onzeker
etymologie: Bentlin: of Nederduits
bron: Köykkä 1991 Sadeniemi 2002 Bentlin 2008 (ZwFi; NSSK, Bentlin)
-
▾ Zweeds
rackare
[deugniet]
datering: 1592 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ackaraktig, rackarknep, rackarpojke, rackartyg, rackarunge, gubbrackare, rackarfölje, rackarpack
etymologie: sedan 1592; äldre även 'hästslaktare; bödelsdräng'; av lågty. racker 'renhållningshjon; skarprättare'; jfr racka ner
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Fins
rakkari
[deugniet; schurk]
<via Zweeds>
-
▾ rakkloot
[houten balletje van de kraag die op kleinere schepen tot rak dient]
-
▾ Pools
rakslot
[houten balletje van de kraag die op kleinere schepen tot rak dient]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Russisch
ráksklót
[houten balletje van de kraag die op kleinere schepen tot rak dient]
status: ontlening onzeker
etymologie: Rakkloot. Rackklooten, bolletjens, die kettingswijs om de mast zijn, tusschen de sleen inkomende, en zulcx opdat de ree te beter strijke. W., vgl. WINSCH. De rakklooten zijn geheel rond en hebben slechts eene kleine opening om het rak door te laten, zonder gleuf in de rondte. Deze laatste dienen om aan de rakken der gaffels en marseraas geregen te worden, en alsdan bij het hijschen en strijken der zeilen langs den mast of de steng te rollen en alzoo dit werk gemakkelijker te maken. P. M. blz. 93. Russ. raksklót, pomme de racage, uit Holl. rakskloot. Ontbreekt in D.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Pools
rakslot
[houten balletje van de kraag die op kleinere schepen tot rak dient]
-
▾ rakslee
[stel van vier of zes op hun kant staande plankjes, met boven en onder, tussen elke twee plankjes, een rakkloot]
-
▾ Russisch
rakssliz
[stel van vier of zes op hun kant staande plankjes, met boven en onder, tussen elke twee plankjes, een rakkloot]
status: ontlening onzeker
etymologie: Rakslee. Een soort van plankje; de raksleeden stellen met de rakklooten de rakken te zamen, vgl. de in de vorige art. genoemde citaten uit W. en vooral P. M. blz. 211. Russ. rakssliz V.,J., bigot de racage, uit de Holl. plur. raksslees.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
rakssliz
[stel van vier of zes op hun kant staande plankjes, met boven en onder, tussen elke twee plankjes, een rakkloot]
-
▾ raktouw
[touw met eraan geregen houten ballen, dienend om het voorlijk van een grootzeil, vroeger de ra, bij de mast te houden]
-
▾ Russisch
rakatov
[touw, geschoren door de rakkloten en raksleden en daarmee het rak vormend]
status: ontlening onzeker
etymologie: Raktouw. Touw, geschoren door de rakklooten en raksleeden en daarmee het rak vormend, z. P. M. blz. 211. Bij W. komen naast de op blz. 282 onder het looze blokwerk genoemde: sleden en klooten tot racx, op blz. 281, onder de scheepsbenoodigdheden, die uit de lijnbaan meegegeven worden, voor: racktouws. Russ. rakatov J., batard de racage (corde, ordinairement enfilée dans les pommes et les bigots, pour former le racage), uit Holl. rakketouw, welke vorm voorkomt bij W. blz. 497 op koordasie: alle zoor¬ten van touw, zoo kabeltouw als poorttouw, putstouw, en zvvab-bertouw, gietouw, en tzortouw, plichttouw, en racketouw, haecke-touw, en bootstouw. Daarnaast vermeldt J. Russ. rakstou; V. heeft rakstóu en rakstov. Den Holl. vorm rakstouw, waar deze Russ. woorden aan ontleend zijn, vindt men bij W. blz. 122, 125.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
rakatov
[touw, geschoren door de rakkloten en raksleden en daarmee het rak vormend]
-
▾ ralijk
[zoomtouw ter versteviging van een zeil]
-
▾ Baskisch
erlinga
[zoomtouw dat het zeil in de wind houdt]
<via Spaans>
status: ontlening onzeker
etymologie: Geleend via het Spaanse relinga, dat op zijn beurt aan het Frans is ontleend. De overgang r- > err- is standaard in het Baskisch. Het daarop volgende verlies van de tweede e is ook zichtbaar in bijv. erlijio (< religio) en erlatibo (< relativo). Vermeld in Azk 1 en in Barr als Biskaais als woord van uitheemse herkomst. Ook in Lab-eu, maar niet vermeld in Sar of Lh.
bron: Azkue 1969 Barrutia 2000 Laburu 1992a (Arb, Azk 1, Barr, Lab-ba)
-
▾ Deens
rålig
[zoomtouw ter versteviging van een zeil]
status: ontlening onzeker
etymologie: Marcussen, OOD alleen betekenis. Marcussen: Sejlets øverste kant forstærket med en tovværkslængde indsyet i sejlets kant
bron: Stefan (Stefan p.c.)
-
▾ Esperanto
raliko
[zoomtouw ter versteviging van een zeil]
status: ontlening onzeker
etymologie: Rechtstreeks aan Nl ontleend? Vgl. Fr ralingue, It ralinga en Sp relinga, maar er zou geen bezwaar zijn aan te voeren tegen een creatie uit die talen in de vorm van bijv. *ralengo. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Frans
ralingue
[touw waar de randen van een zeil aan zijn vast genaaid; kabel aan een net]
datering: 1155 (1151-1200)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ralinguer
etymologie: PR:1379; raelingue (PR 1990: raclingue) 1155; a.néerl. *rár-lik `cordage de vergue'
bron: Robert 1993 Walter 1991 (PRobert, Walter 2, Valkhoff)
-
▾ Italiaans
ralinga
[zoomtouw ter versteviging van een zeil]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
etymologie: Fr. ralingue, di origine olandese.
bron: Bolelli 1989 (Bolelli)
-
▾ Maltees
ralinga
[zoomtouw ter versteviging van een zeil; net]
<via Italiaans>
-
▾ Portugees
relinga
[touw dat dient om de zeilen vast te maken]
<via Frans>
datering: 1501-1600 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: Do fr. ralingue, deriv. do a. escandinavo *rárlik.
bron: Cunha 1986 (Da Cunha)
-
▾ Spaans
relinga
[zoomtouw, lijk]
<via Frans>
datering: 1493 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: relingar, med. S. xv.
etymologie: Del fr. ralingue íd., S. xii, y éste del neerl. ant. râlîk (hoy raalijk) `relinga de la parte de la verga', cpt. de râ `verga', y lík `relinga'.
bron: Corominas 1983 (Corominas)
-
▾ Baskisch
erlinga
[zoomtouw dat het zeil in de wind houdt]
<via Spaans>
-
▾ ram
[mannelijk schaap; voorwerp in de vorm daarvan: stormram, balk met touwen]
-
▾ Frans
rã, rẽ, ran, rãk
(dialect)
[mannelijk schaap; stormram]
datering: 1312 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: overdrachtelijke betekenissen "ran": 'buccinum undatum', 'fusus contrarius', 'patella vulgata'
etymologie: Ram (mndl.). Das fr. wort entspricht einer in den benachbarten germ. sprachen weit verbreiteten benennung des widders: (zie FEW etym.). Diez u.a. haben angenommen, dass das wort aus dem ndl. eingeführt worden sei. Da es aber im norm. mindestens ebenso kräftig wurzelt wie im pik., kann entlehnung aus dem englischen nicht ausgeschlossen werden. Hingegen spricht der frühe erstbeleg aus St-Omer (1312) für das ndl. Die entlehnung wird mit der einfuhr von besonders qualifizierten zuchttieren zusammen- hängen.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Russisch
román
[lange houten balk, die aan de zijden touwen heeft]
status: ontlening onzeker
etymologie: Ram, in de scheepsbouw, zie b.v. Tideman 263: Een ram is een vierhoekig stuk eikenhout met onderscheidene einden touw er aan. Dat stuk hout ligt in eene ondiepe houten goot of slede, goed met vet, zeep en olie voorzien, en wordt in de rigting zijner lengte door onderscheidene menschen aan de touwen heen en weder getrokken, om in horizontale rigting zware slagen tegen keggen, wiggen of schoven te geven. Bij Witsen 185 komen onder: het gereetschap, 't geen de Meester-Timmerman op de werf brengt o.a. voor: Een yzere Ram. Een Avegaer. Een houte Ram. Een groote Wigge daer toe. Russ. román (spr. ramán), volgens Vachtin 281: dlinnyj derevjannyj brus, imejušcij s bokov verevki; za eti verevki brus raskacivajut i on dejstvuet, kak bolšoj gorizontalnyj molot (lange houten balk, die aan de zijden touwen heeft; aan deze touwen doet men de balk heen en weer gaan en hij werkt als een horizontale hamer) en volgens Dal' 3, 1713: podvešennoe ležacee brevno, inogda s okovkoj, dlja boja po urovnju, kak koper služit dlja boja otvesom (een opgehangen liggende balk, soms met ijzeren beslag, om horizontaal te slaan, zoals een heiblok dient om verticaal te slaan). Russ. román zal wel zijn ontstaan uit de ndl. plur. rammen, vgl. russ. platan, plaat d.w.z. zeilmakersplaat of handplaat, uit de ndl. plur. platen; russ. ógon, oog (in touwwerk) uit de ndl. plur. ogen; russ. kragen, kraag, b.v. stagkraag, uit de ndl. plur. kragen; russ. vantklóten', wantkloot, uit de ndl. plur. wantkloten (zie Zee- en Scheepst. op de genoemde woorden alsmede de noot ald. op blz. 110). Daarnaast blijft in dit geval de mogelijkheid bestaan van ontlening aan de ndl. inf. rammen, vgl. Winsch. 202: ons vaarend volk en scheepstimmerlieden . . . (noemen) rammen . .. stooten: gelijk in het afloopen van scheepen geschied: als wanneer de paaien, daar het schip op rust, werden weg gebonsd. Ook de ram waarmede men de mastbanden of beugels om de mast inslaat, wordt román genoemd, zie b.v. Šlškov (a°. 1795): Nabivat' ili nasaživat romanom bugeli na mactu. .. drive the iron hoops of the masts and yards by means of the billiard. Billarder. En Dal' kent het woord ook in de niet nautische betekenis van: stormram, muurbreker, muurbrekerswerktuig (bars, taran, baran, stenobojnoe orudie). Aan hd. ramme, heiblok, stamper: gerät zum einstoszen von pfählen oder steinen (Deutsches Wtb. 8, 76) behoeft niet te worden gedacht; evenmin aan eng. ram of rammer.
bron: Meulen 1959 (VdMeulen 1959)
-
▾ Frans
rã, rẽ, ran, rãk
(dialect)
[mannelijk schaap; stormram]
-
▾ ramen
[schatten; (verouderd) mikken, treffen, bestemmen]
-
▾ Deens
ramme
[raken, treffen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk ramen afl. af ram 'mål, hensigt'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Frans
enramer
†verouderd
(dialect)
[bezit nemen van; zich verbinden aan; zich laten beheersen door (een ondeugd, gebrek)]
datering: 1201-1300 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
etymologie: Ramen (mndl.) 'bestimmen'. TL will das verbum mit raim (<RAMUS) verbinden; doch ist die bed. schwer zu erklären. Aus dem oben gegebenen mndl. verbum, mit seiner vielseitigen semantik, ist das afr. verbum leicht zu verstehen. En- ist im fr. angetreten, angeregt durch engager.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Deens
ramme
[raken, treffen]
-
▾ rammelen
[paren van hazen en konijnen]
-
▾ Engels
ramble
[dwalen, zwerven (oorspr. van bronstige dieren); afdwalen, bazelen]
datering: 1601-1700 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Hence ramble sb. xvii.
etymologie: prob.-Du. rammelen (of cats,rabbits,etc.)be excited by sexual desire and wander about, frequent. f.rammen copulate with, cover, corr. to OHG. rammalōn (G.rammeln); ult.f. ram RAM; see -LE3.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Engels
ramble
[dwalen, zwerven (oorspr. van bronstige dieren); afdwalen, bazelen]
-
▾ rammelen
[ranselen]
-
▾ Petjoh
raml'n, rammelen
[een pak slaag geven]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ramling, rammeling = een pak slaag
bron: Cress 1998 (Loen, Cress)
-
▾ Petjoh
raml'n, rammelen
[een pak slaag geven]
-
▾ rammenas
[soort radijs]
-
▾ Duits
Rummelass, Rummelasse
(dialect)
[knoldragend gewas, soort radijs]
status: ontlening onzeker
etymologie: Das Wort ist gegenwärtig im Krh. und Reiderl. bekannt. Auch gebucht von Strodtmann, Pritzel-Jessen führt es aus Ostfrsl. an.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Papiaments
ramenás, ramenas
†verouderd
[soort radijs]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.37; Uit Ewijk p. 84
bron: Ewijk 1875 Putman 1859 (Putman1859, Ewijk)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
ramenas
[knopherik; mosterdplant]
<via Afrikaans>
datering: 1896 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans, f. Du. ram(m)enas black radish.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Duits
Rummelass, Rummelasse
(dialect)
[knoldragend gewas, soort radijs]
-
▾ rammetje
[(Vlaams, verouderd) geroosterd broodje]
-
▾ Deens
ramequin
[klein kaastaartje]
<via Frans>
-
▾ Engels
ramekin, ramequin
[kaastaartje; ovenschaaltje]
<via Frans>
datering: 1653 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: -F.ramequin, of Germ.origin; cf.Flem. +rameken toasted bread.
bron: Onions 1983 (ODEE,OED3)
-
▾ Frans
ramequin
[klein kaastaartje; bakje geschikt voor gebruik in oven of au bain-marie]
datering: 1654 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR: néerl. rammeken (xvi), dimin. de ram; cf.all. Rahm `crème'.FEW: Ndl. rammeken ist seit 1544 belegt. Es ist daher nicht nötig auf mndd. ramken zurückzu- gehen. Ob dieses letzten endes mit d. rahm zusammenhängt erscheint fraglich, weil diesem im ndl. room entspricht. Aus fr. entlehnt e. ramekin (seit 1706).
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Valkhoff 1949 Walter 1997 Wartburg 1928 (PRobert, Walter, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Deens
ramequin
[klein kaastaartje]
<via Frans>
-
▾ ramp
[onheil]
-
▾ Fries
ramp
[onheil]
-
▾ Fries
ramp
[onheil]
-
▾ rampeneren
[vernielen]
-
▾ Deens
ramponere
[vernielen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: DU: aus dem Niederd. (Seemannsspr.) < mniederl. ramponeren < afrz. ramposner= hart anfassen, aus dem Germ. PNOE: tysk ramponieren ¯ italiensk rampognare 'bebrejde, skænde på' ¯ besl.m. rampone 'krog, harpun, pigsko'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Duden Universal 2003 Falk 1910-1911 Foerste 1938 (PNOE, OOD, Duden Universal, FuT, Foerste)
-
▾ Duits
ramponieren
[vernielen, beschadigen]
<via Nederduits>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ramponiert
etymologie: DU: aus dem Niederd. (Seemannsspr.) < mniederl. ramponeren < afrz. ramposner= hart anfassen, aus dem Germ. Kluge See: entlehnt aus altfranz. ramponer "zerren" Foerste: Das Wort ist an der ganzen Küste, außerdem in Dänemark und Schweden bekannt. Schutze bucht es aus Hamburg und Altone. Purnhagen: auf dem Wasser beschädigen". Est is über die Seemannssprache eingedrungen. Vgl. Kluge, Seem, Hellquist, Falk-Torp.
bron: Duden Universal 2003 Foerste 1938 Kluge 1911 Kluge 2002 (Duden Universal, Kluge See, Foerste)
-
▾ Sranantongo
rampaner
[vernielen]
-
▾ Deens
ramponere
[vernielen]
-
▾ rand
[munteenheid van de republiek Zuid-Afrika]
-
▾ Deens
rand
[munteenheid van de republiek Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
status: ontlening onzeker
etymologie: fra afrikaans rand 'skjold' ¯ opr. af fællesgermansk *randa-, *ramÂa- 'skjold, skjoldrand' (jf. rand1); hentyder vist også til stednavnet Rand, forkortelse af Witwatersrand, et bjergområde med guldminer nær Johannesburg i Sydafrika
bron: Becker-Christensen 2005 Brüel 1993 (Fremmedordbog, PNOE)
-
▾ Duits
Rand
[munteenheid van de republiek Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
status: ontlening onzeker
etymologie: engl.; der; -s, -[s] (aber: 5 -).
bron: Duden Fremd 1990 (Duden Fremd)
-
▾ Engels
rand
[munteenheid van de republiek Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
datering: 1839 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans, a. Du. rand(t) edge, margin: rel. to rand n.1
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Noord-Sotho
ranta
[munteenheid van de republiek Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
-
▾ Pools
rand
[munteenheid van de republiek Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
status: ontlening onzeker
etymologie: afrik. z hol. "skrawędź", "rondo"
bron: Kopaliński 2007 (Wladyslaw Kopalinski)
-
▾ Tsjechisch
rand
[munteenheid van de republiek Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
-
▾ Tswana
ranta
[munteenheid van de republiek Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
-
▾ Xhosa
randi
[munteenheid van de republiek Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
-
▾ Zoeloe
randi
[munteenheid van de republiek Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
-
▾ Zuid-Sotho
ranta
[munteenheid van de republiek Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
-
▾ Deens
rand
[munteenheid van de republiek Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
-
▾ rand
[kant]
-
▾ Papiaments
rant
[kant]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rant di asera (trottoir); na rand (aan de rand) , rant blou (blauwe rand waar de zee plotseling diep wordt)
bron: (Joubert PN, Nagelkerken1980)
-
▾ Sranantongo
lanki
[kant]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
rand, Rand
[lage heuvelrug langs een rivier; (met hoofdletter:) Witwatersrand]
<via Afrikaans>
datering: 1839 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans, a. Du. rand(t) edge, margin.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (DSAE OED2)
-
▾ Papiaments
rant
[kant]
-
▾ rang
[trede in hiërarchie, klasse; rang op lijst]
-
▾ Bulgaars
rang
[graad, klasse, categorie]
<via Russisch>
-
▾ Deens
rang, range
[rij planken (van voor tot achteren op een schip)]
status: ontlening onzeker
etymologie: gennem holl. rang, ty. range fra fr. rang, række (se I. Rang), range, række af brosten olgn.; jf. Plade-, Plankerang(e) ofl.
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Indonesisch
rang
[trede in de hiërarchie; positie]
-
▾ Javaans
rang
[trede in hiërarchie, klasse]
-
▾ Menadonees
rang
[lichting (bijv. in het leger)]
-
▾ Negerhollands
rang
[trede in hiërarchie, stand, graad]
-
▾ Oekraïens
ráng
[graad, klasse, categorie]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
ráng
[graad, klasse, categorie]
datering: 1705 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. nhd. rang, s. Preobr.2,182, Kluge- Götze EW.467. VdMeulen:Rang in de zin van: rangorde, volgorde, rangklasse, klasse, afdeling, categorie. Russ. rang, bij Dal' 3, 1588: cin, stepen', klasš (rang, graad, klasse) en bij Usakov 3, 1213: razrjad, stepen', kategorija (rangorde, graad, categorie). In enige thans gedeeltelijk verouderde termen: tabel' o rangach (tabel aangaande de rangen), waarop de 14 rangen in het leger, op de vloot en in het civiele stonden (zie Tabel) ; hierop als 6de en 7de rang op de vloot: kapitan pervogo ranga (kapitein van de eerste rang) en kapitan vtorogo ranga (kapitein van de tweede rang). Voorts onderscheidde men vroeger een korabl' pervogo ranga (schip van de eerste rang) met 100 stukken van een korabl' vtorogo ranga (schip van de tweede rang) met 70-80 stukken, zie een citaat bij Ušakov uit A. Prokof'ev: Krejser pervogo ranga Avrora stoit nagotove (De kruiser van de eerste rang Aurora staat klaar). Sedert Peters tijd, zie Christiani 22 en Smirnov 251. In het Lexikon van nieuwe woorden staat: Bang cest', cin, san, porjadok (eer, waardigheid, hoge waardigheid; volgorde). In de Morsk. Ust. 106 (a°. 1720) leest men: Flagmany, Kapitany, i protcyja oficery morskija i komisary, odnogo cinu dolžni imet rang meždu soboju, po pervenstvu v polucenu cinov svoich (De vlagofficieren, kapiteins en de overige zeeofficieren en commissarissen van één waardigheid (rang) moeten rang onder elkander hebben volgens de prioriteit waarin zij hun waardigheden (rangen) hebben ontvangen). Ook in het zeemanswoordenboek van Šiškov (a°. 1795). Men kan bij dit woord ook aan hd. rang (minder aan fr. rang) denken; toch schijnt vooral het gebruik op de vloot eerder op ndl. oorsprong te wijzen (zie ook Vasmer 2, 491).
bron: Černych 1993 Meulen 1959 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, Cernych,VdMeulen 1959)
-
▾ Sranantongo
ran
[trede in hiërarchie, klasse]
-
▾ Wit-Russisch
rang
[graad, klasse, categorie]
<via Russisch>
-
▾ Bulgaars
rang
[graad, klasse, categorie]
<via Russisch>
-
▾ rangeren
[treinen of spoorwagons in volgorde plaatsen]
-
▾ Javaans
(ng)langsir, rangsir
[treinen of spoorwagons in volgorde plaatsen]
-
▾ Javaans
(ng)langsir, rangsir
[treinen of spoorwagons in volgorde plaatsen]
-
▾ ranglijst
[lijst van kandidaten]
-
▾ Indonesisch
ranglis
†verouderd
[lijst van kandidaten]
-
▾ Indonesisch
ranglis
†verouderd
[lijst van kandidaten]
-
▾ rank
[stengel van klimplant]
-
▾ Deens
ranke
[stengel van klimpant; versiering, slinger]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: DDO: fra middelnedertysk ranke, vist af rank
bron: Hjorth 2003-2005 (DDO)
-
▾ Noors
ranke
[stengel van klimplant]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: mnd. mndl. ranke (holl. rank).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
ranka
[stengel van klimplant]
datering: 1603 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: blomranka, vinranka, rankornament
etymologie: sedan 1603; av lågty. ranke, ty. Ranke med samma bet.; besl. med rank
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ranke
[stengel van klimpant; versiering, slinger]
-
▾ rank
[slank]
-
▾ Deens
slank
[onstabiel (van schepen)]
status: ontlening onzeker ; betekenisontlening
etymologie: Hammerich 45 p. 346. OOD geeft alleen de betekenis: om fartøj: tilbøjelig til at krænge over ell. kæntre
bron: (Hammerich 45)
-
▾ Noors
rank
[slank]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: trol lty, nederl; FuT: (gerade gewachsen, schlank, rank, von schiffen) (…) = (…) mnd. rank '' lang und dünn, aufgewschlossen, schlank, wackelnd'(holl. rank, auch 'der leicht krängt)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Russisch
rank
†verouderd
[onstabiel (van schip)]
status: ontlening onzeker
etymologie: Rank. Ranck, dit zegt men als een schip geen ballast in heeft, en al te licht en los is, oock wanneer het schip door te veel water in 't ruim, en graen of zout, dat gaende is, te veel schut en be¬weegt. W. Eigenschap van een schip, dat weinig stabiliteit heeft of spoedig terzijde overhelt. T. Russ. rank V. verouderd, z. het op Verdubbeling aangehaalde fragment uit een brief van PETER DEN GROOTE , waar het woord voorkomt; tegenwoordig zegt men: valkij (vaisseau qui plie beaucoup; qui porte mal la voile ou qui manque de stabilitě, crank ship).
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Deens
slank
[onstabiel (van schepen)]
-
▾ ransel
[rugtas]
-
▾ Ambons-Maleis
ransel
[leren rugtas]
-
▾ Deens
ransel
[rugtas, (scheepvaart) kist met zeildoek erop voor kleding e.d.]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra nt. ranzel (mnt. ren(t)sel), holl. ransel, hty. ränzel, ranzen. FuT: entlehnt aus dem d.: mnd. ren(t)sel, ren(t)ser, nhd. Ränzel und Ranzen; holl. ransel.
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 (OOD, FuT)
-
▾ Fins
rensseli
[rugtas]
<via Zweeds>
-
▾ Indonesisch
ransel
[knapzak]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: beransel = een rugzak omhebben
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
rangsel
[rugtas]
-
▾ Japans
randoseru
[door kinderen op de rug gedragen schooltas]
-
▾ Javaans
rangsel, rèngsel
[(soldaten)rugtas; tas]
status: ontlening onzeker
etymologie: Oost-Javaans ransel, rugtas bron: veldwerk T. Hoogervorst 2006
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Koreaans
randŭsel
[rugtas]
<via Japans>
-
▾ Kupang-Maleis
ransel
[leren rugtas]
-
▾ Menadonees
rangsel, ransel
[rugtas]
-
▾ Noors
ransel
[rugtas]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: entlehnt aus dem d.: mnd. ren(t)sel, ren(t)ser, nhd. Ränzel und Ranzen; holl. ransel.
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Ternataans-Maleis
ransel
[leren rugtas]
-
▾ Zweeds
ränsel
[rugtas]
-
▾ Ambons-Maleis
ransel
[leren rugtas]
-
▾ ranselen
[onbarmhartig slaan]
-
▾ Petjoh
ransel'n, afransel'n, ranselen
[een pak slaag geven; met grote zin eten, schransen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ranseling = pak slaag
bron: Cress 1998 (Loen, Cress)
-
▾ Petjoh
ransel'n, afransel'n, ranselen
[een pak slaag geven; met grote zin eten, schransen]
-
▾ ranten
[beuzelen; tieren, tekeer gaan]
-
▾ Engels
rant
[bombast uitslaan; tieren; joviaal zijn; losbandig leven; luid zingen; oreren]
datering: 1589 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. obs. Du. randten, ranten (also randen: see rand v.) to talk foolishly, to rave; cf. G. ranzen to frolic, spring about, etc.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE, White)
-
▾ Engels
rant
[bombast uitslaan; tieren; joviaal zijn; losbandig leven; luid zingen; oreren]
-
▾ rantsoen
[portie]
-
▾ Atjehnees
ransōm, ramsōm
[portie, proviand, mondvoorraad]
-
▾ Deens
ranson
[(zeemanswoord) portie]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra nt. ran(t)sun, holl. rantsoen, der er laant fra fr. ration, portion (se Ration); m. h. t. formen jf. ænyd. fansun, mnt. fansun u. Facon samt Ranson u. Ræson; især gldgs. ell. (spec. i marinen). Fremmed2: af platty. ran(t)sun, holl. rantsoen, af fr. ration portion, se ration., FuT: In der seemannssprach, von nd. ran(t)sun, holl. rantsoen, das wieder aus frz. ration. Maal og Minne: ranson', m. — portion, ration. Egl. samme ord som «rationt, men indført til os over Holland, hvor det har faat formen rantsoen
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Hårbøl 2004 Ragnald 1913 (Fremmed2, FuT, OOD, Maal og Minne)
-
▾ Duits
Ranzon, Ration
[(zeemanswoord) portie eten of drinken voor matroos]
status: ontlening onzeker
etymologie: Entlehnt aus dem gleichbed. nl. rantsoen, woher nd. ransun, rantsun "was jeder bedarf an Essen und Trinken" Bartz: Niederdt. ransun, rantsun entlehnt aus gleichbedeut. niederländ. rantsoen
bron: Bartz 2007 (Kluge See, Bartz)
-
▾ Indonesisch
ramsum, ransum
[portie]
-
▾ Javaans
rangsum
[portie; etensdrager (op elkaar gestapelde pannetjes)]
-
▾ Konkani
rosanv
[dagelijkse inkomsten van metselaars en andere werklui]
-
▾ Madoerees
rangsūm
[rantsoen, voor soldaten en gestraften]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ēnrangsum = iemand een rantsoen geven, rantsoeneren
bron: Kiliaan 1904 (KIL)
-
▾ Makassaars
rânsung
[leverantie van eten (bijv. voor gevangenis, ziekenhuis), dat eten zelf, leverantie van levensmiddelen (bijv. voor leger), geld voor onderweg (dat aan iemand wordt gegeven die op reis gaat; ook aan een dode)]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
ransun
[eten voor onderweg]
-
▾ Minangkabaus
ransun
[portie]
-
▾ Muna
ransu
[portie]
-
▾ Negerhollands
rantsoen
[portie]
-
▾ Noors
ranson
[portie]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: von nd. ran(t)sun, holl. rantsoen, das wieder aus frz. ration 'portion'(…) entlehnt ist; NROi: nty. ran(t)sun , holl. rantsoen , fra fr. ration; jf. rasjon
bron: Falk 1910-1911 NROi (FuT; NROi)
-
▾ Papiaments
djarasón, djaransón
[woensdag (lett. dag van het rantsoen)]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Soendanees
rangsom
[portie]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngarangsom=iemand zijn rantsoen geven
bron: Coolsma 1913 (Coo1913)
-
▾ Sranantongo
lansun
[portie]
-
▾ Surinaams-Javaans
rangsum, rangsuman
[portie, rantsoen krijgen, voedsel bij rituele offermaaltijd, bedeling, sociale steun]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngrangsum(i) = als rantsoen uitdelen
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Zweeds
ranson
[portie]
datering: 1781 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: brödranson, dagsranson
etymologie: sedan 1781; via lågty. el. nederl. av fra. ration med samma bet.; av lat. ratio 'räkning; beräkning'; jfr ration, reson
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Atjehnees
ransōm, ramsōm
[portie, proviand, mondvoorraad]
-
▾ rantsoen
[losgeld]
-
▾ Deens
ranson
[losgeld]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: af platty. ransun, ranzun, holl. ran(t)soen, via fr. rançon (jf. eng. ransom) af lat. redemptio . OOD: (ænyd. d. s.; fra (m)nt. ranzun, ransun, holl. ran(t)soen, hty. ranzion, der gennem fr. rançon (jf. eng. ransom. FuT: Nederduits of evt. Nederlands
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Hårbøl 2004 (Fremmed2, OOD, FuT)
-
▾ Deens
ranson
[losgeld]
-
▾ rantsoenen
[(verouderd) tegen een losgeld vrijkopen, loskopen]
-
▾ Deens
ransonere
[tegen een losgeld vrijkopen, loskopen]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD zonder etymologie, wel oudere vormen: ransionere, rantz(i)onere, ronsone. SAOB: fsv. ransuna; jfr ä. d. ransoue; av mlt. ra"zunen l. holl. rantsaenen, motsv. ä. t. ran- zionen; till RANS0N, sbst.¹
bron: SAOB 1898 (OOD, SAOB)
-
▾ Zweeds
ransona
[iemand vrijkopen van schulden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: SAOB; fsv. ransuna; jfr ä. d. ransoue; av mlt. ra"zunen l. holl. rantsaenen, motsv. ä. t. ran- zionen; till RANS0N, sbst.¹
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Deens
ransonere
[tegen een losgeld vrijkopen, loskopen]
-
▾ rantsoeneren
[van levensmiddelen voorzien]
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
ranseniire
[zich behelpen]
status: ontlening onzeker
etymologie: ranseniire Wi.Mo. ‘sich behelfen’ < nl. rantsoeneren ‘mit Lebensmitteln versehen’ zu nl. rantsoen (eig.) < nl. ratioen ‘Verpflegungs-menge (bes. auf Schiffen)’ < frz. ration < lat. ratio
bron: Sjölin 2006 (Sjölin)
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
ranseniire
[zich behelpen]
-
▾ rantsoenhout
[achterste draaispanten van een schip]
-
▾ Deens
ranson-holt
[achterste draaispanten van een schip]
status: ontlening onzeker
etymologie: fra holl. ran(t)soen(hout), ty. randsomholz; rimeligvis (med tilknytning til II. Ranson) af eng. transom(frame) i sa. bet. (af eng. transom, tværbjælke, fra lat. transtrum); jf. -træ, -tømmer
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
ranson-holt
[achterste draaispanten van een schip]
-
▾ ranzig, rans
[sterk smakend]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1807;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Duits
ranzig
[door ontbinding bedorven, stinkend (van vetten en oliën), slecht smakend]
datering: 1751-1800
status: ontlening onzeker
etymologie: Kytzler: l>frz>niederl. Kluge: Übernommen aus nndl. ranzig. Dieses aus frz. rance, das auf l. rancidus "nach Fäulnis riechend" zurückgeht. Foerste: In der Ma. ebenso wie im Hd. Bluhme: Lehnwort: nl. < frz. < lat. Grimm: lehnwort aus dem franz. rance, ital. rancido und rancio, zufrühest ins holländische aufgenommen:
bron: Duden Universal 2003 Foerste 1938 Kluge 2002 (Kytzler, Kluge, Duden Universal, Foerste, Bluhme, Grimm)
-
▾ Fries
rânzich
[sterk smakend]
-
▾ Papiaments
rans
[sterk smakend]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Duits
ranzig
[door ontbinding bedorven, stinkend (van vetten en oliën), slecht smakend]
-
▾ rap
[vlug, snel]
-
▾ Deens
rap
[vlug, snel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: måske via nedertysk rapp ¯ fællesgermansk *´rappa- 'vild, voldsom, hurtig' ¯ indoeuropæisk *krobbo- afl. af *kro-, *ker- 'springe omkring'; besl.m. oldislandsk hrapa 'styrte ned'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
rapp
[vlug, snel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: kanskje fra lty; FuT: = mnd. rapp, 'rasch, heftig' (holl. rapp).
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
rapp
[vlug, snel]
datering: 1620 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rapptungad
etymologie: sedan ca 1620; sv. dial. rapp; trol. av lågty. rap 'vild; rask'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
rap
[vlug, snel]
-
▾ rapaard
[onder de ra uitgespannen touw]
-
▾ Deens
rapert
[onder de ra uitgespannen touw]
status: ontlening onzeker
etymologie: Bang: (holl) en art lavet, OOD: fra holl. rappaert (nu: rampaard og rolpaard) 1. led maaske til holl. rol, rulle, 2. led er holl. paard, hest
bron: Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 Bang 1976 (Fremmedordbog, Bang, OOD)
-
▾ Deens
rapert
[onder de ra uitgespannen touw]
-
▾ rapen
[oppakken, verzamelen]
-
▾ Fries
raapje
[oppakken, verzamelen]
-
▾ Fries
raapje
[oppakken, verzamelen]
-
▾ raphoen
[(verouderd) wijfje van een patrijs]
-
▾ Noors
rapphøne
[de fazant Perdix Perdix]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, av rap 'spettet'; FuT: von mnd. raphôn.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
rapphöna
[wijfje van een patrijs]
datering: 1619 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1619; av lågty. raphon med samma bet.; grundbet. 'brokig fågel'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
rapphøne
[de fazant Perdix Perdix]
-
▾ rapier
[lange, puntige degen]
-
▾ Engels
rapier
[lange, puntige degen]
datering: 1501-1600 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: prob.-Du.rapier or LG.rappir (cf.Sc.+rapper) -F. rapière, orig. espee rapiere (1474) 'rapier sword', of unkn.origin.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Engels
rapier
[lange, puntige degen]
-
▾ rappel
[terugroeping, aanmaning]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1467-1490;
thema: communicatie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
rapél
[terugroeping, aanmaning; achterstallige betaling, uitstaande schulden]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rapél gaji = achterstallig loon
etymologie: gaji = gage, loon
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
rapèl
[terugroeping, aanmaning]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngerapèl = rappel ontvangen
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Indonesisch
rapél
[terugroeping, aanmaning; achterstallige betaling, uitstaande schulden]
-
▾ rapport
[verslag]
-
▾ Ambons-Maleis
ràport
[verslag]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: bawa ràport = rapporteren
etymologie: bawa = brengen
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Boeginees
lappôró
[verslag]
-
▾ Indonesisch
lapor, rapor
[schoolverslag; inchecken (vliegveld); verslag uitbrengen aan]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: laporan = verslag, uitspraak; pelapor= verlaggever; rapporteur; klokkenluider
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
rapot
[verslag]
-
▾ Javaans
repot
[verslag; melden, aangeven; vergaderen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngrepotaké=aangeven, rapporteren
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Kupang-Maleis
ràport
[verslag; melden, aangeven]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: bawa ràport = rapporteren
etymologie: bawa = brengen
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Madoerees
rēppot, lapor
[verslag]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: pot-rēppot = hetgeen gerapporteerd is, arēppot = rapporteren, rēppodān, rēppotan = verslag, ēngrēppotāgi, ēnrēppotagi, arēppotagi = iets rapportteren, van iemand rapport indienen
bron: Safioedin 1977 (ASIS, PH)
-
▾ Makassaars
lapôr, lapôró, rapôr, rapôró
[schoolrapport]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: allapôr(ó), árapôr(ó) = rapporteren
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
ràport
[verslag]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: bawa ràport = rapporteren
etymologie: bawa = brengen
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Minangkabaus
lapor
[verslag]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: malapor = rapporteren
bron: Moussay 1995 (Moussay)
-
▾ Papiaments
rapòrt
[schoolrapport, schriftelijk verslag]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rapòrt di bai over (overgangsrapport); traha un rapòrt (een rapport opmaken)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sasaks
rĕpot
[verslag]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: bĕrĕpot = rapporteren, rĕpotang = rapporteren, iemand aanklagen, rĕpotan = aanklacht
bron: Goris 1938 (Goris)
-
▾ Singalees
rapōrtu-va
[verslag]
-
▾ Soendanees
lapor
[verslag]
-
▾ Soendanees
rĕpotan
[vergadering]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: pangrĕpotan=vergaderplaats
bron: Coolsma 1913 (Cool1913)
-
▾ Sranantongo
raport
[verslag]
-
▾ Surinaams-Javaans
lapor, laporan, repot
[aangifte, verslag; melden, doorgeven, rapporteren]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: nglaporké, ngrepotké = rapporteren, aangeven, melden, verslag uitbrengen
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Ternataans-Maleis
ràport
[verslag]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: bawa ràport = rapporteren
etymologie: bawa = brengen
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Ambons-Maleis
ràport
[verslag]
-
▾ rapsodie
[vrije muzikale compositie]
-
▾ Indonesisch
rapsodi
[vrije muzikale compositie]
-
▾ Indonesisch
rapsodi
[vrije muzikale compositie]
-
▾ ras
[gladgekeperde stof]
-
▾ Deens
rask
[grove wollen stof]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra mnt. ras, hty. rasch, holl. ras (jf. eng. rash); muligvis af mnt. mht., FuT: ist nhd. Rasch, resp. mnd. holl. ras, Kluge: Onomastische Bildung. Gekürzt aus arraz, arras, arreis, das auch spätmittelhochdeutsch auftritt. Der Stoff wurde bezeichnet nach seinem Herstellungsort, der ndl. Stadt Arras (heute Nordfrankreich). Blumer: amen von Kleiderstoffen, den Namen der Stadt tragen, wo sie hergestellt wurden, z. B. mhd, arra; m., „ein leichter Wollstoff^ nach der Stadt Arras in den Niederlanden
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 (OOD, FuT)
-
▾ Duits
Rasch
[licht wollen stof]
datering: 1651-1700
status: ontlening onzeker
etymologie: Kluge: Onomastische Bildung. Gekürzt aus arraz, arras, arreis, das auch spätmittelhochdeutsch auftritt. Der Stoff wurde bezeichnet nach seinem Herstellungsort, der ndl. Stadt Arras (heute Nordfrankreich). Blumer: amen von Kleiderstoffen, den Namen der Stadt tragen, wo sie hergestellt wurden, z. B. mhd, arra; m., „ein leichter Wollstoff^ nach der Stadt Arras in den Niederlanden
bron: Blumer 1890 (Kluge, Blumer)
-
▾ Japans
rasen
†verouderd
[soort ruwe wollen stof, gebruikt voor dekens e.d.]
status: ontlening onzeker
etymologie: De huidige vorm rasha is ontleend uit Port.raxa. Het Port.leenwoord is versterkt door de ontlening rasen uit het Nl.
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Deens
rask
[grove wollen stof]
-
▾ ras
[snel]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1265-1270;
thema: voortbewegen
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
rask
[fit, snel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk rasch
bron: Becker-Christensen 2005 Falk 1910-1911 (PNOE, FuT)
-
▾ Noors
rask
[snel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO; fra lty; FuT: wohl von mnd. rach, 'schnell, rasch, kräftig' (holl. ras)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
rask
[snel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. rasker; av lågty. rasch med samma bet.; av ovisst urspr.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
rask
[fit, snel]
-
▾ ras
[draaikolk]
-
▾ Deens
ras, rase
†verouderd
[draaikolk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra no. ras (raas) ell. holl., (m)nt. ras, ambigu volgens OOD: van Noors, Nederlands of Nederduits
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
ras, rase
†verouderd
[draaikolk]
-
▾ ras
[ondersoort]
-
▾ Indonesisch
ras
[ondersoort, ethnische oorsprong; doorgefokt]
-
▾ Surinaams-Javaans
pitik ras
[raskip]
-
▾ Indonesisch
ras
[ondersoort, ethnische oorsprong; doorgefokt]
-
▾ raseizing
[beslagband]
-
▾ Russisch
rejsezen’
†verouderd
[beslagband]
status: ontlening onzeker
etymologie: Raseizing of, zooals vroeger ook, reeseizing. Hetzelfde als beslagseizing of beslagband, vgl. PAN blz. 9: de zeilen worden aan de ra's gehecht door kramgarens 1) en nokbiiidsels en vastge¬maakt 2) met beslagseisings of beslagbanden; laatstgenoemden zijn seisings, veeltijds met zeildoek overtrokken. P. M. vernielden op blz. 119 onder de verschillende sijzings ook beshtgsijzings; de daar¬mee synonieme beslagbanden (de beslagbanden dienen, om het zeil, wanneer het tegen de ra ongerold of geborgen is, vast te maken, blz. 359) komen ald. voor op bl/. 359, 360, 378. En de bij W. verklaarde zeizingen zijn in de daar ietwat vaag gegeven eerste beteekenis (banden, daer de zeilen aen de rees mede vast zijn) meer in het bijzonder ra-, ree- of beslagseizingen. Russ. rejsezen’ J., raban de ferlage (les cordes on garcettes dont on se sert ponr serrer une voile sont nommees rabans de ferlage).
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
rejsezen’
†verouderd
[beslagband]
-
▾ raseren
[met de grond gelijkmaken; (verouderd) scheren]
-
▾ Duits
rasieren
[met de grond gelijkmaken, met een scheermes of -apparaat de baardharen verwijderen; (omgangstaal) beetnemen, bedriegen]
datering: 1651-1700
status: ontlening onzeker
etymologie: lat.-vulgärlat.-fr.-niederl. DU: niederl. raseren < frz. raser, über das Vlat. zu lat. rasum. Grimm: RASIEREN, verb. , lehnwort aus dem franz. raser, welches letztere in Böcklers kriegsschule (1668) als 'kriegswort' mit der verdeutschung umbreiszen aufgeführt wird.
bron: Duden Universal 2003 Duden Fremd 1990 Grimm 1854-1971 (Duden Fremd, Kytzler, Duden Universal, Grimm)
-
▾ Duits
rasieren
[met de grond gelijkmaken, met een scheermes of -apparaat de baardharen verwijderen; (omgangstaal) beetnemen, bedriegen]
-
▾ rasp
[vijl]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1546;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Berbice-Nederlands
raspru
[vijl]
-
▾ Fins
raspi
[vijl]
<via Zweeds>
-
▾ Noors
rasp
[vijl]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. raspe (holl. rasp)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
raspu (ouder: rasp)
[vijl; keukengereedschap; muziekinstrument]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 84
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Sranantongo
laspru
[vijl]
-
▾ Zweeds
rasp
[vijl]
-
▾ Berbice-Nederlands
raspru
[vijl]
-
▾ raspen
[fijn afschuren]
-
▾ Papiaments
rasp
†verouderd
[fijn afschuren van bijvoorbeeld klapper]
-
▾ Petjoh
rapsen
[fijn afschuren van bijvoorbeeld klapper]
-
▾ Papiaments
rasp
†verouderd
[fijn afschuren van bijvoorbeeld klapper]
-
▾ rasphuis
[soort gevangenis]
-
▾ Deens
rasphus
[soort gevangenis]
-
▾ Engels
rasp house
[soort gevangenis]
datering: 1660 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: ad. Du. rasphuis (G. raspelhaus), f. raspen rasp v.1
bron: OED2 1989 (OED3)
-
▾ Fins
raspihuone
[soort gevangenis]
<via Zweeds>
-
▾ Frans
raspuse, raspuck
(dialect)
[soort gevangenis]
status: ontlening onzeker
etymologie: Rasphuys (fläm.) 'zuchthaus'. Der fläm. ausdruck beruht auf zuss. von raspen und huys, weil man die gefangenen mit holzsägen beschäftigte.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Zweeds
rasphus
[soort gevangenis]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ~arbete (werk dat door mannelijke gedetineerden werd uitgevoerd, verouderd); ~hjon [persoon die in rasphuis zit, verouderd] ~pänningar; ~utgift [verouderd]; ~ämne [verouderd]
etymologie: SAOB; jfr d. rasphus, t. raspelhaus, eng. rasphouse; efter holl. rasphuis
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Deens
rasphus
[soort gevangenis]
-
▾ raster
[lat, hekwerk]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1343-1346;
thema: plantenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
raster
[hekwerk van elkaar kruisende latten of lijnen; grill]
-
▾ Indonesisch
raster
[hekwerk van elkaar kruisende latten of lijnen; grill]
-
▾ rat
[knaagdier]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
roto, rata
†verouderd
[knaagdier]
<via Negerhollands>
-
▾ Ests
rott
[knaagdier]
-
▾ Fins
rotta
[knaagdier]
<via Zweeds>
datering: 1501-1550
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Köykkä 1991 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (ZwFi, KH, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Karaïbisch
alata
[knaagdier]
<via Sranantongo>
-
▾ Negerhollands
rotto, roto
[knaagdier]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: rotto (old 1776, Hesseling 1905), roto (djdj 1926)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Saramakkaans
alátu
[knaagdier (rat of muis)]
-
▾ Zweeds
råtta
[knaagdier]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: zeer veel samenstellingen
etymologie: före 1520; fornsv. rotta; av lågty. rotte med samma bet.; vandringsord av omdiskuterat urspr.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
roto, rata
†verouderd
[knaagdier]
<via Negerhollands>
-
▾ ratalie
[talie tot hulp voor de marsentoppenant]
-
▾ Russisch
rejtáli
[talie tot hulp voor de marsentoppenant]
status: ontlening onzeker
etymologie: Ratalie of, zooals vroeger ook, reetalie. Russ. rejtáli, palan de bont de vergue. Slechts bij V., die verklaart: tali, služaščija v pomošč' marsatopenantu; základy vajutsja, kogda stavjatsja marsa-liseli (talie, dienende tot hulp voor de marsetoppenant; wordt gezet, wanneer de bovenlijzeilen gevoerd worden), vgl. hiermee P. M. blz. 215, 210: wanneer deze toppenenden (d.i. de marsetoppen-enden) stijf moeten gezet worden, hetzij om de ra vierkant te top¬pen, of om den nok te steunen bij het zetten van lijzeils, worden er altijd talies voor oogenblikkelijk gebruik opgezet.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
rejtáli
[talie tot hulp voor de marsentoppenant]
-
▾ ratel
[honingdas]
-
▾ Engels
ratel
[honingdas]
<via Afrikaans>
datering: 1731 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Cape Du. ratel, of uncertain origin. Kolbe identified the name with the Du. equivalent of rattle n.1 (see rattlemouse 2, and J. Platt in Athenæum 11 Apr. 1903, p. 466), but the reason he gives appears to be quite unfounded.
bron: Onions 1983 Silva 1996 (OED3, ODEE, DSAE)
-
▾ Engels
ratel
[honingdas]
<via Afrikaans>
-
▾ ratel
[houten klepperwerktuig met handvat]
-
▾ Papiaments
ratel
†verouderd
[houten klepperwerktuig met handvat]
-
▾ Papiaments
ratel
†verouderd
[houten klepperwerktuig met handvat]
-
▾ ratelen
[korte, harde geluiden maken]
-
▾ Engels
rattle
[korte, harde geluiden (doen) maken]
datering: 1301-1400 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rattle 'ratelend geluid', 'instrument om een ratelend lawaai te maken', plant die een ratelende zaaddoos heeft' (16); rattle-bag 'kinderspeelgoed' (16).
etymologie: prob. - (M)LG., MDu. ratelen = MHG. razzeln (G. rasseln), of imit.origin.Sb.: cf.LG., Du. rattel, G. rassel, OE. hraetele, hratele 'plant-name ('bubonica', hierobotanicum')' appears to have no historical connexion; but rattle-bag 'child's toy' (xvi), which occurs as a surname in Ratellebagge ('Rotuli Hundredorum' 1273), may be orig.a comp.of the OE.word (perh.'rattling seed-pod').
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Engels
rattle
[korte, harde geluiden (doen) maken]
-
▾ ratelgoud
[bladgoud; klatergoud]
-
▾ Engels
rattle-gold
†verouderd
[bladgoud; klatergoud]
datering: 1508 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. obs. Du. ratelgoud (Kil.), f. ratelen to rattle; cf. Du. klatergoud, G. knitter-, rauschgold, etc.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Schots
rattle gold
†verouderd
[bladgoud; klatergoud]
datering: 1501-1550 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: only Sc; MDu raetelgoud
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Engels
rattle-gold
†verouderd
[bladgoud; klatergoud]
-
▾ ratificeren
[bekrachtigen]
-
▾ Indonesisch
(me)ratifisir
[bekrachtigen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ratifikasi = ratificatie
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
(me)ratifisir
[bekrachtigen]
-
▾ ratio
[rede]
-
▾ Indonesisch
rasio
[rede]
-
▾ Indonesisch
rasio
[rede]
-
▾ rationalisme
[het doelmatig maken]
-
▾ Indonesisch
rasionalisme
[het doelmatig maken]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rasionalisasi = rationalisatie
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
rasionalisme
[het doelmatig maken]
-
▾ rationeel
[redelijk]
-
▾ Indonesisch
rasionil
[redelijk]
-
▾ Indonesisch
rasionil
[redelijk]
-
▾ ratje
[kleine rat; overdrachtelijk: naam van een spel]
-
▾ Amerikaans-Engels
terawchey
[vingerspelletje]
datering: 1848 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Du "te-ratje"; CITAAT: Bartlett : this word is evidently of Dutch origin, though I cannot discover its derivation. It is a very common word in the nursery, and is always accompanied by a peculiar motion of the fingers, with the palm of the hand presented to the child. It is as well known among the old English families of New York as among those of Dutch descent.; geleend van het/'t ratje, met lidwoord
bron: Clapin 1902 (Clapin, Bartlett, Schele de Vere, Van der Sijs 2009)
-
▾ Amerikaans-Engels
terawchey
[vingerspelletje]
-
▾ rattenval
[val om ratten en muizen in te vangen]
-
▾ Papiaments
ratufal, ròtufal, ratefal, rateval
[val om ratten en muizen in te vangen]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
ratufal, ròtufal, ratefal, rateval
[val om ratten en muizen in te vangen]
-
▾ rauw
[niet gekookt]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1266-1268;
thema: consumptie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
rie, rau
[niet gekookt; hard, grof; schor]
-
▾ Negerhollands
roo, rau
[niet gekookt]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: roo (old 1776), rau (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Fries
rie, rau
[niet gekookt; hard, grof; schor]
-
▾ ravendoek
[dun zeildoek]
-
▾ Azeri
ravenduk
[dun zeildoek]
<via Russisch>
-
▾ Deens
ravndug
[dun zeildoek]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
etymologie: Fremmed2: OPRINDELSE: af ty. Rabentuch, holl. ravensdoek. OOD: fra ty. rabentuch, holl. ravensdoek; jf. Bramdug; oprindelse usikker. FuT: Duits, Bang: (holl)
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Hammerich 1945 Hårbøl 2004 Bang 1976 (Fremmed2, OOD, FuT, Hammerich 45, Bang)
-
▾ Noors
ravnduk
[dun zeildoek]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: eft. ty. rabentuch , holl. ravensdoek; opr. uviss, mulig til Ravenna i Italia)
bron: NROi (NROi)
-
▾ Oekraïens
ravendúk
[dun zeildoek]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
ravendúk
[dun zeildoek]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. ravendoek dass., s. Meulen 162, vgl. auch Grot FilRaz 2,507, Preobr.2,170, Karl<_>owicz PrFil.2,586. Uit VdMeulen 1909: Ravendoek. Sorte de toile écrue, a kind of light canvas. Tw. Russ. ravenduk. V. heeft op dit woord: parusina, zamenjajuščaja inogda klaverduk i bramsel'duk; vydolyvaetsja v Tamerforsě (Fin-Ijandii), vo vladimirskoj gubernii, v Vjaz'me, Muromë, Perejaslavlě, Kostromë i Jaroslavlě (zeildoek, dat soms ter vervanging dient van klaverdoek en bramzeildoek; wordt vervaardigd in Tammcrfors (Finland), in het goevernement Vladimir, in Vjaz'ma, Murom, Perejaslavl', Kostroma en Jaroslavl'). ]). verklaart: tolstaja parusina, dij a bol'sich parusov (zwaar zeildoek, voor groote zeilen), en teekent er bij aan, dat het woord in huishoudelijk gebruik voor zeildoeksch linnen in het algemeen (parusinnyj cholst voobšče) wordt gebezigd; in dien zin komt ook het adj. ravendúcnyj voor, b. v. in : raven-ducnyje prostyni (ravendoeksche beddelakens).
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Zweeds
ravenduk
[dun zeildoek]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ~slinne (ravendoek van linnen)
etymologie: SAOB; sv. dial. (Finl.) ravelduk; av t. raven(s)tuch, rabentuch l. holl. ravendoek; jfr de sannol. från t. l. holl. lånade eng. raven duck, ravens' duck, ryska ravendúk; till DUK; förleden av oklart urspr.
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Azeri
ravenduk
[dun zeildoek]
<via Russisch>
-
▾ ravotten
[stoeien]
-
▾ Duits
ravotten
(dialect)
[stoeien]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Rafottke=rondspringend kind of meisje
etymologie: Smet 92: Im ganzen Grenzgebiet zwischen Wesel, Kleve und Emden wirkte sich der niederländische Einfluß auf: Niederländische Wörter und Wortformen drangen in den letzten Jahrhunderten, und häufiger besonders im 19. Jahrhunder, als Nahentlehnung (…) dazu gehören … Schlüter: von Kindern und Frauenpersonen, Belege bes. um Bocholt, Borken und Stadtlohn.
bron: Schlüter 1952 Smet 1983 Smet 1992 (Smet 92, Smet 83, Schlüter)
-
▾ Duits
ravotten
(dialect)
[stoeien]
-
▾ rayon
[kring]
-
▾ Indonesisch
rayon
[gebied, district]
-
▾ Indonesisch
rayon
[gebied, district]
-
▾ rayon
[kunstzijde]
-
▾ Indonesisch
rayon
[kunstzijde]
-
▾ Indonesisch
rayon
[kunstzijde]
-
▾ razen
[woeden]
-
▾ Berbice-Nederlands
rasi
[woeden]
-
▾ Caraïbisch-Engels
rass
[uitroep van kwaadheid of verbazing]
status: ontlening onzeker
etymologie: a likely develpoment of Du raas, root of vd razen 'to rage, rave'[…]
bron: Allsopp 2003 (Allsopp, Richard (2003), Dictionary of Caribbean English usage, Jamaica.)
-
▾ Engels
rase
†verouderd
[woeden]
datering: 1440 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: Probably < Middle Dutch r{amac}sen, r{amac}zen to be furious, to rage, also (of a dog) to be rabid (see RESE v.2, and compare the Germanic verbs cited at that entry). Compare also RASE v.1, which all quots. could perhaps alternatively be interpreted as showing.
bron: OED2 1989 (OED3)
-
▾ Negerhollands
raas
[woeden]
-
▾ Zoeloe
-ras-
[woeden]
<via Afrikaans>
-
▾ Zweeds
rasa
[woeden]
datering: 1526 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1526; av lågty. rasen 'vara ursinnig'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Berbice-Nederlands
rasi
[woeden]
-
▾ razend
[woedend, buiten zichzelf]
-
▾ Papiaments
razu
[woedend, buiten zichzelf]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Sòldá razu (gewoon soldaat)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Petjoh
razend
[boos, kwaad (minder sterk dan in Nederlands)]
-
▾ Papiaments
razu
[woedend, buiten zichzelf]
-
▾ razernij
[woest optreden]
-
▾ Negerhollands
raserie
[woest optreden]
-
▾ Negerhollands
raserie
[woest optreden]
-
▾ razzia
[drijfjacht]
-
▾ Indonesisch
raz(z)ia
[drijfjacht]
-
▾ Javaans
rasia
(dialect)
[drijfjacht]
-
▾ Indonesisch
raz(z)ia
[drijfjacht]
-
▾ re-
[voorvoegsel: her-]
-
▾ Indonesisch
ré-
[voorvoegsel: her-]
-
▾ Indonesisch
ré-
[voorvoegsel: her-]
-
▾ reaal
[munt]
-
▾ Indonesisch
réal
[munt ter waarde van 2 gulden; gewicht van circa 20 gram; geld]
-
▾ Indonesisch
réal
[munt ter waarde van 2 gulden; gewicht van circa 20 gram; geld]
-
▾ reactie
[tegenbeweging]
-
▾ Indonesisch
réaksi
[tegenbeweging]
-
▾ Jakartaans-Maleis
rèaksi
[tegenbeweging]
-
▾ Indonesisch
réaksi
[tegenbeweging]
-
▾ reactionair
[strevend naar behoud]
-
▾ Indonesisch
réaksionér
[strevend naar behoud]
-
▾ Indonesisch
réaksionér
[strevend naar behoud]
-
▾ reactor
[toestel waarin chemische, fysische of nucleaire reactie plaatsheeft]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1950;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
réaktor
[toestel waarin chemische, fysische of nucleaire reactie plaatsheeft]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: réaktor nuklir = kernreactor
etymologie: nuklir = nucleair
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
réaktor
[toestel waarin chemische, fysische of nucleaire reactie plaatsheeft]
-
▾ reagens
[scheikundige stof]
-
▾ Indonesisch
réagens
[scheikundige stof]
-
▾ Indonesisch
réagens
[scheikundige stof]
-
▾ realisatie
[het verwezenlijken]
-
▾ Indonesisch
réalisasi
[het verwezenlijken]
-
▾ Indonesisch
réalisasi
[het verwezenlijken]
-
▾ realiseren
[verwezenlijken]
-
▾ Fries
realisearje
[verwezenlijken]
-
▾ Indonesisch
réalisir
[verwezenlijken]
-
▾ Fries
realisearje
[verwezenlijken]
-
▾ realisme
[filosofische of kunststroming]
-
▾ Indonesisch
réalisme
[filosofische of kunststroming]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: réalistis = realistisch
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
réalisme
[filosofische of kunststroming]
-
▾ realist
[aanhanger van het realisme, iemand die zich in zijn denken of handelen uitsluitend richt op de waarneembare werkelijkheid]
-
▾ Indonesisch
réalis
[aanhanger van het realisme, iemand die zich in zijn denken of handelen uitsluitend richt op de waarneembare werkelijkheid]
-
▾ Indonesisch
réalis
[aanhanger van het realisme, iemand die zich in zijn denken of handelen uitsluitend richt op de waarneembare werkelijkheid]
-
▾ realiteit
[iets wat werkelijk waar is]
-
▾ Fries
realiteit
[iets wat werkelijk waar is]
-
▾ Indonesisch
réalitét
[iets wat werkelijk waar is]
-
▾ Fries
realiteit
[iets wat werkelijk waar is]
-
▾ realpolitiek
[politiek die uitgaat van de feitelijke toestanden]
-
▾ Indonesisch
réalpolitik
[politiek die uitgaat van de feitelijke toestanden]
-
▾ Indonesisch
réalpolitik
[politiek die uitgaat van de feitelijke toestanden]
-
▾ Reamur
[eenheid van temperatuur]
-
▾ reassuradeur
[herverzekeraar]
-
▾ Indonesisch
réasuradur
[herverzekeraar]
-
▾ Indonesisch
réasuradur
[herverzekeraar]
-
▾ reassurantie
[herverzekering]
-
▾ Indonesisch
réassuransi
[herverzekering]
-
▾ Indonesisch
réassuransi
[herverzekering]
-
▾ rebellie
[opstand, muiterij]
-
▾ Indonesisch
rebéli
[opstand, muiterij]
-
▾ Indonesisch
rebéli
[opstand, muiterij]
-
▾ recalcitrant
[weerspannig]
-
▾ Indonesisch
rékalsitran
[weerspannig]
-
▾ Indonesisch
rékalsitran
[weerspannig]
-
▾ recapitulatie
[samenvattende herhaling]
-
▾ Indonesisch
rékapitulasi
[samenvattende herhaling]
-
▾ Indonesisch
rékapitulasi
[samenvattende herhaling]
-
▾ recensent
[iemand die kunstwerken bespreekt in de krant]
-
▾ Indonesisch
résénsén
[iemand die kunstwerken bespreekt in de krant]
-
▾ Indonesisch
résénsén
[iemand die kunstwerken bespreekt in de krant]
-
▾ recensie
[kritische beschouwing van iets]
-
▾ Indonesisch
résénsi
[kritische beschouwing van iets]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: perésénsi, résensor = recensent
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
résénsi
[kritische beschouwing van iets]
-
▾ recent
[van kort geleden]
-
▾ Indonesisch
resén
[van kort geleden]
-
▾ Indonesisch
resén
[van kort geleden]
-
▾ recepis
[verklaring (van ontvangst); soort papieren geld, in 1846 in Nederlands-Indië ingevoerd]
-
▾ Madoerees
rispis
[recepis van een gulden, ontvangstbewijs van een gulden]
-
▾ Soendanees
rispis
[gulden zilver]
-
▾ Madoerees
rispis
[recepis van een gulden, ontvangstbewijs van een gulden]
-
▾ recept
[(bereidings)voorschrift van geneesmiddel of gerecht]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1451-1500;
thema: consumptie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
resép
[bereidingsvoorschrift van geneesmiddel of gerecht; formule, plan]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: meresépkan = een medicijn voorschrijven
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
resèp
[doktersrecept, recept van gerecht]
-
▾ Javaans
resèp
[(bereidings)voorschrift van geneesmiddel of gerecht]
-
▾ Papiaments
resèpt, resèt
[(bereidings)voorschrift van geneesmiddel of gerecht]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sranantongo
reisèp
[(bereidings)voorschrift van geneesmiddel of gerecht]
-
▾ Surinaams-Javaans
resèp
[(bereidings)voorschrift van geneesmiddel of gerecht]
-
▾ Indonesisch
resép
[bereidingsvoorschrift van geneesmiddel of gerecht; formule, plan]
-
▾ receptie
[ontvangst]
-
▾ Fries
resepsje
[ontvangst]
-
▾ Indonesisch
resépsi
[ontvangst; balie (van hotel)]
-
▾ Javaans
risèpsi
[ontvangst]
-
▾ Makassaars
resîpisi, resîpsi
[ontvangst]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Minangkabaus
resepsi
[ontvangst]
-
▾ Papiaments
resèpsi
[ontvangst]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Surinaams-Javaans
resèpsi
[ontvangst]
-
▾ Fries
resepsje
[ontvangst]
-
▾ receptief
[gevoelig voor indrukken]
-
▾ Indonesisch
reséptif
[gevoelig voor indrukken]
-
▾ Indonesisch
reséptif
[gevoelig voor indrukken]
-
▾ receptionist
[iemand die belast is met de ontvangst van bezoekers]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1956;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
resépsionis
[iemand die belast is met de ontvangst van bezoekers]
-
▾ Indonesisch
resépsionis
[iemand die belast is met de ontvangst van bezoekers]
-
▾ receptuur
[leer van het voorschrijven van medicijnen]
-
▾ Indonesisch
reséptur
[leer van het voorschrijven van medicijnen]
-
▾ Indonesisch
reséptur
[leer van het voorschrijven van medicijnen]
-
▾ reces
[vakantie van bestuurscollege]
-
▾ Indonesisch
resés
[vakantie van bestuurscollege]
-
▾ Indonesisch
resés
[vakantie van bestuurscollege]
-
▾ recessie
[economische teruggang]
-
▾ Indonesisch
resési
[economische teruggang]
-
▾ Minangkabaus
resesi
[economische teruggang]
-
▾ Indonesisch
resési
[economische teruggang]
-
▾ recherche
[onderzoeksdienst]
-
▾ Indonesisch
resérse, sérse, sérsi
[(politie) onderzoeksdienst]
-
▾ Jakartaans-Maleis
sèrsi
[onderzoeksdienst]
-
▾ Javaans
resèrse
[onderzoeksdienst]
-
▾ Madoerees
rāsersā
[onderzoeksdienst]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: pulisi rāsersā = politierecherche
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Papiaments
reshèrsh, reshèrshi, reshèrshe, reshèrzje
[onderzoekspolitie]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
resérse, sérse, sérsi
[(politie) onderzoeksdienst]
-
▾ rechercheur
[ambtenaar van de recherche]
-
▾ Indonesisch
resérsir
[ambtenaar van de recherche, detective]
-
▾ Javaans
osar-asir, resasir, resersir, resisir, usar-usir
[ambtenaar van de recherche]
-
▾ Makassaars
sisîrí
[ambtenaar van de recherche]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Sranantongo
rùsya
[ambtenaar van de recherche]
-
▾ Indonesisch
resérsir
[ambtenaar van de recherche, detective]
-
▾ recht
[niet gebogen; juist]
-
▾ Berbice-Nederlands
rekti
[niet gebogen]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
tret
†verouderd
[niet gebogen]
<via Negerhollands>
-
▾ Creools-Portugees (Malakka)
rétu
[niet gebogen]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Hancock; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Fins
rehti
[eerlijk, ordentelijk]
-
▾ Negerhollands
recht, rek, ret, tret, regt
[niet gebogen]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: recht (old 1776), rek, ret, tret (djdj 1926), regt (Magens 1770)
bron: Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, djdj 1926)
-
▾ Papiaments
rècht
[niet gebogen]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Russisch
rekte
†verouderd
[rechtuit (van het roer)]
status: ontlening onzeker
etymologie: Recht. Recht het roer: hout de helmstock omhoogh, en het roer te middenscheeps. W. Russ. rekte V. verouderd: prjamo, govorja o rule (recht, van het roer sprekend).
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Saramakkaans
leti
[gelijk, juist]
-
▾ Sranantongo
leti (ouder ook: reti)
[niet gebogen; juist]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: letfasi (rechtvaardig)
bron: Blanker 2005 (SN)
-
▾ Zweeds
till rätta
[in goede staat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. til rätta; efter lågty. to rechte med samma bet., till recht 'rätt'; jfr 3rätt
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Berbice-Nederlands
rekti
[niet gebogen]
-
▾ recht
[gerechtigheid]
-
▾ Indonesisch
réh
[regel, regulering]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngréh = besturen, regelen
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Negerhollands
recht, regt
[gerechtigheid]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: recht (old 1776), regt (Magens 1770, Hesseling 1905). Magens 1770: gerechtigheid als = regt as
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Saramakkaans
leti
[gerechtigheid]
-
▾ Sranantongo
leti (ouder ook: reti)
[gerechtigheid]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: letfasi (rechtvaardig)
bron: Blanker 2005 (SN)
-
▾ Surinaams-Javaans
rèh
[gerechtigheid, bevoegdheid, bestuur]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngerèh = heersen over, overheersen, besturen, onder zich hebben, kerèh = overheersd door, bestuurd door, rèh-rèhan = bestuur
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Indonesisch
réh
[regel, regulering]
-
▾ rechtbank
[college dat met de rechtspraak belast is]
-
▾ Fries
rjochtbank
[college dat met de rechtspraak belast is]
-
▾ Fries
rjochtbank
[college dat met de rechtspraak belast is]
-
▾ rechtdoor
[in rechte richting vooruit]
-
▾ Negerhollands
regt door
[in rechte richting vooruit]
-
▾ Negerhollands
regt door
[in rechte richting vooruit]
-
▾ rechter
[lid van een rechtbank]
-
▾ Negerhollands
rechter, regter
[lid van een rechtbank]
datering: 1800 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: rechter (Rossem 1996: 183), regter (hesseling 1905: 197)
bron: Hesseling 1905 Rossem 1996 (Rossem 1996: 183, Hesseling 1905: 197)
-
▾ Negerhollands
rechter, regter
[lid van een rechtbank]
-
▾ rechter
[tegenover linker]
-
▾ Negerhollands
retu, rektǝ, regter
[tegenover linker]
datering: 1905 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: retu, rektǝ (djdj 1926), regter (Hesseling 1905: 197)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (djdj 1926, Hesseling 1905: 197)
-
▾ Negerhollands
retu, rektǝ, regter
[tegenover linker]
-
▾ rechterhand
[hand die zich bevindt aan de zijde van het lichaam waar de lever ligt]
-
▾ Negerhollands
regter hand
[hand die zich bevindt aan de zijde van het lichaam waar de lever ligt]
-
▾ Negerhollands
regter hand
[hand die zich bevindt aan de zijde van het lichaam waar de lever ligt]
-
▾ rechterstoel
[zetel van een rechter, rechtbank]
-
▾ Negerhollands
richtstoel, regter-stul
[zetel van een rechter, rechtbank]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: richtstoel (old 1776), regter-stul (Hesseling 1905: 256). old 1776 ook: richtplek
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 256)
-
▾ Negerhollands
richtstoel, regter-stul
[zetel van een rechter, rechtbank]
-
▾ rechterzijde
[aan de rechterkant van de beschouwer of persoon die de situatie bepaalt]
-
▾ Negerhollands
retśi
[aan de rechterkant van de beschouwer of persoon die de situatie bepaalt]
-
▾ Negerhollands
retśi
[aan de rechterkant van de beschouwer of persoon die de situatie bepaalt]
-
▾ rechthuis
[raadhuis]
-
▾ Negerhollands
regthus
[raadhuis]
-
▾ Negerhollands
regthus
[raadhuis]
-
▾ rechtigheid
[(verouderd) rechtvaardigheid]
-
▾ Deens
rettighed
[rechtvaardigheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk rechticheit afl. af recht 'ret, rigtig' (jf. adj. ret)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
rättighet
[rechtvaardigheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fiskerättighet, handelsrättighet, jakträttighet
etymologie: före 1520; fornsv. rättoghet, rättighet; av lågty. rechticheit 'laglig rätt'; jfr rät
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
rettighed
[rechtvaardigheid]
-
▾ rechtmatig
[rechtvaardig]
-
▾ rechtop
[in opgerichte stand, niet gebogen]
-
▾ Sranantongo
letopo
[in opgerichte stand, niet gebogen]
-
▾ Sranantongo
letopo
[in opgerichte stand, niet gebogen]
-
▾ rechts
[aan de rechterzijde]
-
▾ Berbice-Nederlands
rekti
[aan de rechterzijde]
-
▾ Berbice-Nederlands
rekti
[aan de rechterzijde]
-
▾ rechtsdag
[dag waarop rechtszitting wordt gehouden]
-
▾ Negerhollands
rechtdag
[dag waarop rechtszitting wordt gehouden]
-
▾ Negerhollands
rechtdag
[dag waarop rechtszitting wordt gehouden]
-
▾ rechtsomkeert
[omgedraaid]
-
▾ Frans
rètch'om'kér
(dialect)
[rechtschapen]
-
▾ Frans
rètch'om'kér
(dialect)
[rechtschapen]
-
▾ rechtswege, van
[wettelijk]
-
▾ Indonesisch
van réchtswége
[wettelijk]
-
▾ Indonesisch
van réchtswége
[wettelijk]
-
▾ rechtuit
[rechtdoor, in rechte richting vooruit]
-
▾ Negerhollands
regt yt
[rechtdoor, in rechte richting vooruit]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Magens 1770: rechtuit = glik yt
bron: Magens 1770 (Magens 1770)
-
▾ Negerhollands
regt yt
[rechtdoor, in rechte richting vooruit]
-
▾ rechtvaardig
[handelend naar billijkheid]
-
▾ Deens
retfærdig
[handelend naar billijkheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af retfærd efter nedertysk rechtverdig 'som opfylder rettens fordringer'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
rechtvaardig, regtveerdig
[handelend naar billijkheid]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: rechtvaardig (old 1776), regtveerdig (Hesseling 1905: 190)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 190)
-
▾ Noors
rettferdig
[handelend naar billijkheid]
status: ontlening onzeker
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO: etter lty, eg. 'som oppfører rettens krav'; FuT: von mnd. rechtverdich (holl. rechtvaardig) (…) den forderungen des rechtes gemäss'.)
-
▾ Zweeds
rättfärdig
[handelend naar billijkheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. rätfärdogher; av lågty. rechtverdich med samma bet.; jfr färdig, lättfärdig, 1rätt
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
retfærdig
[handelend naar billijkheid]
-
▾ rechtvaardigen
[de rechtvaardigheid van iets aantonen]
-
▾ Negerhollands
rechtveerdigen, regtveerdigen
[de rechtvaardigheid van iets aantonen]
datering: 1905 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 (Hesseling 1905: 264, 198)
-
▾ Negerhollands
rechtveerdigen, regtveerdigen
[de rechtvaardigheid van iets aantonen]
-
▾ rechtvaardigheid
[hoedanigheid van rechtvaardig]
-
▾ Negerhollands
regtveerdigheit, rektferdigheit
[hoedanigheid van rechtvaardig]
-
▾ Negerhollands
regtveerdigheit, rektferdigheit
[hoedanigheid van rechtvaardig]
-
▾ rechtvaardiging
[de daad van het rechtvaardigen]
-
▾ Negerhollands
rechtvaardiging
[de daad van het rechtvaardigen]
-
▾ Negerhollands
rechtvaardiging
[de daad van het rechtvaardigen]
-
▾ recidivist
[die fouten herhaalt]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1850-1851;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
résidivis
[die fouten herhaalt]
-
▾ Indonesisch
résidivis
[die fouten herhaalt]
-
▾ recief
[(verouderd) ontvangstbewijs]
-
▾ reciproque
[wederkerig]
-
▾ Indonesisch
résiprok
[wederkerig]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: résiprokatif = reciprocatief; résiprositét = reciprociteit
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
résiprok
[wederkerig]
-
▾ recitatie
[het voordragen]
-
▾ Indonesisch
résitasi
[het voordragen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: merésitasikan = reciteren
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
résitasi
[het voordragen]
-
▾ recitatief
[het zingend spreken]
-
▾ Indonesisch
résitatif
[het zingend spreken]
-
▾ Indonesisch
résitatif
[het zingend spreken]
-
▾ reclamatie
[indiening van bezwaren]
-
▾ Indonesisch
réklamasi
[indiening van bezwaren]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: meréklamasi(kan) = teruge eisen; ontginnen (land)
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
réklamasi
[indiening van bezwaren]
-
▾ reclame
[bezwaar, beklag]
-
▾ Indonesisch
réklame
[bezwaar, beklag]
-
▾ Indonesisch
réklame
[bezwaar, beklag]
-
▾ reclame
[openbare aanprijzing]
-
▾ Indonesisch
réklame
[openbare aanprijzing]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: me(ng)réklamekan = adverteren
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Menadonees
reklame
[openbare aanprijzing]
-
▾ Sranantongo
reklâme
[openbare aanprijzing]
-
▾ Indonesisch
réklame
[openbare aanprijzing]
-
▾ reclassering
[het terugbrengen van ontslagen gevangenen in de maatschappij]
-
▾ Indonesisch
réklaséring
[het terugbrengen van ontslagen gevangenen in de maatschappij]
-
▾ Indonesisch
réklaséring
[het terugbrengen van ontslagen gevangenen in de maatschappij]
-
▾ recognitie
[erkenning]
-
▾ Indonesisch
rékognisi
[erkenning]
-
▾ Indonesisch
rékognisi
[erkenning]
-
▾ recollectie
[korte retraite]
-
▾ Indonesisch
rékoléksi
[korte retraite]
-
▾ Indonesisch
rékoléksi
[korte retraite]
-
▾ recommandatie
[aanbeveling]
-
▾ Indonesisch
rékomendasi
[aanbeveling]
-
▾ Indonesisch
rékomendasi
[aanbeveling]
-
▾ recommanderen
[aanbevelen]
-
▾ Indonesisch
(me)rékomendir
[aanbevelen]
-
▾ Negerhollands
rekommendeer
[aanbevelen]
-
▾ Indonesisch
(me)rékomendir
[aanbevelen]
-
▾ reconsiliatie
[verzoening]
-
▾ Indonesisch
rékonsiliasi
[verzoening]
-
▾ Indonesisch
rékonsiliasi
[verzoening]
-
▾ reconstructie
[wederopbouw]
-
▾ Indonesisch
rékonstruksi
[herbouwing; reorganisatie; uit losse stukken of gegevens weer in elkaar zetten]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rékonstruir = reconstrueren
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
rékonstruksi
[herbouwing; reorganisatie; uit losse stukken of gegevens weer in elkaar zetten]
-
▾ reconventie
[tegeneis]
-
▾ Indonesisch
rékonvensi
[tegeneis]
-
▾ Indonesisch
rékonvensi
[tegeneis]
-
▾ record
[beste prestatie]
-
▾ Indonesisch
rékor
[beste prestatie]
-
▾ Menadonees
rekor
[beste prestatie]
-
▾ Papiaments
rekòr
[beste prestatie]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
rékor
[beste prestatie]
-
▾ recours
[toevlucht]
-
▾ Indonesisch
rekurs
[toevlucht]
-
▾ Indonesisch
rekurs
[toevlucht]
-
▾ recreatie
[ontspanning]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1451-1500;
thema: sport en spel
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
rekreaasje
[ontspanning]
-
▾ Indonesisch
rékréasi
[ontspanning]
-
▾ Fries
rekreaasje
[ontspanning]
-
▾ rectificatie
[rechtzetting]
-
▾ Indonesisch
réktifikasi
[rechtzetting]
-
▾ Indonesisch
réktifikasi
[rechtzetting]
-
▾ rector
[hoofd van klooster of onderwijsinrichting]
-
▾ Indonesisch
réktor
[president van universiteit en sommige academies; dekaan van universiteit]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: keréktoran = rectoraat, dekanaat van universiteit
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Madoerees
rektor
[hoofd van universiteit]
-
▾ Indonesisch
réktor
[president van universiteit en sommige academies; dekaan van universiteit]
-
▾ rectoraat
[waardigheid, ambt van rector]
-
▾ Indonesisch
réktorat
[presidentschap van universiteit; decanaat]
-
▾ Indonesisch
réktorat
[presidentschap van universiteit; decanaat]
-
▾ rectum
[endeldarm]
-
▾ Indonesisch
réktum
[endeldarm]
-
▾ Indonesisch
réktum
[endeldarm]
-
▾ reçu
[ontvangstbewijs]
-
▾ Indonesisch
resi
[ontvangstbewijs]
-
▾ Javaans
resi
[ontvangstbewijs]
-
▾ Indonesisch
resi
[ontvangstbewijs]
-
▾ redacteur
[opsteller van een stuk]
-
▾ Indonesisch
rédaktur, rédaktris
[opsteller van een stuk]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: merédakturi = redigeren
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
redhaktur
[opsteller van een stuk]
-
▾ Indonesisch
rédaktur, rédaktris
[opsteller van een stuk]
-
▾ redactie
[redactionele staf van krant of tijdschrift; het opstellen van een stuk]
-
▾ Indonesisch
rédaksi
[redactionele staf van krant of tijdschrift; het opstellen van een stuk]
-
▾ Indonesisch
rédaksi
[redactionele staf van krant of tijdschrift; het opstellen van een stuk]
-
▾ redactioneel
[de redactie betreffend; bijdrage van de redactie]
-
▾ Indonesisch
redaksionil
[de redactie betreffend; bijdrage van de redactie]
-
▾ Indonesisch
redaksionil
[de redactie betreffend; bijdrage van de redactie]
-
▾ reddeloos
[niet gered kunnende worden of niet in staat zich te redden; (verouderd) ontredderd]
-
▾ Deens
reddesløs
[als een schip belangrijke onderdelen is kwijtgeraakt, bijvoorbeeld de mast of het roer]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; betekenisontlening
etymologie: OOD: og et laant ord: nt.. holl. reddeloos, mnt. redelos, hjælpeløs; til redde (…) om skib: som har mistet vigtige dele som mast ell. ror/
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Zweeds
redlös
[ontredderd, hulpeloos]
datering: 1852 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1852; jfr fornsv. redhlös 'hjälplös; kraftlös'; trol. av lågty. redd(e)los 'hjälplös'; besl. med rädda
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
reddesløs
[als een schip belangrijke onderdelen is kwijtgeraakt, bijvoorbeeld de mast of het roer]
-
▾ redden
[uit gevaar helpen]
-
▾ Deens
redde
[uit gevaar helpen, grijpen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk redden ¯ oldnedertysk *hraÂjan 'støde bort fra fare'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
red
[uit gevaar helpen]
-
▾ Noors
redde
[uit gevaar helpen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: aus mnd. redden (holl. redden'
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
rädda
[uit gevaar helpen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. rädda; av lågty. redden med samma bet.; av ovisst urspr.; jfr redlös
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
redde
[uit gevaar helpen, grijpen]
-
▾ reddingsboot
[boot voor redding van schipbreukelingen]
-
▾ Sranantongo
rèdengsbowt
[boot voor redding van schipbreukelingen]
-
▾ Sranantongo
rèdengsbowt
[boot voor redding van schipbreukelingen]
-
▾ reddingsgordel
[gordel ter redding van drenkelingen]
-
▾ Sranantongo
reddingsgordel
[gordel ter redding van drenkelingen]
-
▾ Sranantongo
reddingsgordel
[gordel ter redding van drenkelingen]
-
▾ rede
[ankerplaats]
-
▾ Azeri
reyd
[ankerplaats]
<via Russisch>
-
▾ Bulgaars
rejd
[ankerplaats]
<via Russisch>
-
▾ Deens
red
[ankerplaats]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk reede ¯ fællesgermansk *raiÂia-, egl. 'et sted hvor et skib bliver gjort rede', afl. af *raiÂian 'gøre klar, ordne' (jf. vb. rede og roadie), Bluhme: Lehnwort: nl
bron: Becker-Christensen 2005 Bluhme 2005 (PNOE, Bluhme)
-
▾ Duits
Rede
[ankerplaats]
status: ontlening onzeker
etymologie: Bluhme: Lehnwort: nl. Duden Universal: [mhd. rede, ahd. red[i]a, radia= Rede (u. Antwort); Sprache; Vernunft; Rechenschaft; urspr.= das Gefügte; z.T. viell. Lehnbed. aus lat. ratio, Ratio]:
bron: Duden Universal 2003 (Duden Universal, Bluhme)
-
▾ Ests
reid
[ankerplaats]
<via Russisch>
-
▾ Fins
redi, reti, reeti
†verouderd
[ankerplaats]
<via Zweeds>
-
▾ Indonesisch
réde
[ankerplaats]
-
▾ Lets
reids
[ankerplaats]
<via Russisch>
-
▾ Litouws
reidas
[ankerplaats]
<via Russisch>
-
▾ Macedonisch
reid
[ankerplaats]
-
▾ Noors
red
[ankerplaats]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. rêde, reide, 'ankerplatz, hafen (holl. ree, rede, nhd. Rhede)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Oekraïens
réjd
[ankerplaats]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
réjd
[ankerplaats]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. reede dass., mndl. reede, mnd. reede, reide, die zu nhd. bereit gehören, s. Meulen 162, Matzenauer 292, Kluge-Götze EW.474; VdMeulen: Reede. Ree', reede, een onbesloten haven, daar de schepen ree en gereed leggen om weg te varen, als het haar maar lust en geliefd. WINSCJI. Gemakkelijk toegankelijke ankerplaats, gewoonlijk voor of nabij ene haven, waar de schepen door landtongen of kunstwerken voor de meest heerschende stormen veilig zijn. T. Russ. rejd, rade, bij J. ook rejda. D. geeft nog het afgeleide adj. réjdovyj.
bron: Černych 1993 Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, Cernych, VdMeulen 1909)
-
▾ Schots
raid; radde, reid
†verouderd
[ankerplaats]
datering: 1401-1500 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: perh directly f Du reede or LowGer rêde
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Wit-Russisch
rejd
[ankerplaats]
<via Russisch>
-
▾ Zweeds
redd
[ankerplaats]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. redh; av lågty. rede med samma bet.; samma ord som fornsv. redh 'ridning'; jfr 3reda
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Azeri
reyd
[ankerplaats]
<via Russisch>
-
▾ redelijk
[verstandig, behoorlijk]
-
▾ Deens
redelig
[eerlijk en betrouwbaar]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk redelik 'ærlig, forstandig' afl. af rede 'fornuft, tale'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fries
reedlik, ridlik
[verstandig, behoorlijk]
-
▾ Noors
redelig
[rechtschapen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: dels av rede, dels av lty redelik; FuT: aus dem d.: mnd. redelîk, 'vernünftig, passend, ehrlich' (holl. redelijk).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
redlig
[rechtschapen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. redheliker 'tillbörlig; rätt; hederlig'; av lågty. redelik med samma bet.; till 1reda
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
redelig
[eerlijk en betrouwbaar]
-
▾ redelijkheid
[het redelijk-zijn]
-
▾ Fries
reedlikheid
[het redelijk-zijn]
-
▾ Fries
reedlikheid
[het redelijk-zijn]
-
▾ reden
[oorzaak, motief]
-
▾ Fries
reden
[oorzaak, motief]
-
▾ Negerhollands
reden, reeden
[oorzaak, grond]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: reden (old 1776), reeden (Hesseling 1905: 258)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 258)
-
▾ Sranantongo
reide
[oorzaak, motief]
-
▾ Fries
reden
[oorzaak, motief]
-
▾ reden
[(verouderd) in orde maken]
-
▾ Schots
redd; red, rade
[ontwarren, losmaken, kammen; rangschikken, op orde stellen; (de grenzen van een stuk land) vaststellen; onder bedwang brengen; (een kamer, gebouw, z'n kleding of zichzelf) netjes maken, opruimen]
datering: 1401-1500 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: de kromming van een ploegschaar die deze vrijhoudt van belemmeringen; energie, drang; rotzooi, afval; ~er 'een persoon die tussenbeide komt om een ruzie te stoppen' la15-e19; ~er's lick 'een klap die een dergelijk persoon oploopt' 19-; ~in kame 'een haarkam' 19-; redland 'land vrijgemaakt van het gewas, kaal na het oogsten of ploegen' la16-; ~sman (mijnbouw) 'de man die de schacht vrijhoudt van puin' 18-; ~ one's fit 'de weg vrijmaken voor aktie of vooruitgang, zich vrijmaken uit de penarie' 19-
etymologie: bet. 1-3 in oudeng., bet. 4-14: prob f the cognate MLowGer, MDu reden 'put in order etc'; cf REDE2, RID
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Zweeds
reda
[in orde maken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
bron: Moberg-Bakker 1973 (Moberg p. 20)
-
▾ Schots
redd; red, rade
[ontwarren, losmaken, kammen; rangschikken, op orde stellen; (de grenzen van een stuk land) vaststellen; onder bedwang brengen; (een kamer, gebouw, z'n kleding of zichzelf) netjes maken, opruimen]
-
▾ reden
[(scheepvaart) commando dat volgt op: klaar om te wenden]
-
▾ redenatie
[redenering]
-
▾ Indonesisch
rédenasi
[redenering]
-
▾ Indonesisch
rédenasi
[redenering]
-
▾ redeneren
[praten, argumenteren]
-
▾ Duits
redeneren
†verouderd
(dialect)
[argumenteren]
status: ontlening onzeker
etymologie: Jetzt völlig unbekannt, zie ook D-K
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
redeneren
†verouderd
(dialect)
[argumenteren]
-
▾ redening
[(Vlaams) rekenkamer, archief voor rekeningen]
-
▾ Frans
reenenghe, relenge
†verouderd
(dialect)
[rekenkamer; dag waarop de kamer bijeenkomt]
datering: 1276 (1251-1300)
status: ontlening onzeker
etymologie: Redeninge (mndl.) 'rechnungsablage'. Mndl. redeninge, ablt. von redene 'rechenschaft', bedeutet 'rechenschaft, verantwortung; rechen- kammer; tag, an dem diese kammer zusammen- tritt'. Das wort ist durch die gemeinsamkeit der institutionen auch ins. flandr.wallon. übergegangen, wo es auch im regionalen mlt. als renengha, relanga, relangla auftritt. Es ver- schwindet wieder ende 14.jh. Sp. realengo damit zu verbinden ist unmöglich weil es sich hier um eine ablt. von regalis handelt, die bereits im 12.jh. als regalengum belegt ist, und auch die bed. ganz anders liegt.
bron: Wartburg 1928 (FEW redeninge)
-
▾ Frans
reenenghe, relenge
†verouderd
(dialect)
[rekenkamer; dag waarop de kamer bijeenkomt]
-
▾ reder
[scheepsexploitant]
-
▾ Deens
reder
[scheepsexploitant]
status: ontlening onzeker
etymologie: PNOE fra nederlandsk reder afl. af reden 'udruste el. klargøre et skib' ¯ samme ord som vb. rede . OOD: fra holl. reeder ell. mnt. reder; til VII. rede; jf. Rederi, DDO: Oprindelse fra nederlandsk reder
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, Marcussen, DDO)
-
▾ Ests
reeder
[scheepsexploitant]
-
▾ Noors
reder
[scheepsexploitant]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty el nederl, av reden, 'utruste et skib'; FuT: rede = in ordnung bringen; hierzu reder (schiffsrheder), von mnd. rêder (holl. reder)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
redare
[scheepsexploitant]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: skeppsredare
etymologie: före 1520; fornsv. redhare; av lågty. reder med samma bet., till reden 'göra färdig'; jfr 3reda
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
reder
[scheepsexploitant]
-
▾ rederij
[bedrijf dat schepen exploiteert]
-
▾ Deens
rederi
[bedrijf dat schepen exploiteert]
status: ontlening onzeker
etymologie: fra nederlandsk reederij afl. af reden (jf. reder). OOD: fra holl. reederij, til reeden, DDO: fra nederlandsk reederij, afledt af reden 'udruste eller klargøre et skib'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, DDO)
-
▾ Noors
rederi
[bedrijf dat schepen exploiteert]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: jf. reder fra lty el nederl; NROi: holl. reederij; jf. reder
bron: NROi (BO; NROi)
-
▾ Deens
rederi
[bedrijf dat schepen exploiteert]
-
▾ rederijker
[beoefenaar van de retorica]
-
▾ Duits
Rederijkers
[Nederlandse beoefenaren van de retorica]
-
▾ Duits
Rederijkers
[Nederlandse beoefenaren van de retorica]
-
▾ redevoering
[toespraak]
-
▾ Sranantongo
reidefurin
[toespraak]
-
▾ Sranantongo
reidefurin
[toespraak]
-
▾ reduceren
[terugbrengen]
-
▾ Indonesisch
rédusir
[terugbrengen]
-
▾ Indonesisch
rédusir
[terugbrengen]
-
▾ reductie
[vermindering]
-
▾ Indonesisch
réduksi
[vermindering]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: meréduksikan = reduceren
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
réduksi
[vermindering]
-
▾ redundantie
[overbodigheid, overtolligheid]
-
▾ Indonesisch
rédunansi
[overbodigheid, overtolligheid]
-
▾ Indonesisch
rédunansi
[overbodigheid, overtolligheid]
-
▾ reduplicatie
[verdubbeling]
-
▾ Indonesisch
réduplikasi
[verdubbeling]
-
▾ Indonesisch
réduplikasi
[verdubbeling]
-
▾ ree, reed
[(verouderd) gereed]
-
▾ reebok
[Zuid-Afrikaanse antilopesoort]
-
▾ Engels
rhebok, rhebuck
[Zuid-Afrikaanse antilopesoort]
<via Afrikaans>
datering: 1775 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Du. reebok roebuck.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Zweeds
rebock
†verouderd
[Zuid-Afrikaanse antilopesoort]
status: ontlening onzeker
etymologie: SAOB; av holl. reebok, eg.: råbock, av ree, rådjur etymolo giskt identiskt med RÅ, rådjur, o. bok, bock (se BOCK, sbst.1)
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Engels
rhebok, rhebuck
[Zuid-Afrikaanse antilopesoort]
<via Afrikaans>
-
▾ reeds
[al]
-
▾ Fries
rees
[al]
-
▾ Sranantongo
aleisi, leisi
[al]
-
▾ Fries
rees
[al]
-
▾ reedschap
[(verouderd) benodigdheid (voor het verrichten van een handeling)]
-
▾ Engels
redship
†verouderd
[uitrusting of takelage van een schip]
datering: 1553 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: < either Middle Low German r{emac}deschap, r{emac}deschop, r{emac}tschop equipment, accoutrements, (specifically) tackle of a ship (< r{emac}de, r{emac}t (see READY adj.) + -schap, -schop: see -SHIP suffix), or Dutch {dag}reedschap equipment, accoutrements (Middle Dutch reetscap; < Middle Dutch reet (see READY adj.) + -scap: see -SHIP suffix), with remodelling of the ending after -SHIP suffix.
bron: OED2 1989 (OED3)
-
▾ Zweeds
redskap
[benodigdheid, gereedschap, toestel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: redskapsbod, redskapsskjul, brandsläckningsredskap, bärgningsredskap, fiskeredskap, fångstredskap, handredskap, jordbruksredskap, köksredskap, trädgårdsredskap, redskapsträning, gymnastikredskap, lekredskap
etymologie: före 1520; fornsv. redhskap; av lågty. redeschap med samma bet.; besl. med 1reda
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Engels
redship
†verouderd
[uitrusting of takelage van een schip]
-
▾ reëel
[werkelijk]
-
▾ Indonesisch
riél, riyil, riil
[werkelijk]
-
▾ Zweeds
rejäl
[flink, degelijk, fiks, fors]
datering: 1865 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1865; av lågty. rejeel med samma bet.; av fra. réel 'verklig'; jfr real, reell
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Indonesisch
riél, riyil, riil
[werkelijk]
-
▾ reef, rif
[inneembare strook in zeil]
-
▾ Bulgaars
rif
[inneembare strook in zeil]
<via Russisch>
-
▾ Deens
rev
[inneembare strook in zeil]
status: ontlening onzeker
etymologie: xiv (riff, Gowers). - (M)Du. reef, rif (whence also G. reff, reef, Sw. ref, Da. rev) - ON. rif (RIB) in same sense; cf.next.Vb.: cf.Du. reven., DSD: eng., af reef rebe, af reef (maritimt, sb.) reb, via holl. reef, rif af oldnord.
bron: DSD 2003 Falk 1910-1911 Hammerich 1945 Onions 1983 Arnesen (ODEE, Arnesen, FuT, Hammerich 45, DSD)
-
▾ Duits
Reff, Reef
[inneembare strook in zeil]
datering: 1751-1800
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: xiv (riff, Gowers). - (M)Du. reef, rif (whence also G. reff, reef, Sw. ref, Da. rev) - ON. rif (RIB) in same sense; cf.next.Vb.: cf.Du. reven. Kluge: uit mndd ref of mndl reef.
bron: Onions 1983 (ODEE, Kluge)
-
▾ Engels
reef
[inneembare strook in zeil]
datering: 1301-1400 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Ww.: 'zeil terugnemen door de reef in te nemen' (17), cf.Du. reven; reefer 'jekker (nauw passend jasje)' (19).
etymologie: xiv (riff, Gowers). - (M)Du. reef, rif (whence also G. reff, reef, Sw. ref, Da. rev) - ON. rif (RIB) in same sense; cf.next.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Esperanto
refo
[streep, snede, schroef]
<via Duits>
datering: 1905 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: refi ‘reven’, refilo ‘reeflijn’
etymologie: Geleend via Du Reff, Reef met steun van Eng reef, Pl ref en Ru rif. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 Vilborg 1989-2001 (Cherp, Vil 4)
-
▾ Ests
rehv, riff
[inneembare strook in zeil]
-
▾ Fins
reiwi
[inneembare strook in zeil]
<via Zweeds>
datering: 1862 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Ginneken 1913-1914 Häkkinen 2004 (Stjerncreutz, JvG, KH, NSSK)
-
▾ Lets
rifs
[inneembare strook in zeil]
-
▾ Litouws
rifas
[inneembare strook in zeil]
-
▾ Noors
rev
[inneembare strook in zeil]
status: ontlening onzeker
etymologie: FuT: anord. rif = nd. reff, riff, holl. reef, woraus engl. reef; NROi: gno. rif; opr. uviss
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Hammerich 1945 NROi Arnesen (BO; FuT; NROi; Arnesen; Hammerich 45)
-
▾ Oekraïens
ref
[inneembare strook in zeil]
<via Russisch>
-
▾ Pools
ref
[inneembare strook in zeil]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: nm.reffen"skracać źagle",od Ref "ref"
bron: Kopaliński 2007 (Wladyslaw Kopalinski)
-
▾ Russisch
rif, ref
[inneembare strook in zeil]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: vzjat' rífy, zarífit' 'de zeilen reven'
etymologie: Entlehnt aus ndl. reef, rif oder engl. reef 'Reff', to reef 'einreffen', s. Matzenauer LF. 16,187, Meulen 165 ff.; VdMeulen: Rif (2) of reef. Gedeelte of strook van een zeil, die bij te sterken wind moet worden ingenomen, v. L., vgl. W.: rif, een gedeelte aen het zeil, en WINSCH. : reef werd gesegd een smalle strook seils. Russ rif, ris. Hierbij een ww. riff, prendre des ris, riser, reven (zeil inbinden. W. een reef inbinden. WINSOII.); afge¬leide adj. zijn rtfovyj, rifnyj. Wat wij gereefde marszeilskoelte (harde wind) noemen, heet in het Russ. rif marselnyj veter, vent a voiles arrisées, vent qui force a prendre des ris, grand frais; hiervoor was tijdens PETER DEN GROOTE gebruikelijk de term marsarifkult l) uit Holl. marsereefkoelte? In Archangel zegt men voor het algemeen Russ. rif: ref, een vorm, die op Holl. reef teruggaat, terwijl Russ. rif, zoowel op Holl. rif als reef kan berusten, vgl. voor het laatste geval Russ. kip uit Holl. keep en Russ. tir uit Holl. teer.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Zweeds
ref
[inneembare strook in zeil]
status: ontlening onzeker
etymologie: xiv (riff, Gowers). - (M)Du. reef, rif (whence also G. reff, reef, Sw. ref, Da. rev) - ON. rif (RIB) in same sense; cf.next.Vb.: cf.Du. reven.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Bulgaars
rif
[inneembare strook in zeil]
<via Russisch>
-
▾ reefband, rifband
[reep over een zeil ter plaatse waar het gereefd wordt]
-
▾ Deens
rebbånd
[reep over een zeil ter plaatse waar het gereefd wordt]
status: ontlening onzeker
bron: (Hammerich 45 p. 342.)
-
▾ Pools
refbant
[reep over een zeil ter plaatse waar het gereefd wordt]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Russisch
rifbánt
[smalle strook doek die ter versterking op het zeil geplaatst wordt]
status: ontlening onzeker
etymologie: Rifband. Rifbanden zijn smalle stroken doek, die ter verster¬king over de gehele lengte der reven op het zeil geplaatst worden en waardoor de gaten voor de rifseizings komen. P. M. blz. 307 , vgl. 313. Russ. rifbant V. , bande de ris. J. geeft hiervoor het meer Russ. rifnaja polosa.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Deens
rebbånd
[reep over een zeil ter plaatse waar het gereefd wordt]
-
▾ reefleider, rifleider
[touw om te reven]
-
▾ Russisch
rifleerá
[touw om te reven]
status: ontlening onzeker
etymologie: Rifleier. V. vermeldt een Russ. plur. rifleerá, waarvan hij zegt: osnovyvajutsja parallel'no verchnej škatorině prjamago parusa petljami meždu ljuversami i skvoz' ljuversv. Služat dlja branija rifov. Po udobstvu isključili soveršenno iz upotreblenija ïïfsezni (zij liggen parallel aan het bovenlijk van een vierkant zeil met lussen tusschen de leuvers en door de lenvers. Zij dienen om te reven. Wegens hun gemakkelijkheid hebben zij de rifseizings volkomen in onbruik gebracht). Russ. rifléer wijst terug op Holl. rifleier, dat ik echter niet heb kunnen vinden, z. Leider of Leier.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
rifleerá
[touw om te reven]
-
▾ reeflijn, riflijn
[touw waarmee de oppervlakte van een zeil verkleind wordt]
-
▾ Pools
reflina
[touw waarmee de oppervlakte van een zeil verkleind wordt]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Pools
reflina
[touw waarmee de oppervlakte van een zeil verkleind wordt]
-
▾ reefseizing, rifseizing
[reeftalie om het opgerolde deel van het zeil vast te binden]
-
▾ Pools
refsejzingi
[reeftalie om het opgerolde deel van het zeil vast te binden]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Pools
refsejzingi
[reeftalie om het opgerolde deel van het zeil vast te binden]
-
▾ reefstaart, rifstaart
[eind van een dun touwwerk]
-
▾ Russisch
rifštért
[eind van een dun touwwerk]
status: ontlening onzeker
etymologie: Rifstaart. V. geeft een art. rifstétyj, koncy tonkago trosa meždu riüeeranii; služat dlja togo, ctoby za nich možno bylo legce podtja-givat' parus k rej u v to vremja kogda parus rititsja (enden dunne tros tusschen de rifleiers; zij dienen om daaraan des te lichter het zeil naar de ra te kunnen halen, op het oogenblik, dat het zeil gereefd wordt). Russ. rifstért ziet er uit als ontleend aan Holl. rif staart, dat ik evenmin als Holl. rifleier heb kunnen vinden, z. Staart. De Russ. benaming voor het vreemde rifstérty luidt: zmejki (d. i. slangetjes).
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
rifštért
[eind van een dun touwwerk]
-
▾ reeftalie, riftalie
[talie op de staande lijken van een razeil om dat zeil te lichten]
-
▾ Russisch
riftáli
[talie op de staande lijken van een razeil om dat zeil te lichten]
status: ontlening onzeker
etymologie: Rif talie of reef talie. Talie op de staande lijken van een razeil om dat zeil te lichten, ten einde liet reven gemakkelijk te maken. T., vgl. 1\ M. blz. 364 (riftalies op de marszeilen), lluss. rif táli, palan de ris. V. en ,1., die dit woord geven, Lebben ook den vorm rej'láli, d.i. Holi. reef talie, die volgens V. in onbruik is. Riftalies komen alleen voor op de marszeilen, bij V. vindt men de riftalie van liet kruiszeil genoemd: Huss. krjujsmarsari ftá li, palan de ris du perroquet de fougue, Holl. kruismarseriftalie (titans: kruisriftalie).
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
riftáli
[talie op de staande lijken van een razeil om dat zeil te lichten]
-
▾ reeftalieschenkel, riftalieschenkel
[schenkel waarop vroeger de reeftalies van de marszeilen voeren]
-
▾ Russisch
riftálejškentel'
[schenkel waarop vroeger de reeftalies van de marszeilen voeren]
status: ontlening onzeker
etymologie: Riftalieschenkel. De schenkel (z. aki.) of schinkel, waarop vroeger de riftalies der marszeilen voeren. Russ. riftálejskéntel' V. verouderd. -1. heeft reftal’skenkel’, itague d'un palan de ris, uit Holl. reeftalieschenkel.
bron: Meulen 1909 (Vdmeulen 1909)
-
▾ Russisch
riftálejškentel'
[schenkel waarop vroeger de reeftalies van de marszeilen voeren]
-
▾ reek
[(verouderd) rij, reeks]
-
▾ Duits
Räke
(dialect)
[garenmaat van zes of acht stuks, stuk doek van twaalf el]
status: ontlening onzeker
etymologie: Teuchert: für Räke f. ein Garnmaß von sechs oder acht Stück oder Strähnen, auch ein Stück Leinwand von zwölf Ellen gibt es anscheinend nur märkische Zeugnisse (…) Beziehung zum ndl. reek, reke f. Reihe, Strecke liegt nahe. p. 235.
bron: Frings 1966 Smet 1983 Teuchert 1972 (Teuchert, FrL, Smet 83)
-
▾ Duits
Räke
(dialect)
[garenmaat van zes of acht stuks, stuk doek van twaalf el]
-
▾ reeks
[rij]
-
▾ reen, rein
[(gewestelijk) berm, grens tussen twee akkers]
-
▾ Frans
rain
[(bos)rand; steile helling; struik (van een heg); tak]
datering: 1376 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
etymologie: GR: francique *rain. bij bet. 3: (Cf. le mot dialectal dérincer «couper les épines d'une haie»).
bron: Robert 2005 Walter 1991 (Walter 2, GRobert, Valkhoff)
-
▾ Frans
rain
[(bos)rand; steile helling; struik (van een heg); tak]
-
▾ reep
[smalle strook]
-
▾ Duits
Reep
[scheepstouw]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: Bluhme: Wortfelt: see; Lehnwort: nl. Verw. Fallreep < nl. Duden Universal: mniederd. rep, niederd. Form von 2Reif]
bron: Duden Universal 2003 (Bluhme, Duden Universal)
-
▾ Frans
répe
(dialect)
[touw waaraan meerdere vishaken vastgemaakt zijn]
-
▾ Papiaments
repi
[smalle strook]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: repi di chukulati (chocoladereep), repi di brièchi (lot)
etymologie: sker na repi (in repen scheuren). Oudste vindplaats Conradi Mat. 23:5
bron: (Joubert PN, Conradi)
-
▾ Pools
rep
[hijstouw]
status: ontlening onzeker
etymologie: nm.,hol. reep "lina okrętowa"
bron: Kopaliński 2007 (Wladyslaw Kopalinski)
-
▾ Russisch
rep
[hijstouw]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Ook in samenstellingen, bijv. gardel'rep (zie gardel')
etymologie: Aus ndl. reep dass., s. Meulen 163. Uit VdMeulen : Reep. Reep, een reep touw, een end touw, gelijk te sien is in klokreep, valreep. WINSOIJ. Het verouderde, daarom in D. niet voorkomende, Russ. rep is bij V. en J. synoniem niet Russ. gardeťrep d. i. Holi. kardeelreep, dat ook niet meer wordt gebruikt, voor beide bezigt men thans Russ. gar dél' uit Holi. kardeel. Alle drie deze woorden worden vertaald met: drisse de basse vergue.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, vdMeulen 1909)
-
▾ Duits
Reep
[scheepstouw]
-
▾ reeuws
[paardriftig, wellustig (van vogels)]
-
▾ referaat
[voordracht]
-
▾ Indonesisch
réferat
[voordracht]
-
▾ Indonesisch
réferat
[voordracht]
-
▾ referee
[scheidsrechter]
-
▾ Indonesisch
léperi
[scheidsrechter]
-
▾ Jakartaans-Maleis
liperi, lipri
[scheidsrechter]
-
▾ Javaans
lèpri
(dialect)
[scheidsrechter]
-
▾ Makassaars
leperî́
[scheidsrechter]
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Indonesisch
léperi
[scheidsrechter]
-
▾ referendaris
[hoofdambtenaar]
-
▾ Indonesisch
réferéndaris
[hoofdambtenaar]
-
▾ Papiaments
referendaris
[hoofdambtenaar]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
réferéndaris
[hoofdambtenaar]
-
▾ referendum
[volksstemming]
-
▾ Indonesisch
réferéndum
[volksstemming]
-
▾ Papiaments
referendum
[volksstemming]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
réferéndum
[volksstemming]
-
▾ referentie
[verwijzing; schriftelijke certificering van iemands werk]
-
▾ Indonesisch
réferénsi
[verwijzing; schriftelijke certificering van iemands werk]
-
▾ Indonesisch
réferénsi
[verwijzing; schriftelijke certificering van iemands werk]
-
▾ referte
[verwijzing]
-
▾ Indonesisch
reférte
[verwijzing]
-
▾ Indonesisch
reférte
[verwijzing]
-
▾ reflatie
[(deels) ongedaan maken van deflatie of inflatie]
-
▾ Indonesisch
réflasi
[(deels) ongedaan maken van deflatie of inflatie]
-
▾ Indonesisch
réflasi
[(deels) ongedaan maken van deflatie of inflatie]
-
▾ reflectie
[weerschijn]
-
▾ Indonesisch
réfléksi
[weerschijn]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: meréfléksikan = een weerschijn veroorzaken
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
réfléksi
[weerschijn]
-
▾ reflectief
[weerspiegelend, reflecterend]
-
▾ Indonesisch
réfléktif
[weerspiegelend, reflecterend]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: réfléktor = reflector
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
réfléktif
[weerspiegelend, reflecterend]
-
▾ reflex
[onwillekeurige reactie]
-
▾ Indonesisch
réfléks
[onwillekeurige reactie]
-
▾ Indonesisch
réfléks
[onwillekeurige reactie]
-
▾ reflexief
[wederkerend]
-
▾ Indonesisch
réfléksif
[wederkerend]
-
▾ Indonesisch
réfléksif
[wederkerend]
-
▾ reformatie
[(kerk)hervorming]
-
▾ Deens
reformation
[(kerk)hervorming]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: Fremmed2: af ty. Reformation, holl. reformatie, af lat. reformatio, af reformare, se reformere. OOD: fra ty. reformation (ænht. ogs. reformatz), holl. reformatie, af lat. reformatio, vbs. til reformare, se reformere
bron: Dahlerup 1919-1956 Hårbøl 2004 (Fremmed2, OOD)
-
▾ Indonesisch
réformasi
[(kerk)hervorming]
-
▾ Deens
reformation
[(kerk)hervorming]
-
▾ reformeren
[hervormen]
-
▾ Indonesisch
meréformir
[hervormen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: réformis = reformist; réformisme = reformisme
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
meréformir
[hervormen]
-
▾ refractie
[straalbreking]
-
▾ Indonesisch
réfraksi
[straalbreking]
-
▾ Indonesisch
réfraksi
[straalbreking]
-
▾ refrein
[gelijke woorden aan eind van ieder couplet]
-
▾ Indonesisch
refréin
[gelijke woorden aan eind van ieder couplet]
-
▾ Papiaments
refrein
[gelijke woorden aan eind van ieder couplet]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
refréin
[gelijke woorden aan eind van ieder couplet]
-
▾ regarderen
[aangaan]
-
▾ Negerhollands
regardeer
[in aanmerking nemen, acht slaan of geven, letten op]
-
▾ Zweeds
rekorderlig
[betrouwbaar, solide]
datering: 1927 (1901-1950)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: sedan 1927; sv. dial. rekorderlig; till lågty. regarderen 'ge akt på', med anslutning till rekord
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
regardeer
[in aanmerking nemen, acht slaan of geven, letten op]
-
▾ regatta
[roeiwedstrijd]
-
▾ Indonesisch
régatta
[roeiwedstrijd]
-
▾ Indonesisch
régatta
[roeiwedstrijd]
-
▾ regel
[lijn; reeks woorden; richel; gewoonte]
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
régel
[gewoonte; lijn]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 Ginneken 1913-1914 (JAC, Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Indonesisch
régel
[(de bovenste rand van een) verandamuur; muurplank; meetlat]
-
▾ Negerhollands
regel
[gewoonte]
-
▾ Sranantongo
regel
[gewoonte]
-
▾ Surinaams-Javaans
rékhel
[lijn, zin]
<via Sranantongo>
-
▾ Zweeds
regel
[grendel, schuif]
datering: 1546 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1546; av lågty. regel 'tvärstång; reling; regel'; av omdiskuterat urspr.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
régel
[gewoonte; lijn]
-
▾ regelaar
[organisator]
-
▾ Sranantongo
regelaar
[organisator, ritselaar]
-
▾ Sranantongo
regelaar
[organisator, ritselaar]
-
▾ regelen
[schikken, inrichten]
-
▾ Sranantongo
regel
[regelen, behandelen, in orde maken, bevoordelen, aan een baantje helpen]
-
▾ Surinaams-Javaans
rékhel, ngrékhel
[regelen, behandelen, in orde maken, bevoordelen, aan een baantje helpen]
<via Sranantongo>
-
▾ Sranantongo
regel
[regelen, behandelen, in orde maken, bevoordelen, aan een baantje helpen]
-
▾ regeling
[(scheepsterm) stut, dwarshout, reling]
-
▾ Azeri
regel
[lange, dunne latten, die bij de scheepsbouw gebruikt worden, reling]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
régel'
[stut, dwarshout, reling]
status: Ambigu: Nederlands of Portugees ; ontlening onzeker
etymologie: Aus mnd. regel 'Hebel, Stützbalken' (s. Matzenauer LF.16,178), bzw. ndl. regeling 'Reling' (Meulen 163 ff.). Die Quelle ist vlat. regula 'Stab, Schiene'. Uit VdMeulen: Regeling. Kromme en met snijwerk voorziene lijsten, die den zwanenhals zijdelings schoren, de wanden van het galjoen helpen vormen, en tot steun dienen van den botteloef. v. L. Regelingen zijn de ribben of senten, welke om de tarnien geschoren en daarin ingelaten den vorm aan het galjoen geven. De bovenste regeling heeft den naam van leijer of leider. De regelingen eindigen tegen boord zooveel mogelijk in verband met de strooken of lijsten, die zich daarop mogten bevinden, en aan het vooreinde verliezen zij zich voor het oog in de krul van de scheg of tegen het beeld, dat die scheg versiert. T. Vgl. nog W. blz. 87: van de regelingen. Deze maecken het fatzoen van 't galjoen, komen tot aen de es, en zijn aen weerzijde, 3 in 't gemeen. Russ. regel', herpe, lisse d'éperon, plur. regeli, bij V.: galjunnye regeli, les lisses d'éperon; J. heeft: reg lens na gal june (sing, reglem uit Holi. plur. regelings?), herpe, lisse d'éperon. Al de hier genoemde, bij V. en J. voor¬komende woorden zijn verouderd; dit is volgens V. niet het geval met Russ. regel' in de algemeene beteekenis: dlinnye tonkie rejki, upotrebljaemye v korablestroenii (lange, dunne latten, die bij den scheepsbouw worden gebruikt), vgl. W. biz. 55: regelingen.... zijn brede latten, die achter en voor, boven, rontom het schips-boort, gestelt zijn. Zie ook ald. blz. 147, waar de regelingen voorkomen onder de „benamingen van scheepsdeelen, die men in het timmeren achter elkandre opmaeckt en aen het schip voegt": 02. maeckt men 't (het schip) buiten om op, met bamghouten, vullin¬ghen en raahoiiten, zetgangh, vertuyningh en regelingen. Voor den vorm van Russ. rêgeV uit Holi. regeling, vgl. eenige dergelijke gevallen, genoemd in de noot bij Verdubbeling.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Azeri
regel
[lange, dunne latten, die bij de scheepsbouw gebruikt worden, reling]
<via Russisch>
-
▾ regelmatig
[met vast ritme]
-
▾ Fries
regelmatich, rigelmatich
[met vast ritme]
-
▾ Fries
regelmatich, rigelmatich
[met vast ritme]
-
▾ regen
[neerslag]
-
▾ Negerhollands
regen, regn, rign, regon
[neerslag]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: regen (old 1776, Hesseling 1905), regn, rign (djdj 1926), regon (Robertson 1989)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926, Robertson 1989)
-
▾ Skepi-Nederlands
regen
[neerslag]
-
▾ Negerhollands
regen, regn, rign, regon
[neerslag]
-
▾ regenbak
[bak waarin regenwater wordt opgevangen]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
renback
†verouderd
[bak waarin regenwater wordt opgevangen]
<via Negerhollands>
-
▾ Negerhollands
rēnbak, regolbaek
[bak waarin regenwater wordt opgevangen]
-
▾ Papiaments
renbak, rembak
[bak waarin regenwater wordt opgevangen]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
renback
†verouderd
[bak waarin regenwater wordt opgevangen]
<via Negerhollands>
-
▾ regenboog
[boog aan de hemel]
-
▾ Negerhollands
regenbogen
[boog aan de hemel]
-
▾ Papiaments
reenboog
†verouderd
[boog aan de hemel]
-
▾ Negerhollands
regenbogen
[boog aan de hemel]
-
▾ regeneratie
[het regenereren]
-
▾ Indonesisch
régénerasi
[het regenereren; aflossing van de wacht, vervanging van oud door nieuw]
-
▾ Indonesisch
régénerasi
[het regenereren; aflossing van de wacht, vervanging van oud door nieuw]
-
▾ regent
[bestuurder]
-
▾ Indonesisch
regén
[districtshoofd, inlands hoofdambtenaar]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: keregénan = regentschap; residentie van de regent
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
regèn
[inlands hoofdbestuurder]
-
▾ Madoerees
rēggen
[inlands hoofdambtenaar]
-
▾ Minangkabaus
regan
[inlands hoofdbestuurder]
-
▾ Soendanees
regen
[titel van het hoogste inlandse hoofd]
-
▾ Indonesisch
regén
[districtshoofd, inlands hoofdambtenaar]
-
▾ regentenstuk
[(schilderkunst) groepsafbeelding van regenten]
-
▾ Deens
regentstykke
[groepsafbeelding van bestuurders (regenten)]
status: ontlening onzeker
etymologie: DSD: gruppeportræt med lederne af en institution, især håndværker- eller skyttelav (se skyttebillede), udbredt i Holland i 1600-t. og malet af blandt andre Rembrandt og Frans Hals.
bron: SAOB 1898 (DSD, SAOB)
-
▾ Duits
Regentenstück
[groepsafbeelding van de bestuurders (regenten) van een gilde (Hollandse schilderkunst uit de 17e eeuw)]
status: ontlening onzeker
etymologie: lat.; dt.; das; -[e]s, -e.
bron: Duden Fremd 1990 (Duden Fremd)
-
▾ Zweeds
regentstycke
[groepsafbeelding van bestuurders (regenten)]
-
▾ Deens
regentstykke
[groepsafbeelding van bestuurders (regenten)]
-
▾ regenwater
[water dat in de vorm van regen uit de hemel komt]
-
▾ Negerhollands
regenweër
[water dat in de vorm van regen uit de hemel komt]
-
▾ Negerhollands
regenweër
[water dat in de vorm van regen uit de hemel komt]
-
▾ regeren
[besturen]
-
▾ Ambons-Maleis
regèr
[iemand dwingen onafgebroken bezig te zijn]
-
▾ Menadonees
regèr
[iemand dwingen onafgebroken bezig te zijn]
-
▾ Negerhollands
regeer
[besturen]
-
▾ Sranantongo
rigiri, ligeri
[besturen]
-
▾ Ambons-Maleis
regèr
[iemand dwingen onafgebroken bezig te zijn]
-
▾ regering
[het staatshoofd en de gezamenlijke ministers]
-
▾ Negerhollands
regeering
[het staatshoofd en de gezamenlijke ministers]
-
▾ Sranantongo
regering
[overheid]
-
▾ Negerhollands
regeering
[het staatshoofd en de gezamenlijke ministers]
-
▾ regie
[leiding; (verouderd) beheer of exploitatie door de staat van handelsmonopolies]
-
▾ Indonesisch
regi
[staatsmonopolie]
-
▾ Javaans
resi
[staatsmonopolie, met name op de opiumhandel]
-
▾ Indonesisch
regi
[staatsmonopolie]
-
▾ regime
[staatsbestel]
-
▾ Indonesisch
rézim
[staatsbestel; plan, voornemen]
-
▾ Indonesisch
rézim
[staatsbestel; plan, voornemen]
-
▾ regiment
[militaire eenheid]
-
▾ Boeginees
resimêng
[militaire eenheid]
-
▾ Indonesisch
résimén
[militaire eenheid]
-
▾ Papiaments
resjiment
†verouderd
[militaire eenheid]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mat. 27:27
bron: Conradi 1844 (Conradi)
-
▾ Boeginees
resimêng
[militaire eenheid]
-
▾ regionaal
[m.b.t. een regio]
-
▾ Indonesisch
régional
[m.b.t. een regio]
-
▾ Indonesisch
régional
[m.b.t. een regio]
-
▾ regionalisme
[het cultiveren van streektradities]
-
▾ Indonesisch
régionalisme
[het cultiveren van streektradities]
-
▾ Indonesisch
régionalisme
[het cultiveren van streektradities]
-
▾ regisseur
[artistiek leider]
-
▾ Indonesisch
régisir, régisur
[artistiek leider]
-
▾ Indonesisch
régisir, régisur
[artistiek leider]
-
▾ register
[lijst]
-
▾ Indonesisch
régister
[lijst]
-
▾ Madoerees
rehestēr, regestēr
[lijst]
-
▾ Soendanees
registĕr
[lijst]
-
▾ Indonesisch
régister
[lijst]
-
▾ registratie
[het registreren]
-
▾ Indonesisch
régistrasi
[het registreren]
-
▾ Indonesisch
régistrasi
[het registreren]
-
▾ reglement
[geheel van bepalingen]
-
▾ Indonesisch
réglemén
[geheel van bepalingen]
-
▾ Papiaments
reglement
†verouderd
[geheel van bepalingen]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 85
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Indonesisch
réglemén
[geheel van bepalingen]
-
▾ reglementair
[volgens de regels]
-
▾ Indonesisch
régleméntér
[volgens de regels]
-
▾ Indonesisch
régleméntér
[volgens de regels]
-
▾ reglementering
[het in regels onderbrengen]
-
▾ Indonesisch
régleméntéring, réglementasi
[het in regels onderbrengen]
-
▾ Indonesisch
régleméntéring, réglementasi
[het in regels onderbrengen]
-
▾ regres
[verhaalrecht]
-
▾ Indonesisch
regrés
[verhaalrecht]
-
▾ Indonesisch
regrés
[verhaalrecht]
-
▾ regressie
[teruggang]
-
▾ Indonesisch
régrési
[teruggang]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: régréssif = regressief
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
régrési
[teruggang]
-
▾ regulair
[geregeld]
-
▾ Indonesisch
régulér
[geregeld]
-
▾ Indonesisch
régulér
[geregeld]
-
▾ regularisatie
[het reguleren]
-
▾ Indonesisch
régulérisasi
[het reguleren]
-
▾ Indonesisch
régulérisasi
[het reguleren]
-
▾ regulatie
[het reguleren, regeling]
-
▾ Indonesisch
régulasi
[het reguleren, regeling]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: régulatif = regulerend; merégulasi = reguleren, aanpassen
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Singalees
regulāsiya, rekulāsiya
[regeling]
-
▾ Indonesisch
régulasi
[het reguleren, regeling]
-
▾ regulator
[regelaar]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1832;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
régulator
[regelaar]
-
▾ Indonesisch
régulator
[regelaar]
-
▾ reguleren
[regelmatig maken, regelen]
-
▾ Negerhollands
reguleer
[regelen]
-
▾ Negerhollands
reguleer
[regelen]
-
▾ rehabilitatie
[het rehabiliteren]
-
▾ Indonesisch
réhabilitasi
[het rehabiliteren]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: meréhabilitasikan = herstellen, zuiveren; heropvoeden
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
réhabilitasi
[het rehabiliteren]
-
▾ rehabiliteren
[herstellen, zuiveren]
-
▾ Indonesisch
(me)réhabilitir
[herstellen, zuiveren; heropvoeden]
-
▾ Indonesisch
(me)réhabilitir
[herstellen, zuiveren; heropvoeden]
-
▾ rei
[reidans]
-
▾ Deens
rej
†verouderd
[reidans]
-
▾ Engels
ray
†verouderd
[reidans]
datering: 1450 (1401-1450)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: < either Middle Dutch rei (Dutch rei) or Middle Low German rei, reie, reige (compare also Middle High German rei, reie, reige, German Reigen, Reihen), of uncertain origin, perhaps < a (not securely attested) spec. sense of Old French reie RAY n.2
bron: OED2 1989 (OED3)
-
▾ Deens
rej
†verouderd
[reidans]
-
▾ rei
[(verouderd) lat, maatstok (van timmerlieden)]
-
▾ Oekraïens
réjka
[stormlat, slingerlat]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
reek,réjka
[stormlat, slingerlat]
status: ontlening onzeker
etymologie: Rei in de betekenis van: lat en: maatstok. Russ. reek (spr. rejók, gen. rejlcá), réjka, beide deminutiefformaties. Zie over de verschillende toepassingen in het russ. Zee- en Scheepst. 164 vlg. Niet vermeld is daar de betekenis van: stormlat of slingerlat, op schepen: lat die tafelgerei bij storm op zijn plaats houdt, waarvan men een bewijsplaats vindt bij Gonöarov 5, 88: . caju uže nado bylo položit' na stol rejki, to est' popereönye došcecki rebrom, a to caški, bljudecki, chleb i procee polzlo to v odnu, to v druguju storonu (Bij de thee was het al nodig de (storm)latten op tafel te leggen d.z. dwarslatten op hun kant, want anders gleden kopjes, schoteltjes, brood en de rest dan naar de ene dan naar de andere zijde). uit VdMeulen 1909: Rei. Geschaafde lat of plank in de praktijk als een grote liniaal gebruikt. T. Bij W. blz. 185 komt onder „het gereedschap, 't geen de meestertinmierman op de werf brengt, 't welk ieder van de knechts, die des nodig heeft, gebruikt" voor: een rije. Zie ook de afbeelding ald. en vgl. nog WINSCII. : rij, een brede timmermans en metselaarsmaatstok, die sij ook in het metselen gebruiken, om de steenen gelijk te douwen. Russ. diminutiva reek (spr. rejók Gen. rejká), réjka. D. kent aan deze beide woorden de volgende beteekenissen toe: 1. tonen'kij brusocek; doščečka, prostrogannaja dlja prišivki k čemu-libo, dij a vstavki v šcel' (dun latje, plankje, geschaafd om ergens tegen bevestigd te worden, om in een spleet te worden gestoken). 2. u zemlemčrov: razmčrennyj šestik, s po-dvižnoju misen'ju, dlja progljada po urovnju (bij land meesters: maat-stokje met beweegbare schijf, om langs te kijken of iets waterpas is). In de laatste opvatting staan Russ. reek, réjka al heel dicht bij WINSCH.'S verklaring van rij, nog dichter bij hetgeen men W. blz. 149 (als men de voorsteven maecken zal. . .) leest: . . .zoo zet op elcken ent en oock in de midden een rey op zijn kant, en ziet onder de reyen na alle de drie enden van de rey, aen weerzijden, en zoo 't dan aen 't een of 't ander ongeschickt is, zoo help het op het oog en krabt de laszen af. In de zeemanswoordenboeken van V. en J. treffen wij réjka, bij V. tevens den plur. rejkl, die op een sing, reek wijst, ook aan, en wel in drie verschillende beteekenissen, die echter alle het begrip: lat gemeen hebben. [Iet eerste artikel réjka luidt bij V.: uzkaja doščečka, všivaemaja v šljupočnye tenty poperek, dlja togo čtoby tent mog bolče udovletvorjať svoemu naznačeni] u (sinal plankje, dwars in de sloepstenten genaaid, opdat de tent des te meer aan haar bestemming voldoen kan). Men vgl. hiermee 1\ M. blz. 347: aan de beide uiteinden (der sloepstenten) zitten rollen, waarop zij worden uitgehaald, en in het midden twee latten, iets langer dan de sloep breed is, met kaailijntjes, om ze uit te houden en vlak te doen staan. Het tweede artikel bij V. is: rejkl iii bruski rčšetčatych ljukov (rejkí of latten der getraliede luiken d.i. der roosters), lattes de caillebotis, battens of the hatches or gratings. In de derde opvatting geeft J. Russ. rejka, latte de hune (on donnę le nom cle latte de hune a la queue d'une bande de fer, dont on entoure le cap de mouton de hune). Deze laatste beteekenis van rejka staat echter niet vast (z. de verwarring op dit woord in J.) en is zeer zeker thans geheel ongebruikelijk, daar de juffers bij het stengewant tegenwoordig vervallen zijn. Behalve de bovenvermelde twee artikels réjka, rejki (sing, reek), vindt men in V. ook een artikel reek, vsjakoe tonkoe krugloe derevo, ne imejuščee prjamago naznaëenija (ieder dun, rond stuk hout, dat geen bepaalde bestemming heeft); V. leidt dit woord m. i. ten onrechte van Russ. rej, d. i. Holi. ree of ra, af, waar hij voortgaat: ravno vsjakij rej, ne imějuščij ni takelaža, ni snastej i k kotoromu prišnurivaetsja parus (als elke ra, die noch takelage, noch touwwerk heeft, en waaraan het zeil wordt aangeslagen). Deze afleiding is op zich zelf niet onmogelijk: een ra zonder tuig is inderdaad niets dan een rond stuk hout, en daar nu Russ. reek werkelijk ook voorkomt als diminutivum van rej, ra, b.v. in: UseTnyj reek, vergue de bonnette, lloll. lijzeilraatie (de bramlij-zeilen. . . worden. . . aan een raatje aangeslagen. P. M. blz. 337), naast lisel'réj d. i. Holl. lijzeilra, is V.'s etymologie volkomen begrijpelijk. Toch geloof ik bij dit Russ. reek in de beteekenis van: stuk hout zonder bepaalde bestemming, eerder aan een dimi¬nutivum bij Holl. rei te moeten denken en het dus te iclentifi-ceeren met het bij D. genoemde reek (plur. rejki bij V.) naast réjka.
bron: Meulen 1959 (VdMeulen 1959, VdMeulen 1909)
-
▾ Oekraïens
réjka
[stormlat, slingerlat]
<via Russisch>
-
▾ reidans
[rondedans]
-
▾ Duits
Reigen
[rondedans]
status: ontlening onzeker
etymologie: Bluhme: Lehnwort: omd. < mnl. < pikard. < afrz.? <lat.?. Duden Universal: rechtstreeks van Frans: älter: Reihen, mhd. rei(g)e < afrz. raie= Tanz, H. u.] (früher): von Gesang begleiteter [Rund]tanz, bei dem eine größere Zahl von Tänzern [paarweise] einem Vortänzer u. Vorsänger schreitend od. hüpfend folgt: einen R. tanzen, aufführen; das Brautpaar eröffnete den R., führte den R. an; Ü ein bunter R. (eine bunte Folge) von Melodien; *den R. eröffnen (den Anfang mit etw. machen); den R. beschließen (bei etw. der/die Letzte sein).
bron: Duden Universal 2003 (Bluhme, Duden Universal)
-
▾ Duits
Reigen
[rondedans]
-
▾ reilen
[varen]
-
▾ Fries
reile
[varen]
-
▾ Fries
reile
[varen]
-
▾ rein
[zuiver]
-
▾ Negerhollands
rein
[zuiver]
-
▾ Negerhollands
rein
[zuiver]
-
▾ reïncarnatie
[wedergeboorte]
-
▾ Indonesisch
réinkarnasi
[wedergeboorte]
-
▾ Indonesisch
réinkarnasi
[wedergeboorte]
-
▾ reinevaar
[naam van diverse planten]
-
▾ Deens
rejnfan, regnfang
[naam van diverse planten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: entlehnt aus mnd. reinevane, reinevarne, reinevar (holl. reinevaar)
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 (OOD, FuT)
-
▾ Noors
reinfann, reinfar
[naam van diverse planten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: entlehnt aus mnd. reinevane, reinevarne, reinevar (holl. reinevaar)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
rejnfan, regnfang
[naam van diverse planten]
-
▾ reinigen
[schoonmaken]
-
▾ Negerhollands
reinig
[schoonmaken]
-
▾ Negerhollands
reinig
[schoonmaken]
-
▾ reïntegratie
[het opnieuw opnemen in een geheel]
-
▾ Indonesisch
réintegrasi
[het opnieuw opnemen in een geheel]
-
▾ Indonesisch
réintegrasi
[het opnieuw opnemen in een geheel]
-
▾ reis
[tocht]
-
▾ Azeri
reys
[vaste route van een schip, vliegtug, auto, trein]
<via Russisch>
-
▾ Deens
rejse
[tocht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk reise 'rejse' af ældre vestgermansk *rais@n 'opstigning, opbrud, det at rejse sig op for at drage af sted' afl. af *risan 'rejse sig, stige op' (jf. rejse2)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Engels
reise
†verouderd
[(krijgs)tocht]
datering: 1440 (1401-1450)
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: = OF. reise, raise (also rese, rase, etc.) military expedition, raid (13-15th c. in Godef.), a. MDu., MLG. or MHG. reise (OHG. reisa) in the same sense, f. the stem *rais-, r<imac><breve>s-, to rise: hence also med.L. reisa, resa, etc. (see Du Cange).
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Noors
reise
[tocht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. reise 'aufbruch, reise, kriegszug, zeitpunkt, mal' (holl. reis)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Oekraïens
réjs
[overvaart, vaart, vaste route van een schip]
<via Russisch>
-
▾ Pools
rejs
[overvaart, vaste route van een schip]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: nm.Reise "podróź"
bron: Kopaliński 2007 (Wladyslaw Kopalinski)
-
▾ Russisch
réjs
[overvaart, vaart, vaste route van een schip; (inbrekerstaal) goed voorbereide inbraak in woning]
datering: 1806 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: bijv.nmw. réjsovyj
etymologie: Aus ndl. reis, mnd. reise 'Aufbruch, Reise', nhd. Reise, die zu got. urreisan 'sich erheben' gehören, s. Meulen 165, Kluge-Götze EW.477. Uit VdMeulen 1909: Reis. Reis of togt, iter. WINSCU. Russ. rejs, passage. J. schrijft ook rejz, met z uit den Holl. plur. reizen. V. verklaart: razstojanie ili puť sudna, soveršaemyj meždu dvumja portami (afstand of weg van een schip, afgelegd tusschen twee havens); 1). heeft: odin konec plavan'ja, puti vodoju (het eene eind van het varen, van den weg te water) m. a. w. de heen- of de terugreis over zee, en vermeldt ook het afgeleide adject. réjsovyj in: réjsovyja dérigi, reis¬geld, plata za kažilyj konec, tuda libo sjuda (betaling, voor ieder eind, heen of terug).
bron: Černych 1993 Dovhopolyj 2005 (Vasmer, Cernych, VdMeulen 1909, Dovhopolyj)
-
▾ Sranantongo
rèis
[tocht]
-
▾ Wit-Russisch
rejs
[overvaart, vaart, vaste route van een schip]
<via Russisch>
-
▾ Zweeds
resa
[tocht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: zeer veel samenstellingen
etymologie: före 1520; fornsv. resa; av lågty. reise 'resa; uppbrott; krigståg'; besl. med 2resa1
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Azeri
reys
[vaste route van een schip, vliegtug, auto, trein]
<via Russisch>
-
▾ reis
[Portugese munt; (Surinaams-Nederlands) ronde metalen speelschijf]
-
▾ Sranantongo
rèis
[loden speelschijf]
-
▾ Sranantongo
rèis
[loden speelschijf]
-
▾ reizen
[een reis ondernemen]
-
▾ Deens
rejse
[een reis ondernemen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk reisen 'rejse' afl. af sb. reise 'rejse' (jf. rejse1)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Engels
reise
†verouderd
[op krijgstocht gaan; een tocht maken]
datering: 1386 (1351-1400)
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: reising vbl. n.
etymologie: a. MDu., MLG., or MHG. reisen (reysen) in the same sense, f. reise: see prec.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Negerhollands
reis
[een reis ondernemen, trekken, rondzwerven]
-
▾ Noors
reise
[een reis ondernemen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: < mnd. reisen … (holl. reizen)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
rèis
[een reis ondernemen]
-
▾ Zweeds
resa
[gaan, een tocht ondernemen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ~dag; ~damm; ~förbud; ~färdig; ~kost; ~sällskap; ~väg; genomresa; rundresa; sjöresa; taxiresa; tjänsteresa; utlandresa; nedresa; utresa; Amerikaresa;bröllopsresa; semesterresa; skolresa; sällskapsresa; resehandbok; ~räkning; ~skildring; ~stipendium; ~ledare
etymologie: före 1520; fornsv. resa; av lågty. reisen med samma bet.; till 1resa
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
rejse
[een reis ondernemen]
-
▾ reizenaar
[(verouderd) reiziger]
-
▾ Zweeds
resenär
[reiziger]
datering: 1824 (1801-1850)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: bussresenär, charterresenär, tågresenär, utlandsresenär
etymologie: sedan 1824; av äldre lågty. reisenere 'ryttare; krigare; resenär'; jfr 1resa
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zweeds
resenär
[reiziger]
-
▾ rek
[veerkracht]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1869;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Sranantongo
rèk
[veerkracht]
-
▾ Sranantongo
rèk
[veerkracht]
-
▾ rek, rak
[gestel van latten]
-
▾ Boeginees
rak, rak-rak
[gestel van latten]
-
▾ Deens
rack
[gestel van latten]
<via Engels>
status: ontlening onzeker
etymologie: OPRINDELSE: eng. rack stativ, (rumdelt) reol, af holl. rak lang stang, smal strækning el. rende, jf. da. ræk (rækværk), række (stativ af vandrette tremmer på en væg, fx tallerkenrække).
bron: Brüel 1993 Hårbøl 2004 (Fremmedordbog, Fremmed2, DDO)
-
▾ Deens
reck, ræk
[rekstok voor gymnastiek]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: Fremmed2: ty. Reck, jf. da. ræk vandret træstang el. system af stænger, af platty. reck, ældre holl. rek, beslægtet med da. række. OOD: fra nht. reck, n., der (i denne bet.) i beg. af 19. aarh. er optaget fra nt. reck; gym.
bron: Dahlerup 1919-1956 Hårbøl 2004 (Fremmed2, OOD)
-
▾ Engels
rack
[braadijzer; ruif; gestel van latten]
datering: 1305 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rack-block; rack-board; rack-calipers; rack car; rack chain; rack chase ; rack-compass; rack-hook; rack-hurdle, -hurry; rack lever; rack-meat; rack mounting; rack-pillar; rack-rail; rack railway; rack saw; rack-side; rack-spring; rack-stave; rack-table; rack-tail; rack-tube; rack-way; rack-wheel; rack-work; rack-yard
etymologie: App. a. MDu. rec, reck- (Du. rek, rekke) or MLG. rek, rekke, rik (LG. and G. reck, recke; hence Da. raekke, Sw. räck, räcke), applied to various contrivances (as a horizontal bar or pole, a framework, shelf, etc.) on which things are hung or placed, a hen-roost, rail, etc., prob. f. recken to reach, stretch; see rack v.3 The usual vowel of the Eng. word appears also in Du. rak, (L)G. rack, variants of rek, reck, but may have been developed independently.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE, White)
-
▾ Esperanto
rako
[gestel van latten; ruif]
<via Engels>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: bomborako ‘bommenrek’, sekigrako ‘droogrek’
etymologie: Geleend via Eng rack met klinkeruitspraak volgens het Engelse schriftbeeld. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Fins
rekki
[gestel van latten (bij sport)]
<via Zweeds>
status: ontlening onzeker
bron: Kirjoittaja 1999 Köykkä 1991 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (ZwFi, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Indonesisch
rak, rék
[gestel van latten; kastplank]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rak buku = boekenplank
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
rak
[bordenrek, lattenkast]
-
▾ Javaans
erak, rak
[stellage, rek]
-
▾ Madoerees
ērrek
[rek, bergplank]
-
▾ Madoerees
ra', ērra'
[een keukenkast op hoge poten voor het eten]
-
▾ Menadonees
rak, rèk
[gestel van latten]
-
▾ Papiaments
rèki
[gestel van latten]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Petjoh
rak
[gestel van latten]
<via Indonesisch>
-
▾ Singalees
rākka-ya
[gestel van latten]
-
▾ Sranantongo
leki
[gestel van latten]
-
▾ Surinaams-Javaans
règ
[gestel van latten]
-
▾ Tamil
rākki
(dialect)
[gestel van latten]
-
▾ Zweeds
räck
[rekstok voor gymnastiek]
datering: 1882 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1882; via ty. av lågty. reck(e) 'lång, tunn stång'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Boeginees
rak, rak-rak
[gestel van latten]
-
▾ rekel
[mannetjeshond; deugniet]
-
▾ Deens
rækel
[hondensoort; slungel, lui persoon; lelijk en zwaar voorwerp]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: vistnok fra mnt. rekel, stor, klodset hund, nt. rekel (bet. 1-2), ænht., ty. dial. räkel, reckel ofl. (bet. 1-2); jf. sv. dial. rekkel, rikkel, rakkel, rukkel, noget langt, leddeløst osv. (sml. Rakle samt Rikomrej); vistnok besl. m. II. Ræk, I. Række osv.; jf. II. Rækel, III. rækel). Bang (holl "stor hund") doven fyr, laben.
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD, Bang, Kuepper)
-
▾ Duits
Rekel
[deugniet]
datering: 1451-1500
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: sich rekeln
etymologie: Hergenommen von mittel-niederd und ndl »rekel = großer Bauernrüde von unedler Rasse; Dorfköter«.
bron: Küpper 1987 (Kuepper)
-
▾ Zweeds
räkel
[bonestaak, slungel]
datering: 1735 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1735; sv. dial. räkel; av lågty. rekel 'stor hund; lång yngling; lymmel'; av ovisst urspr.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
rækel
[hondensoort; slungel, lui persoon; lelijk en zwaar voorwerp]
-
▾ rekenen
[tellen]
-
▾ Ambons-Maleis
réken
[tellen; eerbied of achting toedragen]
-
▾ Boeginees
rêkeng
[tellen]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
reken
[tellen]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Deens
regne
[tellen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk rekenen egl. betydning 'ordne'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Indonesisch
réken
[berekenen, uitrekenen]
-
▾ Jakartaans-Maleis
rèken
[tellen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngerèken = tellen, dirèken = geteld, beschouwd als, ingeschat, berèkenan = berekenend
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Javaans
(di)rèken
[in rekening gebracht]
status: ontlening onzeker
etymologie: Oost-Javaans rèken, ergens op rekenen, iets verwachten bron: veldwerk T. Hoogervorst 2006
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Keiëes
riking
[tellen]
-
▾ Kupang-Maleis
réken
[tellen, waarderen]
-
▾ Letinees
rèkna
[tellen]
-
▾ Madoerees
rekēn
[tellen, rekenen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: kēn-rekēn = rekenmachine, arekēn = rekenen, arekēnan = altijd alle uitgaven tellen, rarekēnnan = berekenen, uitrekenen
etymologie: afkomstig van stam 'reken'
bron: Safioedin 1977 (ASIS, PH)
-
▾ Makassaars
rêkeng
[rekenen, er voor houden]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: anrêkeng, árêkeng = uitrekenen, optellen, natellen, houden voor, rêkengang, rêkenganna, rêkenna = uitgerekend kunnende worden, sirekêngi = iets met elkaar verrekenen
etymologie: afkomstig van stam 'reken'
bron: Cense 1979 Matthes 1885 (BF, Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
réken
[tellen, waarderen]
-
▾ Muna
reke
[tellen]
-
▾ Negerhollands
reken, rekend, reeken
[tellen]
datering: 1753 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: reken (old 1776), rekend (Rossem 1996: 85), reeken 9Hesseling 1905: 230). Old 1776: nauwkeurig rekenen = reken skerp
bron: Hesseling 1905 Rossem 1996 (old 1776, Rossem 1996: 85, Hesseling 1905: 230)
-
▾ Noors
regne
[tellen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: entlehnt aus mnd. rekenen 'rechnen, zählen, erzählen, halten für' (holl. rekenen)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
rek, reku (ouder: reken)
[tellen]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aruba
bron: Putman 1859 Haaren (Putman1859, Haaren p.c.)
-
▾ Rotinees
lèke
[tellen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: nanalèkek = in tel, afgeteld, voornaam
etymologie: afkomstig van stam 'reken'
bron: Jonker 1908 (JCG)
-
▾ Sasaks
rekeng
[rekenen, tellen]
-
▾ Soendanees
rekin
[tellen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngarekin=uitrekenen; rekinan=(be)rekening
bron: Coolsma 1913 (Coo1913)
-
▾ Sranantongo
(be)reiken
[tellen, denken]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: meki bereken (rekenen op)
bron: Blanker 2005 Stichting 1995 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, SR)
-
▾ Surinaams-Javaans
rèken, ngrèken
[(be)rekenen, tellen, beschouwen, aanzien voor, bekijken]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rèkené = eigenlijk, je moet weten dat, immers
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Ternataans-Maleis
réken
[tellen, waarderen]
-
▾ Zweeds
räkna
[tellen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: zeer veel samenstellingen
etymologie: före 1520; fornsv. räkna; av lågty. rekenen med samma bet.; besl. med rak och 1räcka
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
réken
[tellen; eerbied of achting toedragen]
-
▾ rekening
[briefje waarop staat hoeveel men moet betalen]
-
▾ Boeginees
rêkeng
[briefje waarop staat hoeveel men moet betalen]
-
▾ Indonesisch
rékening
[nota van gekochte goederen; bankrekening]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rékening gas = gasrekening
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
rèkening
[briefje waarop staat hoeveel men moet betalen]
-
▾ Javaans
rèken, rèkening, rèkning
[(af)rekening]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngrèken=de rekening opmaken, in rekening brengen
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Madoerees
rekēnneng
[nota van gekochte goederen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ēnrekēnnenge = iemand een nota aanbieden
bron: Kiliaan 1904 (ASIS, KIL)
-
▾ Makassaars
rêkeng
[rekensom]
status: ontlening onzeker
etymologie: afkomstig van stam 'reken'
bron: Cense 1979 Matthes 1885 (BF, Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Negerhollands
reekning
[briefje waarop staat hoeveel men moet betalen]
-
▾ Sranantongo
reikenen
[briefje waarop staat hoeveel men moet betalen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: hori reikenen (rekening houden met)
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Boeginees
rêkeng
[briefje waarop staat hoeveel men moet betalen]
-
▾ rekeningloper
[iemand die openstaande rekeningen int]
-
▾ Javaans
rèkeningloper
†verouderd
(dialect)
[iemand die openstaande rekeningen int]
-
▾ Javaans
rèkeningloper
†verouderd
(dialect)
[iemand die openstaande rekeningen int]
-
▾ rekenschap
[rekening, verantwoording van financieel beheer]
-
▾ Deens
regnskab
[verantwoording; boekhouding; registratie]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: DDO: fra middelnedertysk rekenscop, dannet til middelnedertysk rekenen 'regne, holde regnskab; tælle'
bron: Hjorth 2003-2005 (DDO)
-
▾ Negerhollands
rekenskap
[rekening, verantwoording van financieel beheer]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 215)
-
▾ Noors
regnskap
[verantwoording; boekhouding]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, av regne
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
räkenskap
[verantwoording, boekhouding]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. räkinskaper; av lågty. rekenschap med samma bet.; till räkna
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
regnskab
[verantwoording; boekhouding; registratie]
-
▾ rekest
[verzoekschrift]
-
▾ Ambons-Maleis
rekès, surat rekès
[verzoekschrift]
-
▾ Indonesisch
rekés
[verzoekschrift; sollicitatiebrief]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: merekés = een verzoekschrift indienen
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
rekès
[verzoekschrift]
-
▾ Javaans
rekès, rekuwès
[verzoekschrift (indienen); klacht indienen]
-
▾ Kupang-Maleis
rekès, surat rekès
[verzoekschrift]
-
▾ Madoerees
rēkkes
[verzoekschrift]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: arēkkes = een verzoekschrift indienen, sorat rēkkes = verzoekschrift
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Makassaars
rekës, rekêsé
[verzoekschrift]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
rekès, surat rekès
[verzoekschrift]
-
▾ Papiaments
rekest
†verouderd
[verzoekschrift]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 85
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Soendanees
rĕkes
[verzoekschrift]
-
▾ Ternataans-Maleis
rekès, surat rekès
[verzoekschrift]
-
▾ Ambons-Maleis
rekès, surat rekès
[verzoekschrift]
-
▾ rekken
[strekken]
-
▾ Engels
rack
[op de pijnbank martelen; pijnigen; hevig schudden; verdraaien (van woorden); geweld aandoen; uitbuiten (van huurder)]
datering: 1433 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: Prob. a. MDu. recken (Du. rekken) or MLG. recken, OHG. recchan (LG. and G. recken) to stretch, draw out, = OE. reccan: see recche. A MLG. racken is also recorded, and Kilian has racken `torquere, tendere, tormentis exprimere'. Cf. also G. racken to vex, torture (Grimm).
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Papiaments
rèk (ouder: rek)
[uittrekken, of uitbreiden van een huis in horizontale richting]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Putman1859: p.73: "Rekken - rek".; Uit Ewijk p. 85
bron: (Joubert PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Sranantongo
rèk
[strekken]
-
▾ Surinaams-Javaans
règ, ngerèg
[strekken]
-
▾ Engels
rack
[op de pijnbank martelen; pijnigen; hevig schudden; verdraaien (van woorden); geweld aandoen; uitbuiten (van huurder)]
-
▾ rekruteren
[in dienst roepen]
-
▾ Indonesisch
rékrutir
[in dienst roepen, putten uit]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: merékrut = rekruteren
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
rékrutir
[in dienst roepen, putten uit]
-
▾ rekruut
[pas in dienst gestelde soldaat]
-
▾ Indonesisch
rékrut
[pas in dienst gestelde soldaat]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rékrutisasi = recrutering
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
rékrut
[pas in dienst gestelde soldaat]
-
▾ rekstok
[horizontale staaf voor gymnastische oefeningen]
-
▾ Indonesisch
rékstok
[horizontale staaf voor gymnastische oefeningen]
-
▾ Indonesisch
rékstok
[horizontale staaf voor gymnastische oefeningen]
-
▾ rekwest
[verzoekschrift]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
request
[verzoek tot verkrijging van grond, eigendomsbewijs]
datering: 1827 (1801-1850)
status: ontlening onzeker ; betekenisontlening
etymologie: Du. request application.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
request
[verzoek tot verkrijging van grond, eigendomsbewijs]
-
▾ rel
[opstootje]
-
▾ Fries
rel
[opstootje]
-
▾ Fries
rel
[opstootje]
-
▾ relaas
[verslag]
-
▾ Fries
relaas
[verslag]
-
▾ Indonesisch
rela(a)s
[officieel verslag]
-
▾ Fries
relaas
[verslag]
-
▾ relatie
[betrekking]
-
▾ Fries
relaasje
[betrekking]
-
▾ Indonesisch
rélasi
[betrekking, verbinding; kennis; abonnee; cliënt van een bank]
-
▾ Menadonees
relasi
[betrekking, verbinding]
-
▾ Fries
relaasje
[betrekking]
-
▾ relatief
[in verband met, betrekking hebbend op; betrekkelijk]
-
▾ Indonesisch
rélatif, rélatip
[in verband met, betrekking hebbend op; betrekkelijk]
-
▾ Indonesisch
rélatif, rélatip
[in verband met, betrekking hebbend op; betrekkelijk]
-
▾ relativiteit
[betrekkelijkheid]
-
▾ Indonesisch
rélativitas
[betrekkelijkheid]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rélativitas kulturil = culturele relativiteit; rélativisme = relativisme; rélativis = relativist
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
rélativitas
[betrekkelijkheid]
-
▾ relaxatie
[ontspanning van spieren]
-
▾ Indonesisch
rélaksasi, riléksasi
[ontspanning van spieren]
-
▾ Indonesisch
rélaksasi, riléksasi
[ontspanning van spieren]
-
▾ relevant
[gewichtig, ter zake dienend]
-
▾ Indonesisch
rélévan
[gewichtig, ter zake dienend]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rélévansi = relevantie; merélévir = iets relevant maken, op de voorgrond zetten
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
rélévan
[gewichtig, ter zake dienend]
-
▾ reliëf
[verhevenheid; het uitsteken boven iets anders]
-
▾ Indonesisch
réliéf
[verhevenheid; het uitsteken boven iets anders]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: beréliéf = met reliëfs
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
réliéf
[verhevenheid; het uitsteken boven iets anders]
-
▾ religie
[godsdienst]
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
relezi, relize
[godsdienst]
-
▾ Indonesisch
réligi
[godsdienst]
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
relezi, relize
[godsdienst]
-
▾ religieus
[godsdienstig]
-
▾ Indonesisch
réligius
[godsdienstig]
-
▾ Indonesisch
réligius
[godsdienstig]
-
▾ religiositeit
[godsdienstigheid]
-
▾ Indonesisch
réligiositas
[godsdienstigheid]
-
▾ Indonesisch
réligiositas
[godsdienstigheid]
-
▾ relikwie
[overblijfsel van heilige]
-
▾ Indonesisch
rélikwi, rélikui
[overblijfsel van heilige]
-
▾ Indonesisch
rélikwi, rélikui
[overblijfsel van heilige]
-
▾ reling
[leuning rondom schip]
-
▾ Deens
ræling
[leuning rondom schip]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk reling af ældre regeling 'ræling', som er afl. af regel 'rigel, tværstang' (jf. rigel). OOD: fra nt. reling, reiling ell. holl. reeling, sammentrukken form af nt., holl. regeling, afl. af regel, se I. Rigel; sml. Essing, II. Lønning, I. Revle slutn., I. Ribbe 4.3 slutn. FuT: Nederduits. EO: : Nederduits of Nederlands, Saabys: Nederlands, Hammerich 45: Nederlands
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Hammerich 1945 Kluge 2002 Nielsen 1989 (PNOE, OOD, FuT, EO, Saabys, Hammerich 45, Kluge)
-
▾ Duits
Reling
[leuning rondom schip]
datering: 1851-1900
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: In dieser Form nach ne. railing; im 18. Jh. auch regeling nach mittelniederdeutschem/mittelniederländischem Vorbild.
bron: Kluge 2002 (Kluge)
-
▾ Fins
reelinki
[leuning rondom schip]
<via Zweeds>
datering: 1862 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Nurmi 1998 Stjerncreutz 1862 (Stjerncreutz, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Indonesisch
réling
[leuning rondom schip]
-
▾ Noors
reling
[leuning rondom schip]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: nederl. el. ty; FuT: von nd. regeling, rêling (holl. reling)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Pools
reling
[leuning rondom schip]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Zweeds
reling
[leuning rondom schip]
datering: 1541 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: SAOB; zeer veel samenstellingen
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1541; av lågty. reling, nederl. reeling med samma bet.; besl. med 2regel
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ræling
[leuning rondom schip]
-
▾ rellen
[babbelen, praten]
-
▾ Frans
rēler
(dialect)
[brommen, mopperen, klagend praten]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rēlar = iemand die veel moppert
etymologie: Nach dem WNT, s.v. rallen, ist rellen in der bed. 'schwatzen, unsinn reden' vor allem fläm. Die etwas pejorative bed. von Mons rēler ist vielleicht in dem ndl. subst. rel angedeutet, das neben 'das schwatzen' auch noch 'böswillige handlung, hetzerei' bedeutet.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
rēler
(dialect)
[brommen, mopperen, klagend praten]
-
▾ relmuis
[knaagdier]
-
▾ rem
[voorziening om een voertuig tot stilstand te brengen]
-
▾ Balinees
rim
[voorziening om een voertuig tot stilstand te brengen]
-
▾ Boeginees
reng
[voorziening om een voertuig tot stilstand te brengen]
-
▾ Fries
rem
[voorziening om een voertuig tot stilstand te brengen]
-
▾ Indonesisch
rém
[voorziening om een voertuig tot stilstand te brengen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rém féli = velgrem; rém kaki = terugtraprem; rém t(e)romol = trommelrem; tukang rém = remmer (op trein), persoon die tot taak heeft een beoogd slachtoffer van zakkenrollerij in het nauw te brengen (in Jakartaanse stadsbussen); mengerém = remmen; réman = remspoor
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
rèm
[voorziening om een voertuig tot stilstand te brengen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngerèm = remmen, onder controle houden, rèm teromol = trommelrem
etymologie: teromol = trommel
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Javaans
rim, rèm
[voorziening om een voertuig tot stilstand te brengen]
status: ontlening onzeker
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Pigeaud; Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Kupang-Maleis
rem
[voorziening om een voertuig tot stilstand te brengen]
-
▾ Madoerees
ērrem, rem
[voorziening om een voertuig tot stilstand te brengen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngērrem = remmen, rem-ērrem = rem (in auto)
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Makassaars
reng
[voorziening om een voertuig tot stilstand te brengen; leren dopjes onder de zool van een voetbalschoen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: anreng = remmen
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
rèm
[voorziening om een voertuig tot stilstand te brengen]
-
▾ Minangkabaus
rem
[voorziening om een voertuig tot stilstand te brengen]
-
▾ Muna
remu
[voorziening om een voertuig tot stilstand te brengen]
-
▾ Sarnami
rem
[voorziening om een voertuig tot stilstand te brengen]
-
▾ Sasaks
rem
[voorziening om een voertuig tot stilstand te brengen; remmen]
-
▾ Sranantongo
rèm
[voorziening om een voertuig tot stilstand te brengen]
-
▾ Surinaams-Javaans
rèm
[voorziening om een voertuig tot stilstand te brengen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngerèm = remmen
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Balinees
rim
[voorziening om een voertuig tot stilstand te brengen]
-
▾ remanent
[dat blijft]
-
▾ Duits
Remananten
(dialect)
[etensresten, rommel]
status: ontlening onzeker
etymologie: Ramenanten Pl.: Essreste, Gerümpel entstammt ndl. ramenant< frz. remanant.
bron: RhWB 1928-1971 (RhWB)
-
▾ Duits
Remananten
(dialect)
[etensresten, rommel]
-
▾ rembours
[verrekenpakket]
-
▾ Indonesisch
remburs
[verrekenpakket; vergoeding, terugbetaling]
-
▾ Javaans
rembus
[onder rembours verzenden]
-
▾ Indonesisch
remburs
[verrekenpakket; vergoeding, terugbetaling]
-
▾ rembrandlicht
[de lichteffecten op sommige schilderijen van Rembrandt]
-
▾ Deens
Rembrandtlys
[de lichteffecten op sommige schilderijen van Rembrandt]
-
▾ Duits
Rembrandlicht
[de lichteffecten op sommige schilderijen van Rembrandt]
-
▾ Frans
clair-obscur rembranesque
[de lichteffecten op sommige schilderijen van Rembrandt]
status: ontlening onzeker
etymologie: GR: Av. 1841; var. rembrandtesque (1917), rembrandesque (1929); de Rembrandt, d'après la prononc. [YSbYS].
bron: Robert 1993 (PRobert)
-
▾ Noors
Rembrandtlys
[de lichteffecten op sommige schilderijen van Rembrandt]
-
▾ Pools
rembrandtowskie oświetlenie
[de lichteffecten op sommige schilderijen van Rembrandt]
status: ontlening onzeker
etymologie: oświetlenie z hol. Rembrandta(1609-1669)
bron: Kopaliński 2007 (Wladyslaw Kopalinski)
-
▾ Zweeds
Rembrandtljus
[de lichteffecten op sommige schilderijen van Rembrandt]
-
▾ Deens
Rembrandtlys
[de lichteffecten op sommige schilderijen van Rembrandt]
-
▾ remedie
[geneesmiddel]
-
▾ Ambons-Maleis
rĕmedi
[beproeven]
-
▾ Negerhollands
remedie
[geneesmiddel]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776: tegengif = remedie tegen die gift
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Ambons-Maleis
rĕmedi
[beproeven]
-
▾ remigrant
[iemand die terugkeert van emigratie]
-
▾ Indonesisch
rémigran
[iemand die terugkeert van emigratie]
-
▾ Indonesisch
rémigran
[iemand die terugkeert van emigratie]
-
▾ remigratie
[terugkeer van emigratie]
-
▾ Indonesisch
rémigrasi
[terugkeer van emigratie]
-
▾ Indonesisch
rémigrasi
[terugkeer van emigratie]
-
▾ remise
[stalling voor voertuig]
-
▾ Indonesisch
rémis(e)
[stalling voor trams, treinen, bussen]
-
▾ Javaans
rèmise
(dialect)
[sectie voor onderhoud]
-
▾ Sranantongo
remise
[stalling voor voertuig]
-
▾ Indonesisch
rémis(e)
[stalling voor trams, treinen, bussen]
-
▾ remise
[onbeslist (bij spelen zoals schaken, dammen)]
-
▾ Indonesisch
rémis, remise
[onbeslist (bij spelen zoals schaken, dammen)]
-
▾ Sranantongo
remise
[gelijkspel]
-
▾ Indonesisch
rémis, remise
[onbeslist (bij spelen zoals schaken, dammen)]
-
▾ remise
[teruggave van geld]
-
▾ Indonesisch
rémis
[teruggave van geld]
-
▾ Indonesisch
rémis
[teruggave van geld]
-
▾ remissie
[strafvermindering]
-
▾ Indonesisch
rémisi
[strafvermindering]
-
▾ Indonesisch
rémisi
[strafvermindering]
-
▾ remmen
[tot stilstand brengen]
-
▾ Fries
remme, remje
[tot stilstand brengen]
-
▾ Fries
remme, remje
[tot stilstand brengen]
-
▾ remonstrant
[lid van protestants kerkgenootschap]
-
▾ Deens
Remonstrant
[aanhanger van een oorspronkelijk Nederlandse sekte]
status: ontlening onzeker
etymologie: tilhænger af oprindeligt hollandsk sekt (jf. Remonstration S). vAph.(1764). Remonstranter .. de Arminianere, som i Aaret 1609 overgave Staterne af Holland en, de 5 fornemste Sætninger af deres Troesbekjendelse indeholdende, Remonstration, d.e. Modforestilling el. Indvending. Meyer.1(1837). Remonstranterne søgte og fandt frihed og fred i Frederikstad.
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Engels
remonstrant
[(historisch) arminiaan; remonstrants]
datering: 1617 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: < Dutch remonstrant presenter of a remonstrance (1536), supporter of the Remonstrance presented to the States of Holland in 1610 (1610), member of the Arminian party in the Dutch Reformed Church (1621) and its etymon post-classical Latin remonstrant-, remonstrans member of the Arminian party in the Dutch Reformed Church (1617 or earlier), of or belonging to the Arminian party in the Dutch Reformed Church (1620 or earlier), use as noun and adjective of present participle of remonstrare REMONSTRATE v. Compare French remontrant (1560 in Middle French in sense A. 2, a1704 in sense A. 1, a1757 in sense B. 1), Italian rimostrante (a1606 in sense B. 2, a1717 in sense A. 1). Compare also German Remonstrant (1620 or earlier in sense A. 1).
bron: OED2 1989 (OED3)
-
▾ Hongaars
remonstránsok
[lid van protestants kerkgenootschap]
-
▾ Litouws
remonstrantai
[leden van protestants kerkgenootschap]
-
▾ Deens
Remonstrant
[aanhanger van een oorspronkelijk Nederlandse sekte]
-
▾ remonstrantie
[bezwaarschrift door de Kerk ter behoud van de rechten van de arminianen in 1610]
-
▾ Engels
remonstrance
†verouderd
[bezwaarschrift door de Kerk ter behoud van de rechten van de arminianen in 1610]
datering: 1621 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: In sense 2c after Dutch remonstrantie (1610 in this sense; 1566 in general sense ‘formal statement of grievances or similar matters of public importance addressed to a governing body or monarch’).
bron: OED2 1989 (OED3)
-
▾ Engels
remonstrance
†verouderd
[bezwaarschrift door de Kerk ter behoud van de rechten van de arminianen in 1610]
-
▾ remontoir
[horloge dat wordt opgewonden zonder sleutel]
-
▾ Madoerees
limontuwar
[horloge dat wordt opgewonden zonder sleutel]
-
▾ Madoerees
limontuwar
[horloge dat wordt opgewonden zonder sleutel]
-
▾ remschoen
[remblok]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
remskoen
[remblok, ultraconservatief]
<via Afrikaans>
datering: 1816 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: remskoen party = (historisch) reactionaire politieke groepering
etymologie: Afrikaans:- Du. remschoen, f. rem brake + schoen shoe.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
lock-shoe
[remblok]
datering: 1786 (1751-1800)
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: tr.Du.remschoen, see REMSKOEN. The English word 'brake' in the sense 'motion-retarding device' first appeared in 1782 (according to the OED),so a translator of the time would have been influenced by the idiom of the language being translated (Swedish for both Sparrman and Thunberg) in his choice of a word for this device. Dutch is, however, the ultimate origin.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
remskoen
[remblok, ultraconservatief]
<via Afrikaans>
-
▾ ren
[kippenloop]
-
▾ Indonesisch
rén
[kippenloop]
-
▾ Indonesisch
rén
[kippenloop]
-
▾ Renaissance
[stijlvernieuwing]
-
▾ Indonesisch
rénaisans
[stijlperiode]
-
▾ Indonesisch
rénaisans
[stijlperiode]
-
▾ renbaan
[baan of terrein met banen voor wedrennen]
-
▾ Fries
renbaan
[baan of terrein met banen voor wedrennen]
-
▾ Fries
renbaan
[baan of terrein met banen voor wedrennen]
-
▾ rendabel
[winst opleverend]
-
▾ Indonesisch
réndabel
[winst opleverend]
-
▾ Indonesisch
réndabel
[winst opleverend]
-
▾ rendement
[opbrengst]
-
▾ Indonesisch
randemén, réndemén
[opbrengst; omrekeningspercentage tussen hoeveelheid geoogste rijsthalmen en gedroogde rijstkorrels]
-
▾ Indonesisch
randemén, réndemén
[opbrengst; omrekeningspercentage tussen hoeveelheid geoogste rijsthalmen en gedroogde rijstkorrels]
-
▾ rendez-vous
[afgesproken samenkomst]
-
▾ Indonesisch
réndévu(s)
[afgesproken samenkomst]
-
▾ Indonesisch
réndévu(s)
[afgesproken samenkomst]
-
▾ rennen
[hard lopen]
-
▾ Frans
runauve voye, roye runal, runal chemin
†verouderd
(dialect)
[gemeentelijke weg]
datering: 1458 (1451-1500)
status: ontlening onzeker ; afleiding
afleidingen en samenstellingen: runanmint = gewoon, alledaags
etymologie: Runnen (mndl.) 'rennen'.
bron: Wartburg 1928 (FEW runnen)
-
▾ Papiaments
ren
†verouderd
[hard lopen]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 85
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Frans
runauve voye, roye runal, runal chemin
†verouderd
(dialect)
[gemeentelijke weg]
-
▾ renoster
[neushoorn]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
rhinoster, rhenoster
[neushoorn]
datering: 1812 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rhenosterbos, -veld, -voël, rhinoceros bird, - bush, - veld
etymologie: (tr.) Du. r(h)enoster, rhinoceros; obsolete exc. in combinations
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
rhinoster, rhenoster
[neushoorn]
-
▾ renovatie
[het renoveren]
-
▾ Indonesisch
rénovasi
[het renoveren]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: merénovasi = renoveren, repareren
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
rénovasi
[het renoveren]
-
▾ rente
[interest]
-
▾ Boeginees
rênte
[interest]
-
▾ Indonesisch
rénte
[interest op een lening]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: merénten, merénteni = interest betalen; meréntenkan = geld lenen tegen rente; meréntekan = geld uitlenen tegen rente
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
rènte, rènten
[interest]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngerèntenin = geld tegen rente uitlenen, tukang rènten = woekeraar
etymologie: tukang = arbeider
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Javaans
rènte, rènten
[interest]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngrèntenaké=op rente uitzetten
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Makassaars
rênte
[landrente, belasting]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: parênte = op rente uitzetten
etymologie: men gebruikt ook: jếné-dú
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Sranantongo
rente
[interest]
-
▾ Surinaams-Javaans
rènte
[interest]
-
▾ Zweeds
ränta
[interest]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: räntefri, bankränta, dröjsmålsränta, låneränta, ockerränta, skuldränta, straffränta, räntebelopp, räntebesked, ränteinkomst, räntekostnad
etymologie: före 1520; fornsv. ränta; av lågty. rente 'inkomst; ränta'; av medeltidslat. renta, rendita, till en ombildn. av lat. reddere 'ge tillbaka'; jfr arrende, rendera, rentier
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Boeginees
rênte
[interest]
-
▾ rentenier
[die van zijn renten leeft]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1616;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
réntenir
[die van zijn renten leeft; geldschieter, geldwolf]
-
▾ Minangkabaus
rentenir
[die van zijn renten leeft]
-
▾ Indonesisch
réntenir
[die van zijn renten leeft; geldschieter, geldwolf]
-
▾ rentenieren
[van zijn rente leven]
-
▾ Papiaments
rèntenir
[van zijn rente leven]
-
▾ Papiaments
rèntenir
[van zijn rente leven]
-
▾ rentmeester
[beheerder]
-
▾ Engels
rent master
[gemeentelijke belastingontvanger]
datering: 1483 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: originally after Middle Dutch rentmeester, rentemeester, rentmeister, etc. (compare quot. c1483; Dutch rentmeester). Compare Middle Low German rentem{emac}ster, rentemeister, rentm{emac}ster, rentmeister, Middle High German rentmeister (German Rentmeister)
bron: OED2 1989 (OED3)
-
▾ Frans
rentemaistre
†verouderd
(dialect)
[beheerder]
datering: 1440 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: Rentemeester (mndl.) 'verwalter'. Nur in texten aus den Niederlanden.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Engels
rent master
[gemeentelijke belastingontvanger]
-
▾ renvooi
[verwijzing]
-
▾ Indonesisch
rénvo(o)i
[verwijzing; marginale wijziging]
-
▾ Indonesisch
rénvo(o)i
[verwijzing; marginale wijziging]
-
▾ reorganisatie
[het opnieuw inrichten; nieuwe regeling]
-
▾ Indonesisch
réorganisasi
[het opnieuw inrichten; nieuwe regeling]
-
▾ Javaans
rèken(se)sasi
[het opnieuw inrichten; nieuwe regeling]
-
▾ Indonesisch
réorganisasi
[het opnieuw inrichten; nieuwe regeling]
-
▾ reorganiseren
[opnieuw inrichten, regelen]
-
▾ Indonesisch
réorganisir
[opnieuw inrichten, regelen]
-
▾ Indonesisch
réorganisir
[opnieuw inrichten, regelen]
-
▾ reoriëntatie
[het zich opnieuw oriënteren]
-
▾ Indonesisch
réoriéntasi
[het zich opnieuw oriënteren]
-
▾ Indonesisch
réoriéntasi
[het zich opnieuw oriënteren]
-
▾ reostaat
[regelbare stroomweerstand]
-
▾ Indonesisch
réostat
[regelbare stroomweerstand]
-
▾ Indonesisch
réostat
[regelbare stroomweerstand]
-
▾ reparatie
[herstelling, vernieuwing]
-
▾ Boeginees
reparâsi
[herstelling, vernieuwing]
-
▾ Indonesisch
réparasi
[herstelling, vernieuwing]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: meréparasi = herstellen, repareren; peréparasi = reparateur
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Boeginees
reparâsi
[herstelling, vernieuwing]
-
▾ repareren
[herstellen]
-
▾ Singalees
reparēru-va, reparāru-va
[herstellen]
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: zie woordenlijst pp. 67-86
bron: Sannasgala 1976 (Sannasgala)
-
▾ Singalees
reparēru-va, reparāru-va
[herstellen]
-
▾ repatriant
[iemand die naar zijn vaderland is teruggekeerd]
-
▾ Indonesisch
répatrian
[iemand die naar zijn vaderland is teruggekeerd]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: répatriasi = repatriëring; merépatriasikan = repatriëren
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
répatrian
[iemand die naar zijn vaderland is teruggekeerd]
-
▾ repel
[vlaskam]
-
▾ Frans
rièble
†verouderd
[plantensoort (galium aparine) met scherpe bladeren en stekels (als een vlaskam)]
datering: 1101-1200 (1101-1150)
status: ontlening onzeker
etymologie: Repel (ndl.) 'riffel'. Behrens sieht den ausgangspunkt für die übertragung des namens von der riffel auf die pflanze in den scharfen blättern und den stacheln der pflanze. Es bleibt aber erstaunlich, dass dieser name, wenn aus dem ndl. stammend, sich so weit ausbreiten konnte. Daher kann diese etymologie nicht als gesichert gelten.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
rièble
†verouderd
[plantensoort (galium aparine) met scherpe bladeren en stekels (als een vlaskam)]
-
▾ repertoire
[lijst van stukken van uitvoerende kunstenaars]
-
▾ Indonesisch
répertoar
[lijst van stukken van uitvoerende kunstenaars]
-
▾ Indonesisch
répertoar
[lijst van stukken van uitvoerende kunstenaars]
-
▾ repeteergeweer
[snelvuurgeweer]
-
▾ Indonesisch
repetir senapan
[snelvuurgeweer]
-
▾ Indonesisch
repetir senapan
[snelvuurgeweer]
-
▾ repetent
[steeds terugkerende decimaal]
-
▾ Indonesisch
répetén
[steeds terugkerende decimaal]
-
▾ Indonesisch
répetén
[steeds terugkerende decimaal]
-
▾ repeteren
[herhalen]
-
▾ Indonesisch
repetir
[herhalen]
-
▾ Indonesisch
repetir
[herhalen]
-
▾ repetitie
[herhaling; proefwerk]
-
▾ Boeginees
repetîsi
[proefwerk]
-
▾ Indonesisch
répetisi
[herhaalde oefening bij het instuderen van een muziek- of toneelstuk]
-
▾ Boeginees
repetîsi
[proefwerk]
-
▾ repetitor
[iemand die met studenten de leerstof doorneemt]
-
▾ Indonesisch
répetitor
[iemand die met studenten de leerstof doorneemt]
-
▾ Indonesisch
répetitor
[iemand die met studenten de leerstof doorneemt]
-
▾ replica
[kopie]
-
▾ Indonesisch
réplika
[kopie, facsimile]
-
▾ Indonesisch
réplika
[kopie, facsimile]
-
▾ repliek
[antwoord]
-
▾ Indonesisch
réplik
[antwoord]
-
▾ Indonesisch
réplik
[antwoord]
-
▾ reportage
[verslag]
-
▾ Indonesisch
réportase
[verslag]
-
▾ Indonesisch
réportase
[verslag]
-
▾ reporter
[verslaggever]
-
▾ Indonesisch
réporter
[verslaggever]
-
▾ Indonesisch
réporter
[verslaggever]
-
▾ reppen
[(Vlaams) trekken, rukken, wieden]
-
▾ Frans
rèper
(dialect)
[wieden; afschrapen; grazen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rèpeû, rèpwè, rèpresse
etymologie: Reppen (fläm.) 'mit schnellem ruck nachziehen'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
rèper
(dialect)
[wieden; afschrapen; grazen]
-
▾ reppen, zich
[zich haasten]
-
▾ Noors
rappe sig
[zich haasten]
status: ontlening onzeker
etymologie: von ält. dän. reppe sig (…) = mnd. sik reppen (holl. zich reppen) umgebildet.
bron: Falk 1910-1911 (FuT)
-
▾ Noors
rappe sig
[zich haasten]
-
▾ representatie
[vertegenwoordiging, plaatsvervulling]
-
▾ Indonesisch
réprésentasi
[vertegenwoordiging, plaatsvervulling]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: répréséntir = representeren
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
réprésentasi
[vertegenwoordiging, plaatsvervulling]
-
▾ representatief
[een goede indruk makend]
-
▾ Indonesisch
répréséntatif
[een goede indruk makend]
-
▾ Indonesisch
répréséntatif
[een goede indruk makend]
-
▾ repressie
[onderdrukking]
-
▾ Indonesisch
réprési
[onderdrukking]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: réprésif = repressief
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
réprési
[onderdrukking]
-
▾ reproductie
[het opnieuw voortbrengen; nabootsing]
-
▾ Indonesisch
répro, réproduksi
[het opnieuw voortbrengen; nabootsing]
-
▾ Indonesisch
répro, réproduksi
[het opnieuw voortbrengen; nabootsing]
-
▾ reprografie
[reproductie van documenten, afbeeldingen e.d. waarbij het gereproduceerde tevens vermenigvuldigd wordt]
-
▾ Engels
reprography
[reproductie van documenten, afbeeldingen e.d. waarbij het gereproduceerde tevens vermenigvuldigd wordt]
datering: 1961 (1951-2000)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: < repro- (in REPRODUCTION n.) + -graphy (in PHOTOGRAPHY n.), probably after either Dutch reprographie (1953 or earlier) or German Reprographie (c1954 or earlier). Compare earlier REPROGRAPHIC adj.
bron: OED2 1989 (OED3)
-
▾ Engels
reprography
[reproductie van documenten, afbeeldingen e.d. waarbij het gereproduceerde tevens vermenigvuldigd wordt]
-
▾ reptiel
[kruipend dier]
-
▾ Indonesisch
réptil(ia)
[kruipend dier]
-
▾ Papiaments
rèptil
[kruipend dier]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
réptil(ia)
[kruipend dier]
-
▾ republiek
[bepaalde staatsvorm]
-
▾ Indonesisch
républik, kiblik
[bepaalde staatsvorm]
-
▾ Jakartaans-Maleis
kiblik
†verouderd
[bepaalde staatsvorm; republikeins geld]
-
▾ Javaans
républik
[bepaalde staatsvorm]
-
▾ Madoerees
republik
[bepaalde staatsvorm]
-
▾ Papiaments
republiek
†verouderd
[bepaalde staatsvorm]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 85
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Sranantongo
republiek
[bepaalde staatsvorm]
-
▾ Indonesisch
républik, kiblik
[bepaalde staatsvorm]
-
▾ republikein
[aanhanger van de republiek]
-
▾ Indonesisch
républikén
[aanhanger van de republiek]
-
▾ Indonesisch
républikén
[aanhanger van de republiek]
-
▾ repudiatie
[verwerping]
-
▾ Indonesisch
répudiasi
[verwerping]
-
▾ Indonesisch
répudiasi
[verwerping]
-
▾ reputatie
[faam]
-
▾ Fries
reputaasje
[faam]
-
▾ Indonesisch
réputasi
[faam]
-
▾ Fries
reputaasje
[faam]
-
▾ requiem
[rooms-katholieke dodenmis]
-
▾ Indonesisch
rékuiém
[rooms-katholieke dodenmis]
-
▾ Indonesisch
rékuiém
[rooms-katholieke dodenmis]
-
▾ requisitie
[opeising van goederen]
-
▾ Indonesisch
rékuisisi
[opeising van goederen]
-
▾ Indonesisch
rékuisisi
[opeising van goederen]
-
▾ requisitoir
[eis, slotbetoog van openbare aanklager]
-
▾ Indonesisch
rékisitoar, rékuisitor, rékuisitur, rikisitor
[eis, slotbetoog van openbare aanklager]
-
▾ Indonesisch
rékisitoar, rékuisitor, rékuisitur, rikisitor
[eis, slotbetoog van openbare aanklager]
-
▾ research
[onderzoek]
-
▾ Indonesisch
risét
[onderzoek]
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: merisét = wetenschappelijk onderzoek doen
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Madoerees
risēt
[onderzoek]
-
▾ Indonesisch
risét
[onderzoek]
-
▾ reservaat
[wijkplaats]
-
▾ Indonesisch
resérvat
[wijkplaats]
-
▾ Indonesisch
resérvat
[wijkplaats]
-
▾ reserve
[iets dat, iemand die ter vervanging kan dienen]
-
▾ Indonesisch
resérve, sérap, sérep
[iets dat, iemand die ter vervanging kan dienen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: resérvasi = reservering; ban sérap = reserveband, (spot) vicepresident van de Republik Indonesia
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
sèrap, sèrep
[iets dat, iemand die ter vervanging kan dienen]
status: ontlening onzeker ; verbastering
afleidingen en samenstellingen: nyèrap = tijdelijk vervangen
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Javaans
sèrep
[iets dat, iemand die ter vervanging kan dienen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: nyèrepaké=in reserve houden
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Madoerees
serēp
[iets dat, iemand die ter vervanging kan dienen]
status: ontlening onzeker ; verbastering
afleidingen en samenstellingen: nyerēp = een reserve-exemplaar van iets meenemen
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Menadonees
rèsèref
[iets dat, iemand die ter vervanging kan dienen]
-
▾ Minangkabaus
serap
[iets dat, iemand die ter vervanging kan dienen]
-
▾ Surinaams-Javaans
sèrep
[iets dat, iemand die ter vervanging kan dienen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: nyèrepi = als reserve houden, reserveren, sèrepan = reserve(onderdeel)
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Indonesisch
resérve, sérap, sérep
[iets dat, iemand die ter vervanging kan dienen]
-
▾ reserveren
[bewaren]
-
▾ Indonesisch
resérvir
[bewaren]
-
▾ Sranantongo
reiserfer
[in bewaring houden van o.a. hotelkamer]
-
▾ Indonesisch
resérvir
[bewaren]
-
▾ reservoir
[container, tank]
-
▾ Indonesisch
resérvoar
[container, tank]
-
▾ Indonesisch
resérvoar
[container, tank]
-
▾ resident
[titel van de hoofden van gewestelijk bestuur in voormalig Nederlands-Indië]
-
▾ Atjehnees
raseudèn
[districtsbestuurder]
-
▾ Boeginees
residêng
[districtsbestuurder]
-
▾ Engels
resident
[titel van de hoofden van gewestelijk bestuur in voormalig Nederlands-Indië]
status: ontlening onzeker
etymologie: This term has been used in two ways which require distinction. Thus (a) up to the organization of the Civil Service in Warren Hastings's time, the chiefs of the Company's commercial establishments in the provinces, and for a short time the European chiefs of districts, were termed Residents. But later the word was applied (b) also to the representative of the Governor-General at an important native Court, e.g. at Lucknow, Delhi, Hyderabad, and Baroda. And this is the only meaning that the term now has in British India. In Dutch India the term is applied to the chief European officer of a province (corresponding to an Indian Zillah) as well as to the Dutch representative at a native Court, as at Solo and Djokjocarta.
bron: Yule 1994 (Hobson-Jobson)
-
▾ Esperanto
rezidento
[hooggeplaatste functionaris in een protectoraat]
<via Engels>
status: ontlening onzeker
etymologie: Geleend via Eng. resident met overname van de stemhebbende s [z]. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Indonesisch
résidén
[districtsbestuurder]
-
▾ Javaans
résidhèn, risidhèn, risdhèn
[districtsbestuurder]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: (ka)résidhènan=residentie, residentshuis, -kantoor
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Madoerees
residen, residhen, rēssidhen, risidhen, rasidīn, rasidhen, rasidhin
[districtsbestuurder]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: karesidhenan = residentiehuis, residentie, provincie, paresidhenan = residentshuis
etymologie: Bangkalan: karsidhen, karsiden, karsidin, Pamēkasan: karsidin
bron: Kiliaan 1904 (ASIS, PH, KIL)
-
▾ Minangkabaus
residen
[districtsbestuurder]
-
▾ Surinaams-Javaans
arsiḍèn
†verouderd
[districtsbestuurder in voormalig Nederlands-Indië]
-
▾ Atjehnees
raseudèn
[districtsbestuurder]
-
▾ residentie
[ambtswoning, kantoor van een resident]
-
▾ resistent
[weerstand kunnende bieden, bestand tegen]
-
▾ Indonesisch
résistén
[weerstand kunnende bieden, bestand tegen]
-
▾ Indonesisch
résistén
[weerstand kunnende bieden, bestand tegen]
-
▾ resocialisatie
[het weer geschikt maken voor een aangepast leven in de maatschappij]
-
▾ Indonesisch
résosialisasi
[het weer geschikt maken voor een aangepast leven in de maatschappij]
-
▾ Indonesisch
résosialisasi
[het weer geschikt maken voor een aangepast leven in de maatschappij]
-
▾ resolutie
[besluit]
-
▾ Indonesisch
résolusi
[besluit]
-
▾ Surinaams-Javaans
Luslusi
[plaatsnaam]
-
▾ Indonesisch
résolusi
[besluit]
-
▾ resolveren
[ontbinden, besluiten]
-
▾ Negerhollands
resolveer
[besluiten]
-
▾ Negerhollands
resolveer
[besluiten]
-
▾ resonans
[resonantie]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1826;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
résonans
[resonantie]
-
▾ Indonesisch
résonans
[resonantie]
-
▾ resonantie
[het meetrillen]
-
▾ Indonesisch
résonansi
[het meetrillen]
-
▾ Indonesisch
résonansi
[het meetrillen]
-
▾ respect
[eerbied]
-
▾ Indonesisch
réspék
[eerbied]
-
▾ Negerhollands
respekt, respect
[eerbied]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: respekt (old 1776), respect (Hesseling 1905), eerbiedig = mee respekt. een eerwaardige man = een respektvolk
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Papiaments
reespek
†verouderd
[eerbied]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mat 21:37
bron: Conradi 1844 (Conradi)
-
▾ Saramakkaans
lesipéki
[eerbied]
-
▾ Sranantongo
lespeki
[eerbied; eerbied hebben]
-
▾ Surinaams-Javaans
lespéki
[eerbied (hebben), respecteren]
<via Sranantongo>
-
▾ Indonesisch
réspék
[eerbied]
-
▾ respecteren
[eerbiedigen]
-
▾ Negerhollands
respecteer
[eerbiedigen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: gie respekt (old 1776), respecteer (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Negerhollands
respecteer
[eerbiedigen]
-
▾ respiratie
[ademhaling; verademing]
-
▾ Indonesisch
réspirasi
[ademhaling; verademing]
-
▾ Indonesisch
réspirasi
[ademhaling; verademing]
-
▾ respondent
[iemand die antwoordt op vragen]
-
▾ Indonesisch
réspondén
[iemand die antwoordt op vragen en tegenwerpingen (van dissertatie)]
-
▾ Indonesisch
réspondén
[iemand die antwoordt op vragen en tegenwerpingen (van dissertatie)]
-
▾ respons
[antwoord, weerklank]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1265-1270;
thema: communicatie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
réspon(s)
[antwoord, weerklank]
-
▾ Indonesisch
réspon(s)
[antwoord, weerklank]
-
▾ rest
[overschot, overblijfsel]
-
▾ Duits
Reß, Rest
(dialect)
[een graanhalm die bij het binden is achtergebleven op het stoppelveld]
status: ontlening onzeker
etymologie: Wiese: - Aus dem Südndl. stammendes ndl. Siedlerwort
bron: Wiese 1996 (Wiese)
-
▾ Negerhollands
rest
[overschot, overblijfsel]
-
▾ Duits
Reß, Rest
(dialect)
[een graanhalm die bij het binden is achtergebleven op het stoppelveld]
-
▾ restant
[overschot]
-
▾ Indonesisch
réstan
[overschot]
-
▾ Jakartaans-Maleis
rèstan
[overschot]
-
▾ Javaans
rèstan
[overschot]
-
▾ Petjoh
restan
[overschot]
-
▾ Indonesisch
réstan
[overschot]
-
▾ restaurant
[eethuis]
-
▾ Indonesisch
réstoran; (Bahasa Prokem) reksotor
[eethuis]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: réstauran kaki lima = eetstalletje langs de weg
etymologie: kaki lima = vijfbenig (2 benen van verkoper, 2 wielen + 1 steunstok van het karretje)
bron: Rahardja 1989 Stevens 2004 (S&S-T2004; RCL1989)
-
▾ Jakartaans-Maleis
rèstoran
[eethuis]
-
▾ Javaans
rèstoran
[eethuis]
-
▾ Madoerees
restoran
[eethuis]
-
▾ Minangkabaus
restoran
[eethuis]
-
▾ Sarnami
restoránt
[eethuis]
-
▾ Sranantongo
rèstowrant
[eethuis]
-
▾ Surinaams-Javaans
rèstoran, lèstoran
[eethuis]
-
▾ Indonesisch
réstoran; (Bahasa Prokem) reksotor
[eethuis]
-
▾ restauratie
[het restaureren, herstellen; eet- en drinkgelegenheid]
-
▾ Indonesisch
réstorasi
[het restaureren, herstellen; eet- en drinkgelegenheid]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: gerbong réstorasi = restauratiewagen (trein)
etymologie: gerbong = treincoupé
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
réstorasi
[het restaureren, herstellen; eet- en drinkgelegenheid]
-
▾ restaureren
[herstellen, renoveren]
-
▾ Indonesisch
(me)réstorir
[herstellen, renoveren]
-
▾ Indonesisch
(me)réstorir
[herstellen, renoveren]
-
▾ restitutie
[teruggave]
-
▾ Indonesisch
réstitusi
[teruggave]
-
▾ Indonesisch
réstitusi
[teruggave]
-
▾ restrictie
[beperking]
-
▾ Indonesisch
réstriksi
[beperking]
-
▾ Indonesisch
réstriksi
[beperking]
-
▾ résumé
[samenvatting]
-
▾ Indonesisch
résumé
[samenvatting]
-
▾ Indonesisch
résumé
[samenvatting]
-
▾ resumeren
[samenvatten]
-
▾ Indonesisch
résumir
[samenvatten]
-
▾ Indonesisch
résumir
[samenvatten]
-
▾ retentie
[ophouding]
-
▾ Indonesisch
réténsi
[ophouding]
-
▾ Indonesisch
réténsi
[ophouding]
-
▾ reticulair
[netvormig]
-
▾ Indonesisch
rétikulér
[netvormig]
-
▾ Indonesisch
rétikulér
[netvormig]
-
▾ retorica
[redekunst]
-
▾ Indonesisch
rétorika
[redekunst]
-
▾ Indonesisch
rétorika
[redekunst]
-
▾ retorisch
[redekunstig, op redenaarswijze]
-
▾ Indonesisch
rétoris
[redekunstig, op redenaarswijze]
-
▾ Indonesisch
rétoris
[redekunstig, op redenaarswijze]
-
▾ retorsie
[weerwraak]
-
▾ Indonesisch
rétorsi
[weerwraak]
-
▾ Indonesisch
rétorsi
[weerwraak]
-
▾ retort
[distilleerkolf]
-
▾ Indonesisch
retor
[distilleerkolf]
-
▾ Japans
retoruto
[distilleerkolf]
-
▾ Koreaans
ret'orŭt'ŭ
[distilleerkolf]
<via Japans>
-
▾ Indonesisch
retor
[distilleerkolf]
-
▾ retouche
[het bijwerken (van bijv. een foto)]
-
▾ Indonesisch
retus
[het bijwerken (van bijv. een foto)]
-
▾ Indonesisch
retus
[het bijwerken (van bijv. een foto)]
-
▾ retour
[terug]
-
▾ Indonesisch
retir, retur
[terug]
-
▾ Indonesisch
retir, retur
[terug]
-
▾ retraite
[het (godsdienstig) terugtrekken]
-
▾ Indonesisch
rétrét
[het (godsdienstig) terugtrekken]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: berétrét = in retraite gaan
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
rétrét
[het (godsdienstig) terugtrekken]
-
▾ retributie
[betaling, bijdrage]
-
▾ Indonesisch
rétribusi
[vergoeding]
-
▾ Indonesisch
rétribusi
[vergoeding]
-
▾ retro-
[voorvoegsel: terug-]
-
▾ Indonesisch
rétro-
[voorvoegsel: terug-]
-
▾ Indonesisch
rétro-
[voorvoegsel: terug-]
-
▾ retroactief
[terugwerkend]
-
▾ Indonesisch
rétroaktif
[terugwerkend]
-
▾ Indonesisch
rétroaktif
[terugwerkend]
-
▾ retroflexie
[achteroverbuiging]
-
▾ Indonesisch
rétrofléksi
[achteroverbuiging]
-
▾ Indonesisch
rétrofléksi
[achteroverbuiging]
-
▾ retrogressie
[terugval]
-
▾ Indonesisch
rétrogrési
[het achterwaards gaan]
-
▾ Indonesisch
rétrogrési
[het achterwaards gaan]
-
▾ retrospectie
[terugblik op het verleden]
-
▾ Indonesisch
rétrospéksi
[terugblik op het verleden]
-
▾ Indonesisch
rétrospéksi
[terugblik op het verleden]
-
▾ reuf
[(Oost-Nederlands) raap, knol]
-
▾ reuk
[geur, reukvermogen]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1240;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
reuk
[geur, reukvermogen]
-
▾ Negerhollands
reuk
[geur, reukvermogen]
-
▾ reukzenuw
[zenuw die reukimpulsen overbrengt]
-
▾ Chinees
xiushenjing
[zenuw die reukimpulsen overbrengt]
<via Japans>
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: Van Jap¨. kyushinkei
bron: Kuiper 1993 (Kuiper)
-
▾ Japans
kyūshinkei
[zenuw die reukimpulsen overbrengt, lett. reukzenuw]
-
▾ Chinees
xiushenjing
[zenuw die reukimpulsen overbrengt]
<via Japans>
-
▾ reumatiek
[pijnlijke gewrichtsaandoening]
-
▾ Indonesisch
rématik
[pijnlijke gewrichtsaandoening]
-
▾ Javaans
rématig
[gewrichtsaandoening]
-
▾ Sranantongo
lamatiki
[pijnlijke gewrichtsaandoening]
-
▾ Surinaams-Javaans
romatig
[pijnlijke gewrichtsaandoening]
-
▾ Indonesisch
rématik
[pijnlijke gewrichtsaandoening]
-
▾ reumatologie
[leer van reumatische aandoeningen]
-
▾ Indonesisch
rématologi
[leer van reumatische aandoeningen]
-
▾ Indonesisch
rématologi
[leer van reumatische aandoeningen]
-
▾ reünie
[bijeenkomst van oud-collega's]
-
▾ Indonesisch
réuni
[bijeenkomst van oud-collega's]
-
▾ Indonesisch
réuni
[bijeenkomst van oud-collega's]
-
▾ reuzel
[vet]
-
▾ Negerhollands
rezǝ
[vet]
-
▾ Papiaments
res (ouder: rees)
[vet]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 85
bron: (Joubert PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Negerhollands
rezǝ
[vet]
-
▾ revaccinatie
[herinenting]
-
▾ Indonesisch
révaksinasi
[herinenting]
-
▾ Indonesisch
révaksinasi
[herinenting]
-
▾ revaluatie
[herwaardering]
-
▾ Indonesisch
révaluasi
[herwaardering]
-
▾ Indonesisch
révaluasi
[herwaardering]
-
▾ revanche
[genoegdoening, wraak]
-
▾ Indonesisch
revans
[genoegdoening, wraak]
-
▾ Negerhollands
revanschie
[genoegdoening, wraak]
-
▾ Sranantongo
refensi, refrensi
[genoegdoening, wraak]
-
▾ Indonesisch
revans
[genoegdoening, wraak]
-
▾ revancheren, zich
[wraak nemen]
-
▾ Negerhollands
revangeer
[wraak nemen]
-
▾ Negerhollands
revangeer
[wraak nemen]
-
▾ reven
[(zeilen) kleiner maken]
-
▾ Boeginees
rêba
[(zeilen) kleiner maken]
-
▾ Deens
rebe, reve
[(zeilen) kleiner maken]
-
▾ Engels
reeve
[inscheren (van touw); zich een weg banen]
datering: 1627 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: reeved <ph>ri:vd</ph>, ppl. a.
etymologie: Of obscure origin; usually referred to Du. reven, but this means ‘to reef’. The earlier form of the pa. tense and pa. pple. is reeved.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Ests
rehvima
[(zeilen) kleiner maken]
-
▾ Fins
reiwata, reivata
[(zeilen) kleiner maken]
<via Zweeds>
datering: 1863 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Ginneken 1913-1914 Nurmi 1998 (JvG, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Makassaars
rêba
[(zeilen) kleiner maken]
-
▾ Pools
refowanie, refować
[(zeilen) kleiner maken]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: nm.reffen"skracać źagle",od Ref "ref"
bron: (Wladyslaw Kopalinski; http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Russisch
rifit'
[(zeilen) kleiner maken]
-
▾ Zweeds
reva
[(zeilen) kleiner maken]
-
▾ Boeginees
rêba
[(zeilen) kleiner maken]
-
▾ revers
[kraagomslag van een jas]
-
▾ Indonesisch
reférs
[kraagomslag van een jas]
-
▾ Indonesisch
reférs
[kraagomslag van een jas]
-
▾ revier
[terrein, jachtgebied]
-
▾ Deens
revir
[gebied, jachtgebied]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: ænyd. revier, rever, river, vandløb, glda. ryuer, røfuære; gennem mnt. river, rever, ryuer, flod (ty. revier, omraade, mht. rivier(e), river, bæk, distrikt), fra fr. rivière, flod, strand, jf. ital. riviera; af mlat. rever(i)a, til lat. ripa, strand (sml. IV. rive); jf. revire
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Duits
Revier
[gebied, district, jachtterrein]
datering: 1251-1300
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: revieren
etymologie: Duden: lat.-vulgärlat.-fr.-niederl.; das; -s, -e. Kluge: Ontleend aan mndl. riviere, r(i)eviere "Ufergegend entlang eines Wasserlaufs", dit aan ofrz. rivière f. en n., van vroeg-rom. *riparia "das am Ufer Befindliche", van l. riparius "am Ufer befindlich",> l. rIpa f. "Ufer". Duden Universal: mniederl. riviere < (a)frz. rivière= Ufer(gegend); Fluss < vlat. riparia= am Ufer Befindliches, zu lat. ripa= Ufer
bron: Duden Universal 2003 Duden Fremd 1990 Kluge 2002 (Duden Fremd, Kytzler, Kluge, Duden Universal)
-
▾ Kroatisch
revir
[gebied, district, jachtterrein]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
bron: Anić 2003 (Anić, Vladimir & Ivo Goldstein (2000), Rječnik stranih riječi, Zagreb, 2de druk.)
-
▾ Macedonisch
revir
[gebied, district]
<via Duits>
-
▾ Servisch
revir
[gebied, district, jachtterrein]
<via Duits>
-
▾ Sloveens
revir
[gebied, district]
<via Duits>
-
▾ Deens
revir
[gebied, jachtgebied]
-
▾ revindicatie
[terugvordering]
-
▾ Indonesisch
révindikasi
[terugvordering]
-
▾ Indonesisch
révindikasi
[terugvordering]
-
▾ revindicatoir
[voortvloeiend uit een eis tot terugvordering]
-
▾ Indonesisch
révindikatur
[voortvloeiend uit een eis tot terugvordering]
-
▾ Indonesisch
révindikatur
[voortvloeiend uit een eis tot terugvordering]
-
▾ reviseren
[herzien]
-
▾ Indonesisch
révisir
[herzien]
-
▾ Indonesisch
révisir
[herzien]
-
▾ revisie
[herziening]
-
▾ Indonesisch
révisi
[herziening]
-
▾ Indonesisch
révisi
[herziening]
-
▾ revisionisme
[streven naar herziening van wetten, niet naar revolutie]
-
▾ Indonesisch
révisionisme
[streven naar herziening van wetten, niet naar revolutie]
-
▾ Indonesisch
révisionisme
[streven naar herziening van wetten, niet naar revolutie]
-
▾ revisionist
[aanhanger van het revisionisme]
-
▾ Indonesisch
révisionis
[aanhanger van het revisionisme]
-
▾ Indonesisch
révisionis
[aanhanger van het revisionisme]
-
▾ revitalisatie
[het opnieuw tot leven brengen]
-
▾ Indonesisch
révitalisasi
[het opnieuw tot leven brengen]
-
▾ Indonesisch
révitalisasi
[het opnieuw tot leven brengen]
-
▾ revolutie
[politieke of staatkundige ommekeer]
-
▾ Boeginees
repolûsi
[politieke of staatkundige ommekeer]
-
▾ Indonesisch
répolusi, révolusi
[politieke of staatkundige ommekeer]
-
▾ Minangkabaus
repolusi
[politieke of staatkundige ommekeer]
-
▾ Boeginees
repolûsi
[politieke of staatkundige ommekeer]
-
▾ revolutionair
[oproerig]
-
▾ Indonesisch
répolusionér, révolusionér
[oproerig]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: révolusionérisme = opvatting gebaseerd op revolutionaire principes; pengrévolusionisasian = het proces van revolutioneren
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
répolusionér, révolusionér
[oproerig]
-
▾ revolver
[vuistvuurwapen met draaiende kamer]
-
▾ Indonesisch
répolpér, révolvér
[vuistvuurwapen met draaiende kamer]
-
▾ Javaans
repolper
[vuistvuurwapen met draaiende kamer]
-
▾ Indonesisch
répolpér, révolvér
[vuistvuurwapen met draaiende kamer]
-
▾ rib
[dun been in borstkas; spant, lat]
-
▾ Berbice-Nederlands
rebu
[dun been in borstkas; spant, lat]
-
▾ Creools-Portugees (Malakka)
ribichi
[dun been in borstkas]
-
▾ Deens
ribbe
[wandrek; ribsel in breiwerk; rib in het blad of gewelf; steeltje; nerf; (dialect) dun been in borstkas; spant]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: nedertysk ribbe 'ribben, ophøjet stribe, tværbjælke i skib', Hammerich 45: Nederlands
bron: (PNOE, OOD, Hammerich 45)
-
▾ Fins
ripa
[spant in scheepsromp; handvat]
<via Zweeds>
datering: 1733 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
bron: Ginneken 1913-1914 Häkkinen 2004 Nurmi 1998 (KH, Stjerncreutz, JvG, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Frans
riblette
[hard stukje spek dat men kruidt en grilt]
datering: 1201-1300 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
etymologie: L: néerl. ribe, côte.FEW: aus mndl. "ribbe", in der übertragenen bed. 'schmaler streifen von etwas', vielleicht aus dem mndl. dim. "ribbekijn" übernommen, mit umsetzung des suffixes.Zie verder FEW voor nog meer gegevens.
bron: Wartburg 1928 (Larousse, Valkhoff, FEW (rippe))
-
▾ Kupang-Maleis
rebis
[dun been in borstkas]
-
▾ Negerhollands
rippe, reppe, ribi
[dun been in borstkas]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: old 1776: rib = rippebeen
etymologie: rippe, reppe (old 1776), ribi (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Noors
ribbe
[dun been in borstkas; spant, lat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; fra lty; FuT: entlehnt aus mnd. ribbe, rebbe, 'rippe, erhöhter streife auf einer flache'.)
-
▾ Papiaments
repchi (ouder: ribtsje)
[dun been in borstkas]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 85
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Sranantongo
lebriki, rebritji
[dun been in borstkas, ribbenkast]
status: ontlening onzeker
etymologie: ontleend aan ribbetje met ingelaste r
bron: Blanker 2005 Echteld 1961 (SR, Echteld)
-
▾ Zweeds
ribba
[lat]
datering: 1687 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: träribba, ribbstickad
etymologie: sedan 1687; av lågty. ribbe 'spant; ribba'; urspr. samma ord som 1rev3; jfr revbensspjäll
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Berbice-Nederlands
rebu
[dun been in borstkas; spant, lat]
-
▾ ribaudekijn
[middeleeuwse oorlogsmachine met artillerie]
-
▾ Frans
ribaudequin
[middeleeuwse oorlogsmachine met artillerie]
datering: 1346 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR: a.néerl. ribaudekijn, a.fr. ribaude `canon'FEW: Das fem. von ribaud, ribaude, ist vom mndl. aufgenommen worden in der bed. 'geschütz' (so 1340). Das dim. davon, ribaudekijn, im mndl. häufig, ist ins fr. zurückgewandert. Das wort ist fast ausschliesslich auf texte aus dem burgundischen kulturkreis beschränkt.
bron: Robert 1993 Walter 1991 Wartburg 1928 (PRobert, Walter 2, FEW (rîban, bet.V))
-
▾ Frans
ribaudequin
[middeleeuwse oorlogsmachine met artillerie]
-
▾ ribben
[vlas of hennep op een bepaalde manier bewerken]
-
▾ ribben
[rimpelen]
-
▾ Frans
riboté
†verouderd
(dialect)
[gerimpeld (een gezicht)]
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: Ribben (mndl.) 'mit rippen durchziehen'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
riboté
†verouderd
(dialect)
[gerimpeld (een gezicht)]
-
▾ ribstuk
[vlees aan de ribben]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
rébastik
[vlees aan de ribben]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
rébastik
[vlees aan de ribben]
-
▾ richel
[(uitstekende) rand, lat, smalle (zand)strook, geul]
-
▾ Duits
Rigole
[diepe geul, ontwateringssloot]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rigolen
etymologie: niederl.-fr.; die; -, -n.
bron: Duden Fremd 1990 (Duden Fremd)
-
▾ Duits
Riechel
(dialect)
[plank voor het ophangen van kleding]
status: ontlening onzeker
etymologie: Wiese: - Ndl. Siedlerwort aus mndl. rijghel, rijchel "Verbindungslatte, Querlatte", das seinerseits aus lat. regula "Latte, Leiste" stammt. Bischoff: p. 145
bron: Wiese 1996 (Wiese, Bischoff)
-
▾ Frans
rigole
[greppel, geul, ondiepe voor, funderingssleuf]
datering: 1201-1300 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rigolage 1845, rigoleuse 1907, rigoler 1879 (alle deze afl. verouderd?)
etymologie: Regel (mndl.) 'gerade linie'.FEW geeft vele dialektvormen en een uitgebreide etymologie.; PR: rigolle 1339; regol 1210; moy.néerl.regel `rangée' et richel `rigole d'écoulement'; lat.regula, v. règle
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Robert 2005 Valkhoff 1949 Walter 1997 Wartburg 1928 (FEW, GRobert, PRobert, Walter, Valkhoff, Larousse)
-
▾ Slowaaks
rigol
[ontwateringssloot, diepe geul]
<via Frans>
-
▾ Tsjechisch
rigol
[ontwateringssloot, diepe geul]
<via Frans>
-
▾ Duits
Rigole
[diepe geul, ontwateringssloot]
<via Frans>
-
▾ richten
[rechtmaken, in een bepaalde richting laten gaan]
-
▾ Negerhollands
richt
[rechtmaken, in een bepaalde richting laten gaan]
-
▾ Zweeds
rikta
[rechtmaken, in een bepaalde richting laten gaan]
datering: 1685 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1685; av lågty. eller ty. richten med samma bet., till recht 'rät'; jfr riktig, rät
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
richt
[rechtmaken, in een bepaalde richting laten gaan]
-
▾ richtingwijzer
[knipperlicht aan voertuigen waarmee de verandering van richting aangegeven wordt]
-
▾ Indonesisch
rihtingwésér
[knipperlicht aan voertuigen waarmee de verandering van richting aangegeven wordt]
-
▾ Papiaments
richtingwijzer
[knipperlicht aan voertuigen waarmee de verandering van richting aangegeven wordt]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
rihtingwésér
[knipperlicht aan voertuigen waarmee de verandering van richting aangegeven wordt]
-
▾ richtsnoer
[voorschrift, model]
-
▾ Noors
rettesnor
[voorschrift, model]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: av rette, trol påvirket av lty; FuT: von mnd. richtsnôr
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Noors
rettesnor
[voorschrift, model]
-
▾ ricochet
[het keilen, afkaatsen van een projectiel]
-
▾ Indonesisch
rikosét
[het keilen, opstuit, afkaatsing]
-
▾ Indonesisch
rikosét
[het keilen, opstuit, afkaatsing]
-
▾ ridder
[adellijke titel; dappere strijder]
-
▾ Deens
ridder
[adellijke titel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk ridder afl. af riden 'ride'; ridderne var forpligtet til at gøre krigstjeneste til hest. OOD: fra mnt. ridder, glholl. ridder(e), riddare (hty. ritter); til mnt. glholl. riden, ride; jf. Rider, Rytter. Hammerich 48: Nederlands, Stefan: lijkt me niet ambigu, zie Duits
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Hammerich 1945 (PNOE, OOD, FuT, Hammerich 48)
-
▾ Duits
Ritter
[adellijke titel; dappere strijder]
status: ontlening onzeker
etymologie: SmSubstantiv Maskulinum std.Standardwortschatz (12. Jh.), mhd. rit(t)er, rIter, rItäre Entlehnung. Ist entlehnt aus mndl. riddere, reddere u.a., das seinerseits eine Lehnbedeutung nach frz. chevalier ist. Adjektiv: ritterlich; Abstraktum: Rittertum. Menke 88: "Bereits der Standesbegriff mhd. ritter erweist sich lautlich als eine mechanische Umsetzung von mnl. riddere, das wiederum eine Lehnübersetzung zu afrz. chevalier darstellt; dasselbe gilt aufgrund seiner Verbreitung etwa für mhd. hövisch, einem Leinwort der gesammten Standeskultur, dem sein sich Entlehnungen wie blide "froh" oder das mit r-Metathese geschriebene ors "trabendes Roß"zur Seite stellen. Seinen Gegenbegriff findet der höfische Ritter im ungebildeten Dörfler (mhd. törper) … Duden Universal: mhd. ritter < mniederl. riddere, Lehnübertragung von afrz. chevalier; vgl. mhd. riter, ritære= Kämpfer zu Pferd, Reiter, zu reiten
bron: Duden Universal 2003 Kluge 2002 Menke 2004 (Kluge, Menke 88, Duden Universal)
-
▾ Ests
rüütel
[adellijke titel]
-
▾ Fins
ritari
[adellijke titel; dappere strijder, Bentlin]
<via Zweeds>
datering: 1570 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: Bentlin: of Nederduits
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (KH, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Noors
ridder
[adellijke titel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, av riden; FuT: entlehnt aus mnd. ridder (holl. ridder)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
riddare
[adellijke titel; dappere strijder]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: riddarrustning, riddarborg, riddardikt, riddared, riddarorden, riddarroman, riddarsal, korstågsriddare, riddarrustning
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ridder
[adellijke titel]
-
▾ ridicuul
[belachelijk]
-
▾ Fries
ridikúl
[belachelijk]
-
▾ Fries
ridikúl
[belachelijk]
-
▾ riem
[roeispaan]
-
▾ Arowaks
remo
[roeispaan]
status: Ambigu: Nederlands of Spaans ; ontlening onzeker
bron: Baarle 1995 Bennett 1989 Robertson 1983 (Bennett 1989; Baarle 1995; Robertson 1983)
-
▾ Berbice-Nederlands
rem
[roeispaan]
-
▾ Frans
rîme
(dialect)
[roeispaan; zwengel van een handpomp]
datering: 1270 (1251-1300)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: .rîmer = roeien: Ang.: rimer sur cul 'achteruit roeien'; afr. rimeur 'roeier' ca. 1300, rimoier 'roeiend vervoeren'; lütt. rimeû 'stuk ijzer, vastgemaakt aan de wand van een mijnschacht, om de hendel van het klokwerk te geleiden, die het koord van de bel in werking zet'
etymologie: 1 Entlehnt aus mndl. rieme 'ruder'. Ausgenommen einer stammen alle texte, wo es belegt ist, aus dem äussersten norden. Unabhängig von 1 scheint das mndl. verbum riemen 'rudern' entlehnt worden zu sein, das viel früher belegt ist und auch weiter nach süden reicht (2).
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Negerhollands
roei, rim, rui
[roeien; roeiriem]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: roei (old 1776), rim, rui (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Arowaks
remo
[roeispaan]
-
▾ riem
[hoeveelheid papier]
-
▾ Boeginees
ring
[hoeveelheid papier]
-
▾ Indonesisch
rim
[hoeveelheid papier]
-
▾ Javaans
rim
[hoeveelheid papier]
-
▾ Papiaments
rim
[hoeveelheid papier]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Soendanees
ĕrim
[hoeveelheid papier]
-
▾ Boeginees
ring
[hoeveelheid papier]
-
▾ riem
[leren band]
-
▾ Deens
rem
[leren band]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk r•me, r•men ¯ fællesgermansk *reuman- 'afrevet hudstrimmel' ¯ afl. af indoeuropæisk *reu- 'at rive'
bron: Becker-Christensen 2005 Falk 1910-1911 (PNOE, FuT)
-
▾ Ests
rihm
[leren band]
-
▾ Fins
remmi
[leren band]
<via Zweeds>
datering: 1871 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 Bentlin 2008 (KH, NSSK, SKP, TN, Bentlin)
-
▾ Indonesisch
rim
[militaire stijl: leren broekriem voor munitie]
-
▾ Kupang-Maleis
rim
[broekriem]
-
▾ Madoerees
rīm, ērrīm
[papieren riem]
-
▾ Noors
reim, rem
[leren band]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: norr. reim; FuT: das wort stammt wahrscheinlich aus mnd. rême, rêmen (holl. riem)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
riem, reim
[strook ongeprepareerd leer]
<via Afrikaans>
datering: 1817 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: riem v., to secure with a riem.
etymologie: Du. riem, = G. riemen (OHG. riumo, riemo, OS. reomo, OE. réoma: see rim n.2).
bron: Onions 1983 Silva 1996 (OED2, ODEE, DSAE)
-
▾ Zweeds
rem
[koppel, band]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: axelrem, bärrem, fläktrem, kamerarem, livrem, läderrem, nosrem, svettrem, svångrem
etymologie: före 1520; fornsv. rem; besl. med lågty. reme(n) med samma bet.; av ovisst urspr.; jfr remsa
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
rem
[leren band]
-
▾ riempje
[smalle reep leer]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
riempie
[reep ongeprepareerd leer]
<via Afrikaans>
datering: 1850 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Du. riempje, Cape Du. rimpi.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
riempie
[reep ongeprepareerd leer]
<via Afrikaans>
-
▾ riempjestoel
[stoel met een zitting van gevlochten leer]
-
▾ riester
[(Vlaams) strijkbord van een ploeg]
-
▾ Frans
ręt, rîsse, lisse, ritte
[ploeg met gebogen ijzer]
datering: 1315 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ad.2: risetu 'onderdeel van de verbinding tussen ploeg en strijkbord', rîstreû 'apparaat om het strijkbord te verbreden'
etymologie: GR: xvie; cf. anc. picard riestre en 1315; du moy. néerl. riester « versoir ».; Riester (mndl.) 'streichbrett am pflug'.Etymologie: zie FEW.FEW vermeldt ook nog twee ontleningen uit Duitse dialekten.
bron: Wartburg 1928 (FEW, GRobert)
-
▾ Frans
ręt, rîsse, lisse, ritte
[ploeg met gebogen ijzer]
-
▾ riet
[toestel voor het scheiden van draden op geweven stof]
-
▾ Deens
rit, ritte
[toestel voor het scheiden van draden op geweven stof]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra ty. riet, ried, mnt ret. Hammerich 45: Nederlands
bron: (Hammerich 45, OOD)
-
▾ Deens
rit, ritte
[toestel voor het scheiden van draden op geweven stof]
-
▾ riet
[plant]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: plantenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
ried
[plant]
-
▾ Papiaments
rit (ouder: riet)
[rietgras, mondriet, stro]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mat. 1:8
bron: (Joubert PN, Conradi)
-
▾ Negerhollands
ried
[plant]
-
▾ rietbok
[Zuid-Afrikaanse antilope]
-
▾ Engels
rietbok, reedbuck
[Zuid-Afrikaanse antilope]
<via Afrikaans>
datering: 1785 (1751-1800)
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: ad. Du. rietbok, f. riet reed + bok buck. < REED n.1 + BUCK n.1, after South African Dutch rietbok RIETBOK n. Compare earlier RIETBOK n.
bron: Onions 1983 Silva 1996 (OED3, ODEE, DSAE)
-
▾ Frans
ritbock
†verouderd
[Zuid-Afrikaanse antilope]
<via Afrikaans>
datering: 1791 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Entlehnt aus dem im ndl. Südafrikas gebräuchlichen rietbok.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Engels
rietbok, reedbuck
[Zuid-Afrikaanse antilope]
<via Afrikaans>
-
▾ rietdak
[rieten dak]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
rietdak
[rieten dak]
<via Afrikaans>
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
rietdak
[rieten dak]
<via Afrikaans>
-
▾ rietje
[buisje om een drank door op te zuigen]
-
▾ Indonesisch
rices, rit
[buisje om een drank door op te zuigen]
-
▾ Papiaments
richi
[buisje om een drank door op te zuigen]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
rices, rit
[buisje om een drank door op te zuigen]
-
▾ rif
[bank in zee]
-
▾ Azeri
rif
[rij klippen onder water]
<via Russisch>
-
▾ Engels
reef
[bank in zee; ertsader]
datering: 1584 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: reef-channel, -ground, -mass, -region, -rock, etc.; reef-building, -forming, -making, -strewn; reef development, -matter, share, town, value; reef-bass, reef-break Surfing; reef-builder; reef-drive; reef-eel; reef flat; reef-goose; reef-heron; reef-knoll; reef-limestone; reef-oyster; reef-sponge
etymologie: = Du. rif (in Kilian also riffe), MLG. rif, ref, G. riff, Sw. ref, Norw. riv, Da. rev (rif), ultimately from ON. rif in the same sense (prob. a transferred use of rif rib: cf. prec.). The immediate source of the Eng. word is prob. Du. or LG.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Lets
rēve
[bank in zee]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: hol. rif, reef < vācu
bron: Trumpickaitė 2004 (A. Trumpickaitė)
-
▾ Papiaments
ref (ouder: rif)
[lange smalle ondiepte in zee, al of niet bedekt met koraal]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: banan'i ref (rifbanaan: soort kruid, batis maritime L. en sesuvium portulacastrum))
etymologie: Uit Ewijk p. 86
bron: (Joubert PN, PBduizend, Ewijk)
-
▾ Russisch
ríf
[bank in zee]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus nhd. Riff oder ndl. rif, urspr. 'Rippe' (s. rebró), vgl. Meulen 165, Preobr. 2,205, Matzenauer LF.16,187. Uit VdMeulen: Rif (1). Een lange en smalle bank, plaat of droogte in see. . . . als het bekende schaager rif, hetwelk geleegen is aan de mond van de oostsee. WINSCU. RUSS. rif, banc, ecueil, grève sablonneuse, roche sous 1'eau, rescif.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, vdMeulen 1909)
-
▾ Azeri
rif
[rij klippen onder water]
<via Russisch>
-
▾ rij
[reeks; lange rechte lat of liniaal van verschillende afmetingen, in allerlei ambachten gebruikt]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1343-1346;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Duits
Rê
(dialect)
[lange rechte lat of liniaal van verschillende afmetingen, gebruikt door metselaars, timmermanen en als lat om de molensteen te richten]
status: ontlening onzeker
etymologie: Auch ins. Russ. entlehnt als reék, rekje. Im westl. Ostfrsl. ein bekanntes Wort.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Frans
ride, riglée, rid'lêye
(dialect)
[reeks]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ridler 'in de rij plaatsen', rid'linne 'serie', driglé 'overdekt met, vol van', etc.
etymologie: Mndl. righe gehört zur familie von d. reihe. Da -g- im nndl. nur noch dialektal erhalten ist, muss das wort ziemlich früh ins wallon. überge- gangen sein. Darauf weist auch die tatsache, dass im wallon. viele ablt. leben, das simplex aber auf ein kleines gebiet beschränkt ist.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Fries
rij
[reeks]
-
▾ Menadonees
rey, rey-rey
[reeks]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: barey = in de rij staan
bron: Warokka 2004 (DJERY)
-
▾ Negerhollands
rieg
[reeks]
-
▾ Sranantongo
rèi (ouder: lei)
[reeks]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Surinaams-Javaans
rèi
[reeks]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngerèi = van iets een rij vormen, in een rij zetten
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Duits
Rê
(dialect)
[lange rechte lat of liniaal van verschillende afmetingen, gebruikt door metselaars, timmermanen en als lat om de molensteen te richten]
-
▾ rijbewijs
[vergunning om een auto of motorfiets te besturen]
-
▾ Balinees
rébewés
[vergunning om een auto of motorfiets te besturen]
-
▾ Indonesisch
buwés, rébewés, bowés, robewés
[vergunning om een auto of motorfiets te besturen]
-
▾ Jakartaans-Maleis
rebowès, robowès, rèbewès
[vergunning om een auto of motorfiets te besturen]
-
▾ Javaans
rèbuès, rèbewès
(dialect)
[vergunning om een auto of motorfiets te besturen]
-
▾ Makassaars
rebawês, rebawêsé
[vergunning om een auto of motorfiets te besturen]
status: ontlening onzeker
etymologie: men gebruikt ook: bawês, bawêsé
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
rebèwèis
[vergunning om een auto of motorfiets te besturen]
-
▾ Papiaments
reibeweis
[vergunning om een auto of motorfiets te besturen]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Saramakkaans
leibewéísi
[vergunning om een auto of motorfiets te besturen]
-
▾ Balinees
rébewés
[vergunning om een auto of motorfiets te besturen]
-
▾ rijden
[zich voortbewegen in of op een voertuig]
-
▾ Berbice-Nederlands
rei
[zich voortbewegen in of op een voertuig]
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
rai
[paardrijden]
status: ontlening onzeker
etymologie: afk. van stam 'rij''
bron: Avram 2013 Ginneken 1913-1914 (JAC, Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Frans
rider
†verouderd
[het wild achtervolgen, de weg van een dier volgen]
datering: 1394 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ride 'paadje tussen twee heggen, gebruikt bij de wolvenjacht' 1394; rideler 'stromen (van bloed' mfr.; ride ride! 'voorwaarts!' 15e eeuw
etymologie: Mndl. rîden 'reiten' bedeutet auch 'mit dem schiff fahren', sowie '(auf dem eis) gleiten'; diese auch noch im fläm. ridderen. Es ist in den ersten beiden bed. gegen ende der afr. zeit entlehnt worden und hat sich über das ganze fr. gebiet ausgedehnt (zie ook de hier niet genoemde dialektvormen). In bed. 2 (dialekt- vormen in de bet.'glijden') ist es ungefähr zur selben zeit ins wallon.flandr. eingedrungen. Fläm. ridderen 'glisser' ist wohl aus dem flandr. zurückentlehnt. Aus dem fr. entlehnt bret. ridek 'courir, couler'. In bed. 3 (mfr. rider 'varen') ist es nur vereinzelt entlehnt.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Italiaans
arridare
[manoeuvreren van schip]
<via Frans>
-
▾ Negerhollands
ri, rie
[zich voortbewegen in of op een voertuig of dier]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: ri (old 1776, djdj 1926), rie (Hesseling 1905). djdj 1926: paardrijden = ri dǝ kabāi
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Saramakkaans
léi
[zich voortbewegen in of op een voertuig]
-
▾ Sranantongo
rèi
[zich voortbewegen in of op een voertuig]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Surinaams-Javaans
rèi
[rijden, besturen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngerèi = iets besturen, rijden
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Berbice-Nederlands
rei
[zich voortbewegen in of op een voertuig]
-
▾ rijder
[gouden munt met ruiter erop]
-
▾ Frans
ridde
†verouderd
(dialect)
[gouden munt met ruiter erop]
datering: 1439 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: Rider (mndl.). Bezeichnete eine niederländische goldmünze, die als bild einen reiter trug.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
ridde
†verouderd
(dialect)
[gouden munt met ruiter erop]
-
▾ rijder
[mannetjeshaas]
-
▾ Frans
ridę
(dialect)
[mannetjeshaas]
status: ontlening onzeker
etymologie: Rijder (mndl.) 'männl. kaninchen'. Ndl. rijden 'reiten' bedeutet auch 'das weibchen bespringen'. Davon abgeleitet rijder 'kaninchenbock'. Das wort ist wohl durch den handel mit den grossen belgischen zuchttieren eingeschleppt worden.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
ridę
(dialect)
[mannetjeshaas]
-
▾ rijf
[(gewestelijk) hark]
-
▾ Duits
Riewe, Riwe
(dialect)
[hark]
status: ontlening onzeker
etymologie: Wiese: - Ndl. Siedlerwort zu mndl. rive, rijf "Harke", Teuchert p. 244 (op basis van dialectkaarten)
bron: Smet 1983 Teuchert 1972 Wiese 1996 (Wiese, Teuchert, Smet 83)
-
▾ Duits
Riewe, Riwe
(dialect)
[hark]
-
▾ rijfelen
[dobbelen]
-
▾ rijgen
[aan een snoer hechten, met wijde steken vastnaaien]
-
▾ Deens
ri
[visserstaal: een vis aan een draad optrekken; met wijde steken vastnaaien; evenwijdig touwen aan elkaar vastmaken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra nt. ri(g)en, holl. rijgen
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Papiaments
reig
[aan een snoer hechten, met wijde steken vastnaaien]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sranantongo
ligi (ouder: rigi)
[met wijde steken vastnaaien]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Deens
ri
[visserstaal: een vis aan een draad optrekken; met wijde steken vastnaaien; evenwijdig touwen aan elkaar vastmaken]
-
▾ rijk
[vermogend]
-
▾ Berbice-Nederlands
riki
[vermogend]
-
▾ Esperanto
riĉa
[vermogend]
<via Frans>
datering: 1887 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: riĉulo ‘rijkaard’, riĉeco ‘rijkdom’
etymologie: Geleend via Fr riche met steun van Eng rich en in mindere mate Du reich. De uitgang -a is standaard voor adjectieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 Vilborg 1989-2001 (Cherp, Vil 4)
-
▾ Frans
riche
[vermogend]
datering: 1050 (1001-1050)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: rice 1050; frq. *riki `puissant'
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse)
-
▾ Negerhollands
riek, rik
[vermogend]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: riek (old 1776), rik (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Berbice-Nederlands
riki
[vermogend]
-
▾ rijk
[staat]
-
▾ Negerhollands
riek, rik
[staat]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: riek (old 1776), rik (Hesseling 1905: 204)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 204)
-
▾ Negerhollands
riek, rik
[staat]
-
▾ rijkdom
[het rijk-zijn]
-
▾ Negerhollands
riekdom
[het rijk-zijn]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 217)
-
▾ Negerhollands
riekdom
[het rijk-zijn]
-
▾ rijkelijk
[(verouderd) rijk]
-
▾ Negerhollands
riklik
[rijk]
-
▾ Negerhollands
riklik
[rijk]
-
▾ rijksdaalder
[vijftig stuivers]
-
▾ Amerikaans-Engels
rix-dollar
[oude munt]
-
▾ Deens
rigsdaler
[oude munt]
status: ontlening onzeker
etymologie: Rigsdaler må være lånt fra hollandsk rijks- daalder, der har andetledstryk
bron: Fischer-Jørgensen 2001 (EFJ)
-
▾ Engels
rix-dollar
[oude zilveren munt]
datering: 1598 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: ad. older Du. rijcksdaler (Kilian; mod.Du. rijksdaalder, Fris. ryksdaelder), = Sw. riksdaler, Da. rigsdaler, G. reichsthaler: see riche and dollar.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Frans
rixdale
[oude munt]
datering: 1619 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR 1993: 1677; richetale 1619; néerl. rijks daaler `thaler de l'empire'; PR 1990: 1677; risdale déb. xvii; néerl. rijks daalder, all. Reichstaler
bron: Robert 1993 Valkhoff 1949 (PRobert, Valkhoff)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
rijksdaalder, rix-dollar
[munteenheid van de VOC]
-
▾ Amerikaans-Engels
rix-dollar
[oude munt]
-
▾ rijkskas
[rijksgelden]
-
▾ Javaans
rèikas
[rijksgelden]
-
▾ Javaans
rèikas
[rijksgelden]
-
▾ rijm
[gelijke klank]
-
▾ Deens
rim
[gelijke klank]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk rîm ¯ fransk rime ¯ tidligt vestgermansk *rim 'række, rækkefølge', tal ¯ afl. af indoeuropæisk *ri-, *ari- 'ordne, opregne, tælle'; besl.m. latin ritus 'sædvane, skik' (jf. ritual); besl.m. græsk arithmós 'tal' (jf. aritmetik)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Indonesisch
rima
[gelijke klank]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: berima = rijmen
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Deens
rim
[gelijke klank]
-
▾ rijm
[bevroren dauw]
-
▾ Frans
frimas
[bevroren dauw]
datering: 1150 (1101-1150)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: de l'a.fr. frime xii; frq. *frim
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse, Rey)
-
▾ Frans
frimas
[bevroren dauw]
-
▾ rijmpje
[versje]
-
▾ Papiaments
riempie
[versje]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.137; Uit Ewijk p. 86, 112
bron: Ewijk 1875 Putman 1859 (Putman1859, Ewijk)
-
▾ Papiaments
riempie
[versje]
-
▾ rijn
[molenijzer]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1318-1319;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Engels
rind
[molenijzer]
datering: 1301-1400 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
etymologie: prob. - (M)LG. ri<lengte>n, (M)Du. rijn, +ri<lengte>ne, Flem. rijne; the d is parasitic.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Engels
rind
[molenijzer]
-
▾ rijnbes
[bessensoort]
-
▾ Rijngraaf
[graaf wiens graafschap grenst aan de Rijn]
-
▾ Engels
Rhinegrave
[graaf wiens graafschap grenst aan de Rijn]
datering: 1548 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Rhinegravess, Rhinegravine (= Du. Rijngravin, G. Rheingrèfin). 2. through F. rhingrave. = petticoat breeches s.v. petticoat n. (a.) 9.
etymologie: a. MDu. Rijngrave (mod. -graaf), G. Rheingraf: see Rhine3 and grave n.4
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Frans
rhingrave
[graaf wiens graafschap grenst aan de Rijn; kniebroek die dankzij Nederlandse kleermakers in Parijs in de 17e eeuw in de mode was, en die als eerste door Rijngraaf Salm werd gedragen]
datering: 1549 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: PR: all. Rheingraf `seigneur du Rhin'L: all. Rheingraf `comte du Rhin'; 1640 `haut-de-chausses', introduit en France par le rhingrave Salm, gouverneur de Maestricht
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Valkhoff, Larousse)
-
▾ Engels
Rhinegrave
[graaf wiens graafschap grenst aan de Rijn]
-
▾ Rijnlandse voet of roede
[oude maateenheid]
-
▾ Caraïbisch-Engels
Rhynland foot
[maateenheid gelijk aan 1,03 Britse foot]
status: ontlening onzeker
etymologie: orig Du and still used officially in Government land-survey and legal documents in Guyana
bron: Allsopp 2003 (Allsopp, Richard (2003), Dictionary of Caribbean English usage, Jamaica.)
-
▾ Engels
Rhineland foot
[oude maateenheid]
datering: 1675 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Rhinelandish a., in same sense.
etymologie: = Du. Rijnland, G. Rheinland.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Madoerees
ērru renlan
[Rijnlandse roede, oude maateenheid]
-
▾ Caraïbisch-Engels
Rhynland foot
[maateenheid gelijk aan 1,03 Britse foot]
-
▾ rijnvis
[bepaalde zeevis]
-
▾ Frans
rivè
(dialect)
[schelvis]
datering: 1317 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
etymologie: Rijnvis (mndl.) 'schellfisch'.Etymologie: zie FEW
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
rivè
(dialect)
[schelvis]
-
▾ rijnwijn, rijnse wijn
[wijn uit het Rijndal]
-
▾ Oekraïens
réjnskoe vinó
[wijn uit het Rijndal]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
réjnskoe vinó
[wijn uit het Rijndal]
datering: 1666-1667 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: gew.: wijnpakhuis; rénskovyj pógreb
etymologie: Renšvin aus ndl. Rijnsch wijn. Renskoe vino entlehnt über poln. ren<'>skie wino 'Rheinwein', s. Brückner EW.457, Smirnov c.l., GrotFilRaz.2,508. VdMeulen :Rijns wijn, oude (in de 16de en 17de eeuw gebruikelijke) koppeling van Rijns en wijn voor Rijnse wijn, thans meestal Rijnwijn genoemd (Ndl. Wdb. 13, 359). Russ. renšvin, eveneens thans verouderd en vervangen als bij ons door rejnwéjn uit hd. Rheinwein of ook wel réjnskoe vino, voorheen renskoe vino (Kotošichin 123, ook bij Radišcev e.a.) uit po. renskie vino. Een bewijsplaats uit Peters tijd vindt men bij Smirnov 261 uit de Torg. Morsk. Ust. Tarif 2 (a°. 1724): Vina renšvinu . . . poluamnaja (Van de wijn (geheten) rijnswijn . . . een half aam).
bron: Meulen 1959 Vasmer 1953-1958 (Vasmer,VdMeulen 1959)
-
▾ Oekraïens
réjnskoe vinó
[wijn uit het Rijndal]
<via Russisch>
-
▾ rijp
[(verouderd) oever, kant, marge]
-
▾ Duits
Riep
(dialect)
[groep boerderijen die bij de beek of wetering staan]
status: ontlening onzeker
etymologie: Teuchert p. 57: Houdt verband met de naam van het Noord-Hollandse dorp "Rijp" (zie ook MNW "ripe") Teuchert: Die eigentümliche, zweckbetotnte Anlage und ihr Vorkommen lediglich im Kolonisationsbezirk lenkt allerdings den Blick nach Holland, wo der Orstname "Rijp"für sich und in Zusammensetzungen häufig erscheint.
bron: Smet 1983 Teuchert 1972 (Smet 83, Teuchert)
-
▾ Duits
Riep
(dialect)
[groep boerderijen die bij de beek of wetering staan]
-
▾ rijp
[geschikt voor de oogst]
-
▾ Negerhollands
riep, rip, rib
[geschikt voor de oogst]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: riep (old 1776), rip (djdj 1926), rib (Hesseling 1905). old 1776 ook: rijp in de betekenis 'volgroeid' voor mensen: hij/zij is volwassen = em ben riep
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Papiaments
reip, reipu
[halfrijp]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Saramakkaans
lépi
[rijp (vooral in kennis)]
-
▾ Sranantongo
lepi
[geschikt voor de oogst]
-
▾ Negerhollands
riep, rip, rib
[geschikt voor de oogst]
-
▾ rijs
[takje]
zelfstandig naamwoord ; datering: 918-948;
thema: plantenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Oekraïens
ris
[bepaalde plant, olmkruid (Spiraea Ulmaria)]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
ris
(dialect)
[bepaalde plant, olmkruid (Spiraea Ulmaria)]
status: ontlening onzeker
etymologie: Entlehnt aus ndl. rijs, nhd. Reis 'Zweig'.
bron: Vasmer 1953-1958 (Vasmer)
-
▾ Oekraïens
ris
[bepaalde plant, olmkruid (Spiraea Ulmaria)]
<via Russisch>
-
▾ rijsbank
[rijsberm]
-
▾ Engels
risbank
†verouderd
[kunstmatige oever, rijsberm]
datering: 1731 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: ad. Du. rijsbank, f. rijs rice n.1 Hence also G. rissbank, F. risban.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Frans
risban
[ophoging bewapend met een kanon]
datering: 1679 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR 1990: néerl. rijsbank `banc de branchages', geschrapt in PR 1993.FEW: Im ndl. ist rijsbank eine verstärkung aus reisig und pfahlwerk am fusse eines deiches. Der übergang ins fr. geht in der militärischen sphäre vor sich. Der erste beleg steht in einem brief von Colbert, für den "risban de Dunkerque" eine verstärkung der befestigung dieses hafens ist. Aus dem ndl. entlehnt auch nhd. "rissbank", und zwar in der ndl., wie in der fr. bed.
bron: Robert 1993 Walter 1991 Wartburg 1928 (PRobert 1990, Walter 2, Valkhoff, FEW)
-
▾ Engels
risbank
†verouderd
[kunstmatige oever, rijsberm]
-
▾ rijsbed
[rijshout dat men in slappe terreinen onder aarden wegen en dijken legt om verzakking te voorkomen]
-
▾ Duits
Riesbett
(dialect)
[rijshout dat men in slappe terreinen onder aarden wegen en dijken legt om verzakking te voorkomen]
-
▾ Duits
Riesbett
(dialect)
[rijshout dat men in slappe terreinen onder aarden wegen en dijken legt om verzakking te voorkomen]
-
▾ rijsberm
[versterking van paalwerk en tenen aan de voet van een dijk]
-
▾ Frans
risberme
[rustplaats voorzien van rijswerk]
datering: 1752 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR: 1771; autre sens 1752 (PR 1990: alleen 1752); néerl. rijsberme, de rijs `branchages' et berme (PR 1993: `talus').FEW: geen etymologie.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1991 Wartburg 1928 (PRobert, Walter 2, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Litouws
risberma
[versterking van paalwerk en tenen aan de voet van een dijk]
-
▾ Frans
risberme
[rustplaats voorzien van rijswerk]
-
▾ rijschaaf
[ grote schaaf voor het opzoeten van ruw geschaafde oppervlakten en het recht strijken van hout]
-
▾ Duits
Reitschaav, Reitschaave
(dialect)
[roffelschaaf, blokschaaf]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Im westlichen Ostfriesland die einzige Benennung für die Rauhbank
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Reitschaav, Reitschaave
(dialect)
[roffelschaaf, blokschaaf]
-
▾ rijsdam
[dam van rijswerk in het water ter bescherming van de oever ]
-
▾ Duits
Riesdamm
(dialect)
[dam van rijswerk in het water ter bescherming van de oever ]
-
▾ Duits
Riesdamm
(dialect)
[dam van rijswerk in het water ter bescherming van de oever ]
-
▾ rijst
[graansoort]
-
▾ Akawaio-Arekuna
eerchii, arikchii
[graansoort]
<via Skepi-Nederlands>
-
▾ Arowaks
resji
[graansoort]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
bron: Baarle 1989 Baarle 1995 Robertson 1983 (Baarle 1989; Baarle 1995; Penard; Robertson 1983)
-
▾ Aucaans
alisi
[graansoort]
<via Sranantongo>
-
▾ Berbice-Nederlands
risi
[graansoort]
-
▾ Deens
ris
[graansoort]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk rîs ¯ italiensk riso sg. af pl. risi ¯ nygræsk rízi ¯ græsk or÷zion diminutiv af óryza ¯ oldpersisk vriÁei- 'ris' ¯ indoeuropæisk *wrihi-, *wrughio- 'vild kornsort; agerbruget kom til Indien med både de oprindelige dyrkede kornsorter, nemlig hvede og byg, og med vilde kornsorter som fx ris (jf. rug)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fins
riisi
[graansoort]
<via Zweeds>
datering: 1637 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 Schroderus 1637 (Schroderus, KH, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Negerhollands
ris
[graansoort]
datering: 1926 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
bron: Josselin 1926 Robertson 1989 (djdj 1926, Robertson 1989)
-
▾ Noord-Sotho
reisi
[graansoort]
-
▾ Petjoh
res
[graansoort]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: reskoerang = spotnaam voor eenvoudige waroeng of restaurant met beperkt menu
etymologie: men gebruikt ook: nassi
bron: Loen 1994 (Loen)
-
▾ Russisch
ris
[graansoort]
datering: 1718 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Wohl über mnd., ndd. rîs, ndl. rijs aus dem Roman. (ital. riso, afrz. rîs), dort aus vlat. oryza, griech. orudza dass. Das letztere durch iran. Vermittlung (afghan. vrižē) aus Indien (aind. vrīhis<.> 'Reis'), vgl. Fick GGAnz. 1894, S.243, Hofmann Gr.Wb. 237, Meyer- Lübke Rom.Wb. 501, Kluge-Götze EW.477, Littmann 15. Weniger wahrscheinlich ist die Auffassung von ris als Kontamination von frz. riz und nhd. Reis (gegen Preobr.2,205). Ukr. ryž 'Reis' ist entlehnt über poln. ryz<.> aus mhd. rîs von ital. riso, s. Ohijenko RFV.66,367, Brückner EW.473.
bron: Černych 1993 (Vasmer, Cernych)
-
▾ Skepi-Nederlands
ris
[graansoort]
-
▾ Sranantongo
aleisi
[graansoort]
-
▾ Tswana
rêisi
[graansoort]
-
▾ Wit-Russisch
rys
[graansoort]
<via Russisch>
-
▾ Zuid-Sotho
reise
[graansoort]
-
▾ Zweeds
ris
[graansoort]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: risfält, risodling, bergris, sumpris, risgryn, curryris
etymologie: före 1520; fornsv. ris; av lågty. ris med samma bet.; av grek. oryza med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Akawaio-Arekuna
eerchii, arikchii
[graansoort]
<via Skepi-Nederlands>
-
▾ rijstebrij
[pap van rijst en melk]
-
▾ Deens
risengrød
[pap van rijst en melk]
status: ontlening onzeker ; afleiding
afleidingen en samenstellingen: risengrødskage=rijstebrijkoek
etymologie: (efter (ældre) holl. rijsen- (i rijsenbrij, risengrød, ofl.); jf. Ris- 1) af I. Ris.
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
risengrød
[pap van rijst en melk]
-
▾ rijstekoek
[pannenkoek gemaakt van onder andere rijst]
-
▾ Papiaments
reskuk
[pannenkoek gemaakt van onder andere rijst]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
reskuk
[pannenkoek gemaakt van onder andere rijst]
-
▾ rijstepap
[rijst met melk]
-
▾ Frans
reispap
(dialect)
[rijst met melk]
-
▾ Frans
reispap
(dialect)
[rijst met melk]
-
▾ rijstoel
[invalidenwagentje]
-
▾ Indonesisch
réstul
[invalidenwagentje]
-
▾ Indonesisch
réstul
[invalidenwagentje]
-
▾ rijsttafel
[hoofdmaaltijd met rijst]
-
▾ Amerikaans-Engels
rijsttafel
[hoofdmaaltijd met rijst]
-
▾ Deens
rijsttafel, ristaffel
[hoofdmaaltijd met rijst]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nederlandsk rijsttafel dannet af rijst (jf. ris1) + tafel 'bord' (jf. taffel)
bron: Becker-Christensen 2005 Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 (Fremmedordbog, PNOE, OOD)
-
▾ Engels
rijsttafel
[Zuidoost-Aziatische rijstmaaltijd]
datering: 1889 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Du., f. rijst rice2 + tafel table n.
bron: Urdang 1983 (OED2, Urdang (dict. of foreign words and phrases in current english))
-
▾ Indonesisch
rijsttafel /réstafel/
[witte rijst met een grote hoeveelheid bijgerechten]
-
▾ Amerikaans-Engels
rijsttafel
[hoofdmaaltijd met rijst]
-
▾ rijtuig
[door paarden getrokken voertuig voor mensen]
-
▾ Javaans
réta
[door paarden getrokken voertuig voor mensen]
-
▾ Javaans
réta
[door paarden getrokken voertuig voor mensen]
-
▾ rijven
[(gewestelijk) harken]
-
▾ Frans
rivelaine
[plat houweel]
datering: 1773 (1751-1800)
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: PR: d'un rad. néerl. riven, par le wallon.FEW: geeft meerdere dialektvormen, waaruit vele afleidingen zijn ontstaan: o.a. LLouv. rivelène, art. rivlẽn (> nfr. rivelaine, seit 1771).Mndl. riven, nndl. rijven gehört mit mndl. rîve 'harke', rijve 'raspel', niederrhein. rîf m. zusammen und hat nichts mit ndl. wrijven, d. reiben zu tun. Das ndl. wort ist, wohl erst in neuerer zeit, ins wallon. übergegangen.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse)
-
▾ Frans
river
(dialect)
[korenaren afritsen, bladeren van de stengel afhalen, vlas oogsten]
-
▾ Frans
rivelaine
[plat houweel]
-
▾ rijwiel
[fiets]
-
▾ Javaans
riwil
[fiets]
-
▾ Javaans
riwil
[fiets]
-
▾ rijzen
[zich oprichten, stijgen]
-
▾ Berbice-Nederlands
risi
[zich oprichten]
-
▾ Menadonees
rèis
[opbloeien]
-
▾ Negerhollands
ris
[optillen, optrekken, ophijsen]
datering: 1926 (1901-1950)
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
etymologie: djdj 1926: optillen, opstijgen = ris op
bron: Josselin 1926 (djdj 1926)
-
▾ Papiaments
reis
[zich oprichten (van deeg, een zaadje, van een buik e.d.); (verouderd) opzwellen]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: reis riba un hende (plotseling opdoemen voor iemand); Uit: Putman1859 p.71(opzwellen-reis) ; Uit Ewijk p. 86 (rijzen -rys)
bron: (Joubert PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Surinaams-Javaans
rèis, ngerèis
[zich oprichten, laten opkomen (motor e.d.)]
-
▾ Berbice-Nederlands
risi
[zich oprichten]
-
▾ rijzig
[lang]
-
▾ ril
[waterloop, geul, rug tussen voren]
-
▾ Deens
rille
[groef, richel, verdieping]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk rille 'fure efter regnvand'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Duits
Rille
[smalle stroom]
datering: 1651-1700
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: ODEE: (but cf.AL. rilla xiv). probl.of LDu.origin; cf.LG. ril(le), Du., EFris. ril (whence G. rille); but the ult.source is unknown. Kluge: Übernommen aus dem Niederdeutschen. Das Wort ist erst spät bezeugt. Man vermutet eine Ableitung aus der Wurzel ig. *rei- "fließen" (*ri-dlO), evtl. ein Diminutivum zu ae. rIT m. "Strom", mndd. ride "Bach", afr. rid in Flußnamen, also "Rinnsal".
bron: Onions 1983 (ODEE, Kluge)
-
▾ Engels
rill
[beekje, geul]
datering: 1401-1500 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: (but cf.AL. rilla xiv). probl.of LDu.origin; cf.LG. ril(le), Du., EFris. ril (whence G. rille); but the ult.source is unknown.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Deens
rille
[groef, richel, verdieping]
-
▾ rillen
[trillen]
-
▾ Papiaments
rel
[sidderen, huiveren]
status: ontlening onzeker
etymologie: mi kurpa a kue rel (ik werd er huiverig van)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
rel
[sidderen, huiveren]
-
▾ rilling, ril
[huivering, het rillen]
-
▾ Frans
rlan, ran
(dialect)
[huivering, koortsige angst]
status: ontlening onzeker
etymologie: Rilling (ndl.) 'schauder'. Rilling ist das verbalsubst. zu rillen 'beben'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Papiaments
rel
[siddering, huivering, gril]
status: ontlening onzeker
etymologie: mi kurpa a kue rel (ik werd er huiverig van)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Frans
rlan, ran
(dialect)
[huivering, koortsige angst]
-
▾ rimpel, † rompel
[plooi]
-
▾ Engels
rumple
[kreukel]
datering: 1500 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: ad. MDu. (also Du.) rompel or MLG. rumpel(e, derivatives of MDu. rompe, MLG. rumpe (G. dial. rƒmpf) wrinkle. Cf. rimple n.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Indonesisch
rimpel
[huidplooi; watergolfje]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: merimpel = plooien
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Engels
rumple
[kreukel]
-
▾ rimpelen, † rompelen
[plooien]
-
▾ Deens
rimpe
[plooien]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: vist fra nedertysk rimpen 'rynke, krumme'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Engels
rumple
[kreuk(el)en; door de war maken]
datering: 1603 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: f. rumple n.2, or ad. MDu. rompelen, MLG. rumpelen (G. dial. rƒmpflen), f. MLG. rumpen (MHG. rƒmphen, G. rƒmpfen) to wrinkle, etc. Cf. rimple v.
bron: OED2 1989 White 1994 (OED2, White)
-
▾ Deens
rimpe
[plooien]
-
▾ ring
[kringvormig voorwerp]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: sociale leven
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Aucaans
linga
[kringvormig voorwerp]
-
▾ Azeri
ring
[boksring]
<via Russisch>
-
▾ Esperanto
rango
[plaats in de hiërarchie, rang]
<via Frans>
datering: 1889 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: duaranga ‘tweederangs’, samrangulo ‘iemand van dezelfde rang’
etymologie: Geleend via Fr rang met steun van Du Rang, Ru rang en in mindere mate Eng rank. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 Vilborg 1989-2001 (Cherp, Vil 4)
-
▾ Frans
rang
[rij, rang; volgorde]
datering: 1080 (1051-1100)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: renc `ligne de guerriers' 1080; frq. *hring `ring'; all. Ring
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse)
-
▾ Indonesisch
ring
[kringvormig voorwerp, armband; ringen, gymnastiektoestel; boksring; syndicaat; (Bahasa Prokem) vingerring]
-
▾ Jakartaans-Maleis
ring
[ring (sieraad)]
-
▾ Negerhollands
rink, rin
[kringvormig voorwerp, krans]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: rink (old 1776), rin (djdj 1926), waarvan de n een puntje heeft en een ŋ wordt
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Papiaments
renchi (ouder: ringtsje)
[kringvormig voorwerp]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: renchi di kasamentu (trouwring), renchi di dede (vingerring), renchi di orea (oorbel)
etymologie: Uit Ewijk p. 86
bron: (Joubert PN; Ewijk)
-
▾ Russisch
rym
(dialect)
[ankerring]
datering: 1701-1725 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Rim port wird aus ndl. ring + poort 'Pforte, Oeffnung' erklärt; weniger befriedigt die Herleitung aus ndl. riem 'Riemen' (Matzenauer LF.18,245). Vgl. rymbolt. Uit VdMeulen 1909: Ring. Ring of kring, door dit woord werd alles verstaan, dat rond is, en in het bijzonder een goude, zilveren, koperen, en ijzeren ring: na het gebruik dat zij hebben moeten: zo zijn de ij sere voornaameendelijk te scheep, en dezelve zijn bekwam, om iets aan vast te maken. WINSCII. ZOO noemt W. blz. 281 onder de losse werktuigen te scheep (van andere kleinigheden): 200 rae-ringen .. . . verscheide poort en reeringen. Vgl. aki. blz. 283 onder het krijgstuig: 24 ringen en krammen tot poorten, 30 sluitringen. Voorliet tegenwoordige zie men deze en andere soorten van ringen aan boord vermeld bij P. M. blz. 97. Russ. rym, anneau, boude. V. ver¬klaart: želěznoe kol'ce, vbivaemoe v razných městach sudna dij a zakrěplenija za nego snastej; obyknovenno prodet v diru, sdělau-nuju v veršine bolta, nazyvaemago rymboltoni (ijzeren ring, inge¬slagen op verschillende plaatsen van het schip tot het daaraan vastleggen van touwwerk; gewoonlijk gestoken door een gat, ge¬maakt in den kop van een bout, die ringbout genoemd wordt). In Archangel heeft rym de betekenis: ringbout, z. aki., gekregen. Ook betekent Russ. rym: arganeau, cigale, ankerring, z. aki. V. geeft naast het tegenwoordige rym bovendien nog den oorspronke¬lijke]!, thans in onbruik zij ruien vorm ring, identisch met Holl. ring.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Sasaks
ring
[moerring]
-
▾ Sranantongo
linga (ouder:lienga, rienga)
[kringvormig voorwerp]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
ring
[kringvormig voorwerp, kring van Nederduits gereformeerde congregaties]
<via Afrikaans>
datering: 1934 (1901-1950)
status: ontlening onzeker ; betekenisontlening
afleidingen en samenstellingen: ringmuur (muur om hoeve), ringkommissie
etymologie: Calque formed on Afk. ring 'circle', 'presbytery'.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Aucaans
linga
[kringvormig voorwerp]
-
▾ ringband
[ringvormige band; (verouderd) halsband van een hond]
-
▾ Baskisch
arribant
[lint]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
etymologie: Volgens Lh voorkomend in het Souletijns als woord van uitheemse afkomst. Niet vermeld in Azk en Sar.
bron: Lhande 1926 (Lh)
-
▾ Esperanto
rubando
[lint]
<via Frans>
datering: 1889 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: inkrubando ‘schrijfmachinelint’, kartoĉrubando ‘patroonband’
etymologie: Geleend via Fr ruban met ondersteunend bronwoord Eng ribbon. De toevoeging van d is niet duidelijk, maar kan zijn ingegeven door analogieën met het koppel banto ‘knoop’/bendo ‘zwachtel’ ter vermijding van *rubano, dat als afleiding leesbaar zou zijn (rub/ano ‘ruïnebewoner’). De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 Vilborg 1989-2001 (Cherp, Vil 4)
-
▾ Frans
ruban
[strook, lintvormige versiering, ordelint]
datering: 1260 (1251-1300)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rubané,ée, rubaner, rubanerie, rubanier,ière, enrubanner
etymologie: PR: moy. néerl. ringhband `collier'.FEW: noemt als eerste de vorm "riban", die, hoewel pas later bewezen (1394), toch de oorspronkelijke vorm is. Uit "riban" zijn vele dialektvormen ontstaan. Onder "ruban" geeft FEW vele (verouderde?) betekenissen, samenstellingen en afleidingen. Zie FEW.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Valkhoff 1949 Walter 1997 Wartburg 1928 (PRobert, Walter, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Baskisch
arribant
[lint]
<via Frans>
-
▾ ringbout
[metalen bout met ring erdoor]
-
▾ Russisch
rymbolt
[metalen bout met ring erdoor]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. ringbout dass. mit Einmischung von bolt, s. Meulen 167 ff. Daraus viell. ry<'>m (s. oben) durch Kürzung. Uit VdMeulen 1909: Ringbout. Een bout, daar een ring aan is. WINSCII., Z. de afbeelding van een ringbout bij W. blz. 55 n°. 7. Bout door den kop waarvan een ring gestoken is. Er zijn ook bouten met twee ringen, bijv. die in de dekken voor de inhaaltalies der stukken. T. Russ. rymbolt, cheville a boucle. liet woord is niet uit Eng. ringbolt, maar uit Holl. ringbout, welks laatste lettergreep door Eng. bolt is beïnvloed, z. hierover op Bout (1). In Archangel zegt men voor ringbout eenvoudig: rym d. i. ring, Arch. verklaart dit woord: prodëtyj skvoz' bitveunicu želěznyj bolt s korcom dlja privjazyvanija kanata (door de beting gestoken ijzeren bont met een ring voor het vastbinden van een touw).
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
rymbolt
[metalen bout met ring erdoor]
-
▾ ringduif
[houtduif]
-
▾ Engels
ringdove
[houtduif]
datering: 1501-1600 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: prob.after LG.or Du.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Engels
ringdove
[houtduif]
-
▾ ringel
[(Vlaams) ringvormig voorwerp]
-
▾ Frans
rengle
(dialect)
[ring door de neus van een varken]
datering: 1280 (1251-1300)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ringler - een ring door de neus van een varken doen, de ring of de klink van een deur bewegen
etymologie: Ringel (mndl.) 'ring'. Aflandr."rengle" aus dem titelwort, "ringler" aus dem zugehörigen verbum "ringelen".
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
rengle
(dialect)
[ring door de neus van een varken]
-
▾ ringen
[(verouderd) ringelen, geluid voortbrengen]
-
▾ Frans
råtchår, rintchår
(dialect)
[mopperen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: fé di s'rinkinkin = zich aanstellen; miner on grant râchâr 'mopperen om niets'; rantchårner 'een dwaas gesprek voeren'
etymologie: 1 aus mndl. "ringen" 'lärm machen', 2 aus dessen ndl. verlängerung "rinkinken".
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Negerhollands
ring
[ringelen]
-
▾ Frans
råtchår, rintchår
(dialect)
[mopperen]
-
▾ ringhals
[dier met ringvormige vlekken op de hals]
-
▾ ringkop
[iemand met een ring om zijn hoofd]
-
▾ Engels
ring-kop
[vooraanstaand Afrikaans stamlid of krijger]
<via Afrikaans>
-
▾ Engels
ring-kop
[vooraanstaand Afrikaans stamlid of krijger]
<via Afrikaans>
-
▾ ringworm
[huidziekte door een schimmel veroorzaakt; gelede worm]
-
▾ Sranantongo
lingaworon
[huidziekte door een schimmel veroorzaakt; gelede worm]
-
▾ Sranantongo
lingaworon
[huidziekte door een schimmel veroorzaakt; gelede worm]
-
▾ rinkelen
[een hel, onderbroken geluid geven; (Vlaams) (lawaaiig) rondlopen]
-
▾ Frans
rinqueler
(dialect)
[de aren zoeken die men op de akker heeft vergeten nadat men aren heeft gelezen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rinqueteux 'arenlezer'
etymologie: Rinkelen (fläm.) 'herumlaufen'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
rinqueler
(dialect)
[de aren zoeken die men op de akker heeft vergeten nadat men aren heeft gelezen]
-
▾ rins
[zuurachtig]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1514;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Papiaments
rens
†verouderd
[zuurachtig]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 86
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Papiaments
rens
†verouderd
[zuurachtig]
-
▾ riolen
[greppels graven]
-
▾ Duits
riolen
(dialect)
[diep rondgraven]
status: ontlening onzeker
etymologie: Schlüter in zijn: "Anhang: Mundartwörter weniger gesicherter"
bron: Schlüter 1952 (Schlüter)
-
▾ Duits
riolen
(dialect)
[diep rondgraven]
-
▾ riolering
[samenstel van riolen]
-
▾ Indonesisch
rioléring
[samenstel van riolen]
-
▾ Indonesisch
rioléring
[samenstel van riolen]
-
▾ riool
[afvoerkanaal]
-
▾ Duits
Rioolen
(dialect)
[afvoerkanaal (voor in de tuin)]
status: ontlening onzeker
etymologie: Teuchert: Fachwort des Gartenbaus
bron: Teuchert 1972 (Teuchert)
-
▾ Indonesisch
riol, riool
[afvoerkanaal]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rioléring = riolering
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Duits
Rioolen
(dialect)
[afvoerkanaal (voor in de tuin)]
-
▾ riool
[langwerpige houten stelling voor de letterkasten]
-
▾ Ripolin
[een Nederlands verfmerk, genoemd naar Carl J. F. Riep, directeur van een verffabriek]
-
▾ Deens
ripolin
[glanslak]
status: ontlening onzeker
etymologie: (komt maar heel zelden voor op Deense sites)
bron: internet (internet)
-
▾ Duits
Ripolin
[glanslak]
-
▾ Engels
Ripolin
[glanslak]
status: ontlening onzeker
etymologie: [< Dutch Ripolin (although this is apparently first attested slightly later than the name of the paint is in English contexts: 1890 or earlier), probably < the name of Carl J. F. Riep (1835-98), Prussian-born chemist and technical director of various paint factories in Haarlem, Ouder Amstel, and Hilversum, Holland + -o- -O- connective + an element of uncertain origin (see below). Compare French Ripolin (1897 or earlier; < Dutch). The origin of the ending of the name is uncertain. Suggestions include that it may represent French lin or its etymon classical Latin l{imac}num flax (for both, see LINE n.1; compare huile de lin linoleum, and also LINOLEUM n.), or that it may be from Lin- in Lina, the pet-form of the forename of Carl Riep's second wife Caroline. The name of the paint, which is attested in Dutch advertisements from 1890 onwards, was probably coined by Otto Wilhelm Briegleb, a German-born Dutch businessman, who in 1890 took over a paint company in Hilversum. Briegleb already owned another paint factory in Haarlem, of which Riep was technical director. Together, Briegleb and Riep had unsuccessfully tried in 1890 to set up yet another paint factory in Ouder Amstel, dedicated to the production of enamel paint. After Carl Riep's death in 1898, his eldest son Frits (1867-1957), also a chemist, succeeded him as technical director of the company. In 1897 the company set up a branch in Paris, under the official name Le Ripolin: société anonyme française de peintures, laques et d'enduits sous-marins, Lefranc et Briegleb reunis; advertisements for the paint are found in French texts from at least the same year.
bron: OED2 1989 (OED3)
-
▾ Frans
ripolin
[glanslak]
datering: 1888 (1851-1900)
status: ontlening onzeker ; afleiding
afleidingen en samenstellingen: ripoliner
etymologie: PR 1993: n. déposé. de Riep, n. de l'inventeur néerl., et -olin, de -ol, olie `huile'; PR 1990: du néerl. du nom de Riep, l'inventeur, et -olin, de ol-, olie `huile'
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Valkhoff, Larousse)
-
▾ Noors
ripolin
[glanslak]
-
▾ Zweeds
ripolin
[glanslak]
-
▾ Deens
ripolin
[glanslak]
-
▾ rippen
[(gewestelijk) afrukken, afsnijden]
-
▾ Bretons
rip
[koud en droog, rigoreus]
<via Frans>
-
▾ Frans
riper
[afkrabben, er vandoorgaan]
datering: 1328 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ripe; ripaille = maaltijd waar men goed en veel eet; misschien: rupin = rijk; elegant, goedgekleed; mooi (verouderd)
etymologie: PR: 1328 fig. `gratter'; moy.néerl. rippen `racler, palper'.FEW: 1.: ripe 'poleerbeitel' 1676, riper 'krabben' 1328, 'polijsten' 1694;2.: riper 'doen glijden' 1752, 'doen opborrelen (bij onderzeese stromingen)' 1875; ripoince (bet.?) 1923; Afr. soi desriper 'zich laten gaan in verdriet' 1220; FEW geeft zeer veel dialektvormen, waaronder div. Parijs' Argot. Zie verder FEW etymologie.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1997 Wartburg 1928 (PRobert, Walter, Larousse, FEW)
-
▾ Bretons
rip
[koud en droog, rigoreus]
<via Frans>
-
▾ risico
[gevaar voor schade]
-
▾ Indonesisch
résiko, risiko
[gevaar voor schade]
-
▾ Menadonees
rèsiko
[mogelijk negatief gevolg]
-
▾ Negerhollands
risiko
[gevaar]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Hesseling 1905: risiko loop = kans lopen
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Indonesisch
résiko, risiko
[gevaar voor schade]
-
▾ riskant
[gewaagd]
-
▾ Indonesisch
riskan
[gewaagd]
-
▾ Indonesisch
riskan
[gewaagd]
-
▾ riskeren
[wagen]
-
▾ Indonesisch
(me)riskir
[wagen]
-
▾ Indonesisch
(me)riskir
[wagen]
-
▾ rissole
[met ragout gevuld hapje]
-
▾ Indonesisch
risol
[vleesgehakt gemengd met ei en broodkruim, in deeg gewikkeld en gefrituurd]
-
▾ Indonesisch
risol
[vleesgehakt gemengd met ei en broodkruim, in deeg gewikkeld en gefrituurd]
-
▾ risten
[bewerkingen bij het reden van vlas, waarbij overgebleven houtdeeltjes van de vlasstok uit de vezels verwijderd worden]
-
▾ Deens
riste
[bewerkingen bij het reden van vlas, waarbij overgebleven houtdeeltjes van de vlasstok uit de vezels verwijderd worden]
status: ontlening onzeker
etymologie: fra holl. risten, vistnok afl. af rist, se IV. Rist; fagl.
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
riste
[bewerkingen bij het reden van vlas, waarbij overgebleven houtdeeltjes van de vlasstok uit de vezels verwijderd worden]
-
▾ rit
[het rijden]
-
▾ Indonesisch
rit
[het rijden (van bus of vrachtwagen), de trip (van een buschauffeur)]
-
▾ Kupang-Maleis
ret
[route, richting]
-
▾ Menadonees
rèt
[reisje heen en weer]
-
▾ Sranantongo
ret
[het rijden]
-
▾ Indonesisch
rit
[het rijden (van bus of vrachtwagen), de trip (van een buschauffeur)]
-
▾ ritme
[wisseling in beweging of tonen]
-
▾ Indonesisch
ritme
[afwisseling van korte en lange notenwaarden]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ritmis = ritmisch
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ritme
[afwisseling van korte en lange notenwaarden]
-
▾ ritmeester
[officier van de cavalerie]
-
▾ Deens
ritmester
[officier van de cavalerie]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra mnt. ritmester, hty. rittmeister; til mnt. rit, hty. ritt, ridning, ridt, rytteri
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Engels
rittmaster
[officier van de cavalerie]
datering: 1648 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: ad. G. rittmeister, Du. ritmeester, f. ritt riding.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Zweeds
ryttmästare
[officier van de cavalerie]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: oa ryttmästargrad, ~linje, ~uniform; ; in uitdr. "överste ryttmästare", bevelhebber over ruiters in bepaald landsdeel, verouderd; in uitdr "ryttmästare för ett komagni" officier van de cavalerie van een compagnie, verouderd; bevelspersoon van cavalerie van burgergarde; in 1540 door Gustav Vasa aangestelde rijksambtenaar om een politieapparaat in Västergötland te leiden
etymologie: SAOB; jfr d. ritmester, nor. ritt mester; av mlt. ritmēster, holl. ritmeester, t. rittmeister, av mlt. resp. holl. rit, t. ritt, ridning, krigståg med rytteri, rytteri(förband) (se RED, sbst.1, RITT, sbst.1), o. mlt. mēster resp. holl. meester, t. meister (se MÄSTARE); formerna med y o. eu (samt ij) sannol. beroende på inflytande från RYTTARE
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Deens
ritmester
[officier van de cavalerie]
-
▾ rits
[treksluiting]
-
▾ ritssluiting
[treksluiting]
-
▾ Chinees-Maleis
rètsluitèng
[treksluiting]
-
▾ Fries
ritssluting
[treksluiting]
-
▾ Indonesisch
résléting, ritsléting, ritsliting
[treksluiting]
-
▾ Javaans
ritsliting
[treksluiting]
status: ontlening onzeker
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Kupang-Maleis
rosleting
[treksluiting]
-
▾ Surinaams-Javaans
ritslèting
[treksluiting]
-
▾ Chinees-Maleis
rètsluitèng
[treksluiting]
-
▾ ritus
[geheel van rituele gebruiken]
-
▾ Indonesisch
ritus
[geheel van rituele gebruiken]
-
▾ Indonesisch
ritus
[geheel van rituele gebruiken]
-
▾ rivaal
[mededinger]
-
▾ Indonesisch
rival
[mededinger]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rivalitas = rivaliteit
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
rival
[mededinger]
-
▾ rivier
[waterstroom]
-
▾ Fries
rivier
[waterstroom]
-
▾ Negerhollands
rivier, riva
[waterstroom]
datering: 1776 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
etymologie: rivier (old 1776), riva (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Fries
rivier
[waterstroom]
-
▾ rob
[(Vlaams) konijn]
-
▾ Baskisch
arrabota
[timmermansschaaf]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
etymologie: Volgens Lh is arrabota de algemeen Noord-Baskische vorm, naast arrabotü in het Souletijns en errebote in het Labourdijns, alle van uitheemse afkomst. Lh geeft ook nog errabota voor het Noord-Baskisch, maar zonder enige toelichting. Azk 1 geeft alleen arrabota voor het Noord-Baskisch (uitheems). Geen vermelding in Sar.
bron: Azkue 1969 Lhande 1926 (Lh, Azk 1)
-
▾ Frans
rabot
[schaaf (lijkend op konijn); harde steen voor plaveisel]
datering: 1342 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: raboter, rabotage, raboteur, raboteuse, rabouteux,euse
etymologie: GR: moy. néerl. robbe « lapin » (→ Rabouillère, cit. 1), par anal. de forme, la lame oblique figurant les oreilles; PR: de rabotte, dial. `lapin', moy.néerl. robbe (PR 1993: par anal. de forme).FEW: vele dialektvormen en historische nfr. vormen; uitgebreide etymologie.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1997 Wartburg 1928 (PRobert, Walter, Larousse, FEW (robbe))
-
▾ Portugees
rabote
[grote timmermansschaaf]
<via Frans>
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Do fr. rabot.
bron: Cunha 1986 (Da Cunha)
-
▾ Baskisch
arrabota
[timmermansschaaf]
<via Frans>
-
▾ rob
[zeeroofdier]
-
▾ Deens
robbe
†verouderd
[zeeroofdier]
status: ontlening onzeker
etymologie: af holl. robbe, vist beslægtet med robbelig ujævn, ru, robbeln høvle glat, robben, platty. rubben, jf. da. rubbe gnide kraftigt. OOD: ra holl. robbe, vist besl. m. holl. robbelig, ujævn, ru, robbeln, høvle glat olgn., robben, nt. rubben (se rubbe); sml. I. Kobbe; nu vist kun foræld., jf.: “tilhører vel nu nærmest Handelssproget.” Levin., Bang (holl) sæl
bron: Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 Hårbøl 2004 Bang 1976 (Fremmedordbog, Fremmed2, Skautrup, OOD, Bang)
-
▾ Duits
Robbe
[zeeroofdier]
datering: 1651-1700
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: Übernommen aus mndd. robbe. Offenbar nach den Schnauzhaaren so genannt, denn mittelniederländisch heißt auch das Kaninchen robbe(ken). Das zugrundeliegende Wort für "Borste" ist allerdings praktisch unbelegt. Grimm: das thier und sein name blieben den Oberdeutschen lange fremd; aufgenommen wurde in ganz junger zeit das niederd. rabbe, m. brem. wb. 3, 536; neuniederl. rob, robbe m. f., nebenformen rubbe und roppe bei NEMNICH. merkwürdigerweise glossiert. Bartz: Es stammt wohl ab von niederländ. robben "reiben, sich balgen". Bluhme: Lehnwort: nl.?
bron: Bartz 2007 Bluhme 2005 Grimm 1854-1971 Kluge 2002 (Kluge, Grimm, Bartz, Bluhme)
-
▾ Frans
robbe
†verouderd
(dialect)
[zeeroofdier]
datering: 1599 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: Rob (ndl.). Vorübergehende entlehnung.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Zweeds
robb
†verouderd
[zeeroofdier]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ~slageri (het doodknuppelen van dit dier); ~enskinn (huid van dit dier); robbenslageri (zie ~slageri)
etymologie: SAOB; jfr dan. o. t. robbe; av lt. robb(en), rubbe l. holl. rob, robbe (jfr mm. robbespec, sälspäck) l. fris. rob; möjl. i avljudsförh. till isl. rúfinn,, strävhårig, raggig, (o. åsyftande sälarnas sträva päls l. de ras morrhår); i så fall möjl. till den rot som fö religger i ROV
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Deens
robbe
†verouderd
[zeeroofdier]
-
▾ rob
[(Zuid-Hollands) biezen mandje]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1351-1400;
thema: sociale leven
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Zweeds
robb
†verouderd
[soort gevlochten mandje]
-
▾ Zweeds
robb
†verouderd
[soort gevlochten mandje]
-
▾ robbenslager
[iemand die op zeehonden jaagt]
-
▾ Deens
robbeslager, robbenslager
†verouderd
[iemand die op zeehonden jaagt]
status: ontlening onzeker
etymologie: holl. robbenslager; nu næppe br.
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
robbeslager, robbenslager
†verouderd
[iemand die op zeehonden jaagt]
-
▾ Robert
[eigennaam]
-
▾ Indonesisch
Obéd
[christen]
-
▾ Indonesisch
Obéd
[christen]
-
▾ robijn
[rood edelgesteente]
-
▾ Indonesisch
rubin
[rood edelgesteente]
-
▾ Indonesisch
rubin
[rood edelgesteente]
-
▾ robot
[kunstmens]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1931;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
robot
[kunstmens]
-
▾ Noord-Sotho
roboto
[kunstmens]
-
▾ Tswana
rôbôtô
[kunstmens]
-
▾ Xhosa
robhothi
[kunstmens]
-
▾ Zoeloe
robhothi
[kunstmens]
-
▾ Zuid-Sotho
roboto
[kunstmens]
-
▾ Indonesisch
robot
[kunstmens]
-
▾ rochelen
[rauw keelgeluid maken]
-
▾ Frans
roukler, rôgyi
(dialect)
[keelgeluiden maken, hoesten]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: èroh'lé 'hees, schor'
etymologie: Aus ndl. rochelen 'röcheln', fläm. 'spucken', rhein. rocheln 'röcheln', zum teil mit erweiterung durch ein rom. suffix.
bron: Wartburg 1928 (FEW (rohen, bet.3))
-
▾ Frans
roukler, rôgyi
(dialect)
[keelgeluiden maken, hoesten]
-
▾ rode biet
[eetbare wortel]
-
▾ Papiaments
roibit (ouder: rooibiet, rooje biet)
[eetbare wortel]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.37; Uit Ewijk p.55
bron: Putman 1859 Veeris 1990 (Joubert PN, Veeris1990, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Papiaments
roibit (ouder: rooibiet, rooje biet)
[eetbare wortel]
-
▾ rode bok
[impala (antilopensoort)]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
red-buck, rooibok
[impala (antilopensoort)]
datering: 1824 (1801-1850)
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: (part.) tr. S. Afr . Du. roodebok
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
red-buck, rooibok
[impala (antilopensoort)]
-
▾ rode els
[boomsoort]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
red alder, red els, rooiels
[boomsoort]
datering: 1830 (1801-1850)
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: ((part) tr.) S. Afr. Du. roode els, later Afk. rooi-els.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
red alder, red els, rooiels
[boomsoort]
-
▾ rode ratel
[moeraskartelblad; heidewortelblad]
-
▾ rode steen
[roodachtige steen]
-
▾ Petjoh
rooie steen
[baksteen, klinker, gravel]
-
▾ Petjoh
rooie steen
[baksteen, klinker, gravel]
-
▾ rodehond
[besmettelijke ziekte, rubella; tropische huidziekte, warmtepuistjes]
-
▾ Papiaments
rodehond, rotohòn
[besmettelijke ziekte, rubella]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sranantongo
lotontu
[besmettelijke ziekte, rubella; tropische huidziekte, warmtepuistjes]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Papiaments
rodehond, rotohòn
[besmettelijke ziekte, rubella]
-
▾ roede, roe
[twijg (m.n. als strafwerktuig); stok, staaf, stang; lengtemaat]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
ro
†verouderd
[twijg (als strafwerktuig); stok, staaf, stang]
<via Negerhollands>
-
▾ Deens
rue
[schuine ra]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: jf. glda. ru(o)) ell. efter holl. roede, se II. Rode; jf. Rusejl; , nu næppe br.)
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Engels
rode
†verouderd
[lengtemaat]
datering: 1662 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: Prob. a. Du. roede measuring-rod (ten feet long): see rood n.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Javaans
eru
[vierkante Rijnlandse roede (14,19 m2)]
-
▾ Javaans
ruji
[twijg, spijl, spaak; straal (van paraplu, cirkel)]
-
▾ Madoerees
ērru
[vlaktemaat]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ērru renlan = Rhijnlandsche roede
bron: Penninga 1936 (PH)
-
▾ Negerhollands
roede
[twijg, zweep]
-
▾ Zweeds
ru
[rondhout gebruikt bij zeilen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: SAOB; ~segel (latijns zeil)
etymologie: SAOB; jfr d. ru(e); sannol. av holl. roe(de), spö, stång, rå, av mnl. roede (se ROA, sbst.)]]
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
ro
†verouderd
[twijg (als strafwerktuig); stok, staaf, stang]
<via Negerhollands>
-
▾ roedezak
[condoom]
-
▾ Japans
rūdesakku
[condoom]
status: ontlening onzeker
etymologie: Although the condom as a preservative against diseases was already invented in the 18th century and the Dutch are known to have used fishbladders as condoms in Japan, I have been unable to discover whether the word 'roedezak' (which is, moreover, not listed in the WNT or any other D. dictionary at my disposal) was used by our ancestors on Deshima (In this connection it is interesting to note that the rangakusha Hiraga Gennai (1726-1779) shows his acquaintance with D. common terms for the sexual organs in a small treatise on impotence, Naemara initsu-den (1768)). The word may have been derived from G. Rutensack; yet rûdesakku corresponds better with the D. form. Although rûdesakku is still found in some modern dictionaries, the normal terms for this appliance are kondômu and sakku (zie trefwoord 'zak').
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Japans
rūdesakku
[condoom]
-
▾ roef
[overdekt deel van schip]
-
▾ Deens
ruf
[overdekt deel van schip]
status: ontlening onzeker
etymologie: fra nederlandsk roef el. nedertysk roof, ruff 'tag (fx på hus)' Skautrup: holl., Hammerich 45: Nederlands
bron: Becker-Christensen 2005 Brüel 1993 Hammerich 1945 (Fremmedordbog, PNOE, Skautrup, Saabys, Arhensen, Hammerich 45)
-
▾ Ests
ruhv
[overdekt deel van schip]
-
▾ Fins
ruhvi, ruffi
[overdekte plaats op een schuit; dek]
<via Zweeds>
datering: 1862 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Ginneken 1913-1914 (Stjerncreutz, JvG; NSSK)
-
▾ Frans
rouf
†verouderd
[hokje op de achterkant van een kleine boot]
datering: 1582 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: GR: 1752; « cabine au milieu d'un bateau », 1582; néerl. roef; Roof (mndl.) 'schiffsdeck'. Eerder al een ontlening in het alütt. uit mndl. roof. Hierboven een jongere ontlening uit ndl. roef. E. roof heeft er niets mee te maken, omdat het nooit 'woonruimte' betekent.; PR: 1752; `cabine au milieu d'un bateau' 1582; néerl. roef.FEW: Mndl. roof bedeutet 'dach; verdeck von einem schiff; gedeckter wohnraum auf einem schiff'. In der letztern bed. ist es ins wallon. übergegangen, früh genug, um den auslautkonsonanten zu verlieren (lütt. nam. "ro"). Der fall desselben ist vielleicht vom plural aus zu verstehen, vgl. die stelle von 1582: "celuy qui se mettra aux roufz". "Rouf" ist eine jüngere entlehnung aus gleichbedeuten- dem nndl. roef. E. roof hat damit nichts zu tun, da es nie 'wohnraum" bedeutet.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Robert 2005 Valkhoff 1949 Walter 1997 Wartburg 1928 (FEW, GRobert, PRobert, Walter, Valkhoff, Larousse)
-
▾ Noors
ruff
[overdekt deel van schip]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra nederl. el lty; FuT: entlehnt aus mnd. rôf, rûf', 'deckel, schutzdach, deckshaus auf achiffen' (holl. roef).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT; Arnesen)
-
▾ Oekraïens
rúbka
[houten huisje op het dek van een schip als woonruimte]
<via Russisch>
-
▾ Pools
rufa
[overdekt deel van een vrachtschuit of een jacht]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: nm. śr.d. nm. roef "tył kadłuba statku"
bron: Kopaliński 2007 (Wladyslaw Kopalinski)
-
▾ Russisch
rúbka
[houten huisje op het dek van een schip als woonruimte]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. roef dass., mnd. rôf, nhd. Roof, engl. roof, s. Grot Fil.Raz.2,369, Preobr.2,220. Angelehnt an rubít' 'hauen'. Uit VdMeulen 1909: Roef. Het agterste afschutsel op klein vaartuig, gelijk de kajuit op grote schepen. WiNsoir., vgl. W. biz. 170 onder de binnelants vaerders: Amsterdamsche binnelichters. . . achter staet een roef. . .; treek en jachtschuiten. . . . het geheele schip is als een kajuit of roef met banken aen ieder zijde. . . .; togtschuiten of drijvers.. . . achter staet een roef, die een weinig verheven is. Russ. dimin. rúbka V., 1).; de laatste geeft daarvan weer het dimin. rubocka en verklaart beide woorden: na réenych sudách kazenka, kaj utka, postavlennaja na palubě, narublennaja sverch sudna (op riviervaar¬tuigen een kleine kajuit, geplaatst op het dek, gebouwd boven over het schip). In V. komt ook nog het tijdens PETER DEN GROOTE gebruikelijke ruf voor, met diens eigen vertaling: rufy ili cerdaki (roeven of bovenkamertjes).
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, vdMeulen 1909)
-
▾ Zweeds
ruff
[overdekte ruimte in kleine zeilboot of motorboot]
datering: 1730 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: SAOB; ~bygnadd (idem); ~båt (boot met ~); ~dörr (deur naar ~); ~lucka (luik naar ~); ~motorbåt (motorboot met ~); ~tak (dak op ~); ruffa (een boot voorzien van ~); ruffad (een schip dat voorzien is van een ~)
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1730; av lågty. ruf, nederl. roef 'skyddstak; ruff'; samma ord som eng. roof 'tak'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ruf
[overdekt deel van schip]
-
▾ roeien
[met riemen een vaartuig voortbewegen]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
rui
†verouderd
[met riemen een vaartuig voortbewegen]
<via Negerhollands>
-
▾ Negerhollands
roei
[met riemen een vaartuig voortbewegen]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
rui
†verouderd
[met riemen een vaartuig voortbewegen]
<via Negerhollands>
-
▾ roek
[zangvogel]
-
▾ Frans
freux
[zangvogel]
datering: 1220 (1201-1250)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: 1493; fros, déb. xiii; frq. *hrôk
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse, Rey)
-
▾ Frans
freux
[zangvogel]
-
▾ roem
[lof]
-
▾ Negerhollands
roem
[lof]
-
▾ Negerhollands
roem
[lof]
-
▾ roemen
[prijzen, loven]
-
▾ Negerhollands
roem
[prijzen, loven]
-
▾ Negerhollands
roem
[prijzen, loven]
-
▾ roemer
[groot wijnglas]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1556-1559;
thema: consumptie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
rømer
[groot wijnglas]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
etymologie: Fremmed2: af ty. Römer, af holl. opr., af roemer, af roemen prise, prale.
bron: Bach 1965 Brüel 1993 Hårbøl 2004 (Fremmedordbog, Fremmed2, Bach)
-
▾ Duits
Römer
[groot wijnglas]
status: ontlening onzeker
etymologie: Bach: (15. Jh. < nl. roemer; zu roemen "rühmen"; also zunächst ein "Prunkglas, mit dem man einen Trinkspruch auf jemandes Ruhm ausbringt").
bron: Bach 1965 (Bach)
-
▾ Engels
roemer
[wijnglas]
datering: 1897 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: a. Du. roemer, G. rÜmer; cf. rummer.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Engels
rummer
†verouderd
[groot drinkglas]
datering: 1601-1700 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: Of LDu. origin; cf. Du. roemer, LG. (whence G.) römer, f. roemen, etc. 'extol, boast'.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Fins
reimari
[groot wijnglas]
<via Zweeds>
-
▾ Russisch
rjúmka, rjúmocka
[tafelvaatwerk, gewoonlijk van glas, op een voet, voor brandewijn of wijn]
status: ontlening onzeker
etymologie: Roemer, wijnglas. Op de gezontheit . .. van d'andere Bojaren wierd met kleinder Roemers gedronken, Klenk 37 (a°. 1675). Russ. rjúmka, volgens Dal' 3, 1774: zastolnyj, bolee stekljannyj sosudec, na nožke, dlja vodki ili vina (tafelvaatwerk, gewoonlijk van glas, op een voet, voor brandewijn of wijn). Het woord is in het russ. een verkleinvorm op -ka, die uit de ndl. deminutiefvorm roemerke (Ndl. Wdb. 13, 720 vlg.) ontstaan zou kunnen zijn (vgl. russ. kumka uit ndl. kommeke, zie ald.), al behoeft dit niet (vgl. russ. zjufj Jdvestka uit ndl. zuidwester, zie ald.). Zonder deminutiefuitgang vindt men het woord in het augmentativum rjúmišca, bokaal, alsmede in rjúmšcik, vervaardiger van roemers. Van rjúmka is een nieuw deminutief rjúmocka gevormd, vgl. het afgeleide adj. rjúmocnyj. In de tijd van Peter de Grote treft men het woord aan in de vorm romor uit ndl. romer, een in de 17de eeuw zeer gebruikelijke vorm (b.v. bij Vondel) naast roemer (Ndl. Wdb. 13, 720 vlg.). Zo komt het b.v. voor bij Menšikov 13 (Smirnov 266), waar men leest: Romorov skljanych golanskich 30 djužin (Hollandse glazen ro(e)mers 30 dozijn). Peter zelf gebruikt in zijn brieven reeds de vorm rjumka, b.v. in een schrijven van 11 september 1706 aan Menšikov (P. í B. Petra Vel. 4, 369), eindigend met de mededeling dat men zo dadelijk aan tafel drie Sterletten zal opeten: pro vaše zdorov'e pri rjumke renskova (op uw gezondheid bij een roemer rijnse wijn); de volgende dag (4, 370) bestelde hij in Archangel: vsjakoj stekljanoj ... posudy ... a imjanno kuvšincov, a bolši rjumok ... . prislat' ... v Piterburch (allerlei glazen . . . vaatwerk ... en met name kruikjes en vooral roemers ... en te zenden .. . naar Pietersburg). Ten onrechte sedert Miklosich meestal verklaard uit hd. romer, zie b.v. Vasmer 2, 559, Dal' 3, 1774 (Ušakov 3, 1420 beter): evenmin komen de. romer, zw. remmare, eng. rummer enz. (zie Ndl. Wdb. 13, 720) in aanmerking.
bron: Meulen 1959 (VdMeulen 1959)
-
▾ Soendanees
lumur
[roemer, drinkglas]
-
▾ Zweeds
remmare
[groot wijnglas]
-
▾ Deens
rømer
[groot wijnglas]
<via Duits>
-
▾ roemsteken
[oud kaartspel]
-
▾ Frans
romestecq
†verouderd
[kaartspel (uit Vlaanderen)]
datering: 1702 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rome 'twee kaarten van dezelfde waarde op tafel' 1702, double-rome 1702; entendre le romestec 'erg handig zijn' 1752
etymologie: GR: 1702; flamand romsteken, d'un rad. germanique steek « cacher ».; Romsteken (fläm.) 'soort kaartspel'. Het tweede deel is zeker het ww. steken, vgl. "de kaarten steken". De herkomst van rom- is onzeker, komt in ndl. als prefix niet voor; misschien uit rhein. "rum" 'herum'. Bet.1 uit Vlaams geleend, 2. overdrachtelijk als woordgrapje.
bron: Wartburg 1928 (FEW, GRobert)
-
▾ Frans
romestecq
†verouderd
[kaartspel (uit Vlaanderen)]
-
▾ roemwaardig
[eervol]
-
▾ Negerhollands
ruemwaerdig
[eervol]
-
▾ Negerhollands
ruemwaerdig
[eervol]
-
▾ roepen
[schreeuwen]
-
▾ Berbice-Nederlands
lupu, rupr
[schreeuwen]
-
▾ Negerhollands
roep, rup
[schreeuwen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: roep (old 1776), rup (Hesseling 1905, djdj 1926, Robertson 1989). djdj 1926: uitschelden = rup fo
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926, Robertson 1989)
-
▾ Skepi-Nederlands
rup
[schreeuwen]
-
▾ Zweeds
ropa
[schreeuwen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. ropa 'baktala; ropa', av lågty. ropen med samma bet.; gemens. germ. ord
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Berbice-Nederlands
lupu, rupr
[schreeuwen]
-
▾ roeper
[hoorn om het stemgeluid te versterken]
-
▾ Azeri
rupor
[hoorn om het stemgeluid te versterken]
<via Russisch>
-
▾ Bulgaars
ruper
[hoorn om het stemgeluid te versterken; (fig.) iemand die vreemde invloed binnenbrengt]
-
▾ Deens
råber
†verouderd
[hoorn om het stemgeluid te versterken]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: efter holl. roeper; jf. Raaberør
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Japans
rūfuru, rūpuru, zūfuru
†verouderd
[hoorn om het stemgeluid te versterken]
status: ontlening onzeker
etymologie: Vervangen door megahon uit Engels megaphone.
bron: Vos 1963 (Vos 1963, 1989)
-
▾ Lets
rupors
[hoorn om het stemgeluid te versterken]
-
▾ Litouws
ruporas
[hoorn om het stemgeluid te versterken]
status: ontlening onzeker
etymologie: ol. roeper < roepen - rėkti
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Negerhollands
roeper
[spreekbuis, spreekhoorn, scheepsroeper]
-
▾ Noors
ropert
[hoorn om het stemgeluid te versterken]
-
▾ Oekraïens
rúpor
[hoorn om het stemgeluid te versterken]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
rúpor
[hoorn om het stemgeluid te versterken]
datering: 1806 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. roeper 'Rufer' zu roepen 'rufen', s. Meulen 168, Grot FilRaz.2,509, Matzenauer 299. Uit VdMeulen 1909: Roeper. Blikken of koperen spreektrompet, met behulp waar¬van men zich op verren afstand kan laten horen. v. L. Russ. rúpor, porte-voix, bij J. ook rupar geschreven. 1). geeft het afge¬leide adj. rupornýj in: rúpornýj master, hij, die roepers maakt, het¬zelfde als het afgeleide subst. ruporscik.
bron: Černych 1993 Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, Cernych, VdMeulen 1909)
-
▾ Wit-Russisch
rúpar
[hoorn om het stemgeluid te versterken]
<via Russisch>
-
▾ Azeri
rupor
[hoorn om het stemgeluid te versterken]
<via Russisch>
-
▾ roeping
[bepaalde taak waartoe men geroepen is of zich geroepen voelt]
-
▾ Sranantongo
rupen
[bepaalde taak waartoe men geroepen is of zich geroepen voelt]
-
▾ Sranantongo
rupen
[bepaalde taak waartoe men geroepen is of zich geroepen voelt]
-
▾ roer
[stuur van schip]
-
▾ Bulgaars
rul
[stuur van schip]
<via Russisch>
-
▾ Deens
ror
[stuur van schip]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra mnt. ro(de)r, roer, holl. roer (roeder), jf. ty. ruder (oht. ruodar), aare, ror, eng. rudder (oeng. roðor, aare); afl. af III. ro, jf. oldn. rœði, aare, ror; det opr. nord. ord er Styre
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Fins
ruori
[stuur van schip]
<via Zweeds>
datering: 1644 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
bron: Ginneken 1913-1914 Häkkinen 2004 Nurmi 1998 (KH, Stjerncreutz, JvG, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Noors
ror
[stuur van schip]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: = (…) mnd. rôder, rôr (holl. roer).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Oekraïens
rul'
[stuur van schip]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
rul'
[stuur van schip; (Sovjettaal) richtinggever; (boeventaal) leider, chef, hooggeplaatst persoon]
datering: 1717-1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: pizda rulju = Bargoens het niet meer voldoen aan zijn verplichtingen; einde, krach; rulilo = chauffeur, rulit' = ergens heen gaan
etymologie: Ueber *rur<'> aus ndl. roer 'Steuerruder', s. Meulen 168, Matzenauer 298. Nicht zu poln. rudl<_>o, rudel 'Steuer' (gegen Schrader- Nehring 2,483), das aus nhd. Ruder, mhd. ruoder, ruodel 'Ruder' entlehnt ist (s. Brückner EW.467). Auch nicht aus nhd. Steuer- Rolle (gegen Želtov FilZap. 1876 Nr.I S.19). Uit VdMeulen 1909: Roer. In de scheepvaart werd het genoomen voor het stier of stuur van het schip. WINSCIL RUSS. rul, gouvernail. J. vermeldt als synoniem den vorm rur, die nu niet meer gebruikt wordt; in het Zeereglement van PETER DEN GROOTE is rur de enige vorm. Afgeleid van rul' zijn: het adj. rulevój, dat gesubstantiveerd betekent: roerganger, timonier, en het ww.rulíť, dat in de woor¬denboeken verschillend verklaard wordt. I). geeft twee betekenissen: 1. dějstvovať nilem (werken met het roer). 2. vertěť odnim kormovym veslom, podvigaja etim šlubku vpered (wrikken met één riem achteruit, daarmee de sloep vooruit bewegende). V. kent slechts de laatste opvatting en wel speciaal voor de Witte Zee, terwijl hij er bijvoegt: na kupečeskich sudách eto dëjstvie nazyvaetsja galanit' (op koopvaardij vaartuigen heet deze handeling: galanit'), z. Holland en afleidingen. Daarentegen heeft Arch. ruliť (op bootjes) en galanit' (op groote schepen) slechts in de eerste door D. genoemde betekenis, n.1. davat' napravlenie rulem (richting geven met het roer).
bron: Černych 1993 Dovhopolyj 2005 (Vasmer, Cernych, VdMeulen 1909, Dovhopolyj p.c.)
-
▾ Wit-Russisch
rul'
[stuur van schip]
<via Russisch>
-
▾ Zweeds
roder
[stuur van schip]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: roderblad, roderbrott, roderhaveri, vindroder, höjdroder, statsroder
etymologie: före 1520; fornsv. rodher; av lågty. roder med samma bet.; till 2ro
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Bulgaars
rul
[stuur van schip]
<via Russisch>
-
▾ roer
[geweer]
-
▾ Engels
roer
[geweer]
<via Afrikaans>
datering: 1834 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Du. roer, ad. G. rohr (OHG. rôr), gun-barrel, pipe, reed. So Da. rør, Sw. rör.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Negerhollands
roer, ru
[geweer, kanon]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: roer (old 1776, Hesseling 1905), ru (djdj 1926)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Engels
roer
[geweer]
<via Afrikaans>
-
▾ roer
[beweging, verwarring]
-
▾ Engels
roar
†verouderd
[verwarring, opschudding, tumult; gejoel]
datering: 1374 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. MDu. roer, = OS. hrôra (LG. rôre, rôr), OHG. ruora (MHG. ruore, G. ruhr), related to OE. and OS. hrùr stirring, active: see also rore v. and cf. uproar. The rime of rore: pore (= poor) in Chaucer proves that the word is different from roar n.1
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Engels
roar
†verouderd
[verwarring, opschudding, tumult; gejoel]
-
▾ roerbak
[bak om iets in te roeren]
-
▾ roerder
[iemand die iets beweegt, die onrust stookt]
-
▾ roerdomp
[reigerachtige]
-
▾ roerei
[geklutst ei met melk, gebakken in de koekenpan]
-
▾ Javaans
rurèi
[geklutst ei met melk, gebakken in de koekenpan]
-
▾ Papiaments
webu rurònt
[geklutst ei met melk, gebakken in de koekenpan]
-
▾ Javaans
rurèi
[geklutst ei met melk, gebakken in de koekenpan]
-
▾ roeren
[dooreenmengen]
-
▾ Deens
røre
†verouderd
[dooreenmengen]
status: ontlening onzeker
etymologie: efter holl. roeren (roermes); foræld.:) Kort efter at (sukkerformene) ere fyldte, giver man sig til at “rore”, idet man med en lang tynd Stang, “Roermesseren”, overfarer hele Formens indvendige Side. Wilkens.Runkelroer.Nr.1.(1836).164. efter holl. roeren
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Engels
rore
[in beroering brengen, ophitsen; marchanderen; ontroeren (verouderd)]
datering: 1440 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. MDu. roeren or MLG. rôren to move, stir; but sense 2 may have some other origin.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Negerhollands
roer
[dooreenmengen]
-
▾ Deens
røre
†verouderd
[dooreenmengen]
-
▾ roerganger
[man aan het roer]
-
▾ Deens
rorgænger
[man aan het roer]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: efter holl. roerganger ell. ty. rudergänger (lijkt me toch Nederlands, omdat Duits geen eigen zeemanstaal had).
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
rorgænger
[man aan het roer]
-
▾ roering
[bekleding van geteerd zeildoek en touw rond de ring van een anker]
-
▾ Russisch
réring, rúring
[bekleding van geteerd zeildoek en touw rond de ring van een anker]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus nhd. ndd. röring bzw. (die Form mit u) aus ndl. roering dass., s. Meulen 168 ff., Matzenauer 293. Uit VdMeulen 1909: Roering. Het touw, dat om de ringh van 't anker gewoelt is. W. De roering van een anker is een omkleedsel van den ring om het touw te beveiligen. P. M. blz. 127. Russ. ruring, emboudinure (garnituře de toile goudronnée ou de cordes qu'on met ä Targaneau d'ime ancre, pour préserver le cäble du frottement contrę le fer de cet anneau); daarnaast een vorm réring. Het woord wordt niet meer gebruikt en ontbreekt dan ook in D.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
réring, rúring
[bekleding van geteerd zeildoek en touw rond de ring van een anker]
-
▾ roerkop
[de bovenkant van de schacht van het roer]
-
▾ roerpen
[helmstok, stuurgreep]
-
▾ Azeri
rumpel
[helmstok, stuurgreep]
<via Russisch>
-
▾ Bulgaars
rumpel
[helmstok, stuurgreep]
<via Russisch>
-
▾ Litouws
rumpelis
[helmstok, stuurgreep]
<via Russisch>
status: ontlening onzeker
etymologie: rus. румпель, ol. roerpen
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Oekraïens
rúmpel'
[helmstok, stuurgreep]
<via Russisch>
-
▾ Pools
rumpel
[helmstok, stuurgreep]
status: ontlening onzeker
etymologie: ros. rumpel z hol. roerpen roer "ster", pen "kołek"
bron: Kopaliński 2007 (Wladyslaw Kopalinski)
-
▾ Russisch
rúl'pen', rúmpel'
[helmstok, stuurgreep]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. roerpen von roer 'Ruder' u. pen 'Pflock', s. Meulen 169, Matzenauer LF.17,187. Vgl. rúmpel'. Uit VdMeulen 1909: Roerpen. Dit is op grote schepen, dat op kleine schepen de helmstok is: te weten de ijzeren pen, die in het roer vast is en waarmede het roer heen en weer gedraaid werd. WINSGH. Hef¬boom, die met het eene einde in de schacht vastzit en met behulp waarvan men het roer draait, v. L. Russ. rúmpel’ barre du gou-vernail, verbasterd uit het vroegere, bij V. vermelde rurpén (zoo b. v. steeds Zeeregl.); de tussenvorm van deze woorden is het bij J. voorkomende rúl’pen (vgl. Russ. rul’ uit Holl. roer), waaruit rumpel’ door metathesis der liquidae is ontstaan. Ook in Arch. staat rúmpel’ vermeld, niet de betekenis: ručka visjaščjago na petljach i krjuc'jach rul'ja na šnjakě (handvatsel van het aan hengsels en haken hangende roer op een šnjaka 1)). rumpel'Etymolgisch identisch mit rúl'pen' (s.d.), vgl. Meulen 169, Matzenauer LF.17,188.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Azeri
rumpel
[helmstok, stuurgreep]
<via Russisch>
-
▾ roerpenstaart
[dun touw aan de roerpen van een sloep]
-
▾ Russisch
rúmpel'štért
†verouderd
[dun touw aan de roerpen van een sloep]
status: ontlening onzeker
etymologie: Roerpenstaart. V. heeft in zijn woordenboek een art. rúmpel‘sterty, sterty ot sljupočnago rumpelja (staarten van de roerpen van een sloep). Daar nu staart in het Holl. een dun end tros betekent (z. Staart), kan Russ. rumpelstért op Holl. roerpenstaart, waar ik evenwel geen bewijsplaats voor heb, teruggaan. Als synoniemen van rúmpel’štérty geeft V. brasiki, d.i. brasjes, en sturtrósiki, d.i. stuurtrosjes, of, zooals de Holl. term luidt, stuurreepjes (z. hierover op Tros). Alle drie deze woorden zijn gebruikelijk voor en dj es touw aan de roerpen van een bootje, om aldus het roer te besturen.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
rúmpel'štért
†verouderd
[dun touw aan de roerpen van een sloep]
-
▾ roerpentalie
[talie die op de roerpen gezet wordt]
-
▾ Russisch
rúmpel'táli
[talie die op de roerpen gezet wordt]
status: ontlening onzeker
etymologie: Roerpentalie. W. heeft op roerhart: wert gezegd wanneer een schip zich bezwaarlijk laet bestieren: en dan zet men twee talien op de roerpen, onder in de konstapelskamer, ofte men slin¬gert een enkel touw om het einde van de roerpen, en treckt zoo ginš en weder. Aid. blz. 406: bij hart weer stuurende, moet een groot aental mannen aen 't roer staen, met talien, die op de roer¬pen vast zijn, stilerende. Vgl. ook T. op roerpen: de kracht van het stuurrad wordt op de roerpen overgebracht door repen van wit touw of leder2) door blokken geschoren, enkel of taliesgewijze, naar mate van de gelegenheid. Russ. rimpel'táli, palan de barres, palan de rechange. V. en D. hebben dit woord, de eerste verklaart: tali, kotoryja zakładyvajutsja na rumpel' v slučae povreždenija šturtrosa ili dlja oblegcenija ego (talie, die op de roerpen gezet wordt in geval van beschadiging van den stuurreep of om met dezen lichter te kunnen werken).
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
rúmpel'táli
[talie die op de roerpen gezet wordt]
-
▾ roerschenkel
[eind gijn, aan de einden van kousen voorzien, dat de zorgketting van een roer boven water verlengt]
-
▾ Russisch
rul'škéntel'
[eind gijn, aan de einden van kousen voorzien, dat de zorgketting van een roer boven water verlengt]
status: ontlening onzeker
etymologie: Roerschenkel of -schinkel. P. M. vermelden de roerschinkels op blz. 237 onder het tuig voor het roer: de zorgkettingen zijn van metaal, en dienen om nog te kunnen sturen als de kop van het roer gebroken is, en men dan geen roerpen meer kan gebruiken. Het zijn enige grote wijde schakels van gegoten metaal, zittende met ene harp opgesloten aan ringen op enen band aan de klik van het roer. Op het einde dier kettingen zijn de roerschinkels ingesplitst, zijnde enden gijn van 14 duim, met kousen aan de enden voorzien; zij verlengen de zorgkettingen boven water, en worden, buiten gebruik zijnde, langs de lijst van het hek en wulf, aan krammen opgevangen tot op zijde van de gallerijen, alwaar zij bijgestopt zijn. Russ. rú’lskentel’ V., sauve garde,... sluzat dlja upravlenija rulem, v slučaě povrezderiija rumpelja iii golovy rulja (dienen om het roer te besturen, in geval van beschadiging der roerpen of van den kop van het roer.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
rul'škéntel'
[eind gijn, aan de einden van kousen voorzien, dat de zorgketting van een roer boven water verlengt]
-
▾ roertalie
[talie, dienend om het roer vast te zetten]
-
▾ Russisch
rul'táli
[talie, dienend om het roer vast te zetten]
status: ontlening onzeker
etymologie: Roertalie. Hetzelfde wat T. noemt: stuurtalie: talie werkende op de zorgkettingen, die vast zijn aan den zorgband achter op den klik van het roer, om in geval van onbruikbaar worden der stuur-inrigting nog eenige heerschappij over het roer te behouden. V. L. geeft een dergelijke definitie op roertalie: talie, met metalen kettingen aan het roer bevestigd en dienende om het vast te zetten. PAN wil dit verbeterd hebben: roertalie is een talie, waarmede ge¬stuurd wordt op schepen, die geen stuurrad hebben; P. M. blz. 238 zeggen in tegenstelling met T. van de stuurtalie: de stuurtalies zijn twee gewone talies, welke bij stormweder of in gevecht in de konstabelskamer klaar gelegd worden, om in gebruik te komen als de stuurreep kwam te breken of afgeschoten werd. Zoowel PAN'S als P. M.'s verklaring zijn eerder van toepassing op het boven¬genoemde roerpentalie, daar de door hen vermelde talies op de roerpen werken, terwijl daarentegen de roertalie op de roerschinkels en zorgkettingen wordt gezet, en dus meer rechtstreeks op het roer werkt, Russ. rul’talï V., I)., palan de gouvernail. V. omschrijft: tali, zakładyvaemyja v rul'skentelja, ctoby pravit' rulem, v slučaě povreždenija golovy rulja, šturtrosa ili šturvala (talie, gezet op de roerschinkels, om het roer te besturen, in geval van beschadiging-van den kop van het roer, van den stuurreep of van het stuurrad); op tali geeft hij riďtall nog eens met precies dezelfde verklaring, alleen begint deze: základyvajutsja v sorlinja (wordt gezet op de zorglijnen (zorgkettingen)).
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
rul'táli
[talie, dienend om het roer vast te zetten]
-
▾ roervink
[(verouderd) lokvink]
-
▾ Zweeds
rörfink
†verouderd
[lokvogel]
status: ontlening onzeker
etymologie: SAOB; efter holl. roervink, ssg med vink, motsv. mlt. vinke (se FINK); förra ssgsleden sannol. roer, lockfågel, pinne var på lockfågel sitter (etymologiskt identiskt med RÖR, sbst.2) l. möjl. roeren, röra, sätta lockfågel i rörelse (se RÖRA, v.2)
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Zweeds
rörfink
†verouderd
[lokvogel]
-
▾ roes
[bedwelming]
-
▾ Sranantongo
rus
[bedwelming]
-
▾ Sranantongo
rus
[bedwelming]
-
▾ roest
[metaaluitslag]
-
▾ Negerhollands
rust
[metaaluitslag]
-
▾ Papiaments
rustu
[metaaluitslag; vuil dat aan het lichaam zit aangekoekt]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mat 6:19 "no hoenta pa bosonan mees rikesa ariba tera, rikesa ku bietji i froes ta komee…"
bron: (Joubert PN, Conradi1844)
-
▾ Savu
rutu
[metaaluitslag]
-
▾ Sranantongo
rust
[metaaluitslag]
-
▾ Negerhollands
rust
[metaaluitslag]
-
▾ roesten
[met roest bedekt worden, door roest vast gaan zitten]
-
▾ Negerhollands
rost
[met roest bedekt worden, door roest vast gaan zitten]
-
▾ Negerhollands
rost
[met roest bedekt worden, door roest vast gaan zitten]
-
▾ roeten
[schepen dichtmaken met talk]
-
▾ Deens
rude
[kanonnen dichtmaken met talk]
status: ontlening onzeker
etymologie: vist fra holl. roeten, afl. af holl. roet, talg, sa. ord som ty. russ, sod; , foræld.
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
rude
[kanonnen dichtmaken met talk]
-
▾ roffel
[schaaf, vroeger ook andere werktuigen]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1655;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Frans
rufle, rif
(dialect)
[spade, schop; soort slede op een wals of rol]
datering: 1290 (1251-1300)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Aflandr. ruffete 'kleine spade' 1370, rufflet 'idem' 1481-1528, ruffler 'schoonmaken met een spade', etc.
etymologie: Rufel (mndl.) 'schaufel'. Mndl. rufel ist in der form ruffel schon 1284 belegt; sein hohes alter wird auch durch mndd. ruffele bestätigt. Barbier meint, das wort sei schon in fränkischer zeit ins gallorom. übergegangen. Ob auch mfr. reuffault 'art fischernetz' (Bourgogne 1388) hierhergehört, wie Barbier meint, ist aus geographischen und semantischen gründen sehr fräglich.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
rufle, rif
(dialect)
[spade, schop; soort slede op een wals of rol]
-
▾ roffel
[tromgeroffel]
-
▾ Indonesisch
rofel, ropel
[tromroffel]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: merofel = roffelen
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
roffel
[alle personen in een ruimte in één keer tegelijk groeten]
-
▾ Javaans
ropel
[reeks van zeer snel achterelkaar uitgevoerde korte slagen op de trom]
-
▾ Menadonees
rofol
[trommel]
-
▾ Indonesisch
rofel, ropel
[tromroffel]
-
▾ roffelen
[op de trommel slaan]
-
▾ Sranantongo
lofru
[op de trommel slaan]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lofrudron (roffeltrom)
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Sranantongo
lofru
[op de trommel slaan]
-
▾ rog
[kraakbeenvis]
-
▾ Deens
rokke
[kraakbeenvis]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: vist fra nedertysk roche ¯ fællesgermansk *ro´´an 'rokke', egl. 'den ru (fisk)', afl. af *r[´wa- 'ru' (jf. ru); navnet skyldes fiskens tornede hud
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Frans
roque, roche; roce
†verouderd
(dialect)
[kraakbeenvis; blankvoorn]
datering: 1240 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: 1.poisson de rokagne 'alle vissen van de soort rog' afr.13e eeuw; 2.roichaille 'voorn' mfr.
etymologie: Roche (mndl.) 'rochen'. 1 ist zweifellos entlehnt aus mndl. roche (auch rochche, rochghe, rogghe geschrieben). Der mittlere konsonant ist offenbar in Lüttich anders wiedergegeben worden als in Tournai. Das wort hat im fr. die vertreter von lt. raja nicht zu verdrängen vermocht. Unter 2 stehen benennungen des döbels, die lautlich sehr wohl als vertreter von roche gelten könnten, wie denn auch Haust lütt. rossète trotz der semantischen verschiedenheit hierherstellen will. Diese verbindung bleibt aber sehr unsicher, bis gezeigt worden ist, worin diese beziehung von döbel und rochen bestehen mag.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Oekraïens
róchlja
[kraakbeenvis]
<via Russisch>
-
▾ Papiaments
rog
†verouderd
[kraakbeenvis]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 86
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Pools
róg
[kraakbeenvis]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?, Vasmer)
-
▾ Russisch
roch, rócha
[kraakbeenvis]
datering: 1701-1725 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dial. róchlja
etymologie: Entlehnt aus ndl. rog 'Rochen', mnd. roche dass., s. Preobr.2,218. Vgl. róchlja. De bekende dwarsbekkige kraakbeenige vis Raia clavata. Rog, een soort van platvis met een lange staart, en scharpe rug en om sijn geringheidspatieweinig geagt, Winsch. 212. Deze zeevis heet in het russ. skat, maar er bestaat een verwante soort die in het russ. de naam róchlja draagt, zie Dal' 3, 1724, die van deze vis zegt: morskaja ryba Rhinobatus; ona blízka ко skatu i akule, no s dychalami (zeevis Rhinobatus; hij staat dicht bij de rog en de haai, maar heeft luchtgaten). Het suffix -Ija is hier waarschijnlijk ontstaan onder invloed van het zuiver russ. homoniem róchlja, volgens Dal' 3, 1724: vjalyj razinja, sonnyj,lenivyj, tupoj, nepovorotlivyj; nerjacha (trage gaper, slaperig, lui, stompzinnig,spatielog persoon; smeerpoets). Zie Preobraženskij 2, 218 en Vasmer 2, 640. Reeds in de russ.-ndl. woordenlijst van Sewel (a°. 1717) leest men:roch ryba (vis) . . . roch. Daartegen geeft Smirnov 267 een vorm rocha,die ook ontleend zou kunnen zijn (evenals po. rocha) aan ndd. roche,waaruit eveneens hd. roche, de. rokke, zw. rocka.
bron: Meulen 1959 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1959)
-
▾ Zweeds
rocka
[kraakbeenvis]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: darrocka, djävulsrocka, knaggrocka, slätrocka
etymologie: före 1520; fornsv. rokkor (plur.); av lågty. roche med samma bet.; trol. besl. med ty. rauh, eng. rough 'skrovlig'; besl. med 2rya
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
rokke
[kraakbeenvis]
-
▾ roge
[(Vlaams) viskuit]
-
▾ Engels
roe
[hom of kuit van vis]
datering: 1401-1500 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: Late ME. row(e), rough, roof :- *ros<>e - MLG., MDu. roge = OHG. rogo (MHG. roge); contemp. forms are dial. rown (xv, Promp. Parv.), later roan (xvii) - MLG. rogen or ON. hrogn (Da.rogn) = OHG. rogan (G. rogen), and dial. rawn (xv, Catholicon Anglicum), also of Scand.origin (cf. Da. ravn), as is likewise F. rogue. The relation of the various forms and their ult. origin are obscure.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Engels
roe
[hom of kuit van vis]
-
▾ rogge
[graansoort]
-
▾ Papiaments
rog
†verouderd
[graansoort]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 86
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Papiaments
rog
†verouderd
[graansoort]
-
▾ roggebrood
[brood van roggemeel]
-
▾ Duits
Roggebrot
(dialect)
[brood van roggemeel]
status: ontlening onzeker
etymologie: Niederrhein, Westmüsterland
bron: Kremer 1998 (Sodmann p. 81 en kaart 42)
-
▾ Papiaments
rombrot
[brood van roggemeel]
-
▾ Duits
Roggebrot
(dialect)
[brood van roggemeel]
-
▾ rok
[kledingstuk]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
rokkie
[kledingstuk]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 Ginneken 1913-1914 (JAC; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Engels
rock
[spinrokken]
datering: 1301-1400 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
etymologie: -MLG.rocken, MDu.rocke(Du.rok,rokken) or ON. rokkr=OHG.rocco (G.rocken):-Germ.*rukkon,of unkn.origin, whence Rom.*rukka,*rokka(in Sp.rueca,Pg.roca,It.rocca).
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Esperanto
froko
[monnikspij]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: : frokulo ‘pijdrager, monnik’ (familiair)
etymologie: Geleend via Fr froc. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Frans
froc
[pij, broek]
datering: 1138 (1101-1150)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: frq. *hrok, cf. all. Rock `habit'
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse, Rey)
-
▾ Gimán
rok
[kledingstuk, rokkostuum (mannen)]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: baju rok = galakostuum
bron: Teljeur 1978-1980 (Telj2005)
-
▾ Indonesisch
roki
[rokkostuum voor mannen]
-
▾ Indonesisch
rok
[kledingstuk van vrouwen dat van het middel tot aan de knieën of lager reikt]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: spanrok = nauwe rok
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
rok
[damesrok]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rok sepan = nauw model rok
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Javaans
éntrok
[lijfje (vrouwenonderkleding), borstrok]
-
▾ Javaans
roki; rok
[herenkledingstuk; damesrok, jurk, overkleed]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rok mimi = minirok
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Pigeaud; Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Kupang-Maleis
spanrok
[strakke rok]
-
▾ Madoerees
roki, ruki
[zwarte herenrok]
-
▾ Madoerees
ērrok, rok
[vrouwenrok]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngērrogi / aērok = een rok dragen
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Menadonees
rok
[damesrok]
-
▾ Minangkabaus
orok, rok
[kledingstuk]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: baorok, barok = een rok dragen
bron: Moussay 1995 (Moussay)
-
▾ Minangkabaus
roki
[herenrok]
-
▾ Negerhollands
rok
[kledingstuk]
-
▾ Papiaments
rok
†verouderd
[kledingstuk voor mannen]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: p.29
bron: Putman 1859 (Putman1859)
-
▾ Soendanees
roki
[opperkleed van een man, naar Europees model]
-
▾ Soendanees
ĕrok
[vrouwenrok]
-
▾ Xhosa
lokhwe
[kledingstuk]
<via Afrikaans>
status: ontlening onzeker
etymologie: i van Afrikaanse lidwoord die
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006)
-
▾ Zweeds
rock
[lange (heren)jas, mantel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rockficka,rockkrage, rockärm, lodenrock; långrock, vinterrock, ytterrock; överrock, badrock,; städrock
etymologie: före 1520; fornsv. rokker; av lågty. rock med samma bet.; trol. av samma urspr. som 1rock2
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
rokkie
[kledingstuk]
-
▾ rokade
[dubbele zet in schaakspel]
-
▾ Indonesisch
rokade
[dubbele zet in schaakspel]
-
▾ Indonesisch
rokade
[dubbele zet in schaakspel]
-
▾ roken
[de rook van tabak genieten]
-
▾ Alor-Maleis
rokok
[sigaret]
-
▾ Ambons-Maleis
roko
[de rook van tabak genieten]
-
▾ Atjehnees
rukò'
[sigaar, sigaret, strootje]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: meurukò' = een sigaar, enz. hebben, roken
bron: Djajadiningrat 1934 (RA)
-
▾ Chinees
loko
(dialect)
[de rook van tabak genieten]
<via Indonesisch>
-
▾ Indonesisch
rokok; (Bahasa Prokem) gokar, korce, koro, oker, oskar
[de rook van tabak genieten; sigaret]
-
▾ Jakartaans-Maleis
roko'
[de rook van tabak genieten]
-
▾ Javaans
rokok
[sigaret]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngrokok, nyekrok = roken
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Madoerees
roko'
[de rook van tabak genieten]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ko'-roko' = iets dat op rookwaren lijkt
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Menadonees
roko
[de rook van tabak genieten]
-
▾ Minangkabaus
rokok
[de rook van tabak genieten]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: marokok = idem, parokok = een roker
bron: Moussay 1995 (Moussay)
-
▾ Negerhollands
rook
[de rook van tabak genieten]
-
▾ Nias
roko
[sigaar]
-
▾ Petjoh
rokok
[roken, rookwaar]
<via Indonesisch>
-
▾ Rotinees
lòko
[sigaar]
-
▾ Savu
roko
[sigaar]
-
▾ Soendanees
roko
[sigaar]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngaroko=een sigaar roken; roken
bron: Coolsma 1913 (Coo1913)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
gerook
[onder invloed van alcohol of drugs]
<via Afrikaans>
datering: 1970 (1951-2000)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk., smoked, cured.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Alor-Maleis
rokok
[sigaret]
-
▾ roken
[(verouderd) hooi op roken zetten]
-
▾ Duits
rooken
†verouderd
(dialect)
[hooi op roken zetten]
-
▾ Duits
rooken
†verouderd
(dialect)
[hooi op roken zetten]
-
▾ rokkelijn, rokkeling
[(verouderd) kort wit koorhemd]
-
▾ rokkenen
[veroorzaken, teweegbrengen]
-
▾ Duits
rocken
(dialect)
[veroorzaken, teweegbrengen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Kwaat (be)rocken=kwaad veroorzaken
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
rocken
(dialect)
[veroorzaken, teweegbrengen]
-
▾ rol
[opgerold stuk; lijst]
-
▾ Ambons-Maleis
rol
[opgerold stuk]
-
▾ Atjehnees
rōy
[rol, lineaal, lijn]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: meurōy = een lineaal of lijnen hebben
bron: Djajadiningrat 1934 (RA)
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
rol
[opgerold stuk; lijst]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Deens
rulle
[opgerold stuk; kledingmangel; deegrol; rolkwast]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk rulle, rolle ¯ oldfransk rolle, role (jf. rolle) ¯ latin rotula diminutiv af rota 'hjul' (jf. rotere); egl. om en cylinderformet stok hvorover noget rulles
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Duits
Rolle
[opgerold stuk; mangel; wiel; katrol]
status: ontlening onzeker
etymologie: Duden Universal, rechtstreeks van Frans: mhd. rolle, rulle, urspr.= kleines Rad, kleine Scheibe od. Walze (in der Kanzleispr.= zusammengerolltes Schriftstück) < afrz. ro(l)le (=frz. rôle)= Rolle, Liste, Register < (spät)lat. rotulus, rotula= Rädchen; Rolle, Walze, Vkl. von: rota= Rad, Scheibe; 5a: nach dem urspr. auf Schriftrollen aufgezeichneten Probentext]. Bluhme: Lehnwort: nl. < afrz. < lat.
bron: Duden Universal 2003 (Duden Universal, Bluhme)
-
▾ Fins
rulla
[monsterrol, lijst met bemanningsleden]
<via Zweeds>
datering: 1637 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 Schroderus 1637 (Schroderus, KH, NSSK, SKP en TN)
-
▾ Indonesisch
rol
[opgerold voorwerp (film, wc-papier); roller, cilinder]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: merol, mengerol = (haar) in de krul zetten; rol-rolan = haarkrullers
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
rol
[filmrol, papieren rol]
-
▾ Javaans
rol
[opgerold stuk; politierol]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngerol=op de rol zetten; (ng)rolis=namen van de rol afroepen, tellen (volkstelling); geteld
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Madoerees
ērrol
[lijst van de aangebrachte zaken (bij een rechtbank)]
-
▾ Menadonees
rol
[opgerold stuk]
-
▾ Minangkabaus
rol, ron
[touw voorzien van inkt om lijnen op hout aan te brengen]
-
▾ Noors
rulle
[opgerold stuk; kledingmangel; deegrol; rolkwast]
-
▾ Oekraïens
rol
[cilinder, wals, rolhout, mangelrol]
<via Russisch>
-
▾ Papiaments
ròl (ouder: rol)
[opgerold iets; haarroller]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: hunga rol (doen alsof)
etymologie: Uit Ewijk p. 86
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Russisch
rúlja, rólja, rol', rol
[rol (tabak, van een mangel); fijnsnijdende trommel in een kuip in de papiermakerij; wat in de vorm van een cilinder opgewonden of verpakt is]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rúlja tabakú 'rol tabak'
etymologie: Entlehnt aus ndl. rol 'Rolle', tabaksrol 'Tabaksrolle', Matzenauer LF.17,187, Smirnov c.l. VdMeulen: Rol (1) t.w. de rol van een mangel of kalander (Ndl. Wdb. 13, 925). Russ. rol (Ušakov 3, 1380), rol' oírólja (Dal' 3, 1713), cilindr, val, katok, skalka (cylinder, wals, rolhout, mangelrol). Volgens Dal' 3, 1741 is in Vologda gebruikelijk het deminutief rulêk (spr. rul'ók) voor een: rubcatyj valek, dlja katki bel'ja (geribd walsje om linnengoed te mangelen). De vorm rólja kan, behalve uit rol (vgl. russ. váflja uit ndl. wafel), ook uit de oudere ndl. vorm rolle zijn ontstaan, vgl. Rol (2) en Rol (4), bij welk laatste woord men tevens een parallel vindt voor de u van rulëk. Vasmer 2, 1533 meent, dat russ. rol' in de betekenis van: rolle, walze (einer maschine) ontleend is aan fr. role, maar in dit en het volgende artikel met hun bijzondere betekenissen is het woord toch hoogstwaarschijnlijk uit het ndl.: het fr. noemt de rollen van een mangel trouwens les rouleaux d'une calandre. Aan hd. rolle behoeft hier ook niet gedacht te worden, evenmin aan eng. roll of de. en zw. rulle.; Rol (4) d.w.z. een rol tabak d.i. een aantal tabaksbladen in de vorm van een cylinder opgerold; tabak in deze vorm. Zie b.v. de in Ndl. Wdb. 13, 923 aangehaalde plaatsen uit M. Noel Chomel, Alg. Huish. Wdb.2 (Leiden 1778), 3597a: De inlandsche of zogenoemde Amersfoortsche Tabak is in bladen ofwel tot strengen en rollen gesponnen; vgl. 3599 a: De gesponnen-Tabak in rollen, betaald vijf van 't hondert in koomende, en even zo veel van uit gaande regten; waar by nog eene verhooging koomt van agt penningen, zo dezelve de Oostzee, de Belt, of de Sond, uit gaat of in koomt; alsmede 3596b: het hart der Rolle. Russ. rúlja (Dal 3, 1741), inzonderheid in de verbinding rúlja tabaku, een rol tabak. Reeds in Peters tijd in de Torg. Morsk. Ust. Tarif 15 (Smirnov 141): tabaku v ruljach kenasteru, ili krošenogo (tabak kanaster in rollen, of gesneden). De vorm rúlja kan, behalve uit rol, ook uit de oudere ndl. vorm rolle (zie een voorbeeld boven) zijn ontstaan; vgl. Rol (1), waar tevens een parallel staat voor de u van rulja. Ontlening aan het hd. rolle is hier minder waarschijnlijk; dit geldt nog meer van eng. roll of de. en zw. rulle. Fr. role dat in deze zin naast rouleau wordt gebruikt (vgl. v. Moock 1, 1138: un role ou rouleau de tabac, eene rol tabak), komt evenmin in aanmerking. Ook Vasmer 2, 546 wijst op ndl. rol, tabaksrol. De rol van een mangel of kalander (Ndl. Wdb. 13, 925). Russ. rol (Ušakov 3, 1380), rol' oíróľja (Dal' 3, 1713), cilindr, val, katok,skalka (cylinder, wals, rolhout, mangelrol). Volgens Dal' 3, 1741 is inVologda gebruikelijk het deminutief rulêk (spr. rul'ók) voor een: rubčatyjvalek, dlja katki bel'ja (geribd walsje om linnengoed te mangelen).De vorm rólja kan, behalve uit rol (vgl. russ. váflja uit ndl. wafel), ookuit de oudere ndl. vorm rolle zijn ontstaan, vgl. Rol (2) en Rol (4), bijwelk laatste woord men tevens een parallel vindt voor de u van rulëk.Vasmer 2, 1533 meent, dat russ. rol' in de betekenis van: rolle, walze(einer maschine) ontleend is aan fr. role, maar in dit en het volgende artikelmet hun bijzondere betekenissen is het woord toch hoogstwaarschijnlijkuit het ndl.: het fr. noemt de rollen van een mangel trouwens les rouleauxd'une calandre. Aan hd. rolle behoeft hier ook niet gedacht te worden,evenmin aan eng. roll of de. en zw. rulle. B.w. in de papiermakerij: de met stalen messen bezette cylinder in de hollander, maal- of roerbak, welke langs het eveneens uit stalenmessen bestaande grondwerk wentelt, waardoor de lompen in losse dradenof kleine stukjes verdeeld worden: wrijfrol, roerrol (Ndl. Wdb. 13, 926). Russ. rol (Ušakov 3, 1380), rol' of ról j a (Daľ 3, 1713), in Ušakov als volgtgedefinieerd: v bumažnom proizvodstve metalličeskaja ili betonnaja vanna, snabžennaja izmeľčajuščim barabanom dlja razmola bumažnojpolumassy i polučenija iz nee bumažnoj massy (in de papiermakerij eenmetalen of betonnen kuip, voorzien van een fijnsnijdende trommel tothet fijnmalen van het papieren halfgoed en ter verkrijging daaruit van de papierstof). Als voorbeeld vindt men daar het zinnetje: obrabotka polumassyv rolach (de bewerking van het halfgoed in de rollen). Afgeleid is het subst. ról'nja, waarnaast ról'naja, volgens Dal': nabumažnych fabrikách stroenie dlja roli, pribora dlja peremola trjap'ja (in papierfabrieken inrichting voor de rol, een toestel om lompen fijnte malen). In de zin van: een in de vorm van een cylinder opgerolde of opgewonden of ook samengepakte hoeveelheid van het een of ander, b.v. van papier, van lood enz. (Ndl. Wdb. 13, 922 vlg.). Russ. rol oïrol', door Ušakov 3, 1380 aldus verklaard: svertok cilindriceskoj formy iz listov ili splošnoj lenty kakogo-nibud' materiāla (bundel van cilindervorm, bestaande uit bladen of een onafgebroken lint van de een of andere stof). Als voorbeelden worden genoemd: rol s vinca (een rol lood), rol bumagi (een rol papier). Aan hd. rolle enz. (zie bij Rol (1)) behoeft niet te worden gedacht en het fr. spreekt van: un rouleau de papier.
bron: Meulen 1959 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1959)
-
▾ Soendanees
ĕrol, rol
[rol stof; politierol]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: kantor rol=politiebureau; ngerol=beknibbelen [er zit vaak minder op een rol dan zou moeten]; diërol=gekort worden, door de politierechter bere cht worden
bron: Coolsma 1913 (Cool1913)
-
▾ Sranantongo
lolo (ouder: rollo)
[opgerold stuk]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Surinaams-Javaans
lolo, rol
[opgerold stuk]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: nglolo, ngerol = rollen
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Zweeds
rulle
[opgerold stuk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. rulle; av lågty. rulle, rolle med samma bet.; via fra. av lat. rotulus 'litet hjul; rulle; förteckning'; jfr 1roll, rotel, rotera, 2rulla
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
rol
[opgerold stuk]
-
▾ rol
[toneelrol]
-
▾ Indonesisch
rol
[toneelrol]
-
▾ Jakartaans-Maleis
rol
[rol in voorstelling]
-
▾ Madoerees
rol
[toneelrol]
-
▾ Menadonees
rol
[toneelrol]
-
▾ Indonesisch
rol
[toneelrol]
-
▾ rolbed
[bed op rollen]
-
▾ Frans
rôz'bèt'
(dialect)
[kinderbedje op wieltjes]
datering: 1716 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Rolbed (ndl.).
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
rôz'bèt'
(dialect)
[kinderbedje op wieltjes]
-
▾ rollaag
[horizontale laag van stenen]
-
▾ Javaans
rolah, rolak
[horizontale laag van stenen; bakstenen boven een kozijn]
-
▾ Javaans
rolah, rolak
[horizontale laag van stenen; bakstenen boven een kozijn]
-
▾ rollade
[opgerold stuk vlees]
-
▾ Indonesisch
rolade
[opgerold stuk vlees]
-
▾ Javaans
rulade
(dialect)
[soort van cakeje]
-
▾ Indonesisch
rolade
[opgerold stuk vlees]
-
▾ rollator
[bepaald in Nederland ontworpen looprek]
-
▾ rollebollen
[tuimelen, buitelen; naam van een aantal spelletjes waarbij een knikker of rond voorwerp over de grond wordt gerold]
-
▾ Amerikaans-Engels
rolle bolle, rol(l)y-bol(l)y
(dialect)
[een spel dat lijkt op bowlen of kegelen, maar dat gespeeld wordt met zware schijven in plaats van ballen]
-
▾ Frans
rôbaler
(dialect)
[rondzwerven, landlopen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rôbaleû, råbaleûs 'landloper'
etymologie: Ndl. rollebollen gehört vor allem der kindersprache an. DialBelg schlägt als etymologie eine kreuzung von wallon. rôler und harbaler vor.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Amerikaans-Engels
rolle bolle, rol(l)y-bol(l)y
(dialect)
[een spel dat lijkt op bowlen of kegelen, maar dat gespeeld wordt met zware schijven in plaats van ballen]
-
▾ rollen
[(zich) wentelend voortbewegen]
-
▾ Ambons-Maleis
rol
[(zich) wentelend voortbewegen; langdradig praten]
-
▾ Berbice-Nederlands
loro, rolo
[(zich) wentelend voortbewegen]
-
▾ Deens
rulle
[(zich) wentelend voortbewegen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk rullen, rollen ¯ fransk rouler ¯ middellatin rotul¤re afl. af latin rotula (jf. sb. rulle)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
rol
[(zich) wentelend voortbewegen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: djdj 1926: Rolfrāi = Rolgoed (eigennaam)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Papiaments
ròl
[oprollen; foppen, beetnemen]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: hunga rol (doen alsof)
etymologie: Uit Ewijk p. 86
bron: (Joubert PN)
-
▾ Saramakkaans
lólu, lolá, logodá
[(zich) wentelend voortbewegen]
-
▾ Sranantongo
lolo (ouder: rollo)
[(zich) wentelend voortbewegen]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Ambons-Maleis
rol
[(zich) wentelend voortbewegen; langdradig praten]
-
▾ rolletje
[opgerold voorwerp van bijvoorbeeld vlees]
-
▾ Amerikaans-Engels
rolliche, rollitje, rullitie
(dialect)
[rolpens]
datering: 1832 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Du. rolletje 'little roll'; Bartlett: rullichies; CITAAT: 1848 Rullichies, ... chopped meat stuffed into small bags of tripe, which are then cut into slices and fried. An old and favorite dish among the descendants of the Dutch in New York; [...] 1896 ON a swing-shelf were rolliches and head-cheese....
bron: Clapin 1902 Craigie 1938-1944 Mencken 1937-1948 (Craigie, Bartlett, Neumann, Clapin, Mencken Sup. I, II (rooleje), Marckwardt; Schele de Vere, Van der Sijs 2009)
-
▾ Amerikaans-Engels
rolliche, rollitje, rullitie
(dialect)
[rolpens]
-
▾ rollezen
[oplezen van namen om presentie te controleren]
-
▾ Javaans
rolis
[oplezen van namen om presentie te controleren]
-
▾ Madoerees
ēnlores, alores
[oplezen van namen om presentie te controleren]
<via Javaans>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: loresan = de rol waaruit de namen opgelezen worden
etymologie: afkomstig van het Javaanse rolis '[de] rol lezen'
bron: Kiliaan 1904 (KIL)
-
▾ Javaans
rolis
[oplezen van namen om presentie te controleren]
-
▾ rolmops
[opgerolde haring]
-
▾ Litouws
rolmopsas
[opgerolde haring]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: vok. Rollmops
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Pools
rolmops
[opgerolde haring]
-
▾ Russisch
rol'mops
[opgerolde haring]
-
▾ Litouws
rolmopsas
[opgerolde haring]
-
▾ rolpaard
[affuit]
-
▾ Deens
rapert
[affuit]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: ty. rapert; fra holl. kors rappaert (nu: rampaard og rolpard, roopard); 1. led maaske til holl. rol, rulle, 2. led er holl. paard, hest (se I-II. Pert), Fremmed2: ty. Rapert, af ældre holl. rappaert, (nu:) rampaard, rolpard, roopard, af (måske) rol rulle + paard, Kluge See: Kluge See: Lehnwort aus nl. roopaard, rampaard, rolpaard
bron: Dahlerup 1919-1956 Hårbøl 2004 (Fremmed2, OOD, Saabys, Kluge See, Bang)
-
▾ Duits
Rapert
[affuit]
status: ontlening onzeker
etymologie: Kluge See: Lehnwort aus nl. roopaard, rampaard, rolpaard
bron: Kluge 1911 (Kluge See)
-
▾ Noors
rapert
[affuit]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
etymologie: NROi: (over ty. fra eldre holl. rappert; opr. uviss)
bron: NROi (NROi)
-
▾ Deens
rapert
[affuit]
<via Duits>
-
▾ rolpers
[drukpers]
-
▾ Indonesisch
rolprés
[drukpers om zegels af te drukken]
-
▾ Indonesisch
rolprés
[drukpers om zegels af te drukken]
-
▾ rolring
[iepenhouten ring met rollen waarop de kap van de molen draait ]
-
▾ Duits
Rollring
[iepenhouten ring met rollen waarop de kap van de molen draait ]
status: ontlening onzeker
etymologie: an einer holländischen windmühle der ring, auf welchem das ganze dach mit den flügeln gedreht werden kann. Jacobsson 3, 445a.
bron: Grimm 1854-1971 (Grimm)
-
▾ Duits
Rollring
[iepenhouten ring met rollen waarop de kap van de molen draait ]
-
▾ rolschaats
[schaats op wieltjes]
-
▾ Papiaments
ròlskats
[schaats op wieltjes]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sranantongo
rolschaats
[schaatsen op wieltjes]
-
▾ Papiaments
ròlskats
[schaats op wieltjes]
-
▾ rolstok
[deegroller]
-
▾ Papiaments
ròstòk
[deegroller]
-
▾ Papiaments
ròstòk
[deegroller]
-
▾ roltaart
[opgerolde koek waar men schijfjes afsnijdt]
-
▾ Indonesisch
roltar(t)
[opgerolde koek waar men schijfjes afsnijdt]
-
▾ Indonesisch
roltar(t)
[opgerolde koek waar men schijfjes afsnijdt]
-
▾ rolwagen
[Chinese porseleinen vaas]
-
▾ roman
[verhaal]
-
▾ Indonesisch
roman
[genre van fictie]
-
▾ Jakartaans-Maleis
roman
[iets dat met liefde te maken heeft]
-
▾ Indonesisch
roman
[genre van fictie]
-
▾ romance
[liefdesavontuur]
-
▾ Indonesisch
romansa
[liefdesavontuur]
-
▾ Indonesisch
romansa
[liefdesavontuur]
-
▾ romanist
[(verouderd) Vlaamse schilder die beïnvloed was door de Italiaanse Renaissance]
-
▾ Zweeds
romanist
[Vlaamse schilder die beïnvloed was door de Italiaanse Renaissance]
-
▾ Zweeds
romanist
[Vlaamse schilder die beïnvloed was door de Italiaanse Renaissance]
-
▾ romanticisme
[romantiek]
-
▾ Indonesisch
romantisisme
[romantiek]
-
▾ Indonesisch
romantisisme
[romantiek]
-
▾ romantisch
[tot de verbeelding sprekend]
-
▾ Indonesisch
romantis
[tot de verbeelding sprekend]
-
▾ Indonesisch
romantis
[tot de verbeelding sprekend]
-
▾ rombus
[scheve vierhoek]
-
▾ Indonesisch
rombus
[scheve vierhoek]
-
▾ Indonesisch
rombus
[scheve vierhoek]
-
▾ Romeinen
[hoofdstuk uit de Bijbel]
-
▾ Sranantongo
Romeini
[hoofdstuk uit de Bijbel]
-
▾ Sranantongo
Romeini
[hoofdstuk uit de Bijbel]
-
▾ romen
[(van melk) room vormen; afromen]
-
▾ Negerhollands
room
[(van melk) room vormen; afromen]
-
▾ Negerhollands
room
[(van melk) room vormen; afromen]
-
▾ rommel
[bende]
-
▾ Frans
rambille; rambile
(dialect)
[lomp, vod; ziekelijk, zwak persoon, verachtelijke vrouw]
status: ontlening onzeker
etymologie: Das mndl wort (belegt 1589) hat auch bedeutet 'wertlose sache'; in dieser bed. ist es latinisiert worden als "rumbula". Bei der entlehnung ist das suffix ausgetauscht worden.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Indonesisch
romel, romel-romel, romol
[allerlei prullen door elkaar, onordelijke bende; ondeugdelijke waar]
-
▾ Papiaments
ròmel
[bende]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sranantongo
rommel
[bende]
-
▾ Zweeds
rummel
†verouderd
[ongesorteerde partij bloembollen; term bij kaartspelen (vooral bij het piketspel, niet verouderd)]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: SAOB; ~lök (over bloembollen die als ongesorteerde partijen worden verkocht); ~kort (mbt de kaarten die een zogenaamd 'rommel' maken)
etymologie: SAOB; jfr dan. o. nor. rummel; av holl. rommelen l. t. rummel, oordnad hög, virrvarr o. d., till rommelen resp. rummeln (se RUMLA).
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Frans
rambille; rambile
(dialect)
[lomp, vod; ziekelijk, zwak persoon, verachtelijke vrouw]
-
▾ rommelen
[een laag zwaar aanhoudend geluid maken]
-
▾ Duits
rummeln
[een laag zwaar aanhoudend geluid maken]
status: ontlening onzeker
etymologie: xiv (Ch.). prob. - MDu. rommelen, rummelen (Du. rommelen), whence G. rummeln, OSw. rumbla, etc.; of imit.origin.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Engels
rumble
[een laag zwaar aanhoudend geluid maken]
datering: 1301-1400 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
etymologie: xiv (Ch.). prob. - MDu. rommelen, rummelen (Du. rommelen), whence G. rummeln, OSw. rumbla, etc.; of imit.origin.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Zweeds
rumbla
[een laag zwaar aanhoudend geluid maken]
status: ontlening onzeker
etymologie: xiv (Ch.). prob. - MDu. rommelen, rummelen (Du. rommelen), whence G. rummeln, OSw. rumbla, etc.; of imit.origin.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Duits
rummeln
[een laag zwaar aanhoudend geluid maken]
-
▾ rommelpot
[soort trommel]
-
▾ Engels
rommelpot
[Zuid-Afrikaanse tribale trommel]
datering: 1840 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Du., = rumble pot.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Frans
ramelpot
†verouderd
[Hottentotten-trommel, gemaakt van een boomstam met gelooide schapenhuid]
datering: 1823 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Wird irrtümlicherweise manchmal auch "rampelot" geschrieben'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Engels
rommelpot
[Zuid-Afrikaanse tribale trommel]
-
▾ rommelzooi, rommelzoo
[gerecht bestaande uit verschillende soorten vis; allegaartje, mengelmoes]
-
▾ Deens
rumlesuppe
[gerecht geserveerd op zaterdagen (vaak in tuchthuizen en armenhuizen)]
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: OOD: vist efter holl. rommelzoo
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
rumlesuppe
[gerecht geserveerd op zaterdagen (vaak in tuchthuizen en armenhuizen)]
-
▾ romp
[torso]
-
▾ Indonesisch
rompi
[lijfje, onderhemd; vest van Europees herenkostuum]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rompi antipeluru = kogelvrij vest
etymologie: antipeluru = kogelwerend
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
rumpi
[kledingstuk]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: kayè rumpi = achterbaks
etymologie: kayè = zoals
bron: Kähler 1966 (HANS)
-
▾ Kupang-Maleis
rompis
[kledingstuk]
-
▾ Madoerees
rumpi, rompi, rūmpi
[vest zonder mouwen voor mannen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: arompi = met een vest aan, ēnrompi = de schijn hebben van voren mooi te zijn, ēnrompi'i = iemand van een vest voorzien
bron: Kiliaan 1904 (PH, KIL)
-
▾ Makassaars
rompi
[vest van Europees kostuum]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Minangkabaus
rompi
[bepaald kledingstuk]
-
▾ Soendanees
rompi
†verouderd
[vest]
-
▾ Indonesisch
rompi
[lijfje, onderhemd; vest van Europees herenkostuum]
-
▾ rond
[voorzetsel: om, rondom]
-
▾ Ambons-Maleis
rond
[rondom]
status: ontlening onzeker
etymologie: Hitam rond 'het gehele uitspansel is zwaar betrokken'; pele rond 'omsingelen'.
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Sranantongo
lontu
[voorzetsel: om, rondom; omringen]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Echteld 1961 Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo, Echteld)
-
▾ Ambons-Maleis
rond
[rondom]
-
▾ rond
[bolvormig]
-
▾ Berbice-Nederlands
rondo
[bolvormig]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
ron, rond
[bolvormig]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 Ginneken 1913-1914 (JAC; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
ront, rónte
[bolvormig]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Deens
rund
[bolvormig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk runt ¯ oldfransk ront ¯ latin rotundus 'rund' afl. af rota 'hjul'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Javindo
ron
[bolvormig]
-
▾ Kupang-Maleis
rond, ronda
[rondgaan]
-
▾ Menadonees
rond, ronda
[rondgaan]
-
▾ Negerhollands
rond, ront, ron, run
[bolvormig]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: rond (old 1776), ront, ron, run (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Noors
rund
[bolvormig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, av lat. rotundus; FuT: von mnd. runt (holl. rond) (…) < lat. rotundus
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
rònt (ouder: rond)
[bolvormig]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rònt di (rondom), webu rurònt (roerei)
etymologie: rònt mundu (overal ter wereld) Uit Putman1859: p.73: "Draai rond - ronddraaien" p. 74 "Passa rond - rondgaan".
bron: Putman 1859 Putte 2008 (Joubert PN, Putte PN, Putman1859)
-
▾ Sranantongo
lontu (ouder: rontoe)
[bolvormig]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Echteld 1961 Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo, Echteld)
-
▾ Ternataans-Maleis
rond, ronda
[rondgaan]
-
▾ Zweeds
rund
[bolvormig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: klotrund, rundkindad, rundmagad, rundhänt
etymologie: före 1520; fornsv. runder; via lågty. runt, fornfra. rond av lat. rotundus 'rund'; jfr all round, rond, rotunda
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Berbice-Nederlands
rondo
[bolvormig]
-
▾ ronddik
[rond en dik]
-
▾ Papiaments
rondek
†verouderd
[hoogzwanger]
-
▾ Papiaments
rondek
†verouderd
[hoogzwanger]
-
▾ ronde
[rondgang van patrouille]
-
▾ Ambons-Maleis
baronda, ronda-ronda
[uitgaan]
-
▾ Atjehnees
rundò
[patrouille, politie, politieagent]
<via Indonesisch>
-
▾ Boeginees
rônda
[rondgang van patrouille]
-
▾ Indonesisch
ronda
[patrouille]
-
▾ Jakartaans-Maleis
rondè
[rondgang van patrouille, bewaker]
status: Ambigu: Nederlands of Portugees ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dirondain = heel vaak langskomen, randa-rondó = patrouilleren
bron: Chaer 1976 Kähler 1966 (CHAER, HANS)
-
▾ Javaans
randha, rondha, rundha; rondhe
[rondgang van patrouille, van nachtwaker]
status: ontlening onzeker
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Pigeaud; Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Madoerees
rondhā
[rondgang van patrouille, nachtronde]
status: Ambigu: Nederlands of Portugees ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: arondhā = de ronde doen
bron: Penninga 1936 (PH)
-
▾ Makassaars
rônda
[rondgang van patrouille]
-
▾ Minangkabaus
rundo
[rondgang van patrouille]
-
▾ Muna
ronda
[patrouille, wacht; patrouilleren]
-
▾ Russisch
rýnda
[klokgelui dat de middag aanduidt]
status: ontlening onzeker
etymologie: Ronde. De ronde doen, dat is, rondom gaan: en met naadruk, rondom gaan sien, of de dag en nagtwagt wel waar genoomen werd. WINSCH. In het Lexicon van nieuwe woorden van PETER DEN GROOTE komt voor: rond, noščnoj osniotr karania (nachtelijke inspectie van de wacht). Hoogstwaarschijnlijk leeft het Holl. ronde tegenwoordig nog voort in den Russ. zeeterm rynda V., D.; de laatste verklaart: kolokol'nyj zvon, označuj uščij polden': po tri udaru srjadii (klokgelui, dat den middag aanduidt: drie slagen achter elkaar). Voor de etymologie heeft hij de uitdrukking: bej ryndu (d.i. sla de rynda) of liever omgekeerd: ryndu bey! nodig, waarin hij het Eng. ring the bell ziet. Het zou voorzeker een merkwaardige Volks¬etymologie zijn, die het Eng. subst. bell tot de Russ. imperat. bej (bij het ww. biť, slaan) en het Eng. ring the tot de Russ. accus. ryndu van het subst. rynda, verbasterde. Ik geloof, dat de afleiding van Russ. rynda uit Holl. ronde heel wat aannemelijker is; merk¬waardig is de door V. vermelde samenstelling: rynda-búlin’ , corde de la cloche, bellrope, Holl. klokreep (touw, waarmede de klok geluid wordt. V.L.), waarin búlin’, uit Holl. boelijn, voor een end touw in 't algemeen is genomen.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Sasaks
ronda
[wachtronde]
status: Ambigu: Nederlands of Portugees ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: bĕronda, ngĕronda = rondedienst verrichten
bron: Goris 1938 (Goris)
-
▾ Soendanees
ronda
[rondgang van patrouille]
-
▾ Tamil
ṛōntu
(dialect)
[patrouille]
-
▾ Ambons-Maleis
baronda, ronda-ronda
[uitgaan]
-
▾ ronde snoek
[soort kleine zeesnoek]
-
▾ Papiaments
ròntsnuk
[soort kleine zeesnoek]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN, PBduizend)
-
▾ Papiaments
ròntsnuk
[soort kleine zeesnoek]
-
▾ rondeel
[kort gedicht; (verouderd) kring, cirkel]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1501-1525;
thema: letterkunde
Klik hier voor de volledige woordfiche -
▾ ronderen
[rondgaan, een ronde maken]
-
▾ Deens
rundere
[rondgaan, een ronde maken]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: ty. rundieren, holl. rondeeren; til III. rund ell. I. Runde m. romansk endelse; jf. III. runde samt ital. rondar, mlat. rotundare, Fremmed2: ty. rundieren, holl. rondeeren, se runde.
bron: Dahlerup 1919-1956 Hårbøl 2004 (Fremmed2, OOD)
-
▾ Deens
rundere
[rondgaan, een ronde maken]
-
▾ rondhout
[alle ronde houten die tot het tuig behoren, als masten, stengen en ra’s]
-
▾ Deens
rundholt
[alle ronde houten die tot het tuig behoren, als masten, stengen en ra’s]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk rundholt 'rundholt' dannet af rund 'rund' + holt 'træ' (jf. ibenholt)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Litouws
rangautas
[alle ronde houten die tot het tuig behoren, als masten, stengen en ra’s]
-
▾ Noors
rundholt
[alle ronde houten die tot het tuig behoren, als masten, stengen en ra’s]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: av holt, fra lty; FuT: von nd. rundholt = holl. rondhout
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Oekraïens
rangóut
[alle ronde houten die tot het tuig behoren, als masten, stengen en ra’s]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
rangóut
[alle ronde houten die tot het tuig behoren, als masten, stengen en ra’s]
datering: 1701-1725 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. rondhout 'Rundholz, fertig bearbeitete Stängen, Rahen u.dgl.', s. Meulen c.l. Ungenau Matzenauer 289, Preobr. 2,182. Uit VdMeulen 1909: Rondhout. Hout, dat niet gekliefd is, als masten, stengen, rees. . . . WINSCH., vgl. bij W. blz. 115: het rondhout tot twee scheepstuigen, langh 136 voet, wijt 34 voet. . . . volgt een cherter van 't ronthout eens schips, langh 130 voet, wijt 32 voet. T. heeft: onder rondhout verstaat men de masten, stengen, ra's, boo¬men, gaffels, enz. van een schip, vgl. ook P. M. blz. 10. Russ. rangout, mature, verbasterd uit het in het Zeereglement van PETER DEN GROOTE b. v. op blz. 926 voorkomende: rontgouty, rondhouten.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Zweeds
rundhult
[alle ronde houten die tot het tuig behoren, als masten, stengen en ra’s]
datering: 1698 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1698; av lågty. rundholt med samma bet.; till 1rund och 1hult; jfr friholt
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
rundholt
[alle ronde houten die tot het tuig behoren, als masten, stengen en ra’s]
-
▾ rondje
[rond voorwerp, cirkel; korte rit]
-
▾ Papiaments
rònchi
[rond voorwerp, cirkel; korte rit]
status: ontlening onzeker
etymologie: dal un rònchi (een korte rondrit maken, even rondrijden)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
rònchi
[rond voorwerp, cirkel; korte rit]
-
▾ rondkijken
[om zich heen kijken]
-
▾ Negerhollands
kik rond
[om zich heen kijken]
-
▾ Negerhollands
kik rond
[om zich heen kijken]
-
▾ rondlopen
[in allerlei richtingen lopen]
-
▾ Negerhollands
loop rond
[in allerlei richtingen lopen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776 ook: overal lopen
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
znw. rondloper
[landloper, trekker, flierefluiter]
<via Afrikaans>
datering: 1863 (1851-1900)
status: ontlening onzeker ; afleiding
afleidingen en samenstellingen: ww. rondloop (zwerven, trekken, flierefluiten)
etymologie: Afk., idler, loafer, vagrant, fr. rondloop to wander about.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Negerhollands
loop rond
[in allerlei richtingen lopen]
-
▾ rondom
[voorzetsel, bijwoord van plaats]
-
▾ Frans
al rom'dom
(dialect)
[achter elkaar]
-
▾ Negerhollands
ront om, rondom, rontom
[voorzetsel, bijwoord van plaats]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: ront om (Magens 1770), rondom (old 1776), rontom (Hesseling 1905:193)
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, Hesseling 1905: 193)
-
▾ Frans
al rom'dom
(dialect)
[achter elkaar]
-
▾ ronds
[(verouderd) rol of rondhout van een drukpers]
-
▾ Engels
rounce
[(zwengel van) rol of rondhout van een drukpers]
datering: 1683 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rounce-barrel, -handle, -spindle.
etymologie: ad. Du. ronds(e, ronse in the same sense: it is not quite certain whether this is a derivative of rond round.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Engels
rounce
[(zwengel van) rol of rondhout van een drukpers]
-
▾ ronduit
[zonder terughoudendheid]
-
▾ Papiaments
ròntùit
[zonder terughoudendheid]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
ròntùit
[zonder terughoudendheid]
-
▾ rong
[staander op vrachtwagen]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1330-1332;
thema: voortbewegen
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
rong
[staander op vrachtwagen; rechtop]
-
▾ Indonesisch
rong
[staander op vrachtwagen; rechtop]
-
▾ ronkedoor
[solitaire olifant]
-
▾ Deens
ronkedor
[solitaire olifant; (scheldwoord) nukkige, oude man]
status: ontlening onzeker
etymologie: fra nederlandsk ronkedoor ¯ portugisisk roncador 'en der praler, snorker el. brøler i brunst' afl. af roncar 'snorke' ¯ afl. af græsk rhonkhós, rhénkos 'snorken, hvæsen' ¯ indoeuropæisk *srenk- 'snorke, puste, hvæse'
bron: Becker-Christensen 2005 Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 (Fremmedordbog, PNOE, OOD)
-
▾ Deens
ronkedor
[solitaire olifant; (scheldwoord) nukkige, oude man]
-
▾ ronken
[snurken]
-
▾ Papiaments
ronka
[snurken]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Ar. en Bon. (balken van een ezel)
bron: Putman 1859 (JoubertPN, Putman1859)
-
▾ Papiaments
ronka
[snurken]
-
▾ ronkertje
[dier dat een ronkend geluid maakt, meikever]
-
▾ Negerhollands
roenkertje
[dier dat ronkend geluid maakt: kolibri, bij]
-
▾ Sranantongo
lonkriki
[kolibri]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Negerhollands
roenkertje
[dier dat ronkend geluid maakt: kolibri, bij]
-
▾ ronselaar
[iemand die personen ronselt]
-
▾ Zweeds
runslare
[persoon die in havens zeelui naar accommodaties lokt; iemand die zeelui een schip probeert te verhuren]
status: ontlening onzeker
etymologie: SAOB; av holl. ronselaar, värvare, till ronselen, värva (särsk. soldater o. sjömän); av ovisst ur spr.; i sv. med avs. på bet. anslutet till RUNNARE
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Zweeds
runslare
[persoon die in havens zeelui naar accommodaties lokt; iemand die zeelui een schip probeert te verhuren]
-
▾ ronselen
[werven]
-
▾ Indonesisch
ronsel
[werven]
-
▾ Indonesisch
ronsel
[werven]
-
▾ ronzebons
[poppenkast]
-
▾ Petjoh
ronsebons
[rondtrekkend inlands hoempapaorkestje dat op Europese instrumenten Europese muziek speelde of trachtte te spelen]
-
▾ Petjoh
ronsebons
[rondtrekkend inlands hoempapaorkestje dat op Europese instrumenten Europese muziek speelde of trachtte te spelen]
-
▾ rood
[(rode) lebmaag van de koe]
-
▾ Duits
Rode, Roon
(dialect)
[(rode) lebmaag van de koe]
status: ontlening onzeker
etymologie: Teuchert: In Deutschland ist diese Benennung nach dem Zeugnis des Brem. Wb.s
bron: Teuchert 1948-1949 (Teuchert 49)
-
▾ Duits
Rode, Roon
(dialect)
[(rode) lebmaag van de koe]
-
▾ rood
[kleurnaam]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1156;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
rooi, ro, roo, rood
[kleurnaam]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: rooi (old 1776), roo (Hesseling 1905), ro (djdj 1926, Robertson 1989), rood (Hesseling 1905: 225). Old 1776 ook: rooje
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926, Robertson 1989)
-
▾ Skepi-Nederlands
aro
[kleurnaam]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
red-, rooi-
[prefix in veel planten- en dierennamen]
datering: 18de eeuw (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: red cat/rooikat (caracal), r. grass/rooigras, rooibek(kie), -blom, -bos, -haas, -hout, -krans, -laventel, -man (vissensoort, spinnensoort), -valk, rooi tea (rooibosthee)
etymologie: Afk., f. earlier Dtuch rood, rode red.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Negerhollands
rooi, ro, roo, rood
[kleurnaam]
-
▾ roodaas
[naam voor roodachtige dieren die als aas worden gebruikt]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
rooi-aas, red bait
[manteldiertjes, gebruikt als visaas]
<via Afrikaans>
datering: 1895 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: (tr.) Afrikaans, f. rooi red + aas bait.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
rooi-aas, red bait
[manteldiertjes, gebruikt als visaas]
<via Afrikaans>
-
▾ roodbaadje
[persoon of dier met rood jasje of lijf]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
rooibaadjie
[roodrok, Brits soldaat; larve van de bruine sprinkhaan]
<via Afrikaans>
datering: 1848 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans, f. rooi red + baadjie jacket.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
rooibaadjie
[roodrok, Brits soldaat; larve van de bruine sprinkhaan]
<via Afrikaans>
-
▾ roodbekje
[dier met een rode bek]
-
▾ Engels
rooibekkie
[prachtvink of kaffervink]
<via Afrikaans>
datering: 1793 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans, f. rooi red + bek beak + -ie dim. suff.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Papiaments
robèki
[soort vis]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN, Nagelkerken1980)
-
▾ Engels
rooibekkie
[prachtvink of kaffervink]
<via Afrikaans>
-
▾ roodbok
[bok met een rode kleur]
-
▾ roodborstje
[zangvogel; (Surinaams-Nederlands) roodborstspreeuw]
-
▾ Sarnami
redi borsu
[roodborstspreeuw]
-
▾ Sarnami
redi borsu
[roodborstspreeuw]
-
▾ roodbos
[roodkleurige struik]
-
▾ roodels
[roodkleurige els]
-
▾ roodgras
[roodkleurige grassoort]
-
▾ roodhout
[rode boom- of houtsoort]
-
▾ roodje
[(verouderd) lebmaag]
-
▾ Engels
roddikin
[lebmaag]
datering: 1599 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: Perh. ad. Du. or Flem. *roodeken, dim. of roode (Kilian), = read n.1
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Schots
roddikin
†verouderd
[lebmaag; pens]
datering: 1551-1600 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: obs Du roodeken, dim of roode; cognate w REED2
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Engels
roddikin
[lebmaag]
-
▾ roodkat
[katachtige met rode kleur]
-
▾ roodkrans
[boomsoort]
-
▾ roodman
[naam voor rood dier]
-
▾ roodnek
[scheldnaam voor Britse immigrant in Zuid-Afrika]
-
▾ roodreebok
[soort bok]
-
▾ roof
[het beroven; buit, prooi]
-
▾ Deens
rov
[het beroven; buit, prooi]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rovdyr=roofdier
etymologie: fra nedertysk r@f ¯ fællesgermansk *rau¡a- 'rov, sønderrivelse' (opr. samme ord som røv jf. rov, korrumpere, røfle)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
roof
[het beroven; buit, prooi]
-
▾ Noors
rov
[het beroven; buit, prooi]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty rof; FuT: entlehnt aus mnd. rôf, 'raub, beute' (holl. roof)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
rov
[het beroven; buit, prooi]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rovdjur, rovfisk, rovfågel, rovriddare, barnarov, människorov, rovdrift, rovgirig, rovjakt
etymologie: före 1520; fornsv. rof; av lågty. rof 'rov; byte'; jfr robe, röva
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
rov
[het beroven; buit, prooi]
-
▾ roof
[wondkorst]
-
▾ Frans
rouffe, roûfe
(dialect)
[schuim door gisten; velletje op een vloeistof]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: roufter 'plunderen, stelen', rouffler 'licht vriezen'; etc.
etymologie: Rouffe usw. sind aus ndl. roof 'schorf' entlehnt.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
rouffe, roûfe
(dialect)
[schuim door gisten; velletje op een vloeistof]
-
▾ roofbouw
[roekeloze expoitatie (van mijnen, van grond)]
-
▾ Indonesisch
roofbouw
[roekeloze expoitatie (van mijnen, van grond)]
-
▾ Indonesisch
roofbouw
[roekeloze expoitatie (van mijnen, van grond)]
-
▾ roofgoed
[geroofd goed, buit]
-
▾ Negerhollands
roof gut
[geroofd goed, buit]
-
▾ Negerhollands
roof gut
[geroofd goed, buit]
-
▾ rooi
[(gewestelijk) streep]
-
▾ Duits
Rooi
(dialect)
[uitgestippelde, rechte richting; maat, doel]
status: ontlening onzeker
etymologie: Gegenwärtig ist es in Ostfrsl. ziemlich bekannt. Meistens gebraucht man es in Bezug auf Betrunkene. Im Krh. hörte ich die Aussprache Roui.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Indonesisch
roi
[streep, rooilijn (bij gebouwen)]
-
▾ Duits
Rooi
(dialect)
[uitgestippelde, rechte richting; maat, doel]
-
▾ rooi
[(op de Nederlandse Benedenwindse Eilanden) droog rivierdal dat na zware regen enige tijd water bevat]
-
▾ Papiaments
roi (ouder: rooi)
[plaats waarlangs regenwater over de grond stroomt]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: roi di pechu (borstspleet). Uit Putman1859: "Awa di rooi: stortregen".
etymologie: Mat. 7:25
bron: (Joubert PN, Conradi, Putman1859)
-
▾ Papiaments
roi (ouder: rooi)
[plaats waarlangs regenwater over de grond stroomt]
-
▾ rooibosthee
[bepaald soort thee]
-
▾ Arabisch (MSA)
rūybūs, rūybūz
[bepaald soort thee]
<via Afrikaans>
-
▾ Deens
rooibos te
[bepaald soort thee]
<via Afrikaans>
-
▾ Duits
Rotbusch Tee, Rooibos Tee
[bepaald soort thee]
<via Afrikaans>
-
▾ Engels
redbush tea, rooibos tea
[bepaald soort thee]
<via Afrikaans>
-
▾ Frans
rooibos thé, rouge thé (rooibos)
[bepaald soort thee]
<via Afrikaans>
-
▾ IJslands
rauðrunnate, rooibos
[bepaald soort thee]
-
▾ Italiaans
tè rooibos
[bepaald soort thee]
<via Afrikaans>
-
▾ Noors
rooibos te, rød afrikansk te
[bepaald soort thee]
<via Afrikaans>
-
▾ Portugees
chá de rooibos
[bepaald soort thee]
<via Afrikaans>
-
▾ Spaans
té rooibos
[bepaald soort thee]
<via Afrikaans>
-
▾ Zweeds
rooibos, (afrikansk) rött te
[bepaald soort thee]
<via Afrikaans>
-
▾ Arabisch (MSA)
rūybūs, rūybūz
[bepaald soort thee]
<via Afrikaans>
-
▾ rooien
[rondzwerven]
-
▾ Duits
rooien
(dialect)
[over rundvee: met gebrul door de weide rennen of uitbreken, over meisjes: ronzwerven]
status: ontlening onzeker
etymologie: Foerste: Jetzt noch in Oldersum und am Großen Meer bekannt. Schlüter: Belege von Stadtlohn bis Borken.
bron: Foerste 1938 (Foerste, Schlüter)
-
▾ Duits
rooien
(dialect)
[over rundvee: met gebrul door de weide rennen of uitbreken, over meisjes: ronzwerven]
-
▾ rooien
[ontwortelen]
-
▾ Engels
rode
[van onkruid ontdoen]
datering: 1616 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: roding vbl. n.1
etymologie: Prob. ad. older Du. roden, roeden (Kilian), = LG. roden, raden (see Grimm), OFris. rotha to root out, extirpate.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Frans
déroder
†verouderd
[in een bos het vervallen hout omhakken, waarbij ook de boomstronken weggehaald worden]
datering: 1790 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Fläm. roden setzt mndl. roden fort. Es ist in Brabant gebräuchlich und ist von hier in die benachbarten gallorom. mundarten eingedrungen. Dabei ist es mit dem präfix von "défricher" erweitert worden. Aus den mundarten ist es auch in die forstwirtschaftliche terminologie des fr. eingedrungen.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Engels
rode
[van onkruid ontdoen]
-
▾ rooier
[hofhond die 's nachts rondzwerft; koe die ontsnapt; stroper]
-
▾ Duits
Rooier
(dialect)
[wild, rondzwervend hoornvee; onrustig zwijn; laawaaiige nachtbraker ]
status: ontlening onzeker
etymologie: Gegenwärtig in Oldersum und am Großen Meer bekannt, zie ook D-K
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Rooier
(dialect)
[wild, rondzwervend hoornvee; onrustig zwijn; laawaaiige nachtbraker ]
-
▾ rooiing
[richting]
-
▾ Duits
Rojung, Royung
(dialect)
[richting]
-
▾ Duits
Rojung, Royung
(dialect)
[richting]
-
▾ rook
[damp]
-
▾ Negerhollands
rook
[damp]
-
▾ Negerhollands
rook
[damp]
-
▾ rookham
[gerookte ham]
-
▾ rookvlees
[gerookt vlees]
-
▾ Papiaments
rokofles
[gerookt vlees]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
rokofles
[gerookt vlees]
-
▾ rookwolk
[wolk van rook]
-
▾ Negerhollands
rook wikkie
[wolk van rook]
-
▾ Negerhollands
rook wikkie
[wolk van rook]
-
▾ rookzeil
[zeil voor de opvang van rook]
-
▾ Russisch
dýmsel'
[zeil voor de opvang van rook]
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: Aus dym und ndl. zeil 'Segel', wohl Teilübersetzung von ndl. rookzeil 'Rauchsegel', vgl. Meulen 243, Zelenin RFV. 63,406 ff.
bron: Vasmer 1953-1958 (Vasmer)
-
▾ Russisch
dýmsel'
[zeil voor de opvang van rook]
-
▾ room
[vette deel van melk]
-
▾ Indonesisch
rum
[vette deel van melk]
-
▾ Negerhollands
room
[vette deel van melk]
-
▾ Papiaments
rom (ouder: room)
[vette deel van melk]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 87
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Shona
ruomba
[vette deel van melk]
<via Afrikaans>
-
▾ Indonesisch
rum
[vette deel van melk]
-
▾ roomboter
[van room gemaakte boter]
-
▾ Indonesisch
rumboter
[van room gemaakte boter]
-
▾ Indonesisch
rumboter
[van room gemaakte boter]
-
▾ roomhoorn
[slagroomhoorn]
-
▾ Indonesisch
romhorn
[slagroomhoorn]
-
▾ Indonesisch
romhorn
[slagroomhoorn]
-
▾ rooms
[katholiek]
-
▾ Ambons-Maleis
roms, agama roms
[katholiek]
-
▾ Engels
Romish
[katholiek]
datering: 1501-1600 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Romist 'rooms-katholiek' (16)
etymologie: f. Rome (seat of the papal see)+-ISH1, prob. after Du. Roomsch, G. Römisch.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Javaans
Rum
[katholiek]
-
▾ Kupang-Maleis
roms, agama roms
[katholiek]
-
▾ Menadonees
roms, agama roms
[katholiek]
-
▾ Sranantongo
lomsu
[katholiek]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: komsukerki (katholieke kerk)
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Ternataans-Maleis
roms, agama roms
[katholiek]
-
▾ Ambons-Maleis
roms, agama roms
[katholiek]
-
▾ roomsoes(je)
[met room gevuld soesje]
-
▾ Indonesisch
romsus, romsusyes
[met room gevuld soesje]
-
▾ Indonesisch
romsus, romsusyes
[met room gevuld soesje]
-
▾ roos
[wondroos]
-
▾ Frans
rôse, rous
(dialect)
[wondroos]
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Duits rose 'soort huidontsteking' of ndl. roos ontleent.
bron: Wartburg 1928 (FEW (rose))
-
▾ Papiaments
deros (ouder: deroos)
[wondroos]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 87
bron: Putte 2008 (Putte PN, Ewijk)
-
▾ Frans
rôse, rous
(dialect)
[wondroos]
-
▾ roos
[middelpunt van schietschijf]
-
▾ Indonesisch
ros
[middelpunt van schietschijf]
-
▾ Indonesisch
ros
[middelpunt van schietschijf]
-
▾ roos
[haarroos, huidroos]
-
▾ Sarnami
rusi
[haarroos]
-
▾ Sranantongo
losu
[huidroos]
-
▾ Sarnami
rusi
[haarroos]
-
▾ roos, roosje
[bloem]
-
▾ Ambons-Maleis
rosi, bunga rosi
[bloem]
-
▾ Atjehnees
rōih
[bloem]
-
▾ Boeginees
bûnga-rôsi
[bloem]
-
▾ Deens
rose
[bloem]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk rose ¯ latin rosa 'rose' ¯ dialektalt græsk *rhóza, *rhódja afl. af rhódon, *wródon 'rose' ¯ afl. af oldpersisk *wrda 'rose' ¯ indoeuropæisk *wrdho- 'tornebusk'; besl.m. rododendron
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Indonesisch
ros
[bloem; (Bahasa Prokem) valium, kalmeringsmiddel]
-
▾ Javaans
rus
[bloem; rozet]
status: ontlening onzeker
etymologie: Oost-Javaans rus, bloem bron: veldwerk T. Hoogervorst 2006 etymologie = men gebruikt ook mawar, regulo
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Kupang-Maleis
rosi, bunga rosi
[bloem]
-
▾ Madoerees
ērrus, rus
[bloem]
-
▾ Makassaars
bûnga-rôsi
[bloem (ook als eigennaam)]
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: bûnga = bloem
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
rosi, bunga rosi
[bloem]
-
▾ Minangkabaus
ros
[bloem]
-
▾ Nias
rosi
[bloem]
-
▾ Soendanees
ĕros, ros
[bloem]
-
▾ Sranantongo
rowsu
[bloem]
-
▾ Ternataans-Maleis
rosi, bunga rosi
[bloem]
-
▾ Ambons-Maleis
rosi, bunga rosi
[bloem]
-
▾ roosten
[(verouderd) roosteren]
-
▾ Frans
rôtir
[braden; roosteren]
datering: 1160 (1151-1200)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR 1990: frq. *raustjan; PR 1993: germ. *raustjan
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse)
-
▾ Papiaments
rooste
†verouderd
[roosteren]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 87
bron: Ewijk 1875 Putman 1859 (Putman1859, Ewijk)
-
▾ Zweeds
rosta
[roosteren]
datering: 1668 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1668; av lågty. rosten med samma bet.; till 2rost
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Frans
rôtir
[braden; roosteren]
-
▾ rooster
[raamwerk; werkrooster]
-
▾ Deens
ruste, roster
[werkrooster]
status: ontlening onzeker
etymologie: fra holl. rooster (jf. eng. roster), egl.: rist, gitter, ogs. om kvadreret papir og den herpaa opførte rækkefølge, turnus, af tjenstgørende olgn.; jf. ogs. ænyd. røst, inddeling paa regnebræt (Kalk.III.605); besl. m. I. Rist, jf. I-II. Roste
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Engels
roster
[(militair) dienstrooster, werkschema]
datering: 1727 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rooster-board, game, sheet, system.
etymologie: ad. Du. rooster table, list, a transferred use of rooster gridiron (f. roosten to roast), in allusion to the parallel lines drawn on the paper.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Indonesisch
roster
[kruistabel op papier (werkrooster, klasserooster)]
-
▾ Japans
rosutoru
†verouderd
[raamwerk]
-
▾ Javaans
roster
[raamwerk; kruistabel op papier]
-
▾ Litouws
rostrai
[houten vloer (van een schip) op ingeheide palen waar kleine bootjes op staan]
status: ontlening onzeker
etymologie: ol. rooster - grotos
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Maltees
roster
[(militair) dienstrooster, werkschema]
<via Engels>
-
▾ Papiaments
roster
[metalen raamwerk; uur- of lesrooster; tabel]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: roster di pan (broodrooster)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Russisch
rášper
[braadrooster]
status: ontlening onzeker
etymologie: Die Bed. deckt sich mit derjenigen von ndl. rooster, engl. roaster, die von Matzenauer 291 als Quelle angesehen werden, doch stösst der Vergleich auf lautliche Schwierigkeiten, s. Preobr.2,187. Vgl. rášpil'. VdMeulen:Rooster (2), in de zin van: ijzeren raamwerk, gebezigd om daarop vlees te braden. In het russ. verbasterd tot rášper, volgens Michel'son: rešetka dlja žarenija mjasa (traliewerk om vlees te braden); evenzo bij Dal' 3, 1661. In het Akad. Wdb. 4, 474 vindt men een aanhaling uit een woordenboek van keukentermen (Slov. povarenn.) van 1795, waar het woord staat in de vorm rašpar: Karbonad, cast' mjasa, žarenaja na raspare (Karbonade, een stuk vlees, gebraden op de rooster). In Peters tijd komt het woord nog in de meer oorspronkelijke vorm rostor voor in de Morsk. Ust. 831 van 1720 (Smirnov 266): Povarennoi . protcei posudy: rostorov (koks- en overig vaatwerk: roosters).
bron: Meulen 1959 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1959)
-
▾ Russisch
róster, ruster
[damprooster (over een scheepsluik), traliewerk]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. rooster dass., s. Meulen 171, Matzenauer 296. VdMeulen:Rooster (1) als scheepsterm. Russ. roster, ruster, latwerk op de luiken; en in de plur. róstry voor de verzameling van waarloze rondhouten, aldus genoemd naar de roosters in de zogenoemde kuil, waar deze zich bevindt. Zie hierover uitvoerig Zee- en Scheepst. 171 vlg. en vgl. nog Šlškov (a°. 1795): Bostery ... kryški na ljukach {Roosters .. . deksels op de luiken). Uit VdMeulen 1909: Rooster. Roosters, smalle latten kruiswijs door elkaar gespijkerd, die men om lucht te scheppen, als luiken gebruickt. W., vgl. WINSCH. Boven de lantarens en op openingen van het dek, waar men geen lucht en licht wil afsluiten en toch de passage niet belemmeren, wrorden roosters gelegd. T. Russ. roster, ruster, cail-lebotis, panneau a claire-voie; claire-voie. Dit woord komt alleen bij J. voor; V. zoowel als J. vermelden echter een pluralismuze, drome (verzameling van waarlooze rondhouten), terwijl J. nog een tweede woord roster kent met een dergelijke betekenis als de laatst¬genoemde, n.1.: potence pour supporter les mats et les vergnes de rechange. Ongetwijfeld zijn deze beide laatste woorden ook aan Holl. rooster ontleend. De Russ. róstry hebben n.1. hun naam te danken aan de roosters in den zoogen. kuil, vgl. T. op dit woord: de kuil is niets dan een aantal nevens elkander geplaatste hoofden met roosters en soms met luiken daarenboven voorzien, tusschen de groote en fokkemasten, en ten doel hebbend eene overvloedige luchtverversching in de kuilbatterij daar te stellen. Daar de barkas juist echter op de plaats staat, waar dit groote vak roosters het dek vervangt, zouden de middenscheeps gelegene luikopeningen al zeer weinig lucht geven, en daarom vervangt men die middelste luiken weder door een vak dekdeelen, die een soort van eilandje (en zoo noemt men dit vak wel eens) vormen, te mid¬den van de roosters. Vgl. ook de bij V. M. blz. 346 voorkomende roosterkleeden: roosterkleeden dienen om over de roosters van den kuil henen te liggen, ten einde den kuil min of meer voor regen of binnenkomend zeewater te beveiligen. Van de Russ. róstry zegt V: sobranie zápasných derev'ev na sudne, kak-to steneg, reev, skal i pr.; úklady vajutsja na sudách razliëuo, no bol'seju časťju mezd u fok i grotmačtami, tak čto mezd u nimi ostaetsja město dlja barkaza i drugich šljupok, podymaemych na palubu (verzameling van waarlooze houten oj) een schip, als stengen, ra's, schalen, enz.; zij worden op de schepen op verschillende plaatsen neergelegd, maar grootendeels tusschen de fokke- en groote masten, zoodat er tusschen hen plaats overblijft voor de barkas en de andere sloepen die op dek geheschen zijn). Naar de plaats waar zij zich bevinden (vgl. V.'s Eng. vertaling van Russ. róstry: place where boats are kept), n.1. naar de roosters in den kuil, hebben deze waarlooze rondhouten in het Russ. hun naam ontvan¬gen. Een andere benaming daarvoor is het bij J. voorkomende Russ. flot uit Holl. vlot, z. ald.
bron: Meulen 1959 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1959)
-
▾ Zweeds
roster
[raamwerk; voetrooster]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: SAOB; sannol. (åtm. i bet. 3) av holl. rooster (av mnl. roster(e), halster m. m) resp. t. röster (i ssgn rösterwerk; se ROST-VÄRK sbst.1,); jfr lt. röster (i bet. 1 o. 2); sannol. till det ord som föreligger i mnl. roost (se ROST sbst.3,); i bet. 1 o. 2 möjl. dock inhemsk ombildning av ROST, sbst.3, under inflytande från HALSTER, sbst.2, l. GALLER, sbst.2; i bet. 4 efter motsv. anv. av sv. dial. (Värml.) roster, möjl. ombildning av ROST, sbst.6 (se ROSTE sbst.3,), under inflytande från ROSTER i bet. 1 o. 2 (l. den lt. motsvarigheten härtill) l. från eng. roaster, rostugn (sannol. till roast, v.; se ROSTA sbst.2,)]
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Deens
ruste, roster
[werkrooster]
-
▾ roosteren
[op een rooster braden]
-
▾ Papiaments
roster
[op een rooster verwarmen, met name van gesneden brood]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: roster di pan (broodrooster)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sranantongo
losi
[op een rooster braden]
-
▾ Papiaments
roster
[op een rooster verwarmen, met name van gesneden brood]
-
▾ roosvoet
[roosbeen, elefantiasis]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
rosfut
†verouderd
[roosbeen, elefantiasis]
<via Negerhollands>
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
rosfut
†verouderd
[roosbeen, elefantiasis]
<via Negerhollands>
-
▾ roppen, ruppen
[(verouderd) plukken, afplukken]
-
▾ Frans
roupèye, roupi
(dialect)
[braakland]
status: ontlening onzeker
etymologie: Roppen (fläm.) 'ausreissen'. Wahrscheinlich ist das fläm. verbum entlehnt worden und hat bei seinem verschwinden die oben stehenden ablt. zurückgelassen.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Zweeds
ruppad
[ongewenste haren uit vacht getrokken (bontbewerking)]
datering: 1937 (1901-1950)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: sedan 1937; till lågty. ruppen 'rycka; plocka'; besl. med röva
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Frans
roupèye, roupi
(dialect)
[braakland]
-
▾ ropziek
[(gewestelijk) ziekte van haring]
-
▾ ros
[kleurnaam]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1546;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
ros
†verouderd
[kleurnaam, vieze rode kleur die witte wijn krijgt als hij niet goed meer is]
status: ontlening onzeker
etymologie: fra holl. ros, af oldfr. rous (fr. roux), ital. rosso, lat. russus rødlig; især om den rødbrune farve, som (hvid) vin kan faa, naar den opbevares for længe, bliver grumset olgn. Moth.R118. VSO. jf.: denne (vin) er noget ross (lat. orig.: asperum) Fatter! Kiære giv os nogen, som er sødere.
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
ros
†verouderd
[kleurnaam, vieze rode kleur die witte wijn krijgt als hij niet goed meer is]
-
▾ ros
[paard]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1401-1450;
thema: dierenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Frans
ro; rǫs; rōs
(dialect)
[paard waarvan de testikels niet zijn ingedaald; gedeeltelijk gecastreerd zwijn; dier zonder testikels; muilezel]
datering: 1165 (1151-1200)
status: ontlening onzeker
etymologie: Ross (mhd.) 'pferd'. Het relatieve late voorkomen van het woord, duidt erop dat het uit het mhd. of mndl. ontleent is.FEW geeft nog een groot aantal mfr./nfr. en dialektvormen elders uit Frankrijk. Mogelijk uit bovenstaande vormen afkomstig, maar FEW geeft een uitgebreide gedachtengang tgv. een andere herkomst. Zie FEW
bron: Wartburg 1928 (FEW (ross))
-
▾ Frans
ro; rǫs; rōs
(dialect)
[paard waarvan de testikels niet zijn ingedaald; gedeeltelijk gecastreerd zwijn; dier zonder testikels; muilezel]
-
▾ rosbel
[paardenbel]
-
▾ Deens
rosbjælde
[paardenbel]
-
▾ Deens
rosbjælde
[paardenbel]
-
▾ rosbief
[geroosterd rundvlees]
-
▾ Papiaments
ròsbif
[geroosterd rundvlees]
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
etymologie: Ik vermeld het engels als mogelijke oorsprong maar neig er eerder toe het nederlandse rosbief als oorsprong te zien.
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
ròsbif
[geroosterd rundvlees]
-
▾ roselle
[zuring]
-
▾ Indonesisch
roséla
[zuring]
-
▾ Indonesisch
roséla
[zuring]
-
▾ roskam
[paardenkam]
-
▾ Indonesisch
roskam
[paardenkam]
-
▾ Jakartaans-Maleis
roskam
[paardenkam]
-
▾ Menadonees
roskam
[paardenkam]
-
▾ Papiaments
ròskam (ouder: roskam)
[paardenkam]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.42; Uit Ewijk p. 87
bron: (Joubert PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Indonesisch
roskam
[paardenkam]
-
▾ roskammen
[(een paard) met borstel en kam reinigen]
-
▾ Negerhollands
roskam
[(een paard) met borstel en kam reinigen]
-
▾ Papiaments
ròskam (ouder: roskam)
[(een paard) met borstel en kam reinigen; scherp berispen]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.42; Uit Ewijk p. 87
bron: (Joubert PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Soendanees
roskam
[(een paard) met borstel en kam reinigen]
-
▾ Negerhollands
roskam
[(een paard) met borstel en kam reinigen]
-
▾ rossen
[afranselen]
-
▾ Sranantongo
ros
[afranselen]
-
▾ Surinaams-Javaans
ros, ngeros
[afranselen]
<via Sranantongo>
-
▾ Sranantongo
ros
[afranselen]
-
▾ rost
[(Vlaams) dronken]
-
▾ Frans
roste, rǫst, rosse
(dialect)
[dronken]
datering: 1790 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rostẽ, rostin, rostrāl 'dronkelap'; dès'roster, deroste<.>i 'ontnuchteren'
etymologie: Rost (fläm.) 'een beetje dronken'. Vgl. mndl. roost, rostig, roest. Het Vlaamse adj. komt overeen met het minder gangbare mndl. rost. De bet. voert over 'grof, lomp' naar 'beschonken'. Zie FEW.
bron: Wartburg 1928 (FEW rost)
-
▾ Frans
roste, rǫst, rosse
(dialect)
[dronken]
-
▾ rot
[rij militairen]
-
▾ Engels
rot
†verouderd
[rij militairen]
datering: 1635 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: a. Du. rot neut., or G. rotte fem., a. OF. rotte, rote, route, rout n.1
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Schots
ratt, rot; rate
†verouderd
[rij militairen]
datering: 1601-1700 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: the Town R~s 'de stadswacht' (TOUN) e19
etymologie: Du, OF rot; cf Eng rout. OED rat (n5)
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Engels
rot
†verouderd
[rij militairen]
-
▾ rotan, rotting
[Spaans riet, voorwerp daarvan, wandelstok]
-
▾ Deens
rotting
[Spaans riet]
status: ontlening onzeker
etymologie: fra nederlandsk rotting ¯ malajisk rotan, navn på en palme; egl. 'stængel af rotanpalmen' OOD: fra holl. rotting; egl. sa. ord som Rotang, Bang (malajisk), NEO: Hist.: sedan 1667; via nederl. av malajiska rotang 'rottingpalm'
bron: Becker-Christensen 2005 Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 NEO 1995 Philippa 2003-2009 Ragnald 1913 Bang 1976 (Fremmedordbog, PNOE, OOD, Maal og Minne, FuT, Saabys, EWN, Bang, NEO)
-
▾ Duits
Rotang
[Spaans riet]
-
▾ Esperanto
rotango
[rotan(stengel) voor de manden- en meubelmakerij]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
etymologie: Geleend via Fr rotin. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Fins
rottinki
[Spaans riet]
<via Zweeds>
-
▾ Frans
rotin
[soort palmboom; rotanstokje dat gebruikt wordt om rietstengels en meubels van te maken; wandelstok van rotan]
datering: 1688 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR: 1688; de rotang, par le holl.
bron: Robert 1993 (PRobert)
-
▾ Litouws
rotangas
[Spaans riet]
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
etymologie: angl. rotang < ol. rotting < malaj. rotan
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Negerhollands
rotting
[wandelstok]
-
▾ Noors
rotting
[Spaans riet; wandelstok van rotan]
status: ontlening onzeker
etymologie: BO: gj nederl fra malayisk; FuT: von holl. rotting = nhd. Rot(t)ang, von dem malaiischen namen für die palme rotan.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Pools
rotang
[Spaans riet]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Slowaaks
rotan, rotang, ratan
[Spaans riet]
-
▾ Tsjechisch
rotan, rotang, ratan
[Spaans riet]
-
▾ Zweeds
rotting
[Spaans riet]
datering: 1667 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1667; via nederl. av malajiska rotang 'rottingpalm'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
rotting
[Spaans riet]
-
▾ rotatie
[het ronddraaien]
-
▾ Indonesisch
rotasi
[het ronddraaien; rouleren (gewas)]
-
▾ Indonesisch
rotasi
[het ronddraaien; rouleren (gewas)]
-
▾ roten
[stengels vochtig houden]
-
▾ Frans
rouir
[stengels vochtig houden]
datering: 1200 (1151-1200)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: frq. *rotjan
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse)
-
▾ Frans
rouir
[stengels vochtig houden]
-
▾ rotgans
[eendachtige]
-
▾ Engels
rotge(e)
[kleine alk]
datering: 1694 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: Given by Martens (1675) as the name current among Dutch or Frisian sailors, with the statement that it is derived from the bird's cry rottet tet; but perh. a misunderstanding of Fris. rotgies, pl. of rotgoes, brent-goose.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Engels
rotge(e)
[kleine alk]
-
▾ rotjongen
[vervelende jongen]
-
▾ Fries
rotjonge
[vervelende jongen]
-
▾ Fries
rotjonge
[vervelende jongen]
-
▾ rotkoorts
[tyfus]
-
▾ Papiaments
rotkoorts
†verouderd
[tyfus]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 87
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Papiaments
rotkoorts
†verouderd
[tyfus]
-
▾ rotmeester
[aanvoerder van een militaire afdeling]
-
▾ rotonde
[verkeersplein]
-
▾ Papiaments
rotònde
[verkeersplein]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
rotònde
[verkeersplein]
-
▾ rotor
[schroef]
-
▾ Indonesisch
rotor
[schroef]
-
▾ Indonesisch
rotor
[schroef]
-
▾ rots
[steenmassa]
-
▾ Fries
rots
[steenmassa]
-
▾ Fries
rots
[steenmassa]
-
▾ rotzooi
[bende]
-
▾ Fries
rotsoai
[bende]
-
▾ Indonesisch
rotsoi
[onordelijk, chaotisch; rottig, min, miserabel]
-
▾ Kupang-Maleis
reksoi, rotsoi
[rommel]
-
▾ Papiaments
ròtsoi
[rommel]
-
▾ Fries
rotsoai
[bende]
-
▾ roulette
[hazardspel]
-
▾ Indonesisch
rulét
[hazardspel]
-
▾ Jakartaans-Maleis
rolèt
[hazardspel]
-
▾ Madoerees
rolet
[hazardspel]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: arolet = roulette spelen
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Indonesisch
rulét
[hazardspel]
-
▾ route
[weg]
-
▾ Indonesisch
rute
[weg]
-
▾ Menadonees
rute
[weg]
-
▾ Indonesisch
rute
[weg]
-
▾ routine
[vaardigheid, sleur]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1781-1782;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
rutin
[vaardigheid, sleur, gewoonte]
-
▾ Menadonees
rutin
[onveranderd]
-
▾ Indonesisch
rutin
[vaardigheid, sleur, gewoonte]
-
▾ rouw
[smart]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1220-1240;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Papiaments
rou
[smart]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: (ouder: in uitdrukking: biesti rouw met bet. rouwen)
etymologie: Uit Putman1859: p.74: "Rouwen: biesti rouw".
bron: (Joubert PN. Putman1859)
-
▾ Sranantongo
low
[droefheid over de dood van iemand]
-
▾ Papiaments
rou
[smart]
-
▾ rouwen
[droefheid voelen over iemands dood]
-
▾ Sranantongo
low, row
[droefheid voelen over iemands dood]
-
▾ Sranantongo
low, row
[droefheid voelen over iemands dood]
-
▾ rouwenis
[(verouderd) droefheid]
-
▾ roven
[wegnemen]
-
▾ Baskisch
arrobatu
[(be)roven, stelen; met zich mee voeren, losslaan, doen eroderen]
<via Frans>
datering: 1545 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: Volgens Lh voorkomend in het Labourdijns en Laag-Navarrees als woord van uitheemse afkomst. In Azk 1 uitsluitend vermeld in de betekenis van ‘met zich mee voeren, losslaan, doen eroderen’ (bijv. het wilde water dat de oevers losslaat) en geattesteerd in het Labourdijns, Laag-Navarrees en Salazarees (van uitheemse oorsprong). In Sar 1 opgenomen met de vermelding ‘tegenwoordig Noord-Baskisch’. Eerste attestatie in Etxepare (1545), dat in het noordelijke Laag-Navarrees geschreven is.
bron: Azkue 1969 Lhande 1926 Sarasola 1984-1995 (Lh, Azk 1, Sar 1)
-
▾ Engels
rove
†verouderd
[ter kaap varen]
datering: 1548 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: ad. MDu. or MLG. roven to rob (see reave v.1), but perh. not clearly distinguished from prec.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Ests
röövima, röövmä
[(be)roven]
-
▾ Fins
ryövätä
[(be)roven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ryöväri = rover
etymologie: Bentlin: of via Zweeds
bron: Bentlin 2008 (Bentlin)
-
▾ Frans
dérober
[(be)roven]
datering: 1130 (1101-1150)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: de l'a. fr. rober, frq. *raubôn; cf. all. rauben `dépouiller'
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (Larousse, PRobert, Rey)
-
▾ Fries
rôvje
[wegkapen]
-
▾ Negerhollands
roof
[wegnemen, plunderen]
-
▾ Zweeds
roffa
[bemachtigen, wegkapen]
datering: 1680 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; verbastering
etymologie: sedan 1680; av lågty. urspr.; besl. med röva
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Baskisch
arrobatu
[(be)roven, stelen; met zich mee voeren, losslaan, doen eroderen]
<via Frans>
-
▾ rover
[plunderaar]
-
▾ Engels
rover
[piraat; piratenschip; (verouderd) plunderaar; (padvinderij) voortrekker, scout]
datering: 1390 (1351-1400)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: a. MDu. or MLG. rover, f. roven to rob: see reaver.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE, White, Room)
-
▾ Esperanto
rovero
[scout van zeventien jaar en ouder]
<via Engels>
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: Geleend via Eng rover (o.a. ‘trekker’) dat teruggaat op het verouderde werkwoord rove ‘ter kaap varen’. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Negerhollands
roofer, rabu
[plunderaar]
datering: 1776 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
etymologie: roofer (old 1776), rabu (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Engels
rover
[piraat; piratenschip; (verouderd) plunderaar; (padvinderij) voortrekker, scout]
-
▾ roverij
[het roven]
-
▾ royaal
[onbekrompen, gul]
-
▾ Fries
rojaal
[onbekrompen, gul]
-
▾ Indonesisch
royal
[onbekrompen, gul; seksueel promiscue]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: meroyalkan = geld over de balk gooien; royal-royalan = buiten de grenzen gaan, het te ver drijven; peroyal = playboy
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
loyar, royal
[onbekrompen, gul]
-
▾ Javaans
royal
[onbekrompen, gul]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: wong royal = losbol
etymologie: wong=mens
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Madoerees
royal, ruyal, rōyal
[verkwistend, ongemotiveerd royaal, ongemotiveerd goedgeefs]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: yal-maroyal = zich royaal gedragen, ēnrōyalagi, marōyal = zijn geld verkwisten
bron: Kiliaan 1904 (ASIS, PH, KIL)
-
▾ Menadonees
royal
[verkwistend]
-
▾ Minangkabaus
royaal
[veel geld uitgevend]
-
▾ Soendanees
royal
[veel uitgeven, verkwistend zijn]
-
▾ Surinaams-Javaans
royal
[verkwistend, te royaal]
-
▾ Fries
rojaal
[onbekrompen, gul]
-
▾ royalist
[aanhanger van het koningschap]
-
▾ Indonesisch
royalis
[aanhanger van het koningschap]
-
▾ Indonesisch
royalis
[aanhanger van het koningschap]
-
▾ royement
[het royeren]
-
▾ Indonesisch
royemén
[het royeren]
-
▾ Indonesisch
royemén
[het royeren]
-
▾ royeren
[als lid schrappen]
-
▾ Indonesisch
roya
[afzegging, opzegging; als lid van de balie geschrapt worden]
-
▾ Indonesisch
royér, meroyér, royir
[als lid schrappen]
-
▾ Indonesisch
roya
[afzegging, opzegging; als lid van de balie geschrapt worden]
-
▾ roze
[kleurnaam]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1485;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Papiaments
ros
[kleurnaam]
status: Ambigu: Nederlands of Spaans ; ontlening onzeker
etymologie: Dit kan evengoed een romaanse oorsprong hebben, zoals bij pretu, bèrdè, blanku, kòrá, en marón. Het spaanse 'rosa' en het nederlandse 'roze' liggen nagenoeg even ver als elkaar verwijderd van 'ros'.
bron: (Joubert PN)
-
▾ Surinaams-Javaans
ros
[kleurnaam]
-
▾ Papiaments
ros
[kleurnaam]
-
▾ rozemarijn
[heester]
-
▾ Engels
rosemary
[heester]
datering: 1401-1500 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: alt., by assoc.with ROSE and MARY, of +rosmarine (xiv), either immed. - L.ro<lengte>s mari<lengte>nus, late L. ro<lengte>smari<lengte>num, or through (i) OF. rosmarin (mod. romarin), corr.to Pr. romari(n), It. rosmarino, or (ii) MDu. rosemarine (Du. ros(e)marijn), corr.to MHG. rosen marin (G. rosmarin), etc. The L.name, which appears also as mari<lengte>nus ro<lengte>s, ro<lengte>s maris, and simply ro<lengte>s, means 'sea-dew'.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Papiaments
rósamarein
[heester]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Engels
rosemary
[heester]
-
▾ rozenkrans
[gebedenreeks]
-
▾ Noors
rosenkrans
[gebedenreeks]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: gj lty fra lat. rosarium; FuT: von mnd. rôsenkrans und nhd. Rosenkranz
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Noors
rosenkrans
[gebedenreeks]
-
▾ rozenwater
[welriekend water, gedistilleerd uit rozenbladeren]
-
▾ Sranantongo
rowswatra
[welriekend water, gedistilleerd uit rozenbladeren]
-
▾ Sranantongo
rowswatra
[welriekend water, gedistilleerd uit rozenbladeren]
-
▾ rozenwortel
[bepaalde plant]
-
▾ rozet
[ornament]
-
▾ Indonesisch
rosét
[ornament]
-
▾ Indonesisch
rosét
[ornament]
-
▾ rozijn
[gedroogde druif]
-
▾ Deens
rosin
[gedroogde druif]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk rosîn, rosîne ¯ oldfransk rosin, raisin 'vindrue, rosin' ¯ latin rac•mus 'drue, drueklase, druestilk', Stefan: lijkt me niet ambigu, zie Duits
bron: Becker-Christensen 2005 Bluhme 2005 Öhmann 1974 (PNOE, Öhmann, Bluhme)
-
▾ Duits
Rosine
[gedroogde druif]
datering: 13e eeuw (1201-1250)
status: ontlening onzeker
etymologie: Vlaanderen als doorgeefluik tussen Franse en Duitse (ridder)cultuur in ME. Bluhme: Lehnwort: nl. < apikard. < lat.
bron: Bluhme 2005 Kluge 2002 Öhmann 1974 Sijs 2005a (Van der Sijs 2005; Kluge, Öhmann, Bluhme)
-
▾ Indonesisch
rozijn /rozén/
[gedroogde druif]
-
▾ Noors
rosin
[gedroogde druif]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: von mnd. rosîne, rosîn (holl. rozijn og razijn); NROi: mnty., gfr., av lat. racemus druestilk
bron: Falk 1910-1911 NROi (FuT; NROi)
-
▾ Papiaments
razyntjie, rozyntje chikitu
†verouderd
[krent]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p.54, 87
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
rosyntjie
[kleine gedroogde vrucht]
<via Afrikaans>
datering: 1913 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rosyntjiebos, -boom, -hout, rosyntjie-bush
etymologie: Afk., ft. Du. rozijn raisin + -ie
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Deens
rosin
[gedroogde druif]
-
▾ rubben
[(gewestelijk) schrappen, ontdoen van schubben]
- ▾ Engels rub [wrijven]
-
▾ rubber
[caoutchouc]
-
▾ Papiaments
rùber
[caoutchouc]
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
rùber
[caoutchouc]
-
▾ rubensiaans
[volgens, naar de schilder Rubens]
-
▾ Frans
rubensienne
[volgens, naar de schilder Rubens]
-
▾ Frans
rubensienne
[volgens, naar de schilder Rubens]
-
▾ rubriek
[afdeling]
-
▾ Indonesisch
rubrik
[column, sectie (van krant, tijdschrift)]
-
▾ Indonesisch
rubrik
[column, sectie (van krant, tijdschrift)]
-
▾ rucht
[(verouderd) het roepen, gerucht, faam]
-
▾ Deens
rygte
[praatje, reputatie]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk ruchte 'råb, skrig, rygte'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
rykte
[praatje, reputatie]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ryktesflora, ryktesspridning
etymologie: före 1520; fornsv. rykte; av lågty. rüchte 'rop; rykte'; till ropa
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
rygte
[praatje, reputatie]
-
▾ rudiment
[eerste begin]
-
▾ Indonesisch
rudimén
[eerste begin]
-
▾ Indonesisch
rudimén
[eerste begin]
-
▾ rudimentair
[niet meer tot ontwikkeling komend]
-
▾ Indonesisch
rudiméntér
[niet meer tot ontwikkeling komend]
-
▾ Indonesisch
rudiméntér
[niet meer tot ontwikkeling komend]
-
▾ rug
[achterzijde]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
rugge, rigi, rege
[lange achtergedeelte van de romp]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: rugge (old 1776), rigi (djdj 1926), rege (Robertson 1989). old 1776: hij draait mij de rug toe = em draai na mi si Rugge, achter iemands rug praten = praat over een volk aster si rugge
bron: Josselin 1926 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (old 1776, djdj 1926, Robertson 1989)
-
▾ Negerhollands
rugge, rigi, rege
[lange achtergedeelte van de romp]
-
▾ ruggenbeen
[ruggengraat, wervelkolom]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
rigibin
†verouderd
[ruggengraat, wervelkolom]
<via Negerhollands>
-
▾ Negerhollands
rigibēn
[ruggengraat, wervelkolom]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
rigibin
†verouderd
[ruggengraat, wervelkolom]
<via Negerhollands>
-
▾ ruig
[ruw]
-
▾ Duits
rüg
(dialect)
[ongeregeld, ongelijk, onregelmatig geploegd]
status: ontlening onzeker
etymologie: rüg rȳx, flekt. -γə (zu ndl. ruig ‘rauh’) Mörs-Marienbaum Adj.: ungleich, ungeregelt; r. Land unregelmässig gepflügt.
bron: RhWB 1928-1971 (RhWB)
-
▾ Duits
rüg
(dialect)
[ongeregeld, ongelijk, onregelmatig geploegd]
-
▾ ruiken
[een geur geven of opnemen]
-
▾ Berbice-Nederlands
ruku
[een geur geven of opnemen]
-
▾ Fries
rûke
[een geur geven of opnemen]
-
▾ Negerhollands
reuk, rik
[een geur geven of opnemen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: djdj 1926: Rikfrāi = Ruikgoed (eigennaam)
etymologie: reuk (old 1776), rik (djdj 1926). old 1776: goed ruiken = reuk wel/fraai
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Berbice-Nederlands
ruku
[een geur geven of opnemen]
-
▾ ruiker
[bos bloemen]
-
▾ Sranantongo
ruiker
[bos bloemen]
-
▾ Sranantongo
ruiker
[bos bloemen]
-
▾ ruilen
[verwisselen]
-
▾ Fries
roalje
[verwisselen]
-
▾ Negerhollands
ruil, reil
[verwisselen, (iets) veranderen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: ruil, ook: torka (old 1776), reil (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Fries
roalje
[verwisselen]
-
▾ ruilslag
[ruilen van land]
-
▾ Indonesisch
ruilslag /rélslah/
[ruilen van land]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: meruilslag = ruilen
bron: Jones 2007 Stevens 2004 (S&S-T2004, Jones)
-
▾ Indonesisch
ruilslag /rélslah/
[ruilen van land]
-
▾ ruim
[scheepsruim]
-
▾ Bulgaars
trjum
[scheepsruim]
<via Russisch>
-
▾ Engels
run
[achterkiel]
<via Frans>
datering: 1601-1700 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: perh. -OF. run ship's hold -(M)Du.ruim space (ROOM).
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Ests
trümm
[scheepsruim]
<via Russisch>
-
▾ Frans
rûme
(dialect)
[dekluik van een aak]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rûmer 'dichtmaken met dekluiken'
etymologie: Uit nndl. ruim.
bron: Wartburg 1928 (FEW (rum 3b.))
-
▾ Litouws
triumas
[scheepsruim]
<via Russisch>
-
▾ Macedonisch
trim
[scheepsruim]
<via Russisch>
-
▾ Oekraïens
trjum
[scheepsruim]
<via Russisch>
-
▾ Pools
trym
[scheepsruim]
<via Russisch>
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Russisch
trjum (ouder: rjujm)
[scheepsruim; (Bargoens) gevangenis]
datering: 1724 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: intrjúm 'kielruim'
etymologie: Aus ndl. 't ruim, in 't ruim 'Raum', s. Meulen 172, Matzenauer 352 ff., Gorjajev EW.378. VdMeulen: Ruim. Het hol van 't schip. W., vgl. WINSCH. Het ruim is dat deel van de inwendige ruimte van een schip, dat gelegen is onder het benedenste dek. T. Russ. trjum, cale, uit Holl. 't mim; daarnaast komt eveneens als Nom. Sing, voor het merkwaardige intrjihn uit Holl. in 't ruim. V. vermeldt nog den verouderden vorm rjujm uit Holl. ruim. Afgeleide adjectiva zijn trjthmiyj, intrjiomiyj; het eerste b.v. in: trj/imnaja pómpa, pompę de cale, rui inpomp; gesub-stantiveerd beteekent trjńmnyj een der matrozen, die met het toezicht op 't ruim belast zijn, calier, z. Matroos.
bron: Černych 1993 Dovhopolyj 2005 (Vasmer, Cernych, VdMeulen 1909, Dovhopolyj p.c.)
-
▾ Tsjechisch
trum
[scheepsruim]
<via Russisch>
status: ontlening onzeker
etymologie: volgens ASCS rechtstreeks "< hol", maar dat lijkt me minder wrsch. dan dat dat via het Russisch is gebeurd, zoals ook is opgegeven voor de andere genoemde Slavische talen en het Lets
bron: Petráčková 1995 (ASCS)
-
▾ Wit-Russisch
trum
[scheepsruim]
<via Russisch>
-
▾ Bulgaars
trjum
[scheepsruim]
<via Russisch>
-
▾ ruim
[uitgestrekt]
-
▾ Deens
rum
[over de zee: uitgestrekt]
status: ontlening onzeker ; betekenisontlening
etymologie: OOD zonder etymologie, alleen met betekenis en voorbeelden: om farvand, hav: hvor der er langt til kysterne; aaben (4.1) (jf. paa rummet u. I. Rum 2.4). man (kan) længes efter rumt Farvand og en Dravat derude. Drachm.EO.142. Eskadren . . kom frem i rumt Hav. AKohl.MP. I.115. næsten kun i forb. rum sø († den rumme sø). de maatte forlade havnen, og søge den rumme søe. Holb.DNB.234. de to (galejer) skulde stikke i rum Søe. Biehl. DQ.IV.282. Saalænge den rumme Søe bruser imellem Ilium og Rom. JBaden.Horatius.I.223. Nødes man til at forlade Skibet i rum Sø, er der visse Ting, man fremfor alt maa se at faa med. KuskJens.Søm. 262.
bron: Dahlerup 1919-1956 Moberg-Bakker 1973 (Moberg p. 20, OOD)
-
▾ Papiaments
reimu (ouder: reim)
[veel ruimte biedend, vrij groot, omvangrijk, (fig.) tamelijk dik]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: un sueldo reimu (een tamelijk dik salaris)
etymologie: Uit Ewijk p. 87
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Zweeds
rum
[over de zee: uitgestrekt]
status: ontlening onzeker ; betekenisontlening
etymologie: SAOB alleen omschrijving: sjöt. om farvatten: som utgör öppet vatten o. befinner sig så långt från land, att ett fartyg där har full rörelsefrihet (med hänsyn till land o. grund); numera nästan bl. i uttr. rum sjö. I, förr av. på rum sjö. Söka, nå rum sjö. Wdhi rumme siönn. G1R 2: 264 (1527). At man haller sigh medh Skipsflottan på rwmma Siön. L. PAULINUS GOTHUS MonTurb. 333 1629. Det bohuslänska backefisket, .. bedrivet dels med skutor i rum sjö dels med öppna backebåtar vid kusten. HASSLÖF SvVästkustf. 58 (1949).
bron: SAOB 1898 (Moberg p. 20, SAOB)
-
▾ Deens
rum
[over de zee: uitgestrekt]
-
▾ ruim baan
[de vrije gelegenheid; de ruimte]
-
▾ Papiaments
reibant
[de vrije gelegenheid; de ruimte]
status: ontlening onzeker
etymologie: duna un hende reibant (voor iemand ruim baan maken)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
reibant
[de vrije gelegenheid; de ruimte]
-
▾ ruimschoots
[(scheepvaart) met ruime schoot, met bakstagwind; (fig.) rijkelijk]
-
▾ Deens
rumskøds
[met ruime schoot, met bakstagwind]
status: ontlening onzeker
etymologie: fra nederlandsk ruimschoots, af ruim 'rummelig, vid' og afledning af schoot 'skøde, sejlreb'
bron: Hammerich 1945 SAOB 1898 (DDO, OOD, SAOB, Alnæs, Hammerich 45 p. 342.)
-
▾ Duits
raumschots
[met ruime schoot, met bakstagwind]
-
▾ Noors
rumskjøds
[met ruime schoot, met bakstagwind]
-
▾ Zweeds
rumskots
[met ruime schoot, met bakstagwind]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: SAOB; ~segling (ruimschootszeilen); ~seglande (idem); ~segling (idem); ~vind (wind die ruimschoots zeilen mogelijk maakt)
etymologie: SAOB: jfr d. rumskods, nor. rumskjøts, t. raumschots; av holl. ruimschoots, av ruim (se RUM, adj.) o. schoot (se SKOT)]
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Deens
rumskøds
[met ruime schoot, met bakstagwind]
-
▾ ruimte
[plaats om zich te bewegen]
-
▾ Duits
Räumte
[plaats om zich te bewegen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: SfSubstantiv Femininum "Schiffsladung, offene See" per.peripherer Wortschatz ndd. (18. Jh.)Stammwort. Übernommen aus mndd. rUmte, mndl. ruum(p)te, rumt, einer Weiterbildung von Raum, etwa im Sinn von "Weite". deutsch s. Raum
bron: Kluge 2002 (Kluge)
-
▾ Negerhollands
ruum, rymte
[grote kamer, plaats om zich te bewegen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: ruum (old 1776), rymte (Hesseling 1905: 185)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 185)
-
▾ Duits
Räumte
[plaats om zich te bewegen]
-
▾ ruin
[gecastreerde hengst]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1460-1486;
thema: dierenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Ests
ruun
[gecastreerde hengst]
-
▾ Fins
ruuna
[gecastreerde hengst]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: Bentlin: of uit Zweeds
bron: Bentlin 2008 (Bentlin)
-
▾ Ests
ruun
[gecastreerde hengst]
-
▾ ruit
[scheef vierkant; vensterruit, raam]
-
▾ Deens
rude
[scheef vierkant; schaakveld; wijnruit; vensterruit]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk rute, der vist er lånt fra latin r[ta (planten) 'rude'; betydningsudviklingen skyldes at der fremkommer en firkantet figur når man trækker linjer mellem spidserne af rudeplantens kronblade 2. fra nedertysk r[de ¯ oldfransk rude ¯ latin r[ta ¯ græsk rh]tae '(planten) rude' ¯ indoeuropæisk *sr[t¤ '(planten) rude'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Ests
ruut
[scheef vierkant]
-
▾ Fins
ruutu
[scheef vierkant, vierkant]
<via Zweeds>
datering: 1745 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 Bentlin 2008 (KH, NSSK, SKP, TN, Bentlin)
-
▾ Frans
ruste, rustre
†verouderd
[(heraldiek) ruitvormige figuur op wapenschild]
datering: 1338 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
etymologie: GR: xvie; rute, 1338; moy. néerl. rüte « losange ».; Die bed. 'parallelogramm' tritt für mndl. mhd. im gebiet der heraldik früher auf als in der mathematischen fachsprache. Daraus entlehnt das oben gegebene fr. wort, das mit der zeit eine unetymologische kosonantische erweiterung erfährt. Der ursprung von mndl. rûte wird verschieden beurteilt.
bron: Wartburg 1928 (FEW (rûte); GRobert)
-
▾ Noors
rute
[vierkant veld; vensterruit]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty; FuT: von mnd. rûte, 'quiadrat, fensterscheibe' (holl. ruit)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
ruta
[scheef vierkant, vak; raam; blokje; buis (tv)]
datering: 1553 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rutmönster, rutnät, rutpapper, parkeringsruta, rökruta, serieruta, serveruta, textruta
etymologie: sedan 1553; av lågty. rute med samma bet., urspr. 'fyrkantigt vapenfält' (inom heraldiken)
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
rude
[scheef vierkant; schaakveld; wijnruit; vensterruit]
-
▾ ruiten
[naam van een speelkaart]
-
▾ Fins
ruutu
[naam van een speelkaart]
<via Zweeds>
status: ontlening onzeker
bron: Kirjoittaja 1999 Köykkä 1991 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (ZwFi, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Indonesisch
rét, ruit
[naam van een speelkaart]
-
▾ Singalees
ruyita
[naam van een speelkaart]
-
▾ Sranantongo
roiter
[naam van een speelkaart]
-
▾ Tamil
ṛīttaṇ
(dialect)
[naam van een speelkaart]
-
▾ Unami-Delaware
lish
[naam van een speelkaart]
-
▾ Zweeds
ruter
[naam van een speelkaart]
datering: 1734 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1734; till lågty. rute 'ruta'; samma ord som 1ruta1; jfr hjärter
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Fins
ruutu
[naam van een speelkaart]
<via Zweeds>
-
▾ ruiten
[(verouderd) kwelen, kwetteren]
-
▾ Frans
rûter; rûtèye
(dialect)
[kwelen (van een groenvink), mopperen; knorren (van een varken)]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: rûteû 'brompot', reûtyi 'knorren', rûti 'mopperen', etc.
etymologie: Fläm. (auch mndl.) ruten 'zwitschern' entspricht nndl. ruiten.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
rûter; rûtèye
(dialect)
[kwelen (van een groenvink), mopperen; knorren (van een varken)]
-
▾ ruiter
[paardrijder]
-
▾ Deens
rytter
[paardrijder; wielrenner]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk rûter 'kriger til hest, landevejsrøver' ¯ middellatin ruptu¤rius 'landevejsrøver' afl. af latin rupta (via) 'banet (vej)' (jf. rute); påvirket i betydningen af nedertysk rîder 'rytter' (jf. ridder), Arnesen: Norsk og dansk rytter, tysk Reuter, er alle lånt fra nl. ruiter (Franck-Wijk)., Stefan: lijkt me niet ambigu, zie Duits
bron: Becker-Christensen 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (PNOE, Arnesen, FuT)
-
▾ Duits
Reuter
†verouderd
[paardrijder]
datering: 1451-1500
status: ontlening onzeker
etymologie: Anfänglich auch in der Bedeutung "Wegelagerer". Übernommen aus dem Niederländischen, wo mndl. rut(t)er, ruyter "Freibeuter, Wegelagerer" bedeutet und in Zusammenhängen wie ruiter te peerde "Wegelagerer zu Pferde" mit Reiter assoziiert wird. Das niederländische Wort ist entlehnt aus ml. (frz.) rutarii, das zunächst die Angehörigen einer ml. rupta "Abteilung" (Rotte) bezeichnet und dann zu "Wegelagerer" wird. Bluhme: Lehnwort: nl. < frz. < lat.
bron: Bluhme 2005 Kluge 2002 (Kluge, Bluhme)
-
▾ Engels
roiter, ruiter
†verouderd
[paardrijder, cavalerist]
datering: 1583 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: ad. Du. ruiter (ruyter) in same sense.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Engels
rutter
[cavalerist; cavalier; oplichter, bedrieger]
datering: 1500 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. MDu. rutter, var. of ruter, ruyter (Du. ruiter ruiter, whence G. reuter), ad. OF. routier, routeur: see router n.1 Cf. med.L. rut(t)arius rutar, and (M)Sw. ryttare, Da. rytter.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Fries
ruter
[paardrijder]
-
▾ Noors
rytter
[paardrijder]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, trol av mlat ruptuarius , 'landevejsrøver'; FuT: entlehnt von mnd. rûter, 'strassenräuber, berittener krieger' (holl. ruiter', früher auch 'räuber'. Zugrunde liegt ml. rutarius, ruptarius, ruptuarius, eine ableutung von rupta.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT; Arnesen)
-
▾ Zweeds
ryttare
[(paard)rijder]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ryttarfolk, ryttarinna, ryttarskara, ryttarspel, ryttarstaty, kamelryttare
etymologie: före 1520; fornsv. ryttare; av lågty. rüter 'beriden krigare; ryttare'; trol. (delvis) av medeltidslat. rutarius 'stråtrövare; krigare', till lat. rupta (via) 'väg'; jfr rote, rutt
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
rytter
[paardrijder; wielrenner]
-
▾ ruiterzalf
[zalf tegen schurft]
-
▾ Deens
ryttersalve
[zalf gebruikt tegen ongedierte]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD geen etymologie. SAOB: SAOB; jfr d. dial. ryttersalve, lt. rütersalf holl, ruiterzalf, t. reitersalbe; uppkommet antingen gm folketymologisk ombildning i holl. av holl. ruit(e)- zalf salva mot skabb l. skorv, med anslutning till ruiter (se RYTTARE) ssg med ruit, skabb, skorv, av ä. holl. ruid, ruide (motsv. t. räude; se RUDIG), l. på motsv. sätt i lt. l. t.
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Zweeds
ryttarsalva
[zalf gebruikt tegen ongedierte]
status: ontlening onzeker
etymologie: SAOB; jfr d. dial. ryttersalve, lt. rütersalf holl, ruiterzalf, t. reitersalbe; uppkommet antingen gm folketymologisk ombildning i holl. av holl. ruit(e)- zalf salva mot skabb l. skorv, med anslutning till ruiter (se RYTTARE) ssg med ruit, skabb, skorv, av ä. holl. ruid, ruide (motsv. t. räude; se RUDIG), l. på motsv. sätt i lt. l. t.
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Deens
ryttersalve
[zalf gebruikt tegen ongedierte]
-
▾ rukken
[trekken]
-
▾ rul
[(gewestelijk) snorrend geluid]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1873;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Frans
rilion
(dialect)
[zwaar geluid]
status: ontlening onzeker
etymologie: Rul (fläm.) 'das summen'. -i- statt -oe- entspricht der in Flandern üblichen entrundung ü > i.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
rilion
(dialect)
[zwaar geluid]
-
▾ rum
[alcoholhoudende drank van suikerriet]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
rum
[alcoholhoudende drank van suikerriet]
-
▾ Duits
Rum
[alcoholhoudende drank van suikerriet]
status: ontlening onzeker
etymologie: Vermutlich über nndl. rum entlehnt aus ne. rum, das vermutlich auf Barbados aus älterem rumbullion "Aufruhr" gekürzt wurde. Dieses ist unklarer Herkunft.
bron: Kluge 2002 (Kluge)
-
▾ Indonesisch
rum
[alcoholhoudende drank van suikerriet]
-
▾ Javaans
rum
[alcoholhoudende drank van suikerriet]
-
▾ Kroatisch
rum
[alcoholhoudende drank van suikerriet]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
bron: Anić 2003 (Anić, Vladimir & Ivo Goldstein (2000), Rječnik stranih riječi, Zagreb, 2de druk.)
-
▾ Macedonisch
rum
[alcoholhoudende drank van suikerriet]
<via Duits>
-
▾ Negerhollands
roem, rum
[alcoholhoudende drank van suikerriet]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: roem (old 1776), rum (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Servisch
rum
[alcoholhoudende drank van suikerriet]
<via Duits>
-
▾ Sloveens
rum
[alcoholhoudende drank van suikerriet]
<via Duits>
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
rum
[alcoholhoudende drank van suikerriet]
-
▾ rummy
[kaartspel]
-
▾ Indonesisch
rami, rémi, remi
[kaartspel]
-
▾ Indonesisch
rami, rémi, remi
[kaartspel]
-
▾ rund
[herkauwer]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1377-1378;
thema: dierenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche -
▾ runderpest
[ziekte onder runderen]
-
▾ Indonesisch
rinderpést
[ziekte onder runderen]
-
▾ Indonesisch
rinderpést
[ziekte onder runderen]
-
▾ rups
[vlinderlarve]
-
▾ Frans
rispe
†verouderd
(dialect)
[vlinderlarve]
datering: 1395 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
etymologie: Rispe (mndl.) 'raupe'. Zie verder FEW.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
rusper
[benaming voor schadelijke rupsensoorten]
<via Afrikaans>
datering: 1906 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk., ad. Du. rups caterpillar.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Frans
rispe
†verouderd
(dialect)
[vlinderlarve]
-
▾ Rusland
[land in Oost-Europa en Noord-Azië]
-
▾ Jakartaans-Maleis
ruslan
[land in Oost-Europa en Noord-Azië]
-
▾ Madoerees
rūslan, roslan
[land in Oost-Europa en Noord-Azië; van, uit Rusland]
-
▾ Soendanees
Roslan
[land in Oost-Europa en Noord-Azië]
-
▾ Jakartaans-Maleis
ruslan
[land in Oost-Europa en Noord-Azië]
-
▾ rust
[ontspanning]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1240;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Chinees-Maleis
res
[ontspanning]
-
▾ Menadonees
res
[ontspanning]
-
▾ Negerhollands
rust, res
[ontspanning]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: rust (old 1776, Hesseling 1905: 212), res (djdj 1926). old 1776: geen rust = ons no ha rust
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 212)
-
▾ Sranantongo
rostu
[ontspanning]
-
▾ Chinees-Maleis
res
[ontspanning]
-
▾ rust
[houten constructie op schip om het want spreiding te geven]
-
▾ Deens
røst
[houten constructie op schip om het want spreiding te geven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra middelnederlandsk ruste, roste egl. 'hvilepunkt, hvile' ¯ fællesgermansk *rust@ ¯ indoeuropæisk *ŸrŸst¤, *Ÿrost¤ 'hvile' (jf. rast) , OOD: Nederlands of Nederduits, EO: Nederlands of Nederduits. FuT: Nederlands of Nederduits. OOD: fra nt. rüst, holl. rust, Bang (holl) plankekonstruktion på skibssiden til fastgørelse af vanternet
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Nielsen 1989 Bang 1976 (PNOE, OOD, EO, FuT, Saabys, Bang)
-
▾ Fins
rusti
[houten constructie op schip om het want spreiding te geven]
<via Zweeds>
-
▾ Noors
røst
[houten constructie op schip om het want spreiding te geven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty el. nederl; FuT: von nd. rüste, rust(e), holl. rust. Das wort bdeutet eigentlich 'ruhepunkt'
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
röst
[houten constructie op schip om het want spreiding te geven]
datering: 1691 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1691; av lågty. rüst, nederl. rust med samma bet., urspr. 'viloplats'; besl. med rast
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
røst
[houten constructie op schip om het want spreiding te geven]
-
▾ rustbank
[sofa]
-
▾ Ambons-Maleis
rosbank
[sofa]
-
▾ Indonesisch
resbang
[sofa]
-
▾ Jakartaans-Maleis
rosbang
[sofa]
-
▾ Javaans
resban, resbang, rusban
[sofa]
status: ontlening onzeker
etymologie: Oost-Javaans: resban, rustbank bron: veldwerk T. Hoogervorst 2006 etymologie = men gebruikt ook: dhipan
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Kupang-Maleis
rosbank
[sofa]
-
▾ Menadonees
rosbank
[sofa]
-
▾ Ternataans-Maleis
rosbank
[sofa]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
rusbank
[houten bank, zitkist]
<via Afrikaans>
datering: 1880 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans, f. rus(t) rest + bank bench.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Ambons-Maleis
rosbank
[sofa]
-
▾ rustdag
[dag waarop niet gewerkt wordt]
-
▾ Negerhollands
rustdag, ryst-dag
[dag waarop niet gewerkt wordt, zaterdag]
datering: 1905 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: rustdag (??), ryst-dag (Hesselign 1905: 259)
bron: Hesseling 1905 (??, Hesseling 1905: 259)
-
▾ Negerhollands
rustdag, ryst-dag
[dag waarop niet gewerkt wordt, zaterdag]
-
▾ rusten
[uitrusten, rust nemen]
-
▾ Berbice-Nederlands
rustu
[uitrusten, rust nemen]
-
▾ Negerhollands
rust, res
[rust nemen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: rust (old 1776), res (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Sranantongo
rostu
[uitrusten, rust nemen]
-
▾ Berbice-Nederlands
rustu
[uitrusten, rust nemen]
-
▾ rusten
[uitrusten met, bewapenen]
-
▾ Deens
ruste
[uitrusten met, bewapenen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: 2. fra nedertysk rusten 'berede, ruste til krig' ¯ fællesgermansk *´rustan 'udruste, klargøre, bevæbne, smykke' egl. 'give hjelm på' ¯ afl. af indoeuropæisk *krust-, *krus- 'hjelm, hovedbeklædning'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
rusten
[uitrusten met, bewapenen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. rusten, 'fertig machen, bereiten, rüsten (holl. rusten)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
rusta
[uitrusten met, bewapenen]
datering: 1537 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: kapprusta
etymologie: sedan 1537; av lågty. rusten 'bereda; rusta'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ruste
[uitrusten met, bewapenen]
-
▾ rustig
[bedaard, kalm]
-
▾ Indonesisch
rustig /résteg/
[bedaard, kalm]
-
▾ Surinaams-Javaans
risteg
[bedaard, kalm, bedaren, het rustig aan doen]
-
▾ Indonesisch
rustig /résteg/
[bedaard, kalm]
-
▾ rustlijn
[touw of ketting die het anker ophoudt, als het gekiept op de boeg ligt]
-
▾ Russisch
rúslen'
[ketting voor het vasthouden van het uit het water opgepikte anker; uithouder om grote sprei te geven aan onderwant]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. rustlijn dass., s. Meulen 172 ff., Matzenauer LF.17,192. VdMeulen: Rust en Rustlijn. Rust, het uitstekende hout aan de zijden vande schepen, alweer de hoofdtouwen aen vast zijn, bij welk men na boven klimt. VV. WINSCH. etymologiseert er bij : te scheep een uitstekende plank ter zijde het schip, daar de hoofd touwen als op rusten en daarin de matrozen bij mooi weer gaan leggen rusten. V. L. beschrijft de rusten : zware brede met ijzeren band beslagen planken, die in hare breedte vlak liggende, aan het buitenboord ter hoogte van het bovendek bevestigd zijn; aan hare buitenzijde bevinden zich de rustijzers, die, schuins aflopende, in het boord zijn gehecht en aan wier bovenkant de juffers (doodshoofden) vast zijn, waaraan het staande want door de valrepen wordt vastgemaakt; de rusten dienen ook om de onderwanden breder te doen uitstaan en dus aan de masten meer steun te geven. Russ. r falen , porte-hauban. De rust, die het fokkenwant doet uitstaan en den fokkenmast steunt, heet fokkenrust (W. blz. 70, 82), Russ. f okrášlen , waarnaast V. heeft: forrfalen', overeenkomende met Holl. voorrust (W. blz. 506ó noemt deze: voormastrust); die voor het groot-want en den groten mast heet grote rust (W. blz. 70, 81), Russ. yrotr falen ; die voor het bezaanswant en den bezaansmast bezaans-rust (W. blz. 70, 82), Russ. bizdnnislen . De vorm rfalen , waar het Holl. rust heeft, is bevreemdend: in den tijd van PETER DEN GROOTE zeide men rjust l), geheel in overeenstemming met het Holl. rust. Hoe moet nu rfalen verklaard worden ? Ik geloof hier aan het Holl. rustlijn te moeten denken. W. zegt hiervan: rustlijn of burgh.... een korte keten, gehecht onder de voormastrust, dienende om het anker vast tegen de boeg te houden. Vgl. WINSCH.: rustlijn is een lijn of touw, daar iets op rust en dat iets vasthoud. . . . soo is ook een rustlijn het touw of oneigenlijk de keten, daarmede een anker voor de boeg leggende werd vastgehouden. Uit de nieuwere zeemanswoordenboeken haal ik T. aan : rustlijn, serre-bosse, lijn, waarmede het kruis van het anker op de ankerbrug wordt gehouden; hij draagt dus met de portuurlijn het anker, als dit gekipt is. Is het Russ. rfalen aan het Holl. rustlijn ontleend, dan moet men dus aannemen, dat de Russen naderhand de benaming van het touw of den ketting, die aan de fokkenrust (voormastrust W.) was bevestigd, eerst op deze laatste en daarna gelijkelijk op de andere rusten uit misverstand hebben overgedragen. Analoge verschijnselen zagen wij boven op Plaat, welks plur.platen tot het Russ. platan heeft geleid, waarmee de Russen niet de handplaat, maar den lederen riem er aan vast, noemen, en op Ringbout, die in Archangel rym wordt genoemd naar den ring er aan bevestigd. Wat mij echter het meest tot deze verklaring van rfalen doet overhellen, is het feit, dat de rustlijn zelf in het Russ. nooit anders dan rustóv heet. Dit rustóv, serre-bosse, cordage ou chaïne, servant a brider 1'ancre contrę Ie bord, bestaat uit Holl. rust en touw (men zie op -touw voorbeelden van Russ. benamingen van touwen, eindigende op -tov uit Holl. -touw, waar de Holl. term anders luidt), en is waarschijnlijk ontstaan, om misverstand te voorkomen, daar ruslen uit rustliju voor de rusten gebezigd werd. Vindt men de afleiding van Russ. ruslen uit Holl. rustlijn wegens het verschil in beteekenis te gewaagd, dan zou men misschien kunne]! denken aan den IIoll. plur. rusten x), vgl. de opsomming van Holl. plurales, die in het Russ. singulares zijn geworden, in de noot bij Kraag, en voor dit speciale geval de; Russ. sing, vanl-klóieri uit den Holl. plur. want klooien. Rij deze verklaring levert echter de vorm van het woord (Russ. sl' uit IIoll. st) een ernstig bezwaar op, wat niet het geval is bij een verklaring uit rustlijn: Holl. -lijn treedt wel is waar gewoonlijk in het Russ. op als -lin , z. de art. Boelijn, Dieploodlijn, Loodlijn, Marlijn, Paarde-lijn, Portuurlijn, Scheerlijn, Slaplijn, Steeklijn, Zorglijn, maar toch soms ook als -len , vgl. Russ. portalen O. uit Holl. portuurlijn en Russ. f dien uit Holl. vang lijn.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
rúslen'
[ketting voor het vasthouden van het uit het water opgepikte anker; uithouder om grote sprei te geven aan onderwant]
-
▾ rustplek
[plaats om te rusten, slapen]
-
▾ Negerhollands
rustplek
[plaats om te rusten, slapen]
-
▾ Negerhollands
rustplek
[plaats om te rusten, slapen]
-
▾ rusttouw
[touw of ketting die het anker ophoudt, als het gekiept op de boeg ligt]
-
▾ Russisch
rústov
[touw of ketting die het anker ophoudt, als het gekiept op de boeg ligt]
status: ontlening onzeker
etymologie: Entlehnt aus ndl. rusttouw 'Rüsttau', s. Meulen 173, Matzenauer LF.17,192 ff., Zelenin RFV.63, 405.
bron: Vasmer 1953-1958 (Vasmer)
-
▾ Russisch
rústov
[touw of ketting die het anker ophoudt, als het gekiept op de boeg ligt]
-
▾ rutselen
[(gewestelijk) door elkaar schudden]
-
▾ ruw
[ruig]
-
▾ Deens
ru
[ruig, hees]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk rûw, rûch, rû
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
rauw
[ruig, hard, grof]
-
▾ Noors
ru
[ruig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: aus dem mnd. rû, rûch, rûw , 'rauh, behaart' (holl. ruig, ruw).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
ru
[ruig, hees]
-
▾ ruwachtig
[ruwig]
-
▾ Negerhollands
rauwachtig
[ruwig, grof]
-
▾ Negerhollands
rauwachtig
[ruwig, grof]
-
▾ ruzie
[twist]
-
▾ Duits
Ruzie, Rüsie, Rüsi, Rüsen, Rusi, Ruse
(dialect)
[twist]
status: ontlening onzeker
etymologie: RhWB: Rüsen, Rüsie das ndl. ruzie, zu andl. rûsen, mnd. rûsen ‘lärmen’ setzt sich nach Geld, Mörs-Xanten, Klev, Rees als rȳzi() Sg. t. f. fort [rȳzeŋ Geld-Stdt, Heinsb-Karken Lümb; rȳzəl Klev-Kessel Stdt]; nach Süd. am WRande des Rip. rȳ:zə(n) Pl. t. Aach, Eup-Raeren, Jül-Langw, Dür-Stdt 1880, Monsch, Schleid-Baasem Hellenth Reifferschd Wollenbg: Streit, Hader, Wortwechsel unter viel Lärm; R.tösche Vadder en Modder; dat güfe (gäben) de schönste R.; met enem R. han; R. met enem krige, — anfange, — mache; an enge R. söcke (suchen) Aach, Allg.; R. stoche Monsch; scheut R.! meidet Streit Aach. Schlüter: Im ganzen Gebiet, aber etwas veraltet. Teuchert: Bremen, junges Lehngut
bron: Kremer 1998 Schlüter 1952 Teuchert 1972 (Kremer 98, RhWB, Schlüter, Teuchert)
-
▾ Fries
rûzje
[twist]
-
▾ Negerhollands
roeschi, rusie, rijsje
[verdeeldheid]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: roeschi (old 1776), rusie, rijsje (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
rüüsche
[twist]
status: ontlening onzeker
etymologie: rüüsche Ha. ‘Streit’ < nl. ruzie nwfr. rûzje ‘id.’; zu mnd. rûsen nd. rusen ‘brausen, lärmen’ →hd. rauschen; s. rusch rüse ruusch ruusele ruuseli ruusi ruuske
bron: Sjölin 2006 (Sjölin)
-
▾ Duits
Ruzie, Rüsie, Rüsi, Rüsen, Rusi, Ruse
(dialect)
[twist]