Uitleenwoordenbank van het Nederlands

Zoekresultaten: 869 Nederlandse woorden gevonden (beginnend met M)

Gebruikte filters:

A| B| C| D| E| F| G| H| I| J| K| L| M| N| O| P| Q| R| S| T| U| V| W| X| Y| Z| Toon/Verberg alle informatie in de uitklapmenu's
Visualiseer de resultaten
Toon op de kaart
één cirkeltje per uitleenwoord
Toon op de kaart
één cirkeltje per taal
Toon op een tijdslijn

  • ▾ ma, maatje [moeder]
  • ▾ maag [orgaan]
  • ▾ maagd [ongerepte jonge vrouw]
  • ▾ maagdenvlies [vlies dat de schede gedeeltelijk afsluit]
  • ▾ maagsap [sap geproduceerd in de maag]
  • ▾ maaien [afsnijden]
  • ▾ maaier [iemand die maait]
  • ▾ maaiveld [het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het grasland in een polder]
  • ▾ maak [het maken]
  • ▾ maakloon [loon voor het maken van iets]
  • ▾ maaksel [constructie, vorm, gewrocht, product]
  • ▾ maal [(verouderd) valies]
  • ▾ maal [telkens terugkerend tijdstip, keer]
  • ▾ maalstok [schilderstokje]
  • ▾ maalstroom [ronddraaiende stroming]
  • ▾ maaltijd [eten]
  • ▾ maan [satelliet]
  • ▾ maand [twaalfde deel van een jaar]
  • ▾ maandag [tweede dag van de week]
  • ▾ maandelijks [iedere maand]
  • ▾ maandroos [roos die meermalen in het jaar, soms elke maand bloeit]
  • ▾ maankop [papaver]
  • ▾ maankruid [plantennaam]
  • ▾ maanpunt [(verouderd) overgang van de ene maanstand naar de andere]
  • ▾ maanziek [zenuwziek]
  • ▾ maar [echter]
  • ▾ maar [(gewestelijk) gracht]
  • ▾ maar [(verouderd) nachtmerrie]
  • ▾ maarschalk [(oorspronkelijk) stalknecht, opperstalmeester]
  • ▾ maarschalk [(moderne betekenis) officier met een rang boven die van generaal]
  • ▾ maart [derde maand]
  • ▾ Maarten [naam voor de aap]
  • ▾ maas [oog in netwerk]
  • ▾ maasdammer [kaassoort]
  • ▾ maaslander [Nederlandse kaassoort]
  • ▾ Maastricht [plaats in Zuid-Nederland waar in 1991 het besluit genomen werd te komen tot een Economische en Monetaire Unie]
  • ▾ maastrichtien [geologisch tijdperk]
  • ▾ maat [metgezel]
  • ▾ maat [afmeting; kledingmaat; gematigdheid]
  • ▾ maat [indeling in de muziek]
  • ▾ maathouden [bij het zingen of spelen in de maat blijven]
  • ▾ maatje [vochtmaat]
  • ▾ maatjesharing, maatje [haring waarbij hom of kuit nog niet geheel ontwikkeld is]
  • ▾ maatlat [lat om afmetingen aan te geven]
  • ▾ maatregel [schikking]
  • ▾ maatschappelijk [met betrekking tot de maatschappij]
  • ▾ maatschappij [vereniging; samenleving]
  • ▾ maatslaan [de maat van muziek voor een groep uitvoerenden aangeven door overeenkomstige handbewegingen]
  • ▾ maatsoort [soort van muzikale of versmaat]
  • ▾ maatstreep [verticale streep in de notenbalk om een maat te begrenzen]
  • ▾ macadam [wegverharding]
  • ▾ macaroni [deegspijs]
  • ▾ machinaal [mechanisch]
  • ▾ machine [toestel]
  • ▾ machinist [iemand die toezicht houdt op de machines]
  • ▾ macht [vermogen]
  • ▾ Machteld [eigennaam]
  • ▾ machtig [veel macht hebbend; imposant]
  • ▾ machtig [uitroep van verwondering]
  • ▾ machtiging [volmacht]
  • ▾ machtsaanwending [het aanwenden van macht]
  • ▾ machtsvorming [het vormen van macht]
  • ▾ macramé [knoopwerk]
  • ▾ macro- [voorvoegsel: groot, lang]
  • ▾ macrokosmos [de wereld als een organisme in het groot]
  • ▾ madam [mevrouw]
  • ▾ madam jeanette [(Surinaams-Nederlands) soort van grote, rode of gele Spaanse peper]
  • ▾ madonna [de Heilige Maagd]
  • ▾ maestro [meester]
  • ▾ maf [loom, vadsig; gek]
  • ▾ maffen, maffelen [slapen]
  • ▾ maffia [misdadige organisatie]
  • ▾ magazijn [bergplaats; houder voor kogels]
  • ▾ magazijnwachter [magazijnmeester]
  • ▾ magazine [periodiek]
  • ▾ magel [(Vlaams) niet kieskeurig]
  • ▾ mager [dun]
  • ▾ magerman [voormarsboelijn]
  • ▾ maggi [groente- en vleesextract voor soep]
  • ▾ magie [toverkunst]
  • ▾ magisch [m.b.t. toverkunst]
  • ▾ magister [meester]
  • ▾ magistraat [overheid(spersoon)]
  • ▾ magneet [stuk magneeterts, gemagnetiseerd metaal]
  • ▾ magnesia [wit poeder]
  • ▾ magnesium [chemisch element]
  • ▾ mahonie [houtsoort]
  • ▾ mail [brievenpost]
  • ▾ mainteneren [onderhouden]
  • ▾ mais [graansoort]
  • ▾ maizena [bindmiddel]
  • ▾ majesteit [heerlijkheid]
  • ▾ majoor [militaire rang]
  • ▾ majoraat [erfrecht van oudste zoon]
  • ▾ majorette [meisje bij optocht van muziekkorps]
  • ▾ majoriteit [meerderheid]
  • ▾ mak [getemd]
  • ▾ makaak [hondsaap]
  • ▾ makelaar [tussenpersoon]
  • ▾ makelaardij, makelarij [beroep van makelaar; makelaarskantoor; makelaarsloon]
  • ▾ makelen [het makelaarsbedrijf uitoefenen]
  • ▾ makelij [constructie]
  • ▾ maken [iets in een bepaalde toestand brengen]
  • ▾ maker [iemand die iets maakt, produceert]
  • ▾ makkelijk [eenvoudig]
  • ▾ makker [gezel]
  • ▾ makreel [stekelvinnige trekvis]
  • ▾ mal [model]
  • ▾ mal [zot]
  • ▾ malaise [gedruktheid]
  • ▾ malaria [moeraskoorts]
  • ▾ malariamuskiet [muskiet die malaria overbrengt]
  • ▾ maledijen [vervloeken]
  • ▾ malefijt [stormvogel]
  • ▾ Maleier [lid van bepaald mensenras]
  • ▾ Maleis [Austronesische taal]
  • ▾ malen [fijnmaken]
  • ▾ malen [schilderen]
  • ▾ malie [metalen ring]
  • ▾ maling [draaiing, maalstroom]
  • ▾ malkander, mekaar [wederkerig voornaamwoord: elkaar, samen, gemeenschappelijk]
  • ▾ mallegas [Kaapse jan-van-gent]
  • ▾ mallejan [wagen bestaande uit een as met twee hoge wielen en een disselboom]
  • ▾ mallemerok [(verouderd) zottin]
  • ▾ mallemok [noordse stormvogel; bemanningslid van een walvisvaarder (die stormvogels vangt voor de maaltijd)]
  • ▾ mallemolen [draaimolen]
  • ▾ mallen [naar de mal bewerken; met de mal vergelijken]
  • ▾ malloot [iemand die mal is]
  • ▾ mals [zacht]
  • ▾ maltentig [al te nauwgezet]
  • ▾ malva [plant]
  • ▾ malvezij [wijn]
  • ▾ mama [moeder]
  • ▾ mamiering [leren of zeildoeken transportbuis aan een waterpomp]
  • ▾ mammie, mam [moeder (kindertaal)]
  • ▾ mammoet [voorhistorische olifant]
  • ▾ mammon [geldgod]
  • ▾ man [mens van mannelijk geslacht; echtgenoot]
  • ▾ management [bestuur van een onderneming]
  • ▾ manager [bestuurder van een onderneming]
  • ▾ manbaar [huwbaar; geslachtsrijp]
  • ▾ manchet [handboord]
  • ▾ mand [gevlochten korf]
  • ▾ mandaat [lastbrief]
  • ▾ mandarijn [vrucht]
  • ▾ mandataris [persoon aan wie een mandaat is gegeven]
  • ▾ mandel [(gewestelijk) graanhoop]
  • ▾ mandoer [opzichter]
  • ▾ mandoline [snaarinstrument]
  • ▾ mandragora [alruin]
  • ▾ manen [herinneren aan]
  • ▾ maneschijn [schijnsel van de maan]
  • ▾ mangaan [chemisch element]
  • ▾ mangel [pers met rollen]
  • ▾ mangelboom [gewone boom in West-Indië die gezocht timmerhout oplevert]
  • ▾ mangelen [door de mangel halen]
  • ▾ mangelhout [mangrovehout]
  • ▾ mango [vrucht]
  • ▾ mangoestan [vrucht]
  • ▾ maniak [iemand die een manie heeft]
  • ▾ manicure [verzorging van handen en nagels]
  • ▾ manier [wijze]
  • ▾ manieren [wijze van zich te houden of te gedragen in de omgang]
  • ▾ manierlijk [(verouderd) fatsoenlijk, welgemanierd]
  • ▾ manierlijkheid [(verouderd) het fatsoenlijk zijn, het welgemanierd zijn]
  • ▾ manifest [openbare bekendmaking; vrachtlijst]
  • ▾ manifestatie [publieke betoging; verschijning]
  • ▾ manilla [geurige tabakssoort, sigaar daarvan]
  • ▾ maniok [broodwortel]
  • ▾ manipulatie [het manipuleren]
  • ▾ mank [kreupel]
  • ▾ mankement [defect, gebrek, letsel, verwonding]
  • ▾ mankeren [missen]
  • ▾ manna [hemels voedsel]
  • ▾ mannen [iets van man tot man overgeven, bijv. bij lossen]
  • ▾ mannenplek [eufemisme voor mannelijke genitaliën]
  • ▾ mannequin [paspop; persoon die mode toont]
  • ▾ mannetje, manneke [kleine man; figuurtje, poppetje]
  • ▾ manoeuvre [handgreep]
  • ▾ manschap [bemanning van een schip; soldaten]
  • ▾ mantel [touw met ingesplitste takel]
  • ▾ mantel [overjas]
  • ▾ mantelpak [dameskostuum met rok en jasje]
  • ▾ manteltalie [takel die de mantel spant]
  • ▾ manteltalieloper [touw dat door de blokken van de manteltalie gestoken wordt]
  • ▾ manuaal [handboek; (verouderd) met de hand]
  • ▾ manufacturen [voortbrengselen van nijverheid]
  • ▾ map [omslag]
  • ▾ maquette [driedimensionaal model]
  • ▾ marathon [hardloopwedstrijd over lange afstand]
  • ▾ marconist [radiotelegrafist]
  • ▾ Marcus [eigennaam]
  • ▾ mardijker [vrijburger, vrijgelaten slaaf of afstammeling daarvan]
  • ▾ mare liberum [beginsel, bepaald door Hugo de Groot, dat een mogendheid een andere niet kan verbieden de zee te bevaren]
  • ▾ marechaussee [militair politiekorps]
  • ▾ margarine [kunstboter]
  • ▾ marge [rand van pagina]
  • ▾ marginaal [op de rand aangebracht]
  • ▾ Maria [eigennaam]
  • ▾ mariakaakje [biskwietje]
  • ▾ marihuana [genotmiddel]
  • ▾ marine [militair zeewezen]
  • ▾ marineren [in azijn of wijn kruiden]
  • ▾ marinier [zeesoldaat]
  • ▾ marjolein [plantengeslacht]
  • ▾ mark [grens]
  • ▾ marketenter [iemand die verversingen aan soldaten verkoopt]
  • ▾ markgraaf [titel van de beheerder van een mark]
  • ▾ markgravin [echtgenote van een markgraaf]
  • ▾ markies [zonnescherm]
  • ▾ markt [plaats voor openbare handel]
  • ▾ markten [op de markt verkopen]
  • ▾ marktgang [het bezoeken van de markt om inkopen te doen; (verouderd) marktprijs]
  • ▾ marktmeester [toezichthouder op een markt]
  • ▾ marktschip [(verouderd) binnenschip dat geregeld op plaatsen vaart waar markt wordt gehouden]
  • ▾ marlen [met de marlijn vastzetten]
  • ▾ marlijn, marling, meerlijn, meerling [dun touw]
  • ▾ marlpriem [priem van een zeilmaker]
  • ▾ marlslag [steek bij het marlen gemaakt]
  • ▾ marlspijker [spitsvormig werktuig]
  • ▾ marmelade [jam]
  • ▾ marmeldoos [(Surinaams-Nederlands) vruchtboomsoort]
  • ▾ marmer [kalkgesteente]
  • ▾ marmot [knaagdier]
  • ▾ marokijn [soort leer]
  • ▾ marron [ontvluchte slaaf, bosneger]
  • ▾ mars [platform rond de top van een ondermast]
  • ▾ mars [(gewestelijk) moerasland, laaggelegen land, weiland]
  • ▾ mars [korf van marskramer]
  • ▾ mars [militaire verplaatsing; de daarbij behorende muziek]
  • ▾ marsbanker [horsmakreel]
  • ▾ marsenboelijn [bepaald touw aan de mars]
  • ▾ marsenbras [touw tussen ra en mast]
  • ▾ marsenbuikgording [touwen dienend om de zeilen in het midden bij elkaar en bij de ra te halen]
  • ▾ marsendraaireep [touw waarmee de ra's gestreken of gehesen worden]
  • ▾ marsengeitouw [touw om het achterste stuk van het zeil naar het midden van de ra te brengen]
  • ▾ marsenra [ra waaraan het marszeil wordt bevestigd]
  • ▾ marsenschoot [touw aan de benedenhoek van ieder zeil]
  • ▾ marsenschootblok [blok van de schoot]
  • ▾ marsentoppenant [touw van de beide nokken van een ra naar de top van de mast]
  • ▾ marsenval [lijn om gaffel of zeil op te hijsen]
  • ▾ marsenvalblok [hijsblok]
  • ▾ marsepein [lekkernij]
  • ▾ marsgast [matroos die de wacht in de mars heeft]
  • ▾ marsroute [weg, richting die men volgt (op een mars)]
  • ▾ marsschip [(verouderd) koopvaardijschip (met een mars, mastkorf)]
  • ▾ marszeil [vierkant zeil aan de marssteng]
  • ▾ marszeil los [commando in de zeilvaart]
  • ▾ martavaan [pot van aardewerk]
  • ▾ marteel [(Vlaams) hamer]
  • ▾ martelaar [die lijdt voor zijn geloof]
  • ▾ martelen [folteren]
  • ▾ marteling [het martelen]
  • ▾ marter [marterachtige]
  • ▾ marxisme [politieke leer]
  • ▾ mas [(Indisch-Nederlands) goudgewicht]
  • ▾ mascotte [gelukbrengend voorwerp]
  • ▾ masculien [mannelijk]
  • ▾ masker [mombakkes]
  • ▾ maskerade [optocht van gemaskerden]
  • ▾ massa [(grote) hoeveelheid]
  • ▾ massaal [een massa vormend]
  • ▾ massacreren [vernietigen]
  • ▾ massage [het masseren]
  • ▾ massief [stevig]
  • ▾ massooi [bast van de massooiboom]
  • ▾ mast [lange paal op een schip voor bevestiging van zeil en touwen]
  • ▾ mastel [(Vlaams) broodje]
  • ▾ mastenmaker [iemand die scheepsmasten vervaardigt]
  • ▾ mastiek [harssoort]
  • ▾ mastodont [voorhistorisch zoogdier]
  • ▾ masturbatie [het masturberen]
  • ▾ mat [kleed van biezen]
  • ▾ mat [in het schaakspel vastgezet]
  • ▾ mat [Spaans geldstuk]
  • ▾ matador [troef in het omber- en quadrillespel]
  • ▾ matelijk [middelmatig]
  • ▾ matelot [strooien hoedje]
  • ▾ materiaal [bouwstof]
  • ▾ materie [stof]
  • ▾ materieel [stoffelijk]
  • ▾ matgenoot, mattennoot [iemand met wie men de slaapmat deelt]
  • ▾ mathematica [wiskunde]
  • ▾ matig [binnen redelijke maat]
  • ▾ matinee [middagbijeenkomst]
  • ▾ matras [beddenzak]
  • ▾ matriarchaat [rechtstoestand via de vrouwelijke lijn]
  • ▾ matrijs [holle vorm, gietvorm]
  • ▾ matrix [getallenschema]
  • ▾ matroos [gewoon schepeling]
  • ▾ matrozenpijp [zeemanspijp]
  • ▾ matsen [klappen geven]
  • ▾ mattenklopper [werktuig van gevlochten riet e.d. om matten uit te kloppen]
  • ▾ Mattheus [eigennaam]
  • ▾ Mauritius [eiland in de Indische oceaan, in 1598 genoemd naar prins Maurits]
  • ▾ mausoleum [grafteken]
  • ▾ maxi [lange kleding]
  • ▾ maximaal [het maximum bereikend]
  • ▾ maximum [hoogste waarde]
  • ▾ mayonaise [eiersaus]
  • ▾ mazelen [kinderziekte]
  • ▾ mazen [netwerk herstellen]
  • ▾ mecenas [rijke begunstiger van kunsten]
  • ▾ mechanica [theoretische werktuigkunde]
  • ▾ mechanisatie [vervanging van menselijke of dierlijke arbeidskracht door machines]
  • ▾ Mechels [van, uit, betreffende, als in de Belgische stad Mechelen]
  • ▾ medaille [erepenning]
  • ▾ medaillon [sieraad]
  • ▾ mede [ook]
  • ▾ medearbeider [medewerker]
  • ▾ medebewind [bewind met anderen]
  • ▾ medeklinker [consonant]
  • ▾ medeknecht [een andere knecht]
  • ▾ medelijden [deernis]
  • ▾ mediaan [lettersoort van elf punten, de grootste der zogenaamde broodletters]
  • ▾ medicijn [geneesmiddel]
  • ▾ medisch [met de geneeskunde in verband staande]
  • ▾ meditatie [het mediteren]
  • ▾ mee [(voorzetsel) ook, samen met]
  • ▾ meedelen [berichten, kennisgeven]
  • ▾ meedoen [aan iets deelnemen]
  • ▾ meel [gemalen graan]
  • ▾ meeldauw [plantenschimmel]
  • ▾ meeldraad [stuifmeel producerend deel van bloem]
  • ▾ meelopen [lopend vergezellen]
  • ▾ meer [onbepaald telwoord]
  • ▾ meer [(verouderd) grensscheiding]
  • ▾ meerdaagse [iets dat meerdere dagen duurt]
  • ▾ meerderjarig [volwassen]
  • ▾ meerkat [hondsaap]
  • ▾ meerkol [meerkoet]
  • ▾ meerwinst [overwinst]
  • ▾ mees [zangvogel]
  • ▾ mees [(verouderd) draagmand, maat voor vis]
  • ▾ meest(e) [grootste hoeveelheid, grootste aantal]
  • ▾ meestal [bijna altijd]
  • ▾ meester [onderwijzer; jurist (meester in de rechten); heelmeester]
  • ▾ meesteren [(verouderd) iemand of iets meester zijn of worden, bevelen]
  • ▾ meesterknecht [eerste knecht]
  • ▾ meesterstuk [meesterwerk]
  • ▾ meetbrief [verklaring betreffende tonneninhoud en laadvermogen van een schip]
  • ▾ meetkunde [geometrie]
  • ▾ meetstok [maatstaf, ter bepaling van lengtemaat]
  • ▾ meeuw [soort vogel]
  • ▾ meezwaaien [zwaaien met iets of iemand]
  • ▾ megafoon [versterkende geluidstrechter]
  • ▾ megaliet [reuzensteen]
  • ▾ megalomanie [grootheidswaan]
  • ▾ megaton [een miljoen ton]
  • ▾ mei [vijfde maand]
  • ▾ mei [groen loof (zo genoemd omdat bij de meivieringen veel groen loof werd gebruikt)]
  • ▾ meid [jong meisje; vrouwelijke bediende]
  • ▾ meikever [insect]
  • ▾ meisje [vrouwelijk kind]
  • ▾ mek, mekkie [(gewestelijk) loknamen voor een schaap]
  • ▾ melaats [aan lepra lijdend]
  • ▾ melancholie [zwartgalligheid]
  • ▾ melancholisch [zwaarmoedig]
  • ▾ melasse [suikerhoudende massa]
  • ▾ melden [bekendmaken]
  • ▾ mêleren [mengen]
  • ▾ melisse [plant]
  • ▾ melk [vloeistof uit zoogklieren]
  • ▾ melkboer [iemand (oorspr. boer) die melk in het klein verkoopt]
  • ▾ melkboom [koeboom, die een melkwit, latexachtig vocht afscheidt]
  • ▾ melkbos [struiksoort]
  • ▾ melken [van melk ontlasten]
  • ▾ melktaart [taartsoort]
  • ▾ melktand [tand van kleine kinderen]
  • ▾ melkweg [sterrenstelsel]
  • ▾ melodie [opeenvolging van muzikale tonen in een afgeronde orde en logische ontwikkeling]
  • ▾ melodrama [toneelspel met muziek]
  • ▾ meloen [komkommerachtige vrucht]
  • ▾ membraan [vlies]
  • ▾ memo [korte mededeling]
  • ▾ memoires [levensherinneringen]
  • ▾ memorie [geheugen]
  • ▾ memorie [beschouwing, verhandeling]
  • ▾ men [onbepaald voornaamwoord]
  • ▾ menage [huishouding]
  • ▾ menageren [spaarzaam huishouden]
  • ▾ meneer [aanspreektitel voor een man]
  • ▾ menen [bedoelen, denken]
  • ▾ mengel [oude vochtmaat]
  • ▾ mengelen [(verouderd) mengen]
  • ▾ mengelmoes [mengsel, allegaartje]
  • ▾ mengen [stoffen door elkaar brengen]
  • ▾ menhir [voorhistorische zuil]
  • ▾ menie [rode verfstof]
  • ▾ menig [onbepaald voornaamwoord]
  • ▾ menigmaal [menig keer, dikwijls]
  • ▾ mening [opinie]
  • ▾ menist [doopsgezinde volgeling van Menno Simonsz]
  • ▾ mennoniet [doopsgezinde volgeling van Menno Simonsz]
  • ▾ mens [hoogst ontwikkelde wezen]
  • ▾ menselijk [menswaardig, betrekking hebbend op de mens]
  • ▾ mensenleeftijd [de duur van een mensenleven]
  • ▾ mensheid [de gezamenlijke mensen; (verouderd) menselijke natuur of aard]
  • ▾ menslievend [mensenliefde bezittend of daarvan getuigend]
  • ▾ menslievendheid [bereidwilligheid om mensen te helpen]
  • ▾ menstruatie [maandstonden]
  • ▾ menswording [het ontstaan van de mens]
  • ▾ mentaal [m.b.t. de geest]
  • ▾ menthol [munt; pepermuntolie]
  • ▾ mentor [leidsman]
  • ▾ menu [spijskaart]
  • ▾ menuet [dans]
  • ▾ mep [klap]
  • ▾ meppen [slaan]
  • ▾ mercantilisme [18e-eeuws staathuishoudkundig stelsel dat handel en industrie bevorderde ten koste van de landbouw]
  • ▾ mercatorprojectie [cartografische afbeelding, bedacht door de Vlaamse cartograaf Gerhard Kremer ofwel Gerardus Mercator]
  • ▾ meren [een schip vastleggen]
  • ▾ merendeels [voor het grootste deel]
  • ▾ merg [substantie in beenderen]
  • ▾ mergelen [met mergel vermengen, vruchtbaar maken; besmeuren]
  • ▾ meridiaan [cirkel over aardoppervlak]
  • ▾ merk [teken]
  • ▾ merken [van een teken voorzien]
  • ▾ merkteken [onderscheidingsteken dat op iets is getekend]
  • ▾ merrie [vrouwtjespaard]
  • ▾ mes [snijwerktuig]
  • ▾ meskantig [vierhoekig]
  • ▾ Mesolithicum [middensteentijd]
  • ▾ mess [officiers- en onderofficierseetzaal]
  • ▾ messing [geelkoper]
  • ▾ mest [uitwerpselen]
  • ▾ mesten [vruchtbaar maken door bemesting]
  • ▾ mesties [iemand van indiaanse en blanke afstamming]
  • ▾ mestkoek [plak mest als brandstof]
  • ▾ met [voorzetsel]
  • ▾ met of zonder [uitdrukking gebruikt m.b.t. toestemming, bijvoorbeeld suiker of melk in koffie]
  • ▾ metaal [groep elementen]
  • ▾ metabolisme [stofwisseling]
  • ▾ metafoor [overdrachtelijke uitdrukking]
  • ▾ metafysica [leer van het bovenzinnelijke]
  • ▾ metallografie [wetenschap van de opbouw van metalen; met een naald in een metalen oppervlak tekenen en een reliëf vormen]
  • ▾ metallurgie [leer van de metaalbewerking]
  • ▾ metamorfose [gedaanteverwisseling]
  • ▾ metastase [uitzaaiing]
  • ▾ metathesis [omzetting van klanken]
  • ▾ meteen [dadelijk]
  • ▾ meten [een maat bepalen]
  • ▾ meteo- [meteorologisch]
  • ▾ meteoor [verschijnsel in de dampkring]
  • ▾ meteoriet [meteoorsteen]
  • ▾ meteorologie [weerkunde]
  • ▾ meter [eenheid van lengte, 100 centimeter; apparaat, toestel dat meet]
  • ▾ meterstand [stand van elektriciteits-, gas- of watermeter]
  • ▾ methaan [gas]
  • ▾ methode [vaste manier van handelen]
  • ▾ methodiek [leer der te volgen methoden]
  • ▾ methyl [scheikundige term]
  • ▾ metonymie [stijlfiguur]
  • ▾ metselaar [iemand die metselen als beroep uitoefent]
  • ▾ metselen [bouwen met mortel en stenen]
  • ▾ metworst [worst van gehakt varkensvlees]
  • ▾ meubel [stuk huisraad]
  • ▾ meubilair [de meubels waarmee een huis is gestoffeerd]
  • ▾ meuk [(gewestelijk) bewaarplaats (voor appels en peren, voor geld)]
  • ▾ meuk [(gewestelijk) zacht, week]
  • ▾ meuzelen, muizelen [(gewestelijk) peuzelen]
  • ▾ mevrouw [aanspreektitel voor een vrouw]
  • ▾ miauwen, mauwen [het natuurlijke geluid van katten maken]
  • ▾ mica [glimmer]
  • ▾ Mickey Mouse [naam van populair tekenfilmfiguurtje]
  • ▾ micro- [voorvoegsel om aan te duiden dat het object uit kleine zaken bestaat]
  • ▾ micro-organisme [microscopisch klein organisme]
  • ▾ microbe [zeer klein levend organisme]
  • ▾ microbiologie [biologie der micro-organismen]
  • ▾ microfilm [kleinbeeldfilm]
  • ▾ microfoon [geluidsversterker]
  • ▾ micron [0,000001 m]
  • ▾ mid- [midden-, half-]
  • ▾ middag [midden van de dag, namiddag]
  • ▾ middel [middelste deel, bijv. van een lichaam]
  • ▾ middel [hulpmiddel]
  • ▾ middelaar [bemiddelaar]
  • ▾ middelbier [Maastrichtse slappe biersoort]
  • ▾ middelertijd [in de tussentijd, inmiddels]
  • ▾ middelmaat [afmeting die het gemiddelde is]
  • ▾ middelmatig [matig, niet zo best]
  • ▾ middelspant [spant in het midden van het schip]
  • ▾ middelstagzeil [zeil dat met het voorste lijk langs een stag of een daarnaast geplaatste stagzeilleider loopt]
  • ▾ middelstagzeilschoot [touwwerk waardoor een zeil vastgehouden wordt]
  • ▾ middelstagzeilval [touw waarmee het zeil van de middelstag wordt gehesen]
  • ▾ middelste [midden tussen andere dingen of mensen in]
  • ▾ middelvinger [middelste vinger]
  • ▾ midden [punt op gelijke afstand van de uitersten; in het midden; (voorzetsel) in het midden van]
  • ▾ middenstand [klasse tussen arbeiders en hogere stand]
  • ▾ middenwaters [in het midden van de vaarroute]
  • ▾ middernacht [twaalf uur 's nachts]
  • ▾ midscheeps [in het midden van het schip]
  • ▾ midscheepsman [iemand die op het middenschip werkt]
  • ▾ midvoor [middenvoor bij het voetbalspel]
  • ▾ midweek [woensdag]
  • ▾ miegen [urineren]
  • ▾ mienje [(Vlaams) hoenderluis]
  • ▾ mier [insect]
  • ▾ mier [(Oost-Nederlands) hekel, afkeer]
  • ▾ miereneter [tandarm zoogdier]
  • ▾ mierenfluiter [(Surinaams-Nederlands) boommiereneter]
  • ▾ mierenhoop [mierenkolonie die boven de grond uitsteekt]
  • ▾ mierenhout [(Surinaams-Nederlands) loofboomsoort en het hout daarvan, waarop vaak mieren zitten]
  • ▾ mierennest [woonplaats van mieren]
  • ▾ mierenzuur [organisch zuur]
  • ▾ mierig [(gewestelijk) ziekelijk (van koeien), ook: vurig, nijdig]
  • ▾ mieteren [(grof) wegwezen]
  • ▾ mietje [homoseksueel]
  • ▾ miezelen, mozelen [motregenen]
  • ▾ migraine [schele hoofdpijn]
  • ▾ migrant [die naar een ander land verhuist]
  • ▾ migratie [het zich verplaatsen]
  • ▾ mij [persoonlijk voornaamwoord]
  • ▾ mijl [lengtemaat]
  • ▾ mijmeren [peinzen]
  • ▾ mijn [bezittelijk voornaamwoord]
  • ▾ mijn [afslag, plaats waar de afslag of openbare verkoping plaatsvindt (door het roepen van: mijn)]
  • ▾ mijn [zeemijn, met explosieve stof gevuld drijvend voorwerp]
  • ▾ mijn [plaats waar kolen, ertsen opgegraven worden]
  • ▾ mijn deken [(Vlaams) aanspreekvorm van het hoofd van een buurt of gemeente]
  • ▾ mijn vriend [aanspreekvorm]
  • ▾ mijnbouw [het ontginnen van mijnen]
  • ▾ mijnen [op een openbare verkoping zich bij de afslag tot koper verklaren door het roepen van: mijn!]
  • ▾ mijnenthalve [wat mij betreft]
  • ▾ mijnheer [titel voor een man]
  • ▾ mijt [muntje; iets onbeduidends, schroot]
  • ▾ mijt [spinachtige]
  • ▾ mijzelf [versterkte vorm van het persoonlijk voornaamwoord: mij]
  • ▾ mik [gaffel, gaffelvormige steunbalk]
  • ▾ mik [brood]
  • ▾ mikken [richten]
  • ▾ mikmak [rommel]
  • ▾ milie [gierst]
  • ▾ militair [soldaat; m.b.t. het krijgswezen]
  • ▾ militant [strijdlustig]
  • ▾ militie [krijgsmacht gelicht uit de bevolking]
  • ▾ miljard [telwoord]
  • ▾ miljoen [telwoord]
  • ▾ miljonair [iemand die een of meer miljoenen bezit]
  • ▾ milli- [voorvoegsel ter aanduiding van een duizendste deel]
  • ▾ milligram [0,001 gram]
  • ▾ millimeter [0,001 meter]
  • ▾ milord [(Indisch-Nederlands) vierwielig rijtuig]
  • ▾ milt [hom van vis]
  • ▾ milter [(verouderd) mannelijke haring; hom]
  • ▾ miltziekte [ziekte van de milt]
  • ▾ mimiek [kunst om door gebaren uitdrukkingen weer te geven]
  • ▾ min [zoogster]
  • ▾ min [verminderd met]
  • ▾ minaret [toren van een moskee]
  • ▾ minder [kleiner]
  • ▾ minderen [verminderen]
  • ▾ minderheid [kleine groep tegenover meerderheid]
  • ▾ minderheidsnota [door de minderheid ingediende nota]
  • ▾ mindering [vermindering, aftrek]
  • ▾ minderwaardig [inferieur]
  • ▾ Minelli [de naam van de rector van de Erasmusschool in Rotterdam, Jan Minelli (1625-1683), die als eerste uitgaven maakte van woordelijke vertalingen van klassieken]
  • ▾ mineraal [bestanddeel van de aardkorst]
  • ▾ mineralogie [leer der mineralen]
  • ▾ mineur [somber, gedeprimeerd; kleinetertstoonsoort]
  • ▾ mini(-) [klein, kort]
  • ▾ miniatuur [kleine geschilderde illustratie]
  • ▾ miniem [zeer klein, gering]
  • ▾ minimaal [uiterst klein]
  • ▾ minimum [kleinste waarde]
  • ▾ minirok [kort rokje]
  • ▾ minister [eerste staatsdienaar]
  • ▾ ministeriaal [gezegd van groepen die zekere diensten jegens een heer moesten bewijzen]
  • ▾ ministeriabel [geschikt om minister te worden]
  • ▾ ministerie [departement van bestuur]
  • ▾ minnaar [man die met iemand een intieme, m.n. een seksuele relatie heeft]
  • ▾ minnelijk [niet samengaand met dwang, in der minne plaatshebbend]
  • ▾ minoriteit [minderheid]
  • ▾ minst [kleinste]
  • ▾ minus [min, verminderd met]
  • ▾ minuut [60e deel van een uur]
  • ▾ minuut [eerste beknopt schriftelijk ontwerp]
  • ▾ minzaam [beminnelijk]
  • ▾ mirre [welriekende gomhars]
  • ▾ mis [rooms-katholieke kerkdienst]
  • ▾ mis [niet raak]
  • ▾ mis poes [uitroep bij missen, sliep uit]
  • ▾ mis- [voorvoegsel met de betekenis: verkeerd]
  • ▾ miscalculatie [onjuiste berekening]
  • ▾ misdadiger [crimineel]
  • ▾ misdelen [onrechtvaardig verdelen]
  • ▾ miserabel [ellendig]
  • ▾ mishagen [niet aanstaan, misnoegen wekken]
  • ▾ mishagen [ongenoegen]
  • ▾ mishandelen [slecht behandelen, letsel toebrengen]
  • ▾ mishandeling [vergrijp, misdrijf]
  • ▾ miskraam [ontijdige bevalling]
  • ▾ mislopen [ongunstig, verkeerd lopen]
  • ▾ mislukt [niet gelukt; slecht gemaakt; zonder succes zijn]
  • ▾ mispad [verkeerde weg]
  • ▾ mispel [vrucht; (Surinaams-Nederlands) boom en vrucht daarvan die lijkt op die van de Europese mispel]
  • ▾ misplaatst [verkeerd, slecht geplaatst, niet op zijn plaats]
  • ▾ misschien [wellicht]
  • ▾ misselijk [onpasselijk]
  • ▾ missen [niet treffen, niet hebben, ontberen]
  • ▾ missie [zending]
  • ▾ missionaris [rooms-katholieke zendeling]
  • ▾ mist [verdichting van waterdamp]
  • ▾ mister [mijnheer]
  • ▾ miszaken [(verouderd) verloochenen]
  • ▾ mitrailleur [snelvuurwapen]
  • ▾ mits [onderschikkend voegwoord]
  • ▾ Mobilette [merknaam van een bromfiets (Kapteyn-Mobilette)]
  • ▾ mobilisatie [het mobiliseren]
  • ▾ mobiliseren [troepen in het veld brengen]
  • ▾ mobiliteit [beweeglijkheid]
  • ▾ modaliteit [wijze van zijn]
  • ▾ modden, moddelen [(gewestelijk) in of met modder werken; kladden, morsen, smeren; in iets wroeten]
  • ▾ modder, modde [mengsel van aarde en water]
  • ▾ modderen [(met modder) knoeien]
  • ▾ modderig [met modder bedekt of vermengd]
  • ▾ modderschouw [platboomd vaartuig]
  • ▾ mode [trend]
  • ▾ model [voorbeeld]
  • ▾ moderaat [gematigd]
  • ▾ moderamen [dagelijks bestuur van een classis]
  • ▾ moderatie [matiging]
  • ▾ moderator [leider van gesprek of nieuwsgroep]
  • ▾ modereren [regelen, besturen]
  • ▾ modern [tot de nieuwere tijd behorend]
  • ▾ modernisatie [het moderniseren]
  • ▾ modeshow [het vertonen van de nieuwste mode door mannequins]
  • ▾ modificatie [detailverandering]
  • ▾ modiste [modeontwerpster; naaister]
  • ▾ modulatie [stembuiging, overgang van de ene toonsoort in de andere]
  • ▾ module [bepaalde hoeveelheid of maat]
  • ▾ moduleren [voordragen, van toonsoort veranderen, draaggolven van radiozenders veranderen]
  • ▾ moe [vermoeid]
  • ▾ moed [flinkheid]
  • ▾ moeder [vrouw met kinderen]
  • ▾ moederkapje [plantennaam]
  • ▾ moederkerk [kerk van waaruit een andere kerk gesticht is]
  • ▾ moederlijf [lichaam van de moeder]
  • ▾ moedertaal [de taal waarin iemand het spreken heeft geleerd]
  • ▾ moedervlek [huidvlek waarmee men geboren is]
  • ▾ moederzielalleen [helemaal alleen]
  • ▾ moei [tante]
  • ▾ moeilijk [aanleiding gevend tot moeite]
  • ▾ moeilijkheid [probleem]
  • ▾ moeite [last]
  • ▾ moeke [vleinaam voor moeder]
  • ▾ moelje [(verouderd) havenhoofd]
  • ▾ moer [veen]
  • ▾ moer [bevestiging voor schroef]
  • ▾ moer [bezinksel]
  • ▾ moer [baarmoeder]
  • ▾ moeras [drassig land]
  • ▾ moerbei [vrucht]
  • ▾ moeren [kapot maken]
  • ▾ moermeester [(verouderd) opzichter over de veenderij]
  • ▾ moerskont [als verwensing: achterwerk van je moeder]
  • ▾ moes [brij]
  • ▾ moesje [(kindertaal) moedertje]
  • ▾ moespot [pot om groente in te koken]
  • ▾ moesson [periodieke wind; jaargetijde waarin deze wind waait]
  • ▾ moestuin [tuin bestemd voor de verbouw van groenten]
  • ▾ moeten [verplicht zijn, behoren]
  • ▾ mof [losse mouw; ring tot verbreding van pijpen]
  • ▾ mof [Duitser]
  • ▾ moffel [losse mouw]
  • ▾ moffelen [(gewestelijk) kauwen, knabbelen; smullen]
  • ▾ moge [ik hoop dat, hopelijk, moge het zijn]
  • ▾ mogelijk [kunnende gebeuren]
  • ▾ mogelijkheid [het mogelijk zijn, wijze waarop iets mogelijk is]
  • ▾ mogen [vrijheid hebben te, vermogen]
  • ▾ moi [(Gronings) begroeting]
  • ▾ moiré, moor [gevlamde stof]
  • ▾ mok [grote drinkbeker]
  • ▾ mok [koekje; (bij timmerlieden) halfrond blokje]
  • ▾ mok [huidziekte bij paarden]
  • ▾ moker [breekhamer]
  • ▾ mokeren [hard slaan]
  • ▾ mokka [beste kwaliteit koffie]
  • ▾ mokkel [dik kind, mollige vrouw]
  • ▾ mokken [pruilen]
  • ▾ mol [insectenetend zoogdier]
  • ▾ molasse [zandsteen]
  • ▾ molecule [kleinste deel met alle chemische eigenschappen]
  • ▾ molen [werktuig tot fijnmalen van m.n. graan]
  • ▾ molenaar [exploitant van een molen; naam voor verschillende dieren]
  • ▾ molensteen [maalsteen, vlakke steen in molen waartussen graan fijngewreven wordt]
  • ▾ molestatie [overlast]
  • ▾ molesteren [overlast aandoen]
  • ▾ mollen [doden]
  • ▾ mollig [zacht, rond]
  • ▾ mollusk [weekdier]
  • ▾ molmuis [knaagdier]
  • ▾ mom [masker]
  • ▾ mom, mumme [(gewestelijk) soort bier, in Brunswijk gebrouwen]
  • ▾ moment [ogenblik]
  • ▾ moment, op een gegeven - [op een bepaald ogenblik]
  • ▾ mommekans [(verouderd) dobbelspel; dans, pretmakerij]
  • ▾ mompen [(verouderd) bedriegen, bedotten]
  • ▾ monarchie [keizerrijk, koninkrijk]
  • ▾ mond [holte achter de lippen]
  • ▾ mondeling [niet schriftelijk]
  • ▾ mondgesprek [mondelinge onderhandeling]
  • ▾ mondharmonica [muziekinstrument, door blazen en zuigen bespeeld]
  • ▾ mondiaal [wereldwijd]
  • ▾ mondig [niet meer onder voogd, zelfstandig kunnende beslissen]
  • ▾ mondpijn [pijn in de mond]
  • ▾ Mondriaankleuren [kleurgebruik van de Nederlandse kunstschilder Piet Mondriaan]
  • ▾ mondstuk [deel van voorwerp dat men in de mond houdt]
  • ▾ mondvol [hap of slok, de mond vol hebben]
  • ▾ monitor [beeldscherm]
  • ▾ monkelen [meesmuilen]
  • ▾ monnik [kloosterling]
  • ▾ monnikendammer [te Monnickendam gerookte bokking]
  • ▾ monoftong [enkele klinker]
  • ▾ monogamie [enkelvoudige echt]
  • ▾ monografie [verhandeling over een enkel deel van de wetenschap]
  • ▾ monogram [figuur van dooreengevlochten (begin)letters]
  • ▾ monoliet [bouwdeel uit één stuk steen]
  • ▾ monoloog [alleenspraak]
  • ▾ monopolie [alleenrecht tot verkoop]
  • ▾ monopoliseren [tot een monopolie maken]
  • ▾ monopsonie [waarvoor slechts één koper in de markt is]
  • ▾ monotheïsme [geloof in één god]
  • ▾ monotoon [eentonig]
  • ▾ monoxide [verbinding met één atoom zuurstof per molecule]
  • ▾ monseigneur [titel van hoge rooms-katholieke geestelijken]
  • ▾ monster [proefstuk, voorbeeld]
  • ▾ monster [gedrocht]
  • ▾ monsteren [keuren; zich voor één reis tot de zeedienst verbinden]
  • ▾ montage [het monteren]
  • ▾ montering [bevestiging; (militair) het uitrusten met kleding, uitrusting]
  • ▾ monteur [vakman die machines herstelt]
  • ▾ montuur [inlijsting van een bril]
  • ▾ monument [gedenkteken]
  • ▾ monumentaal [indrukwekkend, weids]
  • ▾ mooi [fraai, bevallig; gunstig (van weer)]
  • ▾ mooi zo [net goed!]
  • ▾ mooierdje [mooi meisje]
  • ▾ moor [bewoner van Mauritanië, neger; donker paard; oude muntnaam]
  • ▾ moord [doodslag met voorbedachten rade]
  • ▾ moordenaar [die een moord begaat]
  • ▾ moordenaarshol [moordhol, afgrijselijke verblijfplaats waar leven en eer in gevaar zijn]
  • ▾ moorkop [gebakje]
  • ▾ moot [schijf, afgesneden stuk]
  • ▾ mop [gebakken steen]
  • ▾ mop [groot stuk, brok]
  • ▾ mop [grap]
  • ▾ mop [dekzwabber]
  • ▾ mopje [grapje; liedje]
  • ▾ mopperen [brommen]
  • ▾ mops [hondensoort]
  • ▾ moraal [heersende zeden, zedenleer]
  • ▾ moralisatie [zedenkundige beschouwing]
  • ▾ morbus [de ziekte (eufemistisch voor allerlei dodelijke ziektes)]
  • ▾ moreel [zedelijk]
  • ▾ Morenland [(in Oude Testament) Ethiopië]
  • ▾ morfeem [betekeniseenheid]
  • ▾ morfine [bedwelmend middel]
  • ▾ morfologie [vormleer]
  • ▾ morgen [ochtend]
  • ▾ morgen [landmaat]
  • ▾ morgen [de dag na vandaag]
  • ▾ morgenavond [de avond van morgen]
  • ▾ morgenmiddag [morgen in de middag]
  • ▾ morgenmis [ochtendmis]
  • ▾ morgenster [planeet Venus wanneer zij voor zonsopgang nog aan de hemel is]
  • ▾ morgenstond [de vroege ochtenduren]
  • ▾ morgenvroeg [morgen in de vroege ochtend]
  • ▾ moriaan [zwarte, moor]
  • ▾ morsen [knoeien]
  • ▾ morsig [vies]
  • ▾ mortaliteit [sterftecijfer]
  • ▾ mortel [metselspecie]
  • ▾ mortier [vuurmond met zeer korte loop]
  • ▾ mortier [vijzel]
  • ▾ morzelen [iets of iemand vernietigen, verpletteren]
  • ▾ mos [plantjes]
  • ▾ mos [(Bargoens) vrouw]
  • ▾ moskee [islamitisch bedehuis]
  • ▾ Moskovisch [uit Moskou]
  • ▾ moskuil [(scheepsbouw) houten hamer waarmee het mos geplet wordt op de plaatsen waar men dit aanbrengt]
  • ▾ moslim [aanhanger van de islam]
  • ▾ mossel [weekdier]
  • ▾ most [nog niet gegist druivensap]
  • ▾ mosterd [kruiderij van gemalen mosterdzaad]
  • ▾ mosterdzaad [de kleine zaden van de gele en de bruine mosterd]
  • ▾ mot [insect]
  • ▾ mot [Bargoens: ruzie]
  • ▾ mot [(gewestelijk) zeug; lichte vrouw]
  • ▾ motie [uitspraak in een vergadering]
  • ▾ motief [beweegreden; onderwerp van kunstwerk of muziek; patroon]
  • ▾ motivatie [het met redenen omkleden]
  • ▾ motor [machine die beweegkracht levert, stuwende kracht]
  • ▾ motorboot [vaartuig dat wordt voortbewogen door een motor]
  • ▾ motorfiets [tweewielig motorvoertuig]
  • ▾ motorisatie [het motoriseren]
  • ▾ motorkap [kap, omhulsel van een motor]
  • ▾ motto [zinspreuk]
  • ▾ mousseline [los geweven stof]
  • ▾ mout [ontkiemd graan voor bier]
  • ▾ mouteren [(verouderd) murw worden, week maken]
  • ▾ mouw [armbekleedsel]
  • ▾ mouwen maken [(verouderd) een grimas trekken, iemand voor gek zetten]
  • ▾ mozaïek [inlegwerk]
  • ▾ Mozes [eigennaam]
  • ▾ mud [inhoudsmaat, vat met die inhoudsmaat]
  • ▾ muf [onfris]
  • ▾ mug [insect]
  • ▾ muil [pantoffel]
  • ▾ muilezel [kruising van een paardenhengst en een ezelin]
  • ▾ muilkorf [ijzeren of leren toestel om de muil van een dier, m.n. van een hond, gelegd om het bijten te beletten]
  • ▾ muilsteek [(scheepvaart) bepaald soort knoop]
  • ▾ muis [knaagdier]
  • ▾ muishond [wezel]
  • ▾ muisjes [gesuikerde anijszaadjes]
  • ▾ muisvogel [Afrikaanse vogel]
  • ▾ muiten [oproer maken]
  • ▾ muiterij [oproer]
  • ▾ muitmaker [oproerkraaier]
  • ▾ muizelaar, moezelaar [(verouderd) doedelzak]
  • ▾ muizing [bindsel van kabelgaren]
  • ▾ mul [meekrap die verkregen is door het afschrapen van de wortels]
  • ▾ mulo [schooltype, meer uitgebreid lager onderwijs]
  • ▾ multimiljonair [iemand die vele miljoenen bezit]
  • ▾ multinational [internationaal bestuurd bedrijf]
  • ▾ multiplex [plaatmateriaal uit meerdere lagen]
  • ▾ multiraciaal [uit twee of meerdere rassen bestaand]
  • ▾ mummelen [onduidelijk spreken]
  • ▾ mummie [gebalsemd lijk]
  • ▾ munitie [schietvoorraad]
  • ▾ munt [geldstuk]
  • ▾ munt [plantengeslacht]
  • ▾ munten [doelen op]
  • ▾ muntjak [herkauwer]
  • ▾ muntwater [naar perpermunt smakend water]
  • ▾ murkelen [(verouderd) mompelen, prevelen]
  • ▾ murmelen [binnensmonds zeggen, mompelen]
  • ▾ murmureren [morren]
  • ▾ murw [zacht]
  • ▾ mus [zangvogel]
  • ▾ museum [tentoonstellingsgebouw]
  • ▾ musico [(verouderd) publieke gelegenheid waar muziek gemaakt wordt]
  • ▾ musicoloog [muziekwetenschapper]
  • ▾ musicus [toonkunstenaar]
  • ▾ musket [ouderwets geweer]
  • ▾ musketon [ouderwets wapen, zwaarder dan musket]
  • ▾ muskiet [insect]
  • ▾ muskus [sterk riekende stof van mannelijke muskusdieren]
  • ▾ muskuskat [genetkat]
  • ▾ mut [vol]
  • ▾ mutant [door mutatie ontstaan individu]
  • ▾ mutatie [verandering]
  • ▾ muts [hoofddeksel]
  • ▾ mutsaard [takkenbos]
  • ▾ mutsje [oude vochtmaat]
  • ▾ muur [metselwerk]
  • ▾ muur [plant]
  • ▾ muurplaat [plaat op de buitenmuren, als onderlaag voor de dakconstructie]
  • ▾ muzelman [moslim]
  • ▾ muziek [toonkunst]
  • ▾ muzikant [muziekbeoefenaar]
  • ▾ mycologie [kennis van zwammen]
  • ▾ myoom [gezwel van spierweefsel]
  • ▾ myriameter [10.000 meter]
  • ▾ mysterie [geheim]
  • ▾ mysterieus [geheimzinnig]
  • ▾ mystiek [geheimzinnig]
  • ▾ mythe [wereldbeschouwelijke overlevering, fabel]
  • ▾ mythologie [geheel van mythen van een volk]
Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (2015), Uitleenwoordenbank, op uitleenwoordenbank.ivdnt.org
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal