Zoekresultaten: 620 Nederlandse woorden gevonden (beginnend met L)
Gebruikte filters:
A| B| C| D| E| F| G| H| I| J| K| L| M| N| O| P| Q| R| S| T| U| V| W| X| Y| Z| Toon/Verberg alle informatie in de uitklapmenu's
Visualiseer de resultaten
|
Toon op de kaart
één cirkeltje per uitleenwoord
|
Toon op de kaart
één cirkeltje per taal
|
Toon op een tijdslijn
|
-
▾ laadbrief
[cognossement, vrachtbrief]
-
▾ Indonesisch
latbrif, laatbrief
[cognossement, vrachtbrief]
-
▾ Indonesisch
latbrif, laatbrief
[cognossement, vrachtbrief]
-
▾ laadstok
[stok om geweer mee aan te stampen]
-
▾ Ambons-Maleis
lastok
[stok om geweer mee aan te stampen]
-
▾ Kupang-Maleis
lastok
[stok om geweer mee aan te stampen]
-
▾ Madoerees
lastop
(dialect)
[stok om geweer mee aan te stampen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Bangkasan-dialect, standaard: jēk-ajēk
bron: Penninga 1936 (PH)
-
▾ Menadonees
lastok
[stok om geweer mee aan te stampen]
-
▾ Ternataans-Maleis
lastok
[stok om geweer mee aan te stampen]
-
▾ Ambons-Maleis
lastok
[stok om geweer mee aan te stampen]
-
▾ laag
[niet hoog; gemeen, laaghartig]
-
▾ Aucaans
lagi
[niet hoog]
-
▾ Duits
leeg
(dialect)
[niet hoog]
datering: 1345 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
etymologie: Middeloostnederduits
bron: Frings 1966 Smet 1992 (Smet 92, FrL)
-
▾ Sranantongo
lagi
[niet hoog; gemeen, laaghartig; verlagen; laagte]
-
▾ Aucaans
lagi
[niet hoog]
-
▾ laag
[hoeveelheid die ergens tussen of boven ligt]
-
▾ Bulgaars
lag
[snelheidsmeter op een schip; boord van een schip]
<via Russisch>
-
▾ Frans
laag; laque
(dialect)
[aardlaag; voren in akker of tuin om aardappels te planten]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: laquer 'voren maken'
etymologie: Das ndl. wort bezeichnet stellen, wo man die erde herholt, die man für die deiche benötigt. Diese bed. passt eher zu der der gallorom. entlehnung als etwa die bed. 'schicht'. Das männl. geschlecht erklärt sich vielleicht durch einfluss von sillon ('voor').
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Fries
laach
[hoeveelheid die ergens tussen of boven ligt]
-
▾ Oekraïens
lag
[rij geschut aan één kant van het schip]
<via Russisch>
-
▾ Papiaments
lag (ouder: laag)
[hoeveelheid die ergens tussen of boven ligt]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p.56
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Russisch
lag
[rij geschut aan één kant van het schip]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. laag dass., s. Matzenauer 235, Meulen 118. Uit VdMeulen: Laag. Een rij en gelid van eenige waaren: so seggen de seelui: het schip voerd drie langen geschuts, iemand de laag, iemand de volle laag geven d. i. iemand met een rij geschut tegelijk begroeten. WINSCIL Russ. tag 1. rangee de canons, batterie. 2. Plan de ton-neaux. anïmés dans la cale. J.; dezelfde twee beteekenissen bij V. en 1)De volle laag geven is Russ. palíť lágom.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer,VdMeulen 1909)
-
▾ Bulgaars
lag
[snelheidsmeter op een schip; boord van een schip]
<via Russisch>
-
▾ laag
[gezamenlijke stukken geschut die op hetzelfde dek van een schip geplaatst zijn]
-
▾ laag
[hinderlaag]
-
▾ Fries
laach
[hinderlaag]
-
▾ Fries
laach
[hinderlaag]
-
▾ laagte
[laaggelegen vlakte]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
laagte, leegte
†verouderd
[laaggelegen vlakte, ondiepe vallei]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
laagte, leegte
†verouderd
[laaggelegen vlakte, ondiepe vallei]
-
▾ laagveld
[laag gelegen veld]
-
▾ laagwater
[toestand van volkomen eb]
-
▾ Negerhollands
leeg water
[toestand van volkomen eb]
-
▾ Negerhollands
leeg water
[toestand van volkomen eb]
-
▾ laak
[wetering, poel, plas]
-
▾ Duits
Lake
(dialect)
[wetering, poel]
status: ontlening onzeker
etymologie: FrL: Die südliche Ausbuchtungen am Rhein, Bindungen zwischen England, Köln und Trier, lassen an die Germania Romana denken. Teuchert bringt hierzu wichtige Ergänzungen. Seine Materialen seien in der folgenden Liste gesammelt. Ein * bedeutet, daß die romanische Lehnwörter von Niederländern auch in den Hansebereich getragen wurden, also der niederdeutschen Küste und der binnenländischen Mark gemeinsam sind. Teuchert (p. 175): Lake f. Phul, größere Wasserstelle in einer Wiese, sumpfige Niederung, nach Regen wassergefühlte Senke, Seitenarm oder -graben, Ausbuchtung eines Flusse; ein ndl.-rhein-westfäl. Wort, anderseits in den Siedelberzirken der Niederweser und -elbe und im gesamten märkischen Raum anzutreffen, daher hier zweiffellos ndl. Herkunft. (etc.)
bron: Frings 1966 Teuchert 1972 (FrL, Teuchert)
-
▾ Duits
Lake
(dialect)
[wetering, poel]
-
▾ laar
[(verouderd) onbeduidend vrouwspersoon]
-
▾ Frans
lårikène; lâbrikinne; laroke
(dialect)
[publieke vrouw; onverschillige vrouw; nietsnut, vagebond]
status: ontlening onzeker
etymologie: Fläm. laar ist bei Schuermans und Claes belegt. Das suffix -kène kann schon im fläm. angetreten sein, ist aber auch im wallon. lebendig geworden. Mons lari 'tapage', rouchi 'désordre, confusion' liegen semantisch weit ab. Lâbrikinne: -b- wohl aus labraye, s. LABBEI (ndl.).
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
lårikène; lâbrikinne; laroke
(dialect)
[publieke vrouw; onverschillige vrouw; nietsnut, vagebond]
-
▾ laars
[schoeisel]
-
▾ Ambons-Maleis
lars, capatu lars
[schoeisel]
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
lars
[schoeisel]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Duits
Lerse
†verouderd
[schoeisel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: LERSE, f. weiter hoher stiefel zum überziehen: lers ocrea, ocreatus der lersen an hat Alb. kk 3a. das wort ist niederländisch: leerse ocrea, leersken, cothurnus, soccus Kilian, und niederdeutsch: lêrse (aus lederse) Schiller-Lübben 2, 670a (mit zahlreichen belegen), und geht bis ins rheinische: in deim selven jare do was der win also hart, dat man in mit larsen trat. d. städtechron. 13, 37, 15 (Cölner jahrb.); dat man in mit lersen trat. 132, 9.
bron: Grimm 1854-1971 (Grimm)
-
▾ Fries
lears
[schoeisel]
-
▾ Indonesisch
lares, lars
[schoeisel]
-
▾ Kupang-Maleis
lars, capatu lars
[schoeisel]
-
▾ Menadonees
lars, capatu lars
[schoeisel]
-
▾ Negerhollands
laars
[schoeisel]
-
▾ Papiaments
lars (ouder: lers, leers)
[schoeisel]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Putman1859: p.29 en 99, Uit Ewijk p.56, 97
bron: (Joubert PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Singalees
lārs
†verouderd
[schoeisel]
status: ontlening onzeker
etymologie: verouderd
bron: Peeters 1975 Sannasgala 1976 (Peeters, Sannasgala 1975)
-
▾ Ternataans-Maleis
lars, capatu lars
[schoeisel]
-
▾ Ambons-Maleis
lars, capatu lars
[schoeisel]
-
▾ laarzenknecht
[gereedschap dat men gebruikt om zijn laarzen uit te trekken]
-
▾ Fries
learsknecht
[gereedschap dat men gebruikt om zijn laarzen uit te trekken]
-
▾ Fries
learsknecht
[gereedschap dat men gebruikt om zijn laarzen uit te trekken]
-
▾ laat
[niet vroeg]
-
▾ Ambons-Maleis
lat
[niet vroeg, te laat]
-
▾ Aucaans
lati
[niet vroeg]
-
▾ Berbice-Nederlands
lati
[niet vroeg]
-
▾ Indonesisch
lat
[niet vroeg]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: selat-latnya = op z'n laatst om
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
lat
[niet vroeg, om de zoveel tijd]
-
▾ Javaans
elat, lat
[te laat, over tijd]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dielataké=over tijd begonnen, gekomen
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Keiëes
lat
[laat als aanwijzing van tijd]
-
▾ Madoerees
ēllat, lat
[niet vroeg]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lat sa'are = op een andere dag
etymologie: sa'are = een dag
bron: Penninga 1936 (PH)
-
▾ Menadonees
lat
[(te) laat]
-
▾ Negerhollands
laat, lāt, laet
[niet vroeg]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: laat (old 1776), lāt (djdj 1926), laet (Hesseling 1905). old 1776: te laat komen = kom toe laat
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905)
-
▾ Papiaments
lat (ouder: laat)
[niet vroeg]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: mas lat (later). Oudste vindplaats: Conradi. Mat. 14:15 "laat".
bron: (Joubert PN, Conradi)
-
▾ Saramakkaans
láti
[niet vroeg, te laat, te laat zijn]
<via Sranantongo>
-
▾ Soendanees
ĕlat
[niet vroeg; te laat]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: elatna=op z'n laatst; kaelatan=opgehouden; ngelatkeun=lang werken, lang blijven
bron: Coolsma 1913 (Cool1913)
-
▾ Sranantongo
lati
[niet vroeg, te laat]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Surinaams-Javaans
lat, lati
[niet vroeg]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: kelatan = te laat, lat-laté = op z'n laatst
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Ambons-Maleis
lat
[niet vroeg, te laat]
-
▾ laat maar!
[uitroep]
-
▾ laat staan dat
[om maar niet te spreken van]
-
▾ Sranantongo
lastan
[om maar niet te spreken van]
-
▾ Surinaams-Javaans
lastan
[om maar niet te spreken van]
<via Sranantongo>
-
▾ Sranantongo
lastan
[om maar niet te spreken van]
-
▾ laatste
[de achterste in tijd of plaats]
-
▾ Ambons-Maleis
laste
[de achterste in tijd of plaats]
-
▾ Berbice-Nederlands
lasti
[de achterste in een tijdsorde]
-
▾ Javaans
last
[de achterste in tijd of plaats]
status: ontlening onzeker
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Menadonees
lasté
[de achterste in tijd of plaats]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dia pe lasté = tot slot
bron: Warokka 2004 (DJERY)
-
▾ Negerhollands
laatste, laast, lās, lāst, lāstǝ, lāstu, leste
[de achterste in tijd of plaats]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: laatste, laast (old 1776) lās, lāst, lāstǝ, lāstu (djdj 1926), leste (Hesseling 1905: 233)
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 233, Magens 1770)
-
▾ Papiaments
delaster, delastu, lastu (ouder: laatste, latste)
[de achterste in tijd of plaats]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mat 5:26 "Lo bo no sali di aja te ora ku bo a paga e laatste plaka tjikitoe".
bron: (Joubert PN; Conradi; Noordegraaf, Jan (2015), ‘Lexicografie op Curaçao. Abraham Jesurun en zijn woordenlijst van het Papiaments (1898)’, in: Trefwoord 2015, http://www.fryske-akademy.nl/trefwoord.)
-
▾ Sranantongo
lâste, lâtste
[de achterste in tijd of plaats]
-
▾ Surinaams-Javaans
laslasan, laste
[de achterste in tijd of plaats]
<via Sranantongo>
-
▾ Ambons-Maleis
laste
[de achterste in tijd of plaats]
-
▾ laatstelijk
[de laatste keer, het laatst]
-
▾ Negerhollands
lestlik
[de laatste keer, het laatst]
-
▾ Negerhollands
lestlik
[de laatste keer, het laatst]
-
▾ labadist
[lid van een sekte van radicale piëtisten]
-
▾ Amerikaans-Engels
labadist
[lid van een sekte van radicale piëtisten]
-
▾ Amerikaans-Engels
labadist
[lid van een sekte van radicale piëtisten]
-
▾ Laban
[bijbelse naam van de inhalige en bedrieglijke schoonvader van Jakob]
-
▾ Deens
laban
[iemand die zich provocerend en brutaal gedraagt]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk laban 'doven, uvorn person' ¯ det bibelske proprium Laban, 1. Mos. 29.25 ff.
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
laban
[lui en achteloos persoon]
status: ontlening onzeker
etymologie: BO: lty; FuT: aus dem norddeutschen; NROi: nty., eg. 'doven, uvøren person', e. Laban i 1. Mos. 29.23
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
laban
[iemand die zich provocerend en brutaal gedraagt]
-
▾ labbei
[(Vlaams) kletskous, praatziek wijf]
-
▾ Frans
labaie, labaye
(dialect)
[onkuise, vadsige, onzindelijke vrouw]
datering: 1701-1800 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: labraye = vuilheid; onzindelijke resten op de tafel
etymologie: Schon mndl. labay (zu ndl. labben 'schwatzen'), fläm. labbaai 'veillée où l'on file et bavarde, etc.'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
labaie, labaye
(dialect)
[onkuise, vadsige, onzindelijke vrouw]
-
▾ labber
[zich slap bewegend, flauw (van wind)]
-
▾ Deens
laber
[flauw (van wind); (slang) mooi, aantrekkelijk]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: Nederlands of Nederduits. Fremmed2: Nederlands, Marcussen: E. fra holl. labber = slap.
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Hårbøl 2004 (OOD, Fremmed2, Marcussen, PNOE, Arnesen)
-
▾ Noors
laber
[flauw (van wind)]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty, nederl labber, 'slapp'; FuT: (schwach, vom wind) entlehnt von nd. labber in ders. bed. , eigentlich schlaff (vgl. nd. labberich, 'schlaff'
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Zweeds
laber
[flauw (van wind)]
datering: 1693 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1693; äldre äv. labber; av lågty., nederl. labber med samma bet., eg. 'slapp'; besl. med lapp, lav, love
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
laber
[flauw (van wind); (slang) mooi, aantrekkelijk]
-
▾ labberdaan
[gezouten kabeljauw]
-
▾ Deens
laberdan
[gezouten kabeljauw]
-
▾ Duits
Laberdan
[gezouten kabeljauw]
datering: 1651-1700
status: ontlening onzeker
etymologie: Duden: niederl.; der; -s, -e. Kluge: Über nndl. labberdaan entlehnt aus frz. laberdan. Mit falscher Ablösung des Artikels (und unorganischem h) auch nndl. abberdaan, ne. haberdine, afrz. habordean. Herkunft umstritten. Am ehesten zu frz. Labourdain, alt-(l.-) (tractus) Lapurdanus, Bezeichnung der baskischen Küste an der Adour-Mündung, von wo aus der Kabeljau gefangen wurde. Lapurdum ist der alte Name von Bayonne.
bron: Duden Universal 2003 Duden Fremd 1990 Kluge 2002 (Duden Fremd, Kluge, Duden Universal, Van der Sijs 1998)
-
▾ Frans
laberdan
†verouderd
[stokvis]
datering: 1577 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: Labberdaen (ndl.) Auch it. labardone (1811), d. laberdan, ndl. auch abberdaen, e. haberdine. Da dieses schon 1370 belegt ist, hat die auffassung von Barbier, dass alle diese wörter letzten endes auf dem namen der stadt Aberdeen beruhen, wenig wahrscheinlichkeit. Die form mit und die ohne l- leben beide auch im fr. (dialekt aberdon usw.). In welcher sprache das wort entstanden ist, steht noch nicht fest. Jedenfalls stösst sich die auffassung von FranckW, das ndl. habe es aus dem fr. entlehnt, an der tatsache, dass es im ndl. ziemlich früher belegt ist.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Lets
labardāns
[gezouten kabeljauw]
-
▾ Macedonisch
laberdan
[gedroogde en gezouten kabeljauw in vaten]
-
▾ Oekraïens
labardán
†verouderd
[gezouten kabeljauw]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
labardán, laberdán
[gezouten kabeljauw]
datering: 1724 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Ueber ndl. labberdaan dass. aus frz. laberdan vom alten ON. Lapurdum 'Bayonne', tractus Lapurdanus 'baskische Küste', nicht von Aberdeen, s. Franck-Wijk 366, Kluge-Götze EW. 339, gegen Preobr. 1,425. VdMeulen:Labberdaan, gezouten kabeljauw, zoute vis (Ndl. Wdb. 8, 875). Russ. labardán, volgens Ušakov 2, 13 (naar Akad. Wdb. 5, 7): treska, prosolennaja i provjalennaja, bez chrebtovoj kosti (gezouten en gedroogde kabeljauw, zonder ruggegraat). Ook in het ndl. der 17de eeuw treft men soms een vorm labbardaan aan, b.v. bij Bredero 2, 199. In Peters tijd nog in de vorm laberdan, b.v. in de Torg. Morsk. Ust. Tarif 12 (Smirnov 172): Ryby treski solenoi, ili laberdanu (Gezouten kabeljauw of labberdaan). Ook nog later in de 18de eeuw blijkens de citaten in het Akad. Wdb. 5, 7 uit de Poln. Sobr. Zak. 1750, n°. 9796: Prikazano treski priugotovlat' laberdanom, i k soleniju šego laberdana potrebna gišpanskaja i francuskaja sol' (Er wordt voorgeschreven de kabeljauwen als labberdaan toe te bereiden en tot het zouten van deze labberdaan is nodig spaans en frans zout) en 1765, n°. 12518: Nabljudaemyj donyne porjadok pri brakovánu sel'dej, laberdana i dorša otmenjaetsja (De tot nu toe in acht genomen wijze bij het uitschieten van haringen, labberdaan en dors wordt opgeheven). Minder waarschijnlijk is ontlening aan hd. laberdan, dat omstreeks 1700 uit ndl. labberdaan is overgenomen en in 1716 voorkomt in de vorm laperdan (Deutsches Wtb. 6, 4-5).
bron: Černych 1993 Meulen 1959 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, Cernych, VdMeulen 1959)
-
▾ Sloveens
laberdan
[gezouten kabeljauw]
-
▾ Deens
laberdan
[gezouten kabeljauw]
-
▾ labberdoedas
[oorveeg]
-
▾ Noors
labbadus
†verouderd
(dialect)
[oorveeg]
-
▾ Noors
labbadus
†verouderd
(dialect)
[oorveeg]
-
▾ labberen
[zich slap heen en weer bewegen]
-
▾ Duits
labbern
(dialect)
[slap hangen; slurpen; onzinnige praat uitslaan]
status: ontlening onzeker
etymologie: niederl. labberen= sich schlaff hin u. her bewegen. Grimm: LABBER, adj., lenis, schwach, sanft, nnl. labber, ein niederdeutscher, zunächst in der seemannssprache und in der formel eine labbere kühlte (wind der das schiff mäszig treibt) lebender ausdruck. BOBRIK 444b. die weiterbildung labberig, labbrig schlaff, fade, auch fade von geschmack, ist niederdeutsch ziemlich allgemein verbreitet (SCHAMBACH 117a. DÄHNERT 264a. DANNEIL 121a). ein dazu gehöriges verbum labbern, nnl. labberen, ist wieder nur seemännisch und bedeutet hin und herschlagen, wappern, von segeln die der wind nur am seitenrande trifft, so dasz sie nicht aufgebläht werden. BOBRIK 449a. 390a.
bron: Duden Universal 2003 (Duden Universal, Grimm)
-
▾ Duits
labbern
(dialect)
[slap hangen; slurpen; onzinnige praat uitslaan]
-
▾ labberkoeltje
[koele wind, zwakke luchtstroming]
-
▾ Deens
labber kuling
[koele wind, zwakke luchtstroming]
-
▾ Deens
labber kuling
[koele wind, zwakke luchtstroming]
-
▾ labberlot
[stumper, kruiperd, wat slecht is in zijn soort]
-
▾ Duits
Labbelott
†verouderd
(dialect)
[dwaas, zot]
status: ontlening onzeker
etymologie: Heute nur sehr vereinzelt bekannt, so in Westrhauderfehn
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Labbelott
†verouderd
(dialect)
[dwaas, zot]
-
▾ label
[etiket]
-
▾ Indonesisch
label
[etiket; grammofoonplatenmerk]
-
▾ Indonesisch
label
[etiket; grammofoonplatenmerk]
-
▾ labiaal
[lip-]
-
▾ Indonesisch
labial
[lip-]
-
▾ Indonesisch
labial
[lip-]
-
▾ labiel
[wankelbaar]
-
▾ Indonesisch
labil
[wankelbaar]
-
▾ Indonesisch
labil
[wankelbaar]
-
▾ laborant
[assistent in een laboratorium]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1832;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
laboran
[assistent in een laboratorium]
-
▾ Indonesisch
laboran
[assistent in een laboratorium]
-
▾ laboratorium
[werkvertrek voor technisch onderzoek]
-
▾ Boeginees
laboratôriung
[werkvertrek voor technisch onderzoek]
-
▾ Indonesisch
laboratorium
[werkvertrek voor technisch onderzoek]
-
▾ Menadonees
laboratorium
[werkvertrek voor technisch onderzoek]
-
▾ Boeginees
laboratôriung
[werkvertrek voor technisch onderzoek]
-
▾ labyrint
[doolhof]
-
▾ Indonesisch
labirin
[doolhof]
-
▾ Indonesisch
labirin
[doolhof]
-
▾ lachen
[met het gezicht vrolijkheid uitdrukken]
-
▾ Berbice-Nederlands
laki
[met het gezicht vrolijkheid uitdrukken]
-
▾ Javindo
lach, lag, lah
[met het gezicht vrolijkheid uitdrukken]
-
▾ Negerhollands
lach, lak
[met het gezicht vrolijkheid uitdrukken]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: lach (old 1776), lak (djdj 1926). old 1776: hij lacht over mij = em lach mi
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Petjoh
lahen
[met het gezicht vrolijkheid uitdrukken]
-
▾ Berbice-Nederlands
laki
[met het gezicht vrolijkheid uitdrukken]
-
▾ laconiek
[zonder zich druk te maken]
-
▾ Indonesisch
lakonik
[zonder zich druk te maken]
-
▾ Indonesisch
lakonik
[zonder zich druk te maken]
-
▾ lade, laatje
[schuifbak]
-
▾ Ambons-Maleis
lace
[schuifbak]
-
▾ Baskisch
lai
[babyuitzet]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
etymologie: Volgens Lh Laag-Navarrees en niet inheems. Komt niet voor in Azk en Sar.
bron: Lhande 1926 (Lh)
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
lacho
[schuifbak]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Creools-Portugees (Malakka)
lachi
[schuifbak]
status: ontlening onzeker
bron: Baxter 2004 (Baxter, Alan N. & Patrick de Silva (2004), A Dictionary of Kristang (Malacca Creole Portuguese) with an English-Kristang finderlist (Pacific Linguistics 564), Canberra.; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Engels
layette
[babyuitzet]
<via Frans>
datering: 1801-1900 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: F.,dim.of OF.laie drawer, box -MDu.laege; see -ETTE.
bron: Onions 1983 (ODEE, Room)
-
▾ Fins
laatikko
[schuifbak]
<via Zweeds>
datering: 1544 als laatikka, 1637 als laitikka, later als laatikko (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: Bentlin: of Nederduits
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 Bentlin 2008 (KH, NSSK, SKP, TN, Bentlin)
-
▾ Frans
layette
[(verouderd) lade waar men papieren in opbergt; babyuitzet]
datering: 1360 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: layetier
etymologie: W: du moyen néerlandais laeye, par un dialecte picard laie, `tiroir, boîte, coffre' (xiv s.), puis `trousseau de nouveau-né' (rangé dans un tiroir) PR: de laye.FEW: Mndl. laeye ist durch ausfall des -d- ent- standen aus älterem lade. Eine andere auf diese weise entstandene ndl. form ist la. Aus la entlehnt afr. la 'layette, boîte', aus laeye liette, layette, usw. La ist nur im hain. belegt, und da bei liette usw. als simplex laye reichlich bezeugt ist, gehört layette doch wohl zu diesem. Bei liette usw. ist das simplex zuerst nur pik.; also entlehnung durch das flandrische kunsthandwerk. Während das simplex fast ganz verschwunden ist, hat die ablt. layette sich gehalten. Die bed. 'schublade' ist in den mundarten stark im schwinden, wie die häufigen bemerkungen in den dial. glossaren und ein vergleich mit ALF 1304 zeigen.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Valkhoff 1949 Walter 1997 Wartburg 1928 (Walter, PRobert, Valkhoff p. 274, Larousse, FEW (laeye))
-
▾ Frans
laye, laie
[onderste gedeelte van de windlade van een orgel; trog behorend bij een (wijn)pers]
datering: 1357 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR: (PR 1993: 1751; `coffret') 1357; moy.néerl.laeye.FEW: alleen vorm laie voor bet.1 en 2, laye betekent gewoon 'kist'. Zie voor de etymologie: trefwoord 'lade', vorm 'layette'.
bron: Robert 1993 Walter 1991 Wartburg 1928 (PRobert, Walter 2, Valkhoff, FEW (laeye))
-
▾ Indonesisch
laci
[schuifbak; vakje (tas, rugzak)]
-
▾ Javaans
laci
[schuifbak]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dilaci, ngelaci=ergens een geul of sleuf in maken; lacèn=geul, sleuf
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Kupang-Maleis
lace
[schuifbak]
-
▾ Madoerees
laci, laji
[schuifbak]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: alaci = voorzien van laadjes
bron: Safioedin 1977 (ASIS, PH)
-
▾ Makassaars
lâcci, lâci
[schuifbak]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 Matthes 1885 (BF, Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
lace
[schuifbak]
-
▾ Minangkabaus
laci
[schuifbak]
-
▾ Muna
lati
[schuifbak]
-
▾ Papiaments
lachi (ouder: laadsje)
[schuifbak]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p.56
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Sahu
laci
[open betelnotendoos met zilveren handvaten en hoeken]
-
▾ Sarnami
láh
[schuifbak]
-
▾ Schots
lay
[gedeelte van een weefgetouw, de balk; draaibank]
datering: 1551-1600 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: MDu la(ey) = 1; ultimately cognate w Eng lathe of which 2 is a var
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Singalees
lāccu-va
[schuiflade]
status: ontlening onzeker
etymologie: zie woordenlijst pp. 67-86
bron: Sannasgala 1976 (Sannasgala, van Ginneken I, 298)
-
▾ Soendanees
laci
[schuifbak]
-
▾ Sranantongo
la
[schuifbak]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Surinaams-Javaans
latye
[schuiflade]
-
▾ Tamil
lācci
(dialect)
[schuiflade]
-
▾ Ternataans-Maleis
lace
[schuifbak]
-
▾ Zweeds
låda
[schuifbak, doos, kist, busje]
datering: 1539 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; afleiding
afleidingen en samenstellingen: zeer veel samenstellingen
etymologie: sedan 1539; av lågty. lade med samma bet., trol. samma ord som lade 'planka, bräde; butik'; jfr boklåda; besl. med latta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
lace
[schuifbak]
-
▾ laden
[bevrachten, inladen; kogels indoen; een elektrische lading geven]
-
▾ Fins
ladata
[kogels indoen; opladen van een accu of een pc-programma]
<via Zweeds>
datering: 1738 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Bentlin: of Nederduits
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 Bentlin 2008 (KH, NSSK, SKP, TN, Bentlin)
-
▾ Fries
lade
[bevrachten, inladen; kogels indoen]
-
▾ Menadonees
layen
[opladen (elektrische apparaten)]
-
▾ Negerhollands
lādǝn, ladin
[bevrachten, inladen]
-
▾ Petjoh
lajen
[bevrachten, inladen; kogels indoen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: belajen = beladen, gelajen = geladen
bron: Loen 1994 (Loen)
-
▾ Saramakkaans
lái
[bevrachten, inladen]
-
▾ Sarnami
láde
[beladen, vol laden, inladen]
-
▾ Sranantongo
lai
[bevrachten, inladen]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Zweeds
ladda
[opladen, verbruiken, (fig.) beladen zijn]
datering: 1855 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1855; av lågty. laden med samma bet.; urspr. samma ord som fornsv. laþa 'lasta; fylla'; jfr lada
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Fins
ladata
[kogels indoen; opladen van een accu of een pc-programma]
<via Zweeds>
-
▾ lading
[last, vracht]
-
▾ Aucaans
lai
[vracht, bagage]
-
▾ Berbice-Nederlands
lai
[last, vracht]
-
▾ Ests
laadung
[last, vracht]
-
▾ Indonesisch
ladéng, lading
[wat geladen is, vracht]
-
▾ Negerhollands
ladin
[last, vracht]
datering: 1926 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: de n heeft een puntje en wordt een ŋ
bron: Josselin 1926 (djdj 1926)
-
▾ Saramakkaans
lái
[last, vracht]
-
▾ Sranantongo
lai
[last, vracht]
-
▾ Surinaams-Javaans
lai
[last, vracht; kogel, hagel]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngelai = laden (geweer), (in)laden, vullen
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Aucaans
lai
[vracht, bagage]
-
▾ ladingklerk
[administrateur van de lading]
-
▾ Indonesisch
ladéngkelérek
†verouderd
[administrateur van de lading]
-
▾ Indonesisch
ladéngkelérek
†verouderd
[administrateur van de lading]
-
▾ laf
[vreesachtig; flauw]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1401-1425;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Frans
laflatche
(dialect)
[dikke, vadsige vrouw]
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: Laf (ndl.) 'einfältig'. Vielleicht mit der onomatopoie flatch 'flac' zusammengesetzt.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Papiaments
laf
[saai; (verouderd) lafhartig]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: keda laf (voor schut staan) ; Uit: Putman1859 p.44
bron: (Joubert PN, Putman1859)
-
▾ Frans
laflatche
(dialect)
[dikke, vadsige vrouw]
-
▾ lager
[minder hoog]
-
▾ Berbice-Nederlands
lagri
[niet hoog]
-
▾ Berbice-Nederlands
lagri
[niet hoog]
-
▾ lager
[deel van een werktuig waarop de as steunt]
-
▾ Indonesisch
laher
[deel van een werktuig waarop de as steunt]
-
▾ Indonesisch
laher
[deel van een werktuig waarop de as steunt]
-
▾ lager
[legerkamp]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
laager
[versterkt kamp, kordon]
datering: 1834 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: S. Afr. Du.la(a)ger fr. Du. lager, leger camp.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
laager
[versterkt kamp, kordon]
-
▾ lagerwal
[oever waar de wind op staat]
-
▾ Deens
lægerval
[oever waar de wind op staat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra (m)nt. legerwall (leger wall), jf. holl. lagerwal; 1. led er nt. leger, komp. til leg, lav (se VII. læg), 2. led nt. wall, kyst (se Val); egl.: kyst paa læsiden, idet læsiden i maritimt spr. regnes for den lavere (sml. VII. læg 2), medens luvartsiden regnes for den højere, jf. ænyd. oppervold (Kalk.III.350), nt. upperwall, holl. hooger-, opperwal; egl. sa. ord som Lejervold. Alnæs p. 35: At være paa lægerval, eller almindeligere: paa en læger er et nordtysk (hollandsk) ord, og det betyder at være nær ved læ land, saa det er vanskligt at klare kysten.
bron: Dahlerup 1919-1956 Moberg-Bakker 1973 (OOD, Alnæs, Moberg)
-
▾ Fins
leekervalli
[oever waar de wind op staat]
<via Zweeds>
-
▾ Zweeds
lägervall
[oever waar de wind op staat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1655; av lågty. legerwall 'strand åt läsidan, där fartyg i storm kan stranda; farofyllt läge', till leger 'lägre' och wall 'kust'
bron: Moberg-Bakker 1973 (NEO, Moberg)
-
▾ Deens
lægerval
[oever waar de wind op staat]
-
▾ lagune
[strandmeer]
-
▾ Indonesisch
laguna
[strandmeer]
-
▾ Indonesisch
laguna
[strandmeer]
-
▾ lak
[harsachtig product, verf]
-
▾ Ambons-Maleis
lak
[harsachtig product, verf]
-
▾ Atjehnees
la'
[lak om brieven te sluiten, gom van enveloppen]
-
▾ Azeri
lak
[harsachtig product, verf]
<via Russisch>
-
▾ Engels
lac
[harsachtig product, verf; rode verfstof]
datering: 1501-1600 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: xvi (lack(e),lacca). -(through Du. lak, F. laque, or Sp.,Pg. laca, It.lacca) Hind. lākh:-Prakrit lakkha :-Skr.lākshā.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Ests
lakk
[harsachtig product, verf]
-
▾ Ga
lagele
[harsachtig product, verf]
-
▾ Indonesisch
lak
[vernis; zegellak]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: melak, mengelak = sluiten met zegellak
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
lak
[brievenlak]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dielaki=dichtgelakt; perlak=verlakt
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Kupang-Maleis
lak
[harsachtig product, verf]
-
▾ Madoerees
ēllak
[harsachtig product, verf]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngēllak = een brief lakken, een huis verzegelen
bron: Safioedin 1977 (ASIS, PH)
-
▾ Menadonees
lak
[harsachtig product, verf]
-
▾ Oekraïens
lak
[harsachtig product, verf]
<via Russisch>
-
▾ Papiaments
lak (ouder: láker)
†verouderd
[harsachtig product, verf]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p.56
bron: Putman 1859 Putte 2008 (Putman1859, Ewijk, Putte PN)
-
▾ Pools
lak
[brievenlak, zegellak]
<via Duits of Russisch>
datering: 1701-1725 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: nm.lack, rus. lak, hol.lak" lakierowanie listów, skóry"
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?.A.Bańkowski)
-
▾ Russisch
lak
[harsachtig product, verf]
datering: 1724 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lakovanyj 'gelakt'
etymologie: Ueber nhd. Lack bzw. ndl. lak oder frz. laque von ital. lacca, das über arab. lakh auf Indien zurückgeführt wird, s. Littmann MW. 90, Kluge-Götze EW. 340, Meyer-Lübke EW. 394.Bereits aruss. lek" Afanas. Nikit. 12,21 (auch noch a. 1502, s. Unbegaun 109) aus hind. lâkh, s. Minajev bei Petruševskij 12, Meyer-Lübke c.l., Lokotsch 103.
bron: Černych 1993 (Vasmer, Cernych)
-
▾ Soendanees
ĕlak
[harsachtig product, verf]
-
▾ Ternataans-Maleis
lak
[harsachtig product, verf]
-
▾ Twi
dagere
[harsachtig product, verf]
-
▾ Wit-Russisch
lak
[harsachtig product, verf]
<via Russisch>
-
▾ Ambons-Maleis
lak
[harsachtig product, verf]
-
▾ lakei
[huisbediende in livrei]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1524;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Azeri
lakey
[huisbediende in livrei]
<via Russisch>
-
▾ Oekraïens
lakéj
[huisbediende in livrei]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
lakéj
[huisbediende in livrei]
datering: 1706 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: volks: lakála, lakus, lakúza
etymologie: Ueber ndl. lakei, bzw. nhd. Lakai (seit 16. Jhdt., s. Schulz-Basler 2,5) aus frz. laquais, s. Matzenauer 243, Preobr. 1,465. Volkst. lakála mit Anlehnunh an Suff. -ala, sowie lakus mit seminaristischer Nachahmung von lat. -us, auch lakúza (s. Preobr.). VdMeulen:Lakei, bediende van een aanzienlijk persoon, in livrei gekleed (Ndl. Wdb. 8, 929). Zie b.v. Klenk 81 (a°. 1676): De Lackeyen gingen . . . twee en twee . . . voor de koets, alle te voet; en 53: De Pagien stonden achter op de Slee; en de Lakkeyen liepen te voet daar achter. Russ. lakéj, volgens het Akad. Wdb. 52, 139: komnatnyj služitel (kamerdienaar) en volgens Ušakov 2, 20: domašnyj sluga pri gospodach (huisdienaar bij heren); zie ook Dal' 2, 605. Sedert Peters tijd; bewijsplaatsen bij Christiani 47 (ac. 1706) en Smirnov 173 (Poln. Sobr. Zak. 5, n°. 3007). Een citaat uit het eind der 18de eeuw vindt men in het Akad. Wdb. 52, 139, ontleend aan een advertentie in de Mosk. Vedom, van 1794, n°. 16: Prodaetsja lake) 2 ars. 9 versk. 26 let, citat' i pisat' umeet, povedenija chorošago (Te koop een lakei 1.82 M. 26 jaar, kan lezen en schrijven, van goed gedrag). De schrijfwijze en uitspraak van russ. laki) (gewestelijk ook lokéj, laki), zie Akad. Wdb.) doen eerder aan ndl. lakei denken dan aan hd. lakai, waaruit Cech. lokaj en po. lokaj, uit welk laatste weer ukr. lókaj en wruss. lókaj. Maar men schrijft ook wel hd. lakei, dat het Akad. Wdb. noemt, terwijl Vasmer 2, 9 voorzichtig heeft: über ndl. lakei, bezw. nhd. lakai aus fr. laquais. De samenstellingen russ. kámerlakéj en lónlakéj (Akad. Wdb. 52, 141) zijn wel uit hd. kammerlakei en lohnlakei.
bron: Černych 1993 Meulen 1959 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, Cernych, VdMeulen 1959)
-
▾ Wit-Russisch
lakéj
[huisbediende in livrei]
<via Russisch>
-
▾ Azeri
lakey
[huisbediende in livrei]
<via Russisch>
-
▾ laken
[textiel]
-
▾ Ambons-Maleis
laken
[textiel voor kledingstukken]
-
▾ Engels
lake
†verouderd
[fijn linnen]
datering: 1386 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
etymologie: First found in Chaucer; prob. a. Du. laken, corresp. to OE. lachen `clamidem' (Wr.-Wƒlcker 377/22), OFris. leken, OS. lakan mantle (chlamys), veil of the temple, OHG. lahhan (MHG. lachen), mod.G. lakan from LG.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Indonesisch
laken
[vilt]
-
▾ Japans
rāken
†verouderd
[textiel]
status: ontlening onzeker
etymologie: Nowadays orimono (J.), rasha (P., zie trefwoord 'rassen'), etc.
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Keiëes
lakim
[textiel]
-
▾ Kupang-Maleis
laken
[textiel voor kledingstukken]
-
▾ Madoerees
lakēn
[zwart laken]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mennya' lakēn = naam van een blinkende soort zwart laken, alakēn, alakēnnan = iets van laken aanhebben, ēnlakēnne = iemand of iets daarvan voorzien
etymologie: mennya' = olie, men gebruikt ook: sangkēllat
bron: Kiliaan 1904 (PH, KIL)
-
▾ Makassaars
lâkeng
[zwartlakense stof]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
laken
[textiel voor kledingstukken]
-
▾ Minangkabaus
lakan
[textiel]
-
▾ Negerhollands
laak, laeken, laken
[textiel, stof]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: laak (old 1776), laeken (Hesseling 1905), laken (Hesseling 1905: 206)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Papiaments
laken, laker
[textiel]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Putman1859 p.109.
bron: (Joubert PN, Putman1859)
-
▾ Schots
lake
†verouderd
[(literair) fijn gebleekt linnen]
datering: 1451-1500 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: MDu, Flem laken '(linen) cloth'
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Singalees
lākka(-redi)
†verouderd
[stof]
status: ontlening onzeker
etymologie: verouderd
bron: Peeters 1975 Sannasgala 1976 (Peeters, Sannasgala 1975)
-
▾ Soendanees
lakĕn
[textiel]
-
▾ Surinaams-Javaans
laken
[beddenlaken]
-
▾ Ternataans-Maleis
laken
[textiel voor kledingstukken]
-
▾ Ambons-Maleis
laken
[textiel voor kledingstukken]
-
▾ lakken
[schilderen met lak]
-
▾ Atjehnees
la'
[schilderen met lak]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: meula' = gelakt
etymologie: men gebruikt ook: geutah surat
bron: Djajadiningrat 1934 (RA)
-
▾ Atjehnees
la'
[schilderen met lak]
-
▾ lakmoes
[soort kleurstof, chemische indicator]
-
▾ Azeri
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Russisch>
-
▾ Bulgaars
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
-
▾ Deens
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lakmuspapir=lakmoespapier
etymologie: fra tysk Lackmus ¯ nederlandsk lakmoes dannet af lak- + moes 'mos, grødlignende masse'; første led lak- måske besl.m. dansk lække, med lak 'lak, farve' el. med sb. lav . Fremmed2: holl. lakmoes. Törnqvist: Lackmus (blauer Farbstoff), dän. lakmus; aus nd. lackmus aus ndl. lakmus
bron: Becker-Christensen 2005 Brüel 1993 Falk 1910-1911 Hårbøl 2004 Arnesen (Fremmedordbog, PNOE, Fremmed2, Törnqvist, Saabys, Arnesen, FuT)
-
▾ Duits
Lackmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
datering: 1551-1600
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Lackmuspapier
etymologie: Duden: niederl.; das od. der; -. Kluge: Mit der Sache (ein aus Flechten gewonnener Farbstoff) aus Flandern bezogen (nndl. lakmoes, älter lecmoes). Ebenso nschw. lackmus, nnorw. lakmus. Das seit 1500 bezeugte Wort bezeichnet wohl zunächst den Farbbrei (also zu Mus) und nicht die Pflanze (Moos1). Das Vorderglied ist schon im Niederländischen sekundär an Lack (in der allgemeinen Bedeutung "Farbe") angeglichen worden, gehört aber wohl zu dem Kausativum (g.) *lak-eja- "benetzen" (mhd. lecken, ahd. lecken) zu (g.) *lek-a- "tropfen" (leck), also wohl "Brei zum Benetzen (= Färben?)".
bron: Duden Fremd 1990 Foerste 1938 Kluge 2002 (Duden Fremd, Kluge, Foerste)
-
▾ Engels
lacmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
datering: 1794 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: ad. Du. lakmoes, f. lak lac n.1 + moes pulp.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Engels
litmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
status: ontlening onzeker ; verbastering
etymologie: [Altered from MDu. leecmos, lijcmoes (mod.Du. lakmoes) LACMUS, prob. from association with LIT v.]
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Esperanto
lakmuso
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
etymologie: geleend via Du Lackmus met steun van Ru lakmus. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Fins
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Zweeds>
-
▾ Frans
lacmeuse, lakmoûse
(dialect)
[blauwe verfstof, poeder (getrokken uit de zonnebloem)]
datering: 1464 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: Die ältere, mndl. form des wortes ist lecmoes (noch westfläm.); daraus entlehnt lerquenoux und berckmoes (vielleicht verschrieben für l-). Lacmeuse, lakmoûse ist neu entlehnt aus der jüngern ndl. form, die ihren stammvokal, wohl unter dem einfluss von lak 'lack' zu a gewandelt hat.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Hongaars
lakmusz
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Duits>
-
▾ Indonesisch
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
-
▾ Italiaans
lacmo
†verouderd
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Duits>
-
▾ Japans
rakkamūsu
†verouderd
[soort kleurstof, chemische indicator]
-
▾ Kroatisch
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lakmus-papir
bron: Anić 2003 (Anić, Vladimir & Ivo Goldstein (2000), Rječnik stranih riječi, Zagreb, 2de druk.)
-
▾ Lets
lakmuss
[soort kleurstof, chemische indicator]
-
▾ Litouws
lakmusas
[soort kleurstof, chemische indicator]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: vok. Lackmus < ol. lakmoes
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Macedonisch
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Duits>
-
▾ Maltees
litmu, litmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Engels>
-
▾ Noors
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
status: ontlening onzeker
etymologie: BO: nederl. lakmoes, av lak, 'lakk', og moes, 'mos'; FuT: aus holl. lakmoes, dessen letztes glied moes 'grünkram, pflanzenteig' ist.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Oekraïens
lákmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Russisch>
-
▾ Pools
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: nm.Lackmus, hol. lakmoes
bron: Kopaliński 2007 (Wladyslaw Kopalinski)
-
▾ Russisch
lákmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus nhd. Lackmus bzw. ndl. lakmoes dass. (Kluge-Götze EW. 340).
bron: Vasmer 1953-1958 (Vasmer)
-
▾ Servisch
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Duits>
-
▾ Sloveens
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Duits>
-
▾ Slowaaks
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Duits>
-
▾ Tsjechisch
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Duits>
-
▾ Zweeds
lackmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
datering: 1568 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lackmusblå (blauwe kleurstof); lackmusblått (zie lackmusblå); lackmuslav (mos waar ~ uit gewonnen wordt); lackmuspapper (papier gekleurd met ~); lackmusrött (rode kleurstof *niet zeker*) ; lackmustinktur (aftreksel van ~); lackmusvatten (oplossing van ~); lackmuslösning (zie lackmusvatten); lackmusört (kruid waaruit een kleurstof gehaald wordt die lijkt op ~)
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1568; av lågty. lackmus, nederl. lakmoes med samma bet.; efterleden är samma ord som mos, förleden oklar, Törnqvist: Lackmus (blauer Farbstoff), dän. lakmus; aus nd. lackmus aus ndl. lakmus
bron: NEO 1995 Törnqvist 1977 (NEO, Törnqvist)
-
▾ Azeri
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Russisch>
-
▾ lakris
[zoethout]
-
▾ Engels
sugarallie
[laurierdrop]
datering: 1812 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: sugarallie water, a drink made by vigorously shaking a container in which water and a stick of liquorice have been placed.
etymologie: A shortened form of sugar alicreesh, 16th-cent. Sc. sukker lagrace, succour alacreische, f. sugar n. + Du. lakk(e)ris liquorice, licorice. a. Liquorice.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Schots
lacrissye; lagrace, lacreische
†verouderd
[zoethout]
datering: 1451-1500 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: alicreesh, alicrees (prob f Du lakkeris; cf. LICKERY and sucker alacreishe, sugarallie (SUCCAR))
etymologie: MDu lacarisse; cf ALICREESH, LICOROUS
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Engels
sugarallie
[laurierdrop]
-
▾ lam
[jong van een schaap]
-
▾ Negerhollands
lam, lamtje
[jong van een schaap]
datering: 1751 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 268)
-
▾ Papiaments
lamchi (ouder: lammetsje)
[jong van een schaap; jong van een geit]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: lamchi/lanchi di Dios (het lam Gods); lamchi/lanchi di kabritu (het geitenlam, het jonge geitje); lamchi/lanchi di karné (lammetje, jong van een schaap)
bron: (Joubert PN; Putman1859; Noordegraaf, Jan (2015), ‘Lexicografie op Curaçao. Abraham Jesurun en zijn woordenlijst van het Papiaments (1898)’, in: Trefwoord 2015, http://www.fryske-akademy.nl/trefwoord.)
-
▾ Sranantongo
lan
[jong van een schaap]
-
▾ Negerhollands
lam, lamtje
[jong van een schaap]
-
▾ lam
[verlamd]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1376-1400;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
lam
[verlamd]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Hesseling 1905: 205: verlamde man = lam man.
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905:203)
-
▾ Papiaments
lam
[verlamd; lamme, verlamde]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mat. 4:24, 9:2 "lam".
bron: (Joubert PN, Conradi)
-
▾ Sranantongo
lan
[verlamd]
-
▾ Surinaams-Javaans
lam
[verlamd]
-
▾ Negerhollands
lam
[verlamd]
-
▾ lambiek
[Vlaamse biersoort]
-
▾ Frans
lambic, lambick
[Vlaamse biersoort]
datering: 1832 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR: mot flam. (1990 ook spelling lambick).FEW: geen nadere gegevens.; CITAAT: gueuse lambic
bron: Robert 1993 Wartburg 1928 (PRobert, FEW, Van der Sijs 1998)
-
▾ Frans
lambic, lambick
[Vlaamse biersoort]
-
▾ lamel
[dunne strook]
-
▾ Indonesisch
lamél
[dunne strook]
-
▾ Indonesisch
lamél
[dunne strook]
-
▾ lamen
[(verouderd) verminderen, verzwakken]
-
▾ Negerhollands
lamen
[minderen, zwakkeren]
-
▾ Negerhollands
lamen
[minderen, zwakkeren]
-
▾ lamenteren
[jammeren]
-
▾ Negerhollands
lamenteer
[jammeren]
-
▾ Negerhollands
lamenteer
[jammeren]
-
▾ lamfer, lamper(s)
[fijn gaas]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1350-1384;
thema: sociale leven
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Creools-Portugees (Malakka)
lanfa
[zwarte rouwband]
status: ontlening onzeker
bron: Baxter 2004 (Baxter, Alan N. & Patrick de Silva (2004), A Dictionary of Kristang (Malacca Creole Portuguese) with an English-Kristang finderlist (Pacific Linguistics 564), Canberra.)
-
▾ Deens
lambrequin
[versiering met de contouren van houten of metalen platen voor de randen van daken, gordijnen]
<via Frans>
-
▾ Engels
lampas
[glanzende crêpe; gebloemde Chinese zijde]
datering: 1390 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
etymologie: The combination lampas douck (Du. doek cloth) in the second quot. suggests that the word may be adopted from Du.; the recorded form in MDu. and early mod.Du. is lampers (cf. the Eng. form lampors); mod.Du. has lamfer (the MDu. lamfeter, denoting some appurtenance of a hawk, is identified with this by Verwijs and Verdam, but with doubtful correctness). The etymology is quite obscure; derivation from Gr. <gk>lampr<goacu>j</gk>, shining, was suggested in the 16th c. In sense 2 the Eng. word is a. F. lampas, recorded only from the 18th c., and possibly a different word.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Engels
lambrequin
[helmdoek; draperie; decor op keramiek]
<via Frans>
datering: 1701-1800 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: -F.lambrequin-Du.*lamperkīn,dim.of lamper veil ; see -KIN.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Esperanto
lambrekino
[stoffen of houten lijstwerk om deur, venster, e.d.]
<via Engels>
status: ontlening onzeker
etymologie: geleend via Eng lambrequin. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Frans
lampes
†verouderd
(dialect)
[soort stof]
datering: 1460 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: Lampers (mndl.) 'art feiner stoff'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
lambrequin
[helmkleed, sierstrook]
-
▾ Italiaans
lambrecchini
[dekkleed van een helm; franje van een baldakijn; externe houten panelen in een muur]
<via Frans>
-
▾ Litouws
lambrekėnas
[kap met gelobde rand, voor ramen of bedden]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
etymologie: pranc. lambrequin < lambeau - skiautė, skuduras
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Portugees
lambrequim
[versiering die van de helm boven op het schild hangt; versiering met de contouren van houten of metalen platen voor de randen van daken, gordijnen]
<via Frans>
datering: 1858 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Do fr. lambrequin e, este, talvez do med. neerl. lamperkijn, dimin. de lamper 'véu, crepe, ornamento'.
bron: Boudens 1988 Cunha 1986 (Da Cunha, Boudens)
-
▾ Sloveens
lambrekin
[sjaal gedragen over een helm; gordijn, draperie]
<via Frans>
-
▾ Zweeds
lambrekäng
[kap met gelobde rand, voor ramen of bedden]
<via Frans>
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1855; av fra. lambrequin med samma bet.; trol. till fra. lambeau 'flik' och den urspr. nederl. diminutivändelsen -quin, som äv. finns i t.ex. mannekäng
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zweeds
lampers
[soort stof, gaas]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lämperlakan (laken van ~); lämperssand (…); lämpershatteband (hoedband van ~); lempzlakan (zie lämperlakan)
etymologie: SAOB; jfr ä. d. lampers, flor; av holl. lamfer, mm. lamper(s), lamfeter, florsartad vävnad, sorgslöja; av ovisst urspr. (möjl. bildat till ett ortnamn)
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Creools-Portugees (Malakka)
lanfa
[zwarte rouwband]
-
▾ lammervanger
[vogelsoort]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
lammervanger
[vechtarend; lammergier]
<via Afrikaans>
datering: 1830 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans, f. lam lamb + vanger catcher.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
lammervanger
[vechtarend; lammergier]
<via Afrikaans>
-
▾ lamp
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Ambons-Maleis
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Arowaks
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
<via Sranantongo>
-
▾ Balinees
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Berbice-Nederlands
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
lampo
[tot verlichting dienend voorwerp]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Creools-Portugees (Malakka)
lámpu
[tot verlichting dienend voorwerp]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Hancock; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Ests
lamp
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Fins
lamppu
[tot verlichting dienend voorwerp]
<via Zweeds>
datering: 1550 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (KH, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Gimán
lampur
[petroleumlamp]
-
▾ Indonesisch
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lampu oto = autolamp; lampu réting = richtingaanwijzer; lampu rém = remlicht
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
bohlam
[lampenpeer]
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: acroniem van bola lampu, bola = bal, lampu = lamp
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Jakartaans-Maleis
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lampu pom, lampu kom = petromax-lamp
bron: Chaer 1976 Kähler 1966 (HANS, CHAER)
-
▾ Japans
ranpu, rampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Karaïbisch
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
<via Sranantongo>
-
▾ Keiëes
lampo
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Konkani
laampt
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Koreaans
namp'o
[tot verlichting dienend voorwerp]
<via Japans>
status: ontlening onzeker
etymologie: E. 'lamp' is also found, especially in hybrids like raemp'ŭ-ŭi kat 'lamp shade', and raemp'ŭ-patch'im, 'lamp stand'.
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Litouws
lempa
[tot verlichting dienend voorwerp]
<via Pools>
status: ontlening onzeker
etymologie: zapoź. z pol. lampa (<śrwn. lampe f.)
bron: Smoczyński 2007 (W. Smoczyński)
-
▾ Madoerees
lampo, lampu
[tot verlichting dienend voorwerp; licht, kunstlicht]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: tokang lampu = lampenjongen
etymologie: tokang = arbeider, men gebruikt ook: padhāmaran
bron: Kiliaan 1904 (PH, KIL)
-
▾ Menadonees
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Minangkabaus
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Negerhollands
lamp
[tot verlichting dienend voorwerp]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 247)
-
▾ Papiaments
lampi
[tot verlichting dienend voorwerp]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mat. 25:1, 25:4, 25:7.
bron: (Joubert PN; Conradi; Noordegraaf, Jan (2015), ‘Lexicografie op Curaçao. Abraham Jesurun en zijn woordenlijst van het Papiaments (1898)’, in: Trefwoord 2015, http://www.fryske-akademy.nl/trefwoord.)
-
▾ Petjoh
lampoe
[tot verlichting dienend voorwerp]
<via Indonesisch>
-
▾ Sarnami
lamphu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Sasaks
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Savu
lapo, lapu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Singalees
lāmpu-va
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Soendanees
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Sranantongo
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Zweeds
lampa
[tot verlichting dienend voorwerp]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lamphållare, lampkupa, ficklampa, fotogenlampa, glödlampa, golvlampa, blåslampa
etymologie: före 1520; fornsv. lampa; av lågty. lampe med samma bet.; av grek. lampas 'fackla', till lampein 'lysa'; jfr lanterna
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ lampenkousje
[pit van een olielamp]
-
▾ Indonesisch
kaus lampu
[pit van een olielamp]
-
▾ Indonesisch
kaus lampu
[pit van een olielamp]
-
▾ lampet
[waterkan]
-
▾ Papiaments
lampet (Arubaans)
[waterkan van een waskom]
status: ontlening onzeker
bron: Klooster 2003 Bakker (Klooster, Olga van der & Michel Bakker, Bouwen op de Wind. Architectuur en cultuur van Aruba, Bloemendaal 2007.)
-
▾ Papiaments
lampet (Arubaans)
[waterkan van een waskom]
-
▾ lampion
[feestverlichting]
-
▾ Indonesisch
lampion
[feestverlichting, papieren lantaarn]
-
▾ Madoerees
lampiyon
[feestverlichting]
-
▾ Indonesisch
lampion
[feestverlichting, papieren lantaarn]
-
▾ lamprei
[kaakloze vis]
-
▾ Zweeds
anprejare
[kaakloze vis]
-
▾ Zweeds
anprejare
[kaakloze vis]
-
▾ lamziekte
[veeziekte]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
lamsiekte
[veeziekte]
<via Afrikaans>
datering: 1790 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans, f. lam lame, paralysed + siekte disease.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
lamsiekte
[veeziekte]
<via Afrikaans>
-
▾ lanceren
[afvuren]
-
▾ Indonesisch
lansir
[afvuren; verspreiden, circuleren]
-
▾ Minangkabaus
lansia
[afvuren]
-
▾ Indonesisch
lansir
[afvuren; verspreiden, circuleren]
-
▾ lancet
[plat mesje]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1567;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
lansét
[plat mesje]
-
▾ Japans
ransetto
[plat mesje]
status: ontlening onzeker
etymologie: Ter vervanging van het Portugese leenwoord ransetta; P.lanceta, N.lancet.Het Port.leenwoord is versterkt door ontlening uit het Nl.
bron: Vos 1963 (Vos 1963, 1985, 1989)
-
▾ Indonesisch
lansét
[plat mesje]
-
▾ land
[grond, bouwland; staat]
-
▾ Berbice-Nederlands
landi
[grond, bouwland; staat]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
lan
[grond, bouwland; staat]
-
▾ Frans
eslandir
†verouderd
(dialect)
[verbannen, uit het land zetten]
-
▾ Fries
lant
[grond, bouwland; staat]
-
▾ Negerhollands
land, lant, lan
[grond, bouwland; staat]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: old 1776: moedertaal = landtaal. Hesseling 1905: 217: land van steen = steen-land. Hesseling 1905:195,226: deel van het land = land-deel, landdeel
etymologie: land (old 1776), lant, lan (djdj 1926), lant (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Saramakkaans
lánti
[staat]
<via Sranantongo>
-
▾ Sranantongo
lanti
[grond, bouwland; staat]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Blanker 2005 Focke 1855 (Wrdb Bl-Dub, Fo)
-
▾ Surinaams-Javaans
lanti
[overheid, staats-, lands-]
<via Sranantongo>
-
▾ Tiriyó
ranti
[staat]
<via Sranantongo>
-
▾ Berbice-Nederlands
landi
[grond, bouwland; staat]
-
▾ landbouw
[agricultuur]
-
▾ Indonesisch
lambou
[agricultuur]
-
▾ Muna
landibou
[cassave-soort]
-
▾ Indonesisch
lambou
[agricultuur]
-
▾ landcommandeur
[hoogste rang bij sommige ridderlijke orden]
-
▾ Frans
landcommandeur, lantcommandeur
†verouderd
(dialect)
[hoogste rang bij sommige ridderlijke orden]
datering: 1301-1400 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
etymologie: Lantcommandoor (mndl.) 'ordenskomtur'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
landcommandeur, lantcommandeur
†verouderd
(dialect)
[hoogste rang bij sommige ridderlijke orden]
-
▾ landdrost
[rechterlijk ambtenaar]
-
▾ Engels
landdrost
[rechterlijk ambtenaar in Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
datering: 1731 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: S. African Du.; f. land land n.1 + drost (see drossard).
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Indonesisch
landros
†verouderd
[rechterlijk ambtenaar]
-
▾ Engels
landdrost
[rechterlijk ambtenaar in Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
-
▾ landen
[aan land zetten of komen]
-
▾ Sranantongo
lande
[aan land komen van een vliegtuig]
-
▾ Sranantongo
lande
[aan land komen van een vliegtuig]
-
▾ landgerecht
[plaatselijk gerechtshof]
-
▾ Javaans
langerèh
[plaatselijk gerechtshof]
-
▾ Javaans
langerèh
[plaatselijk gerechtshof]
-
▾ landgoed
[grondbezit; groot buitenverblijf]
-
▾ Engels
land-good
[grondbezit; groot buitenverblijf]
-
▾ Engels
land-good
[grondbezit; groot buitenverblijf]
-
▾ landgraaf
[titel van onmiddellijk aan de koning ondergeschikte graven]
-
▾ Frans
landgrave
[titel van onmiddellijk aan de koning ondergeschikte graven]
datering: 1245 (1201-1250)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: landgraviat
etymologie: PR: landegrave v. 1245; du moy. haut all. Landgrave, de Graf `comte' et Land `pays'
bron: Robert 1993 Valkhoff 1949 (PRobert, Valkhoff)
-
▾ Frans
landgrave
[titel van onmiddellijk aan de koning ondergeschikte graven]
-
▾ landheer
[grondeigenaar]
-
▾ Indonesisch
lanhir
[grondeigenaar]
-
▾ Indonesisch
lanhir
[grondeigenaar]
-
▾ landhervorming
[nieuwe indeling van grondstukken]
-
▾ Indonesisch
lainporem
[nieuwe indeling van grondstukken]
-
▾ Indonesisch
lainporem
[nieuwe indeling van grondstukken]
-
▾ landhouder
[middeleeuwse stadsambtenaar, burgemeester]
-
▾ Frans
landhouder, lanthoudre
†verouderd
(dialect)
[stadsambtenaar]
datering: 1409 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: Lanthouder (mndl.) 'beamter'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
landhouder, lanthoudre
†verouderd
(dialect)
[stadsambtenaar]
-
▾ landhuis
[monumentaal huis of buitenverblijf op het land]
-
▾ Papiaments
lanthùis
[monumentaal pand dat voorheen bewoond werd door plantage-eigenaar]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
lanthùis
[monumentaal pand dat voorheen bewoond werd door plantage-eigenaar]
-
▾ landing
[het landen (van vliegtuig)]
-
▾ Indonesisch
landing
[het landen (van vliegtuig)]
-
▾ Javaans
landing
[het landen of opstijgen (van vliegtuig)]
status: ontlening onzeker
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Indonesisch
landing
[het landen (van vliegtuig)]
-
▾ landkaart
[aardrijkskundige kaart]
-
▾ Papiaments
landkart
†verouderd
[aardrijkskundige kaart]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p.56
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Papiaments
landkart
†verouderd
[aardrijkskundige kaart]
-
▾ landkrab
[scheldnaam van zeelieden voor niet-zeelieden]
-
▾ Deens
landkrabbe
[scheldnaam van zeelieden voor niet-zeelieden]
status: ontlening onzeker
etymologie: Hammerich 45 p. 345
bron: (Hammerich 45)
-
▾ Deens
landkrabbe
[scheldnaam van zeelieden voor niet-zeelieden]
-
▾ landloper
[zwerver]
-
▾ Amerikaans-Engels
land-loper, land-lubber
†verouderd
(dialect)
[vagebond, zwerver; landrot]
datering: 1642 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: Dutch, landlooper; CITAAT: Such travellers as these may be termed land-lopers, as the Dutchman saith, rather than travellers. (1642) He never thought how much easier it was for one of these land-lopers to make a city in the woords on paper, than to be at the trouble of cutting the timber all down
bron: Bartlett 1849 (Bartlett)
-
▾ Engels
land-loper, land-louper
(dialect)
[vagebond; (verouderd) landrot]
datering: 1580 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: ad. Du. landlooper (= MHG. lantloufaere, G. landlèufer), f. land land n.1 + loopen to run: see leap v. Cf. landleaper.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Amerikaans-Engels
land-loper, land-lubber
†verouderd
(dialect)
[vagebond, zwerver; landrot]
-
▾ landmacht
[krijgsmachtonderdeel dat strijdt te land]
-
▾ Fries
lânmacht
[krijgsmachtonderdeel dat strijdt te land]
-
▾ Fries
lânmacht
[krijgsmachtonderdeel dat strijdt te land]
-
▾ landmeter
[iemand wiens beroep het is land op te meten]
-
▾ Surinaams-Javaans
lanméter
[iemand wiens beroep het is land op te meten]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: nglanméter = op laten meten door landmeter
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Surinaams-Javaans
lanméter
[iemand wiens beroep het is land op te meten]
-
▾ landouw
[veld]
-
▾ Duits
Landou
(dialect)
[grond, streek]
status: ontlening onzeker
etymologie: Von Borken über Stadtlohn bis Wessum von alten Leuten gelegentlich gebraucht (…)
bron: Schlüter 1952 (Schlüter)
-
▾ Duits
Landou
(dialect)
[grond, streek]
-
▾ landraad
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
-
▾ Ambons-Maleis
landraad
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: landraad besar = "grote landraad", landraad kecil = "kleine landraad"
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Boeginees
lântará
†verouderd
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
-
▾ Indonesisch
landrad, landrat, lanjrat
†verouderd
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: melanjrat = aanklagen voor het gerechtshof
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
lanjrat, landrat
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dilandrat=behandeld worden voor de landraad; dilandrataké=voor de landraad gebracht
etymologie: Oost-Javaans landrat, landraad bron: veldwerk T. Hoogervorst 2006
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Kupang-Maleis
landraad
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
-
▾ Madoerees
landra', landrak, landrat
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ēnlandra' = een beklaagde in de landraadzitting berechten, palandradān = landraadzaal
bron: Kiliaan 1904 (PH, KIL)
-
▾ Makassaars
lântará
†verouderd
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: allântará = landraad houden, zitting houden van de inheemse rechtbank van Goa, berechten, niL6antará = berecht worden door de landraad of de inheemse rechtbank
bron: Cense 1979 Matthes 1885 (BF, Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
landraad
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
-
▾ Rotinees
lanak
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
-
▾ Soendanees
landrat
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngalandrat=vonnissen
bron: Coolsma 1913 (Coo1913)
-
▾ Surinaams-Javaans
landrat
[gerecht]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: nglandrat = berechten
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Ternataans-Maleis
landraad
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
-
▾ Ambons-Maleis
landraad
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
-
▾ landreform
[landhervorming]
-
▾ Indonesisch
lanréporem
[landhervorming]
-
▾ Indonesisch
lanréporem
[landhervorming]
-
▾ landrente
[belasting geheven op de opbrengst van landerijen]
-
▾ Indonesisch
landrénte
[belasting geheven op de opbrengst van landerijen]
-
▾ Makassaars
lanrênte
[belasting]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Indonesisch
landrénte
[belasting geheven op de opbrengst van landerijen]
-
▾ landridder
[middeleeuwse bereden politiebeambte]
-
▾ Frans
lantriddere
†verouderd
(dialect)
[gendarme]
datering: 1315 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
etymologie: Lantridder (mndl.) 'büttel'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
lantriddere
†verouderd
(dialect)
[gendarme]
-
▾ Lands Kas, 's
[geldmiddelen van de staat]
-
▾ Javaans
lan-kas
[geldmiddelen van de staat]
-
▾ Javaans
lan-kas
[geldmiddelen van de staat]
-
▾ landschap
[landstreek, landelijke omgeving; schilderstuk, geschilderd landschap]
-
▾ Deens
landskab
[landstreek, landelijke omgeving]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk landschop 'landskab'; det beslægtede oldislandske ord landskapr betyder 'forholdene i et land'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Engels
landscape
[landschapsfoto of -schildering; uitzicht, panorama]
datering: 1599 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: landscape art, book-plate, draughtsman, -lover, -work; landscape architect; landscape architecture; landscape-gardening; landscape-garden, -gardener; landscape lens; landscape marble; landscape mirror; landscape-painter; landscape-painting; landscape-worker.
etymologie: a. Du. landschap (= OE. landscipe masc., OS. landscepi neut., OHG. lantscaf, mod.G. landschaft fem., ON. landskap-r masc.), f. land land n.1 + -schap (see -ship). The word was introduced as a technical term of painters; the corrupt form in -skip was according to our quots. a few years earlier than the more correct form. Flexner 1976: The word entered both American and British English in the 17th century, originally being a painter's term. We called bad landscape paintings and still lifes <I>Dutch dabs<$> by 1870
bron: Flexner 1976 Onions 1983 (OED2, ODEE, Flexner 1976, White, Room)
-
▾ Indonesisch
Landschap, Lans(e)kap
[zelfbesturend district onder Nederlands gezag]
-
▾ Noors
landskap
[landstreek, landelijke omgeving]
status: ontlening onzeker
etymologie: BO: trol. fra lty lantschop, jf. norr landskapr, 'forhold i et land; landsdel); FuT: verdankt sine bedeutung dem mnd. lantschop (holl. landschap), nhd. Landschaft; anord. landskapr bedeutet 'landessitte oder - beschaffenheit'
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
landskab
[landstreek, landelijke omgeving]
-
▾ landsman
[iemand die behoort tot of thuishoort in een zeker land]
-
▾ Negerhollands
landsman
[iemand die behoort tot of thuishoort in een zeker land]
-
▾ Negerhollands
landsman
[iemand die behoort tot of thuishoort in een zeker land]
-
▾ landstol
[(verouderd) belasting op land]
-
▾ Frans
lanstolle
†verouderd
(dialect)
[soort belasting]
datering: 1594 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: *Lantstol (mndl.). Das mndl. wort, zusammenge- setzt aus lant 'land' und tol 'zoll', ist nicht belegt, muss aber bestanden haben. Vgl. ähnlich mndl. lanthure 'pacht'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
lanstolle
†verouderd
(dialect)
[soort belasting]
-
▾ landstorm
[de nog overblijvende weerbare mannen die in tijd van nood onder de wapens konden worden geroepen]
-
▾ Indonesisch
Landstorm
†verouderd
[de nog overblijvende weerbare mannen die in tijd van nood onder de wapens konden worden geroepen]
-
▾ Indonesisch
Landstorm
†verouderd
[de nog overblijvende weerbare mannen die in tijd van nood onder de wapens konden worden geroepen]
-
▾ landvoogd
[iemand die in naam van de afwezige soeverein het land bestuurt]
-
▾ Negerhollands
landvoogt, landvoogd
[iemand die in naam van de afwezige soeverein het land bestuurt]
datering: 1905 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: Hesseling 1905: meervoudsvorm: landvoogten
bron: Hesseling 1905 (Hesseling 1905: 270, 255)
-
▾ Negerhollands
landvoogt, landvoogd
[iemand die in naam van de afwezige soeverein het land bestuurt]
-
▾ landvrede
[in de middeleeuwen algemeen vredegebod dat een geheel gebied omvatte]
-
▾ Frans
landefride, languefride, landvrede
†verouderd
(dialect)
[vrede]
datering: 1346 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
etymologie: Auf die mit dem Reich verbundenen gebiete be- schränkt, in Lothringen wohl aus dem d. wort, im norden aus mndl. lantvrede.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
landefride, languefride, landvrede
†verouderd
(dialect)
[vrede]
-
▾ landwaarts
[dieper het land in]
-
▾ Schots
landward, landwart; landart
[op, naar het platteland]
datering: 1501-1600 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: z.n.: het platteland als tegengesteld aan de stad, het landelijke gebied in de nabijheid van een stad, het landelijk gedeelte van een plattelandsdistrict of -gemeente; b.n.:1.op of van het platteland als tegengesteld aan een (specifieke) stad, in of van het landelijke deel van een gemeente of district 2.boers, onhandig, lomp; to (15-17), in (16-18), fra/from (16-17) ~ 'naar, in of van het platteland als tegengesteld aan de stad'; ~is (idem) 15-17; ~is (als b.n.1.) 15-17; ~ bred 'opgevoed op het platteland' 19
etymologie: cf late nME to landward, MDu te land(e)waert(s)
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Schots
landward, landwart; landart
[op, naar het platteland]
-
▾ landweer
[wal opgeworpen ter bescherming tegen water of vijand]
-
▾ Frans
landwere
†verouderd
(dialect)
[sloot, dienende als verschansing]
status: ontlening onzeker
etymologie: Lantwere (mndl.) 'verteidigungsgraben'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Fries
lânwear
[wal opgeworpen ter bescherming tegen water of vijand]
-
▾ Frans
landwere
†verouderd
(dialect)
[sloot, dienende als verschansing]
-
▾ landzegge, landsage
[(verouderd) verklaring, uitspraak in geschillen over grondeigendom]
-
▾ Frans
lansage
†verouderd
(dialect)
[vervreemding (in geval van landbezit)]
datering: 1401-1500 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lansagier 'vervreemden' 15e-16e eeuw, 'iemand zijn land toevertrouwen (?)' ca.1380, lansaigeur 'degene, die vervreendt' ca.1440
etymologie: Lantsage (mndl.) 'urteil in angelegenheiten des grundeigentums'. Lehnwort der rechtssprache.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
lansage
†verouderd
(dialect)
[vervreemding (in geval van landbezit)]
-
▾ landziekig, landziek
[niet wel (vanwege heimwee); ontevreden, gemelijk, knorrig]
-
▾ Ambons-Maleis
lansig
[zich niet wel gevoelen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Misschien een verbastering van landziek.
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Fries
lantsikich
[ontevreden, gemelijk, knorrig]
-
▾ Ambons-Maleis
lansig
[zich niet wel gevoelen]
-
▾ landzij(de)
[de naar het land gekeerde zijde]
-
▾ Negerhollands
lanśi
[de naar het land gekeerde zijde]
-
▾ Negerhollands
lanśi
[de naar het land gekeerde zijde]
-
▾ lang
[met een grote lengte; (van vloeistof) slap, dun]
-
▾ Aucaans
langa
[met een grote lengte]
-
▾ Berbice-Nederlands
langgi
[met een grote lengte]
-
▾ Negerhollands
lang, lan
[met een grote lengte]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: old 1776: langer = langer. djdj 1926: het langste (bijw.) = di langis, waarvan de n een puntje heeft en een ŋ wordt
etymologie: lang (Magens 1770, old 1776, Hesseling 1905), lan (djdj 1926), waarvan de n een puntje heeft en een ŋ wordt. old 1776: hoe lang ben jij? = hoe lang die ben?
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Saramakkaans
lánga, djanga
[met een grote lengte]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: djanga-fútu (letterlijk: langvoet: hert)
bron: Donicie 1963 (Donicie)
-
▾ Sranantongo
langa
[met een grote lengte]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Zweeds
lank
[dunne, smaakloze drank; zwakalcoholische brandewijn]
datering: 1710 (1701-1750)
status: ontlening onzeker ; afleiding
afleidingen en samenstellingen: SAOB; ~ättika [brandewijnazijn, verouderd]
etymologie: NEO; sedan ca 1710; till äldre nederl. lanc 'kraftlös (om vätskor)
bron: SAOB 1898 (NEO; SAOB)
-
▾ Aucaans
langa
[met een grote lengte]
-
▾ lang takelblok
[lang hijsblok]
-
▾ Russisch
longtakel'blok
†verouderd
[lang hijsblok]
-
▾ Russisch
longtakel'blok
†verouderd
[lang hijsblok]
-
▾ langdurig
[gedurende lange tijd]
-
▾ Zweeds
långdurig
†verouderd
[volhardend; taai]
-
▾ Zweeds
långdurig
†verouderd
[volhardend; taai]
-
▾ lange lijs
[bepaald type porselein]
-
▾ Engels
long Eliza
[fijn Chinees porselein]
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: Lijs in lange lijs is een verkorting van de vrouwennaam Elisabeth. Het porselein heet zo omdat er lange, slanke vrouwenfiguren op staan; Elisabeth staat voor een vrouw in het algemeen.
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006)
-
▾ Engels
long Eliza
[fijn Chinees porselein]
-
▾ lange splitsing
[verbinding van touwwerk die de tros niet of weinig verdikt]
-
▾ Russisch
lónga splésen'
†verouderd
[verbinding van touwwerk die de tros niet of weinig verdikt]
-
▾ Russisch
lónga splésen'
†verouderd
[verbinding van touwwerk die de tros niet of weinig verdikt]
-
▾ lange tanden
[tegenzin]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
eat with lang tande, eat with long teeth
[tegenzin]
<via Afrikaans>
datering: 1973 (1951-2000)
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: Afk. ult. f. Du. met lange tanden eten
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
eat with lang tande, eat with long teeth
[tegenzin]
<via Afrikaans>
-
▾ lange vingers hebben
[stelen]
-
▾ Amerikaans-Engels
to have long fingers
(dialect)
[stelen]
-
▾ Amerikaans-Engels
to have long fingers
(dialect)
[stelen]
-
▾ lange zaling
[dwarshouten die net onder de toppen van de mast kruisgewijs in elkaar zijn gevoegd]
-
▾ Russisch
lóngsaling,lóngasáling
†verouderd
[dwarshouten die net onder de toppen van de mast kruisgewijs in elkaar zijn gevoegd]
-
▾ Russisch
lóngsaling,lóngasáling
†verouderd
[dwarshouten die net onder de toppen van de mast kruisgewijs in elkaar zijn gevoegd]
-
▾ langen
[(verouderd) aangeven]
-
▾ Deens
lange
[aangeven; zich van eten voorzien; de arm strekken om iemand te slaan; iemand bekritiseren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: edertysk el. tysk langen 'gøre sig lang for at nå noget, strække sig'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fins
langata
[het geven van een of ander voorwerp van hand in hand, van de een aan de ander]
<via Zweeds>
-
▾ Noors
lange
[aanreiken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: tro fra lty 'strekke seg ut for å nå
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Sranantongo
langa
[(aan)reiken]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Zweeds
langa
[doorgeven]
datering: 1833 (1801-1850)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1833; trol. av lågty. eller nederl. langen med samma bet., till lang 'lång', alltså 'sträcka ut armarna och räcka ngt'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
lange
[aangeven; zich van eten voorzien; de arm strekken om iemand te slaan; iemand bekritiseren]
-
▾ langlevendheid
[heel oud worden]
-
▾ Deens
langlevenhed
†verouderd
[heel oud worden]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: vist efter holl. langlevendkeid
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
langlevenhed
†verouderd
[heel oud worden]
-
▾ langs
[bijwoord van richting]
-
▾ Fries
langs
[bijwoord van richting]
-
▾ Fries
langs
[bijwoord van richting]
-
▾ langwerpig
[meer lang dan breed]
-
▾ Duits
lankwarpich
(dialect)
[saai, langdradig]
status: ontlening onzeker
etymologie: Das Wort lebt noch in Westrhauderfehn
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
lankwarpich
(dialect)
[saai, langdradig]
-
▾ langzaam
[niet snel]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1265-1270;
thema: voortbewegen
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
langsom
[niet snel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk lanksam afl. af lank (jf. lang) + -sam (jf. -som)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Jakartaans-Maleis
langsam
[niet snel]
-
▾ Javaans
langsam
[niet snel]
-
▾ Negerhollands
langsaam, langsaem
[niet snel]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Magens 1770: erg langzaam = gue langsaem, veel te langzaam = alteveel langsaem.
etymologie: langsaam (old 1776), langsaem (Magens 1770)
bron: Magens 1770 (Magens 1770, old 1776)
-
▾ Noors
langsom
[niet snel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, ty; FuT: aus d. langsam entlehnt
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
långsam
[niet snel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. langsamber; av lågty. lanksam med samma bet.; till lång
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
langsom
[niet snel]
-
▾ lank
[(verouderd) zijde]
-
▾ Esperanto
flanko
[(linker of rechter) zijde]
<via Frans>
datering: 1887 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ambaŭflanke ‘aan beide zijden’, alflankiĝi ‘langszij komen’, ombroflanko ‘schaduwzijde’
etymologie: Geleend via Fr flanc met ondersteunende bronwoorden Eng flank, Du Flanke, Ru flang. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 Vilborg 1989-2001 (Cherp, Vil 2)
-
▾ Frans
flanc
[zijde]
datering: 1080 (1051-1100)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: frq. *hlanka `heup'
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse)
-
▾ Esperanto
flanko
[(linker of rechter) zijde]
<via Frans>
-
▾ lankmoedig
[toegevend]
-
▾ Negerhollands
langmoedig
[geduldig]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Old 1776: geduldigheid = langmoedigheit
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
langmoedig
[geduldig]
-
▾ lanoline
[wolvet]
-
▾ Indonesisch
lanolin
[wolvet]
-
▾ Indonesisch
lanolin
[wolvet]
-
▾ lans
[stoot- en werpwapen]
-
▾ Negerhollands
lants, lanzet
[speer; stekel bij dieren]
-
▾ Saramakkaans
lánza
[stoot- en werpwapen]
-
▾ Singalees
lansa-ya
[stoot- en werpwapen]
status: Ambigu: Nederlands of Portugees ; ontlening onzeker
etymologie: of uit Portugees lança
bron: Sannasgala 1976 (Sannasgala)
-
▾ Sranantongo
lansri
[stoot- en werpwapen, spies]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Negerhollands
lants, lanzet
[speer; stekel bij dieren]
-
▾ lansier
[met een lans gewapende ruiter]
-
▾ Javaans
langsir
[met een lans gewapende ruiter]
-
▾ Madoerees
langsir
[met een lans gewapende ruiter]
-
▾ Javaans
langsir
[met een lans gewapende ruiter]
-
▾ lantaarn
[verlichtingstoestel]
-
▾ Arowaks
aléti
[verlichtingstoestel]
-
▾ Boeginees
lantêra
[verlichtingstoestel]
-
▾ Karaïbisch
lanteli
[verlichtingstoestel]
<via Sranantongo>
-
▾ Keiëes
lanter
[verlichtingstoestel]
-
▾ Makassaars
lantêra
[verlichtingstoestel]
-
▾ Negerhollands
lantern
[verlichtingstoestel]
-
▾ Sarnami
lanteri
[stormlamp]
-
▾ Sasaks
lĕnterang
[verlichtingstoestel]
-
▾ Singalees
lantäruma
[verlichtingstoestel]
status: Ambigu: Nederlands of Portugees ; ontlening onzeker
etymologie: of uit Portugees lanterna
bron: Sannasgala 1976 (Sannasgala)
-
▾ Soendanees
lantera
[verlichtingstoestel]
-
▾ Sranantongo
lanteri
[verlichtingstoestel]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Arowaks
aléti
[verlichtingstoestel]
-
▾ lantaarnpaal
[paal waarop een straatverlichting staat]
-
▾ Sranantongo
lanteripâl
[paal waarop een straatverlichting staat]
-
▾ Sranantongo
lanteripâl
[paal waarop een straatverlichting staat]
-
▾ lap
[klap, mep]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
laap
[oorvijg]
-
▾ Negerhollands
lap
[klap, mep]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
laap
[oorvijg]
-
▾ lap, lapje
[stuk doek; klein of dun stuk van bijv. vlees]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: sociale leven
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Ambons-Maleis
lap
[tampelin]
status: ontlening onzeker
etymologie: Sabantar beta lap oese 'een oorveeg geven'
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Amerikaans-Engels
loppie, lappey
†verouderd
(dialect)
[matje gemaakt van lompen]
datering: 1801-1900 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Dutch lapje (dim.),rag, shred, remnant. Hudson Valley
bron: Carpenter 1908-1909 (Carpenter)
-
▾ Balinees
lap
[stuk doek]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
laap
[stuk doek]
-
▾ Ests
lapp
[stuk doek]
-
▾ Frans
lappequin
†verouderd
(dialect)
[gulp van een broek als opgenaaid lapje]
datering: 1399 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
etymologie: Lappeken (fläm.) 'kleiner lappen'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
lape; lapiote
(dialect)
[sou (geldstuk); stukje doek om een scheur te dichten]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lapiote (= -illote) 'klein stuk (d.w.z. lapje ter reparatie ?), gezet op een kledingstuk of schoeisel'; lapå (-ard) 'fout, flater'
etymologie: Lap (ndl.) 'zum flicken verwendeter'. Die verschiedenen wörter sind vielleicht unab- hängig von einander auf grund des ndl. wortes entlehnt und gebildet worden.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Indonesisch
lap
[stuk doek om mee schoon te maken, stofdoek]
-
▾ Indonesisch
lapis
[vlees dat in platte stukjes is gesneden]
-
▾ Jakartaans-Maleis
lap, elap
[stuk doek]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: elap tangan (dialect van Tanah Abang) = servet, ngelap = poetsen, ngelapin = iets poetsen
bron: Kähler 1966 (HANS)
-
▾ Javaans
elap, lap
[poetslap; vloeipapier]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dielapi=afgeveegd; gevloeid
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Javaans
lapis
[bekleedsel, laag over iets heen; plat, dun stuk vlees]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lapisan=voering; kuwih lapis=uit laagjes bestaand gebak
etymologie: kuwih=gebak
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Keiëes
lap
[stuk doek, doek, servet, handdoek, zakdoek]
-
▾ Madoerees
ēllap, lap
[stuk doek]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: a(ēl)lap / ngēllap = afvegen
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Menadonees
lap-lap
[stuk doek]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lap = iets schoonvegen
bron: Warokka 2004 (DJERY)
-
▾ Minangkabaus
lap
[stuk doek]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: malap = afvegen
bron: Moussay 1995 (Moussay)
-
▾ Muna
lapu
[stuk doek]
-
▾ Negerhollands
lap
[stuk doek, vod]
-
▾ Papiaments
lapi
[stuk doek]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lapilapi (restjes stof, restjes vlees, rimpels, flard, slap en loshangend - met betrekking tot de huid-). Lapimentu (het lappen); lapi di paña (lap stof, lapje).
etymologie: Oudste vindplaats Conradi Mat 9:16 "lapi".
bron: (Joubert PN, Conradi)
-
▾ Singalees
lāppaya, lapayya, lappiya
†verouderd
[stuk doek]
status: ontlening onzeker
etymologie: verouderd
bron: Peeters 1975 Sannasgala 1976 (Peeters, Sannasgala 1975)
-
▾ Sranantongo
lapu
[stuk doek]
-
▾ Surinaams-Javaans
lap
[(poets)lap, stofdoek]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lap piring = theedoek, handdoek, ngelapi = afvegen, lap-lapan = afdrogen
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Xhosa
laphu
[stuk doek]
<via Afrikaans>
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
lappie
[(vaat)doekje]
<via Afrikaans>
datering: 1892 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lappie-legs (iem. met onvaste tred), koerant-lappie (doekje tegen drukinktsmetten)
etymologie: Afrikaans lappie (formerly lapje).
bron: OED2 1989 Silva 1996 (DSAE, OED2)
-
▾ Ambons-Maleis
lap
[tampelin]
-
▾ lappen
[een klap geven]
-
▾ Berbice-Nederlands
lapu
[een klap geven]
-
▾ Menadonees
lap
[een klap geven]
-
▾ Berbice-Nederlands
lapu
[een klap geven]
-
▾ lappen
[verstellen, goedmaken, repareren; schoonmaken met een lap]
-
▾ Karaïbisch
rapumary
[repareren]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: van Sranan lapu = lap + -ma-, -ry
bron: Aloema 1987 (Aloema, Nardo, M.J. Pierre & C.N. van der Ziel (red.) (1987), Kalihna-Nederlands woordenboek, met index, Instituut voor Taalwetenschap (SIL), proefuitgave. 1987)
-
▾ Muna
lapu
[afvegen (met een lap)]
-
▾ Negerhollands
lap
[verstellen, goedmaken, repareren]
-
▾ Papiaments
lapi (ouder: lappi)
[herstellen, plakken, knoeierig herstellen, verstellen]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lapi paña (stoffen/kleren hersellen/lappen).
etymologie: Uit Ewijk p.57
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Sranantongo
laplapu (ouder: lappu)
[oplappen, herstellen, verstellen]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Karaïbisch
rapumary
[repareren]
<via Sranantongo>
-
▾ lapperij
[(verouderd) knoeierij, knoeiwerk, lapwerk]
-
▾ Deens
lapperi
[knoeiwerk, lapwerk]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra mnt. lapperi, ty. lapperei
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Noors
lapperi
[knoeiwerk, lapwerk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO:)
-
▾ Zweeds
lappri
[kleinigheid, onbeduidend ding, bagatel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. lappri; av lågty. lapperi 'fuskverk; lappri'; till lapp
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
lapperi
[knoeiwerk, lapwerk]
-
▾ lapskous
[scheepsgerecht, bestaande uit stamppot van vlees, groente, scheepsbeschuit of andere ingrediënten]
-
▾ Deens
labskovs
[scheepsstamppot]
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra nt. labskaus, eng. lobscouse; oprindelse uvis
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Fins
lapskoussi
[scheepsgerecht, bestaande uit stamppot van vlees, groente, scheepsbeschuit of andere ingrediënten]
<via Zweeds>
-
▾ Noors
lapskaus
[scheepsstamppot]
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty labskaus el. engl. lobscouse; FuT: aus engl. lobscouse, das eigentlich lob's course, von lob 'klumpen' und course 'gericht' sein soll. Aus dem engl. auch nd. labskausch.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
lapskojs
[scheepsgerecht]
datering: 1880 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1880; efter lågty. labskausch, eng. lobscouse med samma bet.; av ovisst urspr.; ev. till eng. dial. lob '(att) koka' och scouse 'buljong'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
labskovs
[scheepsstamppot]
-
▾ lapzalven
[kwakzalven]
-
▾ Deens
labsalve
[kwakzalven; touwen teren]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: ligesom sv. lappsalva fra ty. labsalben, nt. lapsalfen, fris. holl. lapzalven, ogs.: kvaksalve (jf. bet. 2.1); jf. no. laksalve; grundbet.: smøre plastre (lapper; jf. Lap), i ty. omdannet m. tilknytning til ty. lab, sur vædske, kalveløbe, laben, styrke, opfriske, labsal, vederkvægelse, Bang: (holl). Misschien via Nederduits?
bron: Dahlerup 1919-1956 Foerste 1938 (OOD, Foerste, Arnesen, Bang)
-
▾ Duits
lappsalven
(dialect)
[kwakzalven; touwen teren]
status: ontlening onzeker
etymologie: Gegenwärtig ist es einzig in der Schiffersprache in der Bed. 2 bekannt. Als Seemannswort auch anderswo entlehnt: schwed, dän, norw.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Noors
lapsalve
[kwakzalven; teren]
-
▾ Deens
labsalve
[kwakzalven; touwen teren]
-
▾ lapzalver
[kwakzalver]
-
▾ Duits
Lappsalver
†verouderd
(dialect)
[kwakzalver]
-
▾ Duits
Lappsalver
†verouderd
(dialect)
[kwakzalver]
-
▾ larie
[onbeduidend gepraat, onzin]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1787-1789;
thema: communicatie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Duits
Larifari
[onzin]
datering: 1651-1700
status: ontlening onzeker
etymologie: Stammt entweder aus den ital Tonbezeichnungen »la re fa« (= heitere Tonfolge ADF) oder aus ndl »larie = Unsinn« mit reimendem Anhängsel.
bron: Küpper 1987 (Kuepper)
-
▾ Frans
lari, lărī
(dialect)
[geraas, wanorde, verwarring, luidruchtige vreugde]
status: ontlening onzeker
etymologie: Die herkunft von ndl. larie ist nicht geklärt, und ausserdem liegt seine bed. von der des fr. wortes etwas ab. Entlehnung des letztern aus dem ndl. ist daher nicht ganz gesichert. Vgl. noch e. larry 'verwirrung, erregung' in süd- englischen mundarten.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Duits
Larifari
[onzin]
-
▾ larynx
[strottenhoofd]
-
▾ Indonesisch
laring
[strottenhoofd]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: laringéktomi = laryngectomie
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
laring
[strottenhoofd]
-
▾ las
[verbinding]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1409;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
lask
[verbinding]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk lasche 'lask, snip, las' egl. 'noget der hænger slapt' afl.af lasch 'slap, slatten' egl. 'som har lagt sig ned' ¯ afl. af fællesgermansk *lagskan 'lægge sig' ¯ indoeuropæisk *loghsko- afl. af *legh- 'ligge, lægge'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fins
laski
†verouderd
[verbinding (zeevaartterm)]
<via Zweeds>
-
▾ Indonesisch
las
[verbinding]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: melas, mengelas = lassen; lasan = gelast
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Sranantongo
las
[verbinding]
-
▾ Zweeds
lask
[verbinding]
datering: 1691 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: laskbricka, laskjärn
etymologie: NEO; sedan 1691; av lågty. lasche 'kilformig lapp'; ev. besl. med slak
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
lask
[verbinding]
-
▾ lassen
[een verbinding maken]
-
▾ Berbice-Nederlands
lasi
[een verbinding maken]
-
▾ Indonesisch
las
[twee constructiedelen in de lengterichting aan elkaar verbinden]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: melas, mengelas = lassen; lasan = gelast
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
las
[een verbinding maken]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngelas = iets lassen, lasan = iets dat gelast is
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Madoerees
las
[een verbinding maken]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngēllas = iets lassen
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Menadonees
las
[een verbinding maken]
-
▾ Muna
lasi
[een verbinding maken]
-
▾ Negerhollands
las
[wikkelen, binden]
-
▾ Papiaments
las (ouder: lasch)
[een verbinding maken]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lasdó (lasser), aparato di las (lasapparaat)
etymologie: Ewijk p. 3, 57
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Sranantongo
las
[een verbinding maken]
-
▾ Surinaams-Javaans
ngelas
[een verbinding maken]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: las = soldeersel
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Berbice-Nederlands
lasi
[een verbinding maken]
-
▾ lasser
[iemand die beroepsmatig last]
-
▾ Papiaments
laser
[iemand die beroepsmatig last]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
laser
[iemand die beroepsmatig last]
-
▾ lasso
[werpkoord met strik]
-
▾ Indonesisch
laso
[werpkoord met strik]
-
▾ Indonesisch
laso
[werpkoord met strik]
-
▾ last
[vracht]
-
▾ Baskisch
lasta
[ballast]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lastatu ‘met ballast laden’.
etymologie: Volgens Lh voorkomend in het kustdialect Labourdijns en niet inheems. Azk 1 vermeldt het voorkomen in twee zuidelijke varianten aan de kust binnen het Guipuzcoaans en geeft aan dat het woord van uitheemse oorsprong is. Sar vermeldt het niet.
bron: Azkue 1969 Lhande 1926 (Lh, Azk 1)
-
▾ Deens
last
[vracht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; betekenisontlening
etymologie: fra nedertysk last ¯ fællesgermansk *´la¬sti- afl. af *´la¬an 'lade, læsse' (jf. lade)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Ests
last
[vracht]
-
▾ Fins
lasti
[vracht]
<via Zweeds>
datering: 1862 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lastihissi = lastlift, vrachtlift, lastiluukku = vrachtluik, lastimerkki = vrachtmerkteken, lastipumppu = vrachtpomp, lastipuomi = vrachtboom
etymologie: Bentlin: of Nederduits
bron: Ginneken 1913-1914 Nurmi 1998 Bentlin 2008 (Stjerncreutz, JvG, NSSK, SKP, TN, NM, Bentlin)
-
▾ Frans
lest
[ballast (gewicht om een schip te stabiliseren); gewicht (meestal zand) om een luchtballon te stabiliseren]
datering: 1282 (1251-1300)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lester, lestage; FEW: lester un filet 'een net verzwaren met stukken lood' 1931; jeter son lest (pop.) 'overgeven' 1931; etc.
etymologie: PR: néerl. last, frison lest.Die entlehnung last (-> trefwoord last, vorm last) ist schon seit dem 13.jh. konkurrenziert worden durch die fries. entsprechung lest, die in den gleichen bed. aufgenommen wurde. Auch hier sind die belege oft lückenhaft. Die bed. 'ladung' wird bald ganz verdrängt von der daraus abgeleiteten oder vielleicht vom verbum lester aus zurückgebildeten bed. 'ballast'. S. noch LEST (me.).
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Valkhoff 1949 Walter 1997 Wartburg 1928 (PRobert, Walter, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Frans
last(e)
[gewicht van 2 ton of 2000 kg]
datering: 1208 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
etymologie: V: nl. last.FEW: Ndl. last ist in zwei bed. in die nörd- lichsten mundarten übergegangen, als bezeich- nung eines gewichts und im sinn von 'schiffsla- dung'. Die 1. bed. ist im afr. auf den äusser- sten norden beschränkt, findet aber im 17.jh. in die fr. marineterminologie eingang. Last 'ladung' ist nur ganz sporadisch belegt. Das zugehörige verbum mndl. lasten 'aufladen, belasten' ist schon im mfr. vereinzelt in die nördl. mundarten übergegangen (laster, lasteur, lastage, délaster). Die ganze gruppe scheint nur den nördlichsten häfen anzugehören, und wenn délaster aus Bordeaux bezeugt ist, so ist vielleicht der starke verkehr mit England und den Nordseehäfen daran schuld. Aus der 1. bed. entleht it. lasto, aus der 2. bed. kat. llastre 'ballast', sp. lastre (dieses -r- wohl aus lastra 'steinplatte', oft als ballast verwen- det), pg. lastro, bret. lastr, vann. last.Zie ook trefwoord 'last', vorm 'lest'.
bron: Walter 1991 Wartburg 1928 (Walter 2, Valkhoff, FEW)
-
▾ Italiaans
lasta
[vracht, gewicht]
<via Frans>
-
▾ Lets
lasts
[oude inhoudsmaat]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: vācu Last krava, nasta
bron: Baltutis 2005 (U. Baltutis)
-
▾ Litouws
lastas
[oude inhoudsmaat voor het verschepen van o.a. houtskool]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: vok. Last - krovinys
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Negerhollands
last
[vracht]
-
▾ Noors
last
[vracht, lading]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty, jf. norr lest, besl m lade og lass; FuT: entlehnt aus mnd. last (holl. last).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Portugees
lastro
[gewicht dat zich onder in het ruim van een schip bevindt om het stabiliteit te geven; waarborgsom in goud dat dient als garantie voor papiergeld]
<via Frans>
datering: 1401-1500 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: alastramento 1881; alastrar xvi; alastrim xx; lastrar xv
etymologie: Do antigo fr. last (atual lest), deriv. do neerl. last 'peso'.
bron: Boudens 1988 Cunha 1986 (Da Cunha, Boudens)
-
▾ Russisch
last
†verouderd
[vracht]
status: ontlening onzeker
etymologie: Last, genomen in haar eerste betekenis, komt overeen met het woord vracht. . . . last werd ook somtijds genomen voor een zekere zwaarte van gewicht, of getal van tonnen voor een last gerekend. WINSCII. Gewicht van 2000 Ned. ponden; ook wordt de grootte der schepen bij de tonnenmaatbepaling in lasten uitge¬drukt en men verkrijgt het aantal gemeten lasten door dat der geme¬ten tonnen te delen door 1,89. T. Russ. last, bij J: 1. laste, poids de deux tonneaux ou 4.000 iivres (2 mille kilogrammes). 2. cargaison, charge. In de betekenis van: inhoudsmaat voor sche¬pen, geven alle Russ. woordenboeken het woord; in die van: lading, vracht, heeft slechts J. het, hoewel de andere alle het daarvan afgeleide adject. lástovgj vermelden, b.v. in: lástovoe sudno, last-schip, transportschip, batiment de charge, allège . In de hier ge¬noemde, op de scheepvaart betrekking hebbende betekenissen is Russ. last waarschijnlijker aan het Holl. dan aan het Hgd. ontleend. Z. ook de art. Ton, Vracht.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Spaans
lastre
[ballast]
<via Frans>
datering: 1490 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lastrar, 1493; deslastrar, rond 1570
etymologie: De origen germánico, probte. del neerl. last `peso' (por conducto del fr. antic. last, hoy lest).
bron: Corominas 1983 (Corominas)
-
▾ Zweeds
last
[vracht, lading]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lastfartyg, lastkaj, lastvagn, ballast, kollast, pråmlast
etymologie: före 1520; fornsv. -last (i ivirlast 'för stor börda'); av lågty. last med samma bet., till laden 'lasta'; jfr lada, 1ladda, läst2
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zweeds
läst
[oude inhoudsmaat voor het verschepen van o.a. houtskool]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. läst; av lågty. last (plur. leste) 'last; bestämt mått varor'; samma ord som last1
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Baskisch
lasta
[ballast]
<via Frans>
-
▾ last
[hinder]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1301-1400;
thema: sociale leven
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
last
[hinder]
-
▾ Sranantongo
last
[hinder van een vloek]
-
▾ Negerhollands
last
[hinder]
-
▾ lastage
[(verouderd) laad- of losplaats]
-
▾ Duits
Lastadie
(dialect)
[scheepsballast, laad- of losplaats]
status: ontlening onzeker
etymologie: Volgens Smet NL, volgens Kluge rechstreeks uit het Frans geleend
bron: Kluge 1911 Kluge 2002 Smet 2004 (Smet 04, Kluge See)
-
▾ Duits
Lastadie
(dialect)
[scheepsballast, laad- of losplaats]
-
▾ lastbarend
[(verouderd) lastdragend]
-
▾ Negerhollands
lastbarend
[lastdragend]
-
▾ Negerhollands
lastbarend
[lastdragend]
-
▾ laster
[kwaadsprekerij]
-
▾ Duits
im Laster liggen
(dialect)
[belasterd worden]
-
▾ Negerhollands
laster
[kwaadsprekerij]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 213)
-
▾ Papiaments
laster
†verouderd
[blasfemie]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mat. 12:31 en 26:56 als znw., 26:66 als ww.
bron: Conradi 1844 (Conradi)
-
▾ Duits
im Laster liggen
(dialect)
[belasterd worden]
-
▾ lasteraar
[iemand die leugenachtig kwaad vertelt over een persoon met de bedoeling hem in zijn eer of goede naam te kwetsen]
-
▾ Negerhollands
lasteraar
[iemand die leugenachtig kwaad vertelt over een persoon met de bedoeling hem in zijn eer of goede naam te kwetsen]
-
▾ Negerhollands
lasteraar
[iemand die leugenachtig kwaad vertelt over een persoon met de bedoeling hem in zijn eer of goede naam te kwetsen]
-
▾ lastering
[het vertellen van laster]
-
▾ Negerhollands
lastering
[het vertellen van laster]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 223)
-
▾ Negerhollands
lastering
[het vertellen van laster]
-
▾ lastgeld
[(verouderd) heffing die in Holland werd betaald om een haven binnen te komen of te verlaten]
-
▾ Frans
lastgelt
†verouderd
[heffing die in Holland werd betaald om een haven binnen te komen of te verlaten]
datering: 1725 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. lastgeld.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
lastgelt
†verouderd
[heffing die in Holland werd betaald om een haven binnen te komen of te verlaten]
-
▾ lastigvallen
[iemand met oneerbare bedoelingen benaderen]
-
▾ Negerhollands
val lastig
[iemand met oneerbare bedoelingen benaderen]
-
▾ Negerhollands
val lastig
[iemand met oneerbare bedoelingen benaderen]
-
▾ lat
[lang stuk hout]
-
▾ Ests
latt
[lang stuk hout]
-
▾ Fins
latta
†verouderd
[meetplank; plank ter bevestiging van een zeil]
<via Zweeds>
status: ontlening onzeker
bron: Kirjoittaja 1999 Köykkä 1991 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (ZwFi, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Indonesisch
lat
[lang stuk hout]
-
▾ Jakartaans-Maleis
lat
[lang stuk hout]
-
▾ Keiëes
lat
[lat, draagbaar]
-
▾ Kupang-Maleis
lata
[lang stuk hout]
-
▾ Saramakkaans
láta
[daklat]
-
▾ Sarnami
láti
[lang stuk hout]
-
▾ Sranantongo
lati
[lang stuk hout]
-
▾ Surinaams-Javaans
lati
[lang stuk hout]
<via Sranantongo>
-
▾ Zweeds
latta
[lang stuk hout, zeillat]
datering: 1544 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1544; av lågty. latte, ty. Latte med samma bet., besl. med laden 'lasta'; jfr last
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ests
latt
[lang stuk hout]
-
▾ lat-relatie
[leefsituatie waarin partners hun zelfstandigheid niet opgeven, living apart together (titel van film van Pim de la Parra)]
-
▾ Engels
LAT-relation(ship)
[leefsituatie waarin partners hun zelfstandigheid niet opgeven]
-
▾ Engels
LAT-relation(ship)
[leefsituatie waarin partners hun zelfstandigheid niet opgeven]
-
▾ latafel
[ouderwetse ladekast]
-
▾ Papiaments
latafel
†verouderd
[ouderwetse ladekast]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 57
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Papiaments
latafel
†verouderd
[ouderwetse ladekast]
-
▾ lateihout
[houten latei]
-
▾ Duits
Lateiholt
†verouderd
(dialect)
[draagbalk boven deur of raam]
-
▾ Duits
Lateiholt
†verouderd
(dialect)
[draagbalk boven deur of raam]
-
▾ laten
[niet verhinderen; nalaten; afstaan]
-
▾ Berbice-Nederlands
latn
[niet verhinderen]
-
▾ Madoerees
elat
[losgelaten]
-
▾ Skepi-Nederlands
at
[niet verhinderen; nalaten; afstaan]
-
▾ Sranantongo
lâte
[wind laten; wind, scheet]
-
▾ Berbice-Nederlands
latn
[niet verhinderen]
-
▾ laten staan
[achterlaten, nalaten]
-
▾ Negerhollands
laatstaan, lastān, lāstā, listā, stā, la(t)staen
[laten, achterlaten, overlaten, in de steek laten, verlaten, vermijden, achterblijven, overblijven, toestaan]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: laatstaan (old 1776), lastān, lāstā, listā, stā (djdj 1926), la(t)staen (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905)
-
▾ Negerhollands
laatstaan, lastān, lāstā, listā, stā, la(t)staen
[laten, achterlaten, overlaten, in de steek laten, verlaten, vermijden, achterblijven, overblijven, toestaan]
-
▾ latent
[verborgen]
-
▾ Indonesisch
latén
[verborgen]
-
▾ Javaans
latèn
[verborgen]
status: ontlening onzeker
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Indonesisch
latén
[verborgen]
-
▾ lateraal
[ter zijde]
-
▾ Indonesisch
lateral
[ter zijde]
-
▾ Indonesisch
lateral
[ter zijde]
-
▾ lateriet
[ijzer- en aluminiumrijke grond die ontstaat door chemische verwering van bepaalde gesteenten in de tropen]
-
▾ Indonesisch
laterit
[ijzer- en aluminiumrijke grond die ontstaat door chemische verwering van bepaalde gesteenten in de tropen]
-
▾ Indonesisch
laterit
[ijzer- en aluminiumrijke grond die ontstaat door chemische verwering van bepaalde gesteenten in de tropen]
-
▾ latex
[melksap van rubberbomen]
-
▾ Indonesisch
latéks
[melksap van rubberbomen]
-
▾ Indonesisch
latéks
[melksap van rubberbomen]
-
▾ latierboom
[afscheidingsboom in paardenstal]
-
▾ Duits
Lateiboom
(dialect)
[afscheidingsboom in paardenstal]
-
▾ Duits
Lateiboom
(dialect)
[afscheidingsboom in paardenstal]
-
▾ Latijn
[taal der Romeinen]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1201-1250;
thema: communicatie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Japans
raten
[taal der Romeinen]
-
▾ Javaans
(aksara) latin
[Romeins schrift]
-
▾ Madoerees
aksara laten
[Romeins schrift]
-
▾ Negerhollands
Latiin
[taal der Romeinen]
-
▾ Surinaams-Javaans
Latin
[Latijn(s)]
-
▾ Japans
raten
[taal der Romeinen]
-
▾ laurier
[in Zuid-Europa inheemse sierboom]
-
▾ Japans
raurīru
†verouderd
[in Zuid-Europa inheemse sierboom]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: raurîru-kerusu 'laurierkers' (verouderd)
etymologie: Nowadays gekkeiju (S.-J.).
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Sranantongo
lawrir
[in Zuid-Europa inheemse sierboom]
-
▾ Japans
raurīru
†verouderd
[in Zuid-Europa inheemse sierboom]
-
▾ lauw
[tussen heet en koud]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1240;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Ambons-Maleis
lau-lau
[tussen heet en koud]
-
▾ Kupang-Maleis
lau-lau
[tussen heet en koud]
-
▾ Menadonees
lau-lau
[tussen heet en koud]
-
▾ Papiaments
lauw, louw
†verouderd
[tussen heet en koud]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.46; Uit Ewijk p. 57
bron: Ewijk 1875 Putman 1859 (Putman1859, Ewijk)
-
▾ Ternataans-Maleis
lau-lau
[tussen heet en koud]
-
▾ Ambons-Maleis
lau-lau
[tussen heet en koud]
-
▾ lauwer
[krans van laurieren]
-
▾ Fries
lauwer
[krans van laurieren]
-
▾ Fries
lauwer
[krans van laurieren]
-
▾ lava
[door vulkanische uitbarsting uitgeworpen stoffen]
-
▾ Indonesisch
lava
[door vulkanische uitbarsting uitgeworpen stoffen]
-
▾ Indonesisch
lava
[door vulkanische uitbarsting uitgeworpen stoffen]
-
▾ laven
[verkwikken]
-
▾ Fries
laavje
[verkwikken door drank]
-
▾ Papiaments
laaf
[verkwikken]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 57
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Fries
laavje
[verkwikken door drank]
-
▾ lavendel
[geslacht van lipbloemige halve heesters, de bloemen daarvan]
-
▾ Japans
rāhenderu
†verouderd
[geslacht van lipbloemige halve heesters, de bloemen daarvan]
-
▾ Javaans
lupèndel, lupènder, pèndel
[geslacht van lipbloemige halve heesters, de bloemen daarvan]
-
▾ Sranantongo
lafendra
[geslacht van lipbloemige halve heesters, de bloemen daarvan]
-
▾ Japans
rāhenderu
†verouderd
[geslacht van lipbloemige halve heesters, de bloemen daarvan]
-
▾ laveren
[telkens aan de wind overstag gaan; zich naar de omstandigheden schikken]
-
▾ Ambons-Maleis
lawèr
[telkens aan de wind overstag gaan]
-
▾ Bulgaars
laviram
[telkens aan de wind overstag gaan; zich naar de omstandigheden schikken]
<via Russisch>
-
▾ Deens
lavere
[kruisen, voorzichtig manoeuvreren]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lavere sig=met klein zeil varen, ook al heeft de schipper wind mee, sidde og lavere=zitten te niksen
etymologie: OPRINDELSE: holl. laveren. OOD: fra holl. ell. mnt. laveren, glholl. loveeren, jf. fr. louvoyer (ældre: louvier); til holl. loef, vindside, se Luv, Luvart; besl. m. luffe; nu lidt gldgs., Bang (holl).
bron: Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 Grimm 1854-1971 Hammerich 1945 Hårbøl 2004 Arnesen Bang 1976 (Fremmedordbog, Fremmed2, OOD, Arnesen, Grimm, Hammerich 45 p. 342., Bang)
-
▾ Duits
lavieren, sich lavieren
[met handigheid moeilijkheden overwinnen; (zeemanstaal, verouderd) zigzag tegen de wind in zeilen]
datering: 1601-1700 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: Übernommen aus der niederdeutschen Seemannssprache (mndd. lavEren) und semantisch ausgeweitet. Das niederdeutsche Wort scheint zusammen mit seiner niederländischen Entsprechung aus einem französischen Wort zu stammen, das allerdings erst später bezeugt ist (mfrz. lovier); dieses aus mfrz. lof "Windseite", das seinerseits aus dem Niederländischen stammt. Goedel: Man mußte also richtiger "luvirer" sagen, wie im Französischen auch wirklich loef gebildet, (während das französiche "lof" sich von einer falschen Aussprache des Holländischen herschreiben wird). Das Wort erklärt sich aus dem Niederddeutschen, besonders dem Niederländischen. Da heißt dasselbe zuerst "loeven" von "loef", die Windseite des Schiffes, dann mit der beliebten fremden Endung "loeveren", endlich verderbt. die frühesten deutschen belege geben noch ganz die holländische form.
bron: Duden Fremd 1990 Goedel 1902 Grimm 1854-1971 Kluge 2002 Smet 2004 (Duden Fremd, Kluge, Goedel, Smet 04, Grimm)
-
▾ Engels
laveer
†verouderd
[(op)kruisen]
datering: 1598 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: laveerer, one who laveers.
etymologie: ad. Du. laveeren, in 17th c. also loevéren, MDu. laeveren, loveren, ad. F. (16th c.) loveer, now louvoyer (for the suffix in Du. cf. domineren domineer v.), f. lof windward (of Du. or LG. origin: see luff). The Du. word has been adopted in other langs. as G. lavieren, Sw. lofvera, Da. lavere.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Hongaars
lavíroz
[telkens aan de wind overstag gaan]
<via Duits>
-
▾ Kroatisch
lavirati
[telkens aan de wind overstag gaan; zich naar de omstandigheden schikken]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
bron: Anić 2003 (Anić, Vladimir & Ivo Goldstein (2000), Rječnik stranih riječi, Zagreb, 2de druk.)
-
▾ Lets
lavēt
[telkens aan de wind overstag gaan]
-
▾ Lets
lavierēt
[telkens aan de wind overstag gaan; met handigheid moeilijkheden overwinnen]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: vācu lavieren < hol.
bron: Baltutis 2005 (U. Baltutis)
-
▾ Litouws
laviruoti
[telkens aan de wind overstag gaan]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: vok. lavieren, ol. laveren
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Macedonisch
lavira
[telkens aan de wind overstag gaan; zich naar de omstandigheden schikken]
<via Duits>
-
▾ Menadonees
lawèr
[telkens aan de wind overstag gaan]
-
▾ Noors
lavere, lovere
[telkens aan de wind overstag gaan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: B&G: holl.; FuT: ist aus nd. holl. laveren entlehnt.
bron: Berulfsen 1986 Falk 1910-1911 (B&G; FuT, arnesen)
-
▾ Oekraïens
laviruváti
[telkens aan de wind overstag gaan]
<via Russisch>
-
▾ Pools
lawirować
[telkens aan de wind overstag gaan]
datering: 1651-1700 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: nm. lavieren "kołować", ze śrdw.hol, hol. laveren, loef
bron: Bańkowski 2000 (Wladyslaw Kopalinski, A.Bańkowski)
-
▾ Russisch
lavirovát', lavirúju
[telkens aan de wind overstag gaan; (boeventaal) lopen, uitkijken naar een slachtoffer]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Ueber ndl. ndd. laveeren oder nhd. lavieren (seit 15. Jhdt.), aus frz. louvoyer, s. Kluge-Götze EW. 348, Meulen 118 ff. Uit VdMeulen 1909: Over dwars heen en weer zeilen, om weg te spoeden wanneer men in de windt heeft. W. Een zeilend vaartuig beurtelings over den enen en den anderen boeg doen wenden, ten einde in den wind op te werken. De beweging, welke alsdan het vaar¬tuig zelf doet. v. L. Russ. lavirováť, louvoyer, courir des bordées, Eng. to ply to windward bij boards or tacks. J. zegt van Russ. lavirováť: de 1'angl. laveer, du holl. laveren ou de 1'all. lavieren, terwijl D. heeft: ném. lavieren iz goll. laveeren (Duitsch lavieren uit Holl. laveeren). De afleiding uit Eng. laveer is onwaarschijnlijk, die uit Duitsch lavieren is niet onmogelijk, maar toch lijkt het mij waarschijnlijker toe, dat Russ. lavirováť op Holl. laveeren teruggaat, evenals Russ. bugsirováť, buksirováť, op Holl. boegseeren, en Russ. konvoirovať op Holl. konvooieeren; Holl. -eeren is inliet Russ. -irovať geworden, z. op Boegseeren. Wat mij ook in de opvatting van den Holl. oorsprong van Russ. lavirováť versterkt, is het bij J. voorkomende: lavirováť korotkimi galsami, courir de courtes bordées, d.i. letterl.-. laveren met korte halzen, waarvoor de Holl. technische term luidt: laveren met korte slagen. Over deze betekenis van Russ. gals uit Holl. hals, z. ald., waar men bovendien, evenals op Ra, een synonieme uitdrukking voor laveeren vindt, alle aan Holl. woorden ontleend. Afleidingen van Russ. lavirováť zijn de subst. verbalia lavirovánie, lavirovka, 1'action de louvoyer, louvoyage, bordée, en het subst. lavirovscik, kto laviruet (die laveert). In het Lexicon van nieuwe woorden van PETER, DEN GTJOOTE komt voor een subst. lavir met de verklaring: kosaja doroga na vode (schuine weg op het water). Dit lavir is een geabstraheerde vorm uit lavirováť, vgl. Russ. bugsír, buks/r, bij bur/sirováť, buk-sirováť, en konvoir bij konvoirovať, terwijl hier verder ook toe behoort Russ. drejf uit ďréjfováť, z. Drijven.
bron: Černych 1993 Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, Cernych,VdMeulen 1909)
-
▾ Servisch
lavirati
[telkens aan de wind overstag gaan; zich naar de omstandigheden schikken]
<via Duits>
-
▾ Sloveens
lavirati
[zigzaggend varen; manier van tekenen met veel reliëf; zich naar de omstandigheden schikken]
<via Duits>
-
▾ Wit-Russisch
lavíravac'
[telkens aan de wind overstag gaan]
<via Russisch>
-
▾ Ambons-Maleis
lawèr
[telkens aan de wind overstag gaan]
-
▾ lawaai
[herrie]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1803;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Duits
Lawaai, Lawei, Lawäi, Lavey
(dialect)
[herrie, spektakel om niets; pauze van dijkwerkers; staking van dijkmedewerkers; vrije avond]
status: ontlening onzeker
etymologie: Kremer 98: Westmünsterland (1e betekenis), Kremer 97: Im gesamten Westküstenbereich einstmals verbreitet. Foerste: Das Wort ist heute noch allgemein bekannt, bes. in der Wendung Lawaai upsteken (=de vlag of lap uithangen om te laten zien dat er pauze is of dat er gestaakt wordt). Auch sonst an der Küste entlehnt: BrWb. Oldenb. Wb. Purnhagen. Schütze?. Lawaai 2: Heute noch ein recht bekanntes Wort. In Emden wird es bes. in Bezug auf Juden gesagt. Sieh auch Oldenb. Wb. 38. VBrWb: ein Aufstand der Deicharbeiter. Da selbiger insgemein mit Aussteckung und Vortragung einer Fahne anzufangen pflegt, la waie, aber anstatt laat waien, d.i. laß wehen, ein gewohnliches Kommando-Wort im Holländischen und Dänischen ist…
bron: Foerste 1938 Kremer 1998 Schlüter 1952 (Kremer 98, Menke 97, Foerste, VBrWb, Schlüter, Beckmann)
-
▾ Papiaments
lawai
[herrie]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Duits
Lawaai, Lawei, Lawäi, Lavey
(dialect)
[herrie, spektakel om niets; pauze van dijkwerkers; staking van dijkmedewerkers; vrije avond]
-
▾ lawaaien
[rumoer maken]
-
▾ Duits
laweien, laveien
(dialect)
[rusten na het werk; staken]
-
▾ Duits
laweien, laveien
(dialect)
[rusten na het werk; staken]
-
▾ laweit
[(gewestelijk) lawaai]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1574;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Papiaments
beheit
[lawaai, tumult, herrie]
status: ontlening onzeker
etymologie: de herkomst van het Papiamentse woord is onzeker: wellicht van laweit met vervanging van het eerste element door -be
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
beheit
[lawaai, tumult, herrie]
-
▾ Lazarus
[eigennaam]
-
▾ Kupang-Maleis
Sarus
[eigennaam]
-
▾ Negerhollands
Lazares
[eigennaam, met zweren overdekte bedelaar uit het Nieuwe Testament]
-
▾ Kupang-Maleis
Sarus
[eigennaam]
-
▾ lazarusziekte
[melaatsheid]
-
▾ Negerhollands
lazares siek, lazares siekte
[melaatsheid]
-
▾ Negerhollands
lazares siek, lazares siekte
[melaatsheid]
-
▾ lector
[titel aan universiteit]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1762-1784;
thema: sociale leven
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
léktor
[titel aan universiteit]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: léktorat = lectoraat
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
léktor
[titel aan universiteit]
-
▾ lectuur
[leesstof]
-
▾ Indonesisch
léktur
[leesstof]
-
▾ Indonesisch
léktur
[leesstof]
-
▾ lede, lee
[waterloop]
-
▾ Frans
liète
(dialect)
[kanaal]
-
▾ Frans
liète
(dialect)
[kanaal]
-
▾ ledematen
[armen en benen]
-
▾ Duits
Ledemaad
†verouderd
[pijn in de ledematen; lid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: formen -maad muligvis fra mnt. lidmate, holl. lidmaat
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Negerhollands
ledmaat
[armen en benen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Old 1776 ook: led
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Duits
Ledemaad
†verouderd
[pijn in de ledematen; lid]
-
▾ ledenvergadering
[vergadering van de leden van een vereniging]
-
▾ Fries
ledefergadering
[vergadering van de leden van een vereniging]
-
▾ Fries
ledefergadering
[vergadering van de leden van een vereniging]
-
▾ ledikant
[bed]
-
▾ Duits
Lessekant, Ledikant, Ledekant, Lêtkant
(dialect)
[(vrijstaand) bed, bedframe]
status: ontlening onzeker
etymologie: Westmünsterland, Foerste: Emden. Heute noch allgemein bekannt. Etym. Durch Einfluß von Wörtern wie predikant, fabrikant u.a. aus nordfrz lit de camp entstellt (Nl. Wdb.). - Die Form des nd. Lehnwortes macht nl. Vermittlung gewiß. Irrig ist die geläufige Vorstellung (vgl. K.-B. 12, 83 f.), das Wort sei in der Franzosenzeit direkt entlehnt. Schlüter: im Norden des Kr. Ahaus und vielfach bei Bauern. Ledekant ist weithin enlehnt, in den Kreisen Kleve und Rees (RhWb), in Lingen (Berger 96) und in Ostfrsl. (Foerste). Die form Lesekant in Meppen (Schönhoff 163). Sch-K 13 führt das Wort unter den nl. Enlehnungen an.
bron: Foerste 1938 Kremer 1998 Schlüter 1952 Smet 1983 (Kremer 98, Smet 83, Foerste, Schlüter)
-
▾ Papiaments
ledikant
†verouderd
[bed]
-
▾ Duits
Lessekant, Ledikant, Ledekant, Lêtkant
(dialect)
[(vrijstaand) bed, bedframe]
-
▾ leed
[(verouderd) een onaangename indruk makend, hatelijk]
-
▾ Frans
laid
[lelijk]
datering: 1080 (1051-1100)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: GR: xvie; lait, 1080, Chanson de Roland, au sens fort (« hideux »); sens affaibli, 1155; du francique *laip; cf. anc. all. leid « désagréable ».; PR: frq. *laith (PR 1990: *laid), cf. a. all. leid `onaangenaam'
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse)
-
▾ Frans
laid
[lelijk]
-
▾ leedwezen
[verdriet, spijt]
-
▾ Fries
leedwêzen
[verdriet, spijt]
-
▾ Fries
leedwêzen
[verdriet, spijt]
-
▾ leefbaarheid
[het leefbaar zijn]
-
▾ Fries
leefberens
[het leefbaar zijn]
-
▾ Fries
leefberens
[het leefbaar zijn]
-
▾ leeftijd
[tijd dat iemand leeft]
-
▾ Fries
leeftyd
[tijd dat iemand leeft]
-
▾ Fries
leeftyd
[tijd dat iemand leeft]
-
▾ leeftocht
[proviand]
-
▾ Duits
Leftocht
(dialect)
[proviand]
status: ontlening onzeker
etymologie: Das Wort ist nur auf Borkum bekannt.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Leftocht
(dialect)
[proviand]
-
▾ leeg, ledig
[zonder inhoud; vrij, werkloos]
-
▾ Frans
lège
[onbeladen of niet volledig beladen (van een schip)]
datering: 1681 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR 1993: néerl. leeg `vide'; PR 1990: empr. holl. leeg `vide'.FEW: Ook diverse dialekten hebben de vorm (al of niet in samenstelling): liège, vanaf 1736.Ndl. leeg ist eine kontrahierte form von ledig. -g ist wohl zu -ž geworden, weil seine aus- sprache <Griekse X> im fr. irgendwie eingepasst werden musste; der einspruch von Behrens ist daher kaum stichhaltig. Das wort ist wohl als ausdruck der binnen- oder der küstenschiffahrt ins fr. übergegangen.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1991 Wartburg 1928 (PRobert, Walter 2, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Negerhollands
leeg
[zonder inhoud]
-
▾ Noors
ledig
[vrij, ongebonden, vacant, onbezet]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: sm o s lty ledich, 'fri, tom'; FuT: anord. lidugr 'leicht beweglich, frei, unbehindert, umgänglich' = mnd. led(d)ich, 'frei, müssig, leer' (holl. ledig, leeg).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
leigi
[zonder inhoud zijn]
-
▾ Surinaams-Javaans
légi
[zonder inhoud]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: nglégi = leeg maken
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Frans
lège
[onbeladen of niet volledig beladen (van een schip)]
-
▾ leegloper
[iemand die niets doet]
-
▾ Negerhollands
leeglooper
[iemand die niets doet]
-
▾ Negerhollands
leeglooper
[iemand die niets doet]
-
▾ leek
[niet-geestelijke; iemand die van een bepaald vak geen verstand heeft]
-
▾ Deens
læg
[iemand die van een bepaald vak geen verstand heeft]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk lêk ¯ latin l¤icus 'profan, uindviet' ¯ græsk l¤ïkós afl. af l¤ós 'folk'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
lek, leg
[niet-geestelijke; ongeschoolde]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: gj lty fra gr laikos 'som tilhører folket'; FuT: von mnd. lêk (fholl. leek), das wiederum mlat. laicus (…) gr. laikos (…) ist.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
lekman
[ongeschoolde, iemand die van een bepaald vak geen verstand heeft]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lek= ongeschoold
etymologie: före 1520; fornsv. leker; av lågty. lek 'icke prästerlig'; jfr lekman
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
læg
[iemand die van een bepaald vak geen verstand heeft]
-
▾ leeman
[ledenpop]
-
▾ Engels
lay-man
†verouderd
[ledenpop, marionet]
datering: 1688 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Du. leeman for *ledenman, f. led `membrum, articulus' (Kilian), now lid limb, joint + man man n.1 Cf. G. gliedermann.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE lay-figure, Room (lay figure))
-
▾ Engels
lay-man
†verouderd
[ledenpop, marionet]
-
▾ leen
[onroerende zaak die door een heer aan een vazal ten gebruike werd afgestaan; wat men voor tijdelijk gebruik ontvangt]
-
▾ Deens
len
[onroerende zaak die door een heer aan een vazal ten gebruike werd afgestaan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk lên; egl. samme ord som lån
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Ests
laen
[wat men voor tijdelijk gebruik ontvangt]
-
▾ Fins
lääni
[landelijk bestuursgebied, gebied, ruimte]
<via Zweeds>
datering: 1550 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 Bentlin 2008 (KH, NSSK, SKP, TN, Bentlin)
-
▾ Noors
len
[onroerende zaak die door een heer aan een vazal ten gebruike werd afgestaan]
status: ontlening onzeker
etymologie: BO: norr lén, fra lty, sm o s lån; FuT: anord. lên, "land das einem von einem könig zur verwaltung "ubetragen wird'(vom 14. jahrhundert ab das alte s^ysla als administrative bezeichnung ersetzend, dem jetzigen amt entspreechend), von dem gleichbedeutendem mnd. lên (holl. leen).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
län
[administratief district, provincie]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: länsförbund, länsresidens, länsstyrelse, utflyttningslän
etymologie: före 1520; fornsv. län 'förläning; lån'; av lågty. len med samma bet.; eg. samma ord som lån; jfr förläna, lega2
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
len
[onroerende zaak die door een heer aan een vazal ten gebruike werd afgestaan]
-
▾ leep
[sluw]
-
▾ Duits
leep
(dialect)
[sluw; plaag, gesel; slechte mensen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Smet 92: Im ganzen Grenzgebiet zwischen Wesel, Kleve und Emden wirkte sich der niederländische Einflluß aus: Niederländische Wörter und Wortformen drangen in den letzten Jahrhunderten, und häufiger besonders im 19. Jahrhunderts, als Nahentlehnungen, d.h. als Folge der unmittelbaren nachbarlichen Beziehungen, in die Volks- und Umgangssprache des westniederdeutschen Randgebietes ein. Dazu gehören …. Smet 83: Bentheim, Ostfriesland, Emsländischen. Schönhoff: falsch, vom Gelde "lepe ly" "böse Menschen", d.i. die hexen können, dat lepe "Krebsschaden", scheint aus dem nl. leep entlehnt zu sein; vgl. dazu Franck, Etym. Wdb. Sp. 555.
bron: Schönhoff 1908 Smet 1983 Smet 1992 (Smet 92, Smet 83, Schönhoff)
-
▾ Duits
leep
(dialect)
[sluw; plaag, gesel; slechte mensen]
-
▾ leer
[doctrine]
-
▾ Deens
lære
[doctrine]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk lere afl. af leren (jf. vb. lære)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
leer
[onderrichting, lering]
-
▾ Noors
lære
[doctrine]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty lære, av III lære; FuT: von mnd. lêre (holl. leer).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
lära
[doctrine]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: treenighetslära, troslära, utvecklingslära, villolära, ekvationslära, hushållslära, språklära, verslära
etymologie: före 1520; fornsv. lära; av lågty. lere med samma bet.; till 2lära
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
lære
[doctrine]
-
▾ leer
[stof uit dierenhuiden]
-
▾ Negerhollands
leër, leer
[stof uit dierenhuiden]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Hesseling 1905:193: leren band = leer-band
etymologie: leër (old 1776), leer (Hesseling 1905:193)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905:193)
-
▾ Sranantongo
ler(buba) (ouder: leri)
[stof uit dierenhuiden]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Negerhollands
leër, leer
[stof uit dierenhuiden]
-
▾ leer
[trap]
-
▾ Zoeloe
lele
[ladder]
<via Afrikaans>
-
▾ Zoeloe
lele
[ladder]
<via Afrikaans>
-
▾ leerdammer
[kaassoort]
-
▾ Deens
leerdammer, leerdamer
[kaassoort]
-
▾ Duits
Leerdammer
[kaassoort]
-
▾ Engels
leerdammer
[kaassoort]
-
▾ Frans
leerdam
[kaassoort]
-
▾ Italiaans
leerdamer
[kaassoort]
-
▾ Noors
Leerdammer
[kaassoort]
-
▾ Portugees
leerdammer
[kaassoort]
-
▾ Zweeds
Leerdammer
[kaassoort]
-
▾ Deens
leerdammer, leerdamer
[kaassoort]
-
▾ leerjongen
[beginneling, leerling]
-
▾ Negerhollands
leerjong
[leerling]
-
▾ Zweeds
lärjunge
[beginneling, leerling]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. läriunge; av lågty. lerjunge 'lärling', till leren '(att) lära' och junge 'pojke'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
leerjong
[leerling]
-
▾ leerling
[iemand die onderwijs krijgt]
-
▾ Fries
learling
[iemand die onderwijs krijgt]
-
▾ Jakartaans-Maleis
lirling
[iemand die onderwijs krijgt]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lirling rampok = boef in opleiding
etymologie: rampok = stelen
bron: Kähler 1966 (HANS)
-
▾ Javaans
lirling
[leerling (in betrekking)]
-
▾ Negerhollands
leerling
[volgeling]
-
▾ Fries
learling
[iemand die onderwijs krijgt]
-
▾ leervis
[soort vis]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
leervis
[soort vis]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 Ginneken 1913-1914 (JAC; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
leerfish, leervis
[beenvis]
<via Afrikaans>
datering: 1843 (1801-1850)
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: Partial tr. of Afrikaans leervis.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
leervis
[soort vis]
-
▾ leesbril
[bril die men opzet bij het lezen]
-
▾ Indonesisch
lésbril
[bril die men opzet bij het lezen]
-
▾ Indonesisch
lésbril
[bril die men opzet bij het lezen]
-
▾ leeskaart
[een beschrijving van zee en kust voor zeevaarders]
-
▾ Deens
læsekort
[een beschrijving van zee en kust voor zeevaarders]
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: OOD: efter holl. leeskaart
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
læsekort
[een beschrijving van zee en kust voor zeevaarders]
-
▾ leest
[schoenvorm]
-
▾ Papiaments
leis (ouder: leist)
†verouderd
[schoenvorm]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 58
bron: Putte 2008 (Ewijk, Putte PN)
-
▾ Papiaments
leis (ouder: leist)
†verouderd
[schoenvorm]
-
▾ leestrommel
[leesportefeuille, geleverd in blikken trommels]
-
▾ Petjoh
leestrommel
[leesportefeuille, geleverd in blikken trommels]
-
▾ Petjoh
leestrommel
[leesportefeuille, geleverd in blikken trommels]
-
▾ leeuw
[katachtige; naam voor een munt met een leeuw erop]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: dierenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Frans
liewekin, lieuweken
†verouderd
(dialect)
[muntnaam]
datering: 1461 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mndl. leeukijn, eigentlich 'kleine löwe', war auch der name einer mit dem bild eines löwen in verschiedenen niederländischen städten gepräg- ten münze. Das wort ist im 15.jh. auch in Lüttich in aufnahme gekommen.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Indonesisch
léo
[katachtige]
-
▾ Javaans
léyo
[(Nederlandse) leeuw]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: cap léyo=gezegeld papier, bewijs
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Madoerees
liyu
[katachtige]
-
▾ Negerhollands
leeuw
[katachtige]
-
▾ Noors
løve
[katachtige]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: gj. ty, lty og lat fra gr leon; FuT: aus nhd. L"owe < ahd. lewo neben louwo (nhd. Leu entlehnt; vgl. holl. leeuw.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
leeuw
†verouderd
[katachtige]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.121 "Leeuw (lion) ta brulle".
bron: Putman 1859 (Putman1859)
-
▾ Schots
lew
†verouderd
[Vlaamse of Nederlandse gouden munt, gangbaar in Schotland]
datering: 1451-1500 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: MDu, Flem le(e)uwe 'a lion, also as name of certain gold coins; cf LEO
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Sranantongo
lew
[katachtige]
-
▾ Frans
liewekin, lieuweken
†verouderd
(dialect)
[muntnaam]
-
▾ leeuwendaalder
[munt]
-
▾ Amerikaans-Engels
lion dollar
[munt]
-
▾ Amerikaans-Engels
lion dollar
[munt]
-
▾ leeuwerik
[zangvogel]
-
▾ Fries
ljurk
[zangvogel]
-
▾ Noors
lerke
[zangvogel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: norr laevirki, trol. fra lty; FuT: anord. laevirki, = ags. lâwrici, lâwerce, laewerce (engl. lark), mnd. lêwer(i)ke (holl. leeuwerik), ahgd. lêracha, mhd. auch lêwerech (nhd. Lerche).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
lärka
[zangvogel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: berglärka, tofslärka, trädlärka
etymologie: före 1520; fornsv. lärikia; trol. lån från lågty. lewerike med samma bet.; av omdiskuterat och osäkert urspr.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Fries
ljurk
[zangvogel]
-
▾ lef
[Bargoens: moed]
-
▾ Sranantongo
lèf
[durf]
-
▾ Sranantongo
lèf
[durf]
-
▾ leffelen
[(verouderd) babbelen, kletsen]
-
▾ Deens
lefle
[slijmen, kruiperig doen]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk el. ældre tysk leffeln
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Deens
lefle
[slijmen, kruiperig doen]
-
▾ leg
[het eieren leggen van vogels]
-
▾ Sranantongo
lege
[het eieren leggen van vogels]
-
▾ Sranantongo
lege
[het eieren leggen van vogels]
-
▾ legaal
[wettelijk]
-
▾ Indonesisch
légal
[wettelijk]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: melégalkan = legaliseren
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
légal
[wettelijk]
-
▾ legaat
[testamentaire beschikking]
-
▾ Indonesisch
légaat
[testamentaire beschikking]
-
▾ Indonesisch
légaat
[testamentaire beschikking]
-
▾ legalisatie
[het legaliseren]
-
▾ Indonesisch
légalisasi
[het legaliseren]
-
▾ Indonesisch
légalisasi
[het legaliseren]
-
▾ legaliseren
[voor echt verklaren]
-
▾ Indonesisch
(me)légalisir
[voor echt verklaren]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: légalitas = legaliteit
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
(me)légalisir
[voor echt verklaren]
-
▾ legatie
[gezantschap]
-
▾ Indonesisch
légasi
[gezantschap]
-
▾ Indonesisch
légasi
[gezantschap]
-
▾ legen
[leeg maken]
-
▾ Sranantongo
leigi
[leeg maken, uithollen]
-
▾ Sranantongo
leigi
[leeg maken, uithollen]
-
▾ legendarisch
[tot de legende behorend]
-
▾ Indonesisch
legéndaris
[tot de legende behorend]
-
▾ Indonesisch
legéndaris
[tot de legende behorend]
-
▾ legende
[verhaal van een wonder, sage]
-
▾ Indonesisch
legénda
[verhaal van een wonder, sage]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: melegéndakan = een legende maken van
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
legénda
[verhaal van een wonder, sage]
-
▾ leger
[krijgsmacht te land]
-
▾ Engels
leaguer
[belegeringskamp; beleg]
datering: 1577 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: leaguer-proof adj.; leaguer-basket, a fascine; leaguer-álady, -lass, -laundress, euphemistic names for a woman attached to a camp. 4. This word has occasionally been substituted by confusion for leager, ledger, in attributive use and in the phrase to lie leaguer.
etymologie: a. Du. leger camp, formally equivalent to OE. le<asg>er lair n.1
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Fins
leiri
[plaats waar een leger zich genesteld heeft; kamp]
<via Zweeds>
datering: 1605 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 Bentlin 2008 (KH, NSSK, SKP, TN, Bentlin)
-
▾ Schots
ligger, liggar
†verouderd
[militair kamp (van een belegerende macht); beleg]
datering: 1601-1700 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ~ lady 'een vrouwelijke legerkamp-volgster' la17-19
etymologie: eModEng legher, Du leger 'a camp'
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Sranantongo
legre
[krijgsmacht te land]
-
▾ Zweeds
läger
[kamp]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. lägher; gemens. germ. ord; bildn. till ligga; i bet. 'fältläger' av lågty. leger; jfr belägra, 1lager
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Engels
leaguer
[belegeringskamp; beleg]
-
▾ leger
[ligplaats van dieren]
-
▾ Fries
leger
[ligplaats van dieren]
-
▾ Fries
leger
[ligplaats van dieren]
-
▾ legerdump
[winkel voor afgedankt legermateriaal]
-
▾ Fries
legerdump
[winkel voor afgedankt legermateriaal]
-
▾ Fries
legerdump
[winkel voor afgedankt legermateriaal]
-
▾ legerig
[liggend of neiging tot liggen vertonend]
-
▾ Fries
leggerich
[liggend of neiging tot liggen vertonend]
-
▾ Fries
leggerich
[liggend of neiging tot liggen vertonend]
-
▾ leges
[administratieve heffingen]
-
▾ Indonesisch
léges
[administratieve heffingen]
-
▾ Indonesisch
léges
[administratieve heffingen]
-
▾ leggen
[doen liggen; eieren leggen]
-
▾ Berbice-Nederlands
lek
[doen liggen]
-
▾ Negerhollands
lee, leggen
[doen liggen]
datering: 1742 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: lee (old 1776), leggen (Rossem 1996: 68)
bron: Rossem 1996 (old 1776, Rossem 1996: 68)
-
▾ Skepi-Nederlands
lek
[doen liggen]
-
▾ Sranantongo
lege
[eieren leggen]
-
▾ Berbice-Nederlands
lek
[doen liggen]
-
▾ legger
[groot vat]
-
▾ Boeginees
lêgeré
[groot vat, legvat]
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
legher
[groot vat]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Deens
lægger
[legvat]
-
▾ Indonesisch
léger
[groot vat]
-
▾ Javaans
lèger
[groot vat]
-
▾ Madoerees
legēr
[vat]
-
▾ Makassaars
lêgeré
[groot vat, asfaltvat]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Nias
lege
[ton]
-
▾ Russisch
legger
†verouderd
[groot vat met water, in het ruim van een schip]
status: ontlening onzeker
etymologie: Legger, een groot watervat aan boord van schepen, gemeenlijk met een inhoud van 500, 750 of 1000 Ndl. kan (Ndl. Wdb. 8, 1449). Te Scheep (werd) meede een waatervat, daar het waater tot scheeps behoef in bewaard werd, en sijnde tot dien einde groot en welbepekt, en met ijsere banden beslaagen, een legger, om dat het altijd blijft leggen, genaamd, Winsch. 136. Russ. legger, bolšija bocki s vodoju, v trjume korablja (grote vaten met water, in het ruim van een schip). Slechts bij Michel'son en thans verouderd.
bron: Meulen 1959 (VdMeulen 1959)
-
▾ Soendanees
legĕr
[groot vat, teerton, okshoofd]
-
▾ Boeginees
lêgeré
[groot vat, legvat]
-
▾ legger
[iemand die de handeling verricht van het leggen]
-
▾ Duits
Legger
(dialect)
[persoon die geld voor de gemeenschappelijke bouw van de dijk en het waterbeheer neerlegt]
-
▾ Duits
Legger
(dialect)
[persoon die geld voor de gemeenschappelijke bouw van de dijk en het waterbeheer neerlegt]
-
▾ legger
[register, grootboek]
-
▾ Engels
ledger
[register, grootboek]
datering: 1401-1500 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: bijv.nmw.: 'in functie' (17); ledger line (muziek) afzonderlijke korte lijn boven of beneden de notenbalk (17).
etymologie: Early forms legger, lidger, ligger, corr.in sense to Du. legger, ligger (f.leggen LAY1, liggen LIE1) on which the Eng. forms were prob. modelled with phonetic accommodation to ME. legge LAY1, ligge LIE1; see -ER1.
bron: Onions 1983 (ODEE, OED2)
-
▾ Indonesisch
léger
[naam van sommige openbare registers]
-
▾ Javaans
lèger
[register]
-
▾ Maltees
leġer
[register, grootboek]
<via Engels>
-
▾ Engels
ledger
[register, grootboek]
-
▾ legger
[balk]
-
▾ Engels
ledger
[(dwars)balk; grafplaat]
datering: 1571 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: bijv.nmw.: 'in functie' (17); ledger line (muziek) afzonderlijke korte lijn boven of beneden de notenbalk (17).
etymologie: Early forms legger, lidger, ligger, corr.in sense to Du. legger, ligger (f.leggen LAY1, liggen LIE1) on which the Eng. forms were prob. modelled with phonetic accommodation to ME. legge LAY1, ligge LIE1; see -ER1.
bron: Onions 1983 (ODEE, OED2)
-
▾ Fries
lêger, legger
[balk]
-
▾ Indonesisch
léger
[dwarsbalk waarop men een vloer legt]
-
▾ Russisch
legger
[stutbalk]
status: ontlening onzeker
etymologie: Stutbalk. v. L. Dit Holl. woord zit in het bij V. voorkomende Russ. podlégars uit Russ. pod- (onder) en de Holl. plur. leggers. Over Russ. sing, uit Holl. plur. op -6', z. de noot bij Kraag. Russ. podlégars wil dus eigenlijk zeggen: onderlegger, een benaming, die voor een stutbalk heel goed past. V.'s verklaring luidt: prival'nyj brus u šijupki (stutbalk bij een sloep).
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Engels
ledger
[(dwars)balk; grafplaat]
-
▾ legger, ligger
[onderste molensteen waarop de loper ronddraait]
-
▾ Deens
ligger
[onderste molensteen waarop de loper ronddraait]
status: ontlening onzeker
etymologie: Hammerich 45: Nederlands, OOD zonder etymologie, wel met deze betekenis
bron: (Hammerich 45, OOD)
-
▾ Deens
ligger
[onderste molensteen waarop de loper ronddraait]
-
▾ legio
[zeer talrijk]
-
▾ Indonesisch
légio
[zeer talrijk]
-
▾ Indonesisch
légio
[zeer talrijk]
-
▾ legioen
[legerafdeling]
-
▾ Indonesisch
légiun
[legerafdeling]
-
▾ Javaans
lésiyun
[legerafdeling]
-
▾ Negerhollands
legionen
[legerafdeling]
-
▾ Soendanees
legiun
[legerafdeling]
-
▾ Indonesisch
légiun
[legerafdeling]
-
▾ legionair
[legioensoldaat]
-
▾ Indonesisch
légionar
[legioensoldaat]
-
▾ Indonesisch
légionar
[legioensoldaat]
-
▾ legislatie
[wetgeving]
-
▾ Indonesisch
législasi
[wetgeving]
-
▾ Indonesisch
législasi
[wetgeving]
-
▾ legislatief
[wetgevend]
-
▾ Indonesisch
législatif
[wetgevend]
-
▾ Indonesisch
législatif
[wetgevend]
-
▾ legitimaris
[rechthebbende op een erfdeel]
-
▾ Indonesisch
légitimaris
[rechthebbende op een erfdeel]
-
▾ Indonesisch
légitimaris
[rechthebbende op een erfdeel]
-
▾ legitimatie
[het legitimeren]
-
▾ Indonesisch
légitimasi
[het legitimeren]
-
▾ Indonesisch
légitimasi
[het legitimeren]
-
▾ leguaan
[hagedissensoort]
-
▾ Berbice-Nederlands
linggwana
[hagedissensoort]
-
▾ Deens
leguan
[hagedissensoort]
status: ontlening onzeker
etymologie: fra nederlandsk leguaan ¯ spansk la iguana dannet af la bestemt artikel femininum + iguana af iuwana 'leguan' i indianersproget arawán (østlige Colombia) OOD: gennem holl. leguaan, fr. iguane
bron: Becker-Christensen 2005 Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 (Fremmedordbog, PNOE, OOD)
-
▾ Duits
Leguan
[hagedissensoort]
status: ontlening onzeker
etymologie: SmSubstantiv Maskulinum "eine Tropenechse" per.peripherer Wortschatz exot.Exotismus (17. Jh.)Entlehnung. Entlehnt aus nndl. leguaan, dieses aus span. iguana f. und dem femininen Artikel span. la; weiter aus der südamerikanischen Indianersprache Araua iuwana. Duden Universal: niederl. leguaan < span. (la) iguana < Araua (südamerik. Indianerspr.) iuwana
bron: Duden Universal 2003 Kluge 2002 (Kluge, Duden Universal)
-
▾ Fins
leguaani
[hagedissensoort]
<via Zweeds>
status: ontlening onzeker
bron: Kirjoittaja 1999 Köykkä 1991 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (ZwFi, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Lets
leguānas
[hagedissensoort]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: vācu Leguan < hol. leguaan < spāņu (la) iguana < karību
bron: Baltutis 2005 (U. Baltutis)
-
▾ Macedonisch
leguan
[hagedissensoort]
-
▾ Noors
leguan
[hagedissensoort]
status: ontlening onzeker
etymologie: B&G: en., holl. fr.; NROi: nederl.; av sp. la iguana, fra et indianerspr.
bron: NROi (B&G; NROi)
-
▾ Sarnami
lagwáná
[hagedissensoort]
-
▾ Sloveens
legvan
[hagedissensoort]
<via Duits>
-
▾ Slowaaks
leguán
[hagedissensoort]
<via Duits>
-
▾ Sranantongo
legwana
[hagedissensoort]
-
▾ Tsjechisch
leguán
[hagedissensoort]
<via Duits>
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
leguaan
[hagedissensoort]
datering: 1790 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: berg leguaan, rock leguaan
etymologie: Nederlands
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zweeds
leguan
[hagedissensoort]
datering: 1667 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1667; av ty. Leguan, nederl. leguaan, spa. (la) iguana med samma bet.; av sydam. indianspråk iuwana med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Berbice-Nederlands
linggwana
[hagedissensoort]
-
▾ leguaan
[kussen van touwwerk (lijkend op een hagedis), dienend tot steun van een ra of ter bescherming van de steven]
-
▾ Russisch
légvand
[kussen van touwwerk (lijkend op een hagedis), dienend tot steun van een ra of ter bescherming van de steven]
status: ontlening onzeker
etymologie: Bekleedsel van touw om de raas, mede dienende ter vervanging van het bindwerk der raas. v. L. Leguanen worden gemaakt van een kort end touw, waarin aan beide zijden eenoog is gesplitst; dit end wordt, naar het midden verdikkende, omwonden met uitgedraaide kabelgarens, en vervolgens ene bekleding hierom genomen. Deze omkleding wordt vervaardigd van enige repen leder of van dunne sijzings, in een even getal, overlangs nevens elkander, in liet rond om den leguaan heengelegd, welke bekleding in het midden bezet wordt met een loos bindsel; van dit bindsel af aan legt men beurtelings over de helft der repen, om den anderen, vaste binders met drie of vier ronde slagen marl ij n, schiemans- of kabelgaren, en bij de ogen worden deze bindsels over al de repen heengenomen tot bezetting. De leguanen dienen als kussens in het tuig, om sommige delen te steunen. I\ M. blz. 122. Russ. légvand, bourrelet. J. geeft op bourrelet de volgende definitie: „un bourlet est un gros entrelassement de tresse de eordes que 1'on met autour du grand mast, du mast de misaine et du mast d'artimon, pour ten ir la vergue dans un combat, en cas que les manoeuvres qui la tiennent, fussent coupées." Desroches (1087). L'encyclopedie (1783) reprenant la definition de Desroches, la rend plus claire; au lieu de: pour tenir la vergue" ede dit: „pour Tempocner de couler en bas". V. verklaart Russ. légvand, waarvan hij zegt, dat het niet meer gebruikt wordt (in 1). komt het dan ook niet voor): poduška na mačtě, sdelannaja iz trosa pod nižnij rej dij a oder-žanija ego, esli lopnut gardeli (kussen op een mast, van touwwerk gemaakt onder de onderra om deze te houden, indien de kardeels breken). Zoowel J. als V. leiden Russ. lég v and van een door mij nergens aangetroffen Holl. woord leg wandt (leg want?) af; ik kan er niets anders in zien dan een door d epenthesis ontstane verbas¬tering van Holl. leguaan, waarmede Russ. légvand, blijkens boven¬genoemde citaten, in betekenis volkomen overeenstemt. V. geeft nog afzonderlijk een Russ. légvant, dat hij eveneens vertaalt door bourrelet, maar verklaart: utolščenie dul'noj časti orudija (verdikking-van den mond van een kanon). Voor de d of t epenthesis in Russ. légvand, légvant uit Holl. leguaan, z. meer dergelijke gevallen genoemd op Verdubbeling.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
légvand
[kussen van touwwerk (lijkend op een hagedis), dienend tot steun van een ra of ter bescherming van de steven]
-
▾ lei
[gesteente; plaat daarvan om op te schrijven]
-
▾ Ambons-Maleis
lèi, batu lèi
[schrijfblok]
status: ontlening onzeker
etymologie: men gebruikt ook: batu tulis, batu = steen, tulis = schrijven
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
ley
[gesteente; plaat daarvan om op te schrijven]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 Ginneken 1913-1914 (JAC; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
lye
[gesteente; plaat daarvan om op te schrijven]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Javaans
lèi
[schrijflei]
-
▾ Keiëes
le
[schoollei]
-
▾ Kupang-Maleis
lèi, batu lèi
[schrijfblok]
status: ontlening onzeker
etymologie: men gebruikt ook: batu tulis, batu = steen, tulis = schrijven
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Madoerees
lei, ēlle
[schrijfblok]
-
▾ Menadonees
lèi, batu lèi
[schrijfblok]
status: ontlening onzeker
etymologie: men gebruikt ook: batu tulis, batu = steen, tulis = schrijven
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Papiaments
lei
†verouderd
[schrijfbordje]
-
▾ Ternataans-Maleis
lèi, batu lèi
[schrijfblok]
status: ontlening onzeker
etymologie: men gebruikt ook: batu tulis, batu = steen, tulis = schrijven
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Ambons-Maleis
lèi, batu lèi
[schrijfblok]
-
▾ leiband
[loopband]
-
▾ Boeginees
lêbang
[loopband]
-
▾ Makassaars
lêbang
[loopband]
-
▾ Boeginees
lêbang
[loopband]
-
▾ leiden
[doen gaan, aanvoeren]
-
▾ Negerhollands
lei
[doen gaan, aanvoeren]
-
▾ Papiaments
lei
†verouderd
[doen gaan, aanvoeren]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.65; Uit Ewijk p. 58
bron: Ewijk 1875 Putman 1859 (Putman1859, Ewijk)
-
▾ Negerhollands
lei
[doen gaan, aanvoeren]
-
▾ leider, leier
[rechtstandig, schuin of vlak gespannen touw, dienend om iets erlangs te leiden; touw waaraan stagzeil gehesen kan worden]
-
▾ Bulgaars
leer
[spantouw om te voorkomen dat mensen van een schip afvallen]
<via Russisch>
-
▾ Deens
lejder
[trap van touwen aan boord]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra nt. leider (jf. hty. leiter), ledder, letter, mnt. le(e)der, holl. leer, leeder, DDO: fra nedertysk leider 'rebstige, trappe'
bron: Dahlerup 1919-1956 Moberg-Bakker 1973 (OOD, DDO, Moberg)
-
▾ Fins
leitari
[touw waarlangs iets geleid wordt (een zeil of gereedschap); touwladder in het want; ijzeren trap op een schip]
<via Zweeds>
datering: 1862 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: (s)tormilaitari = stormladder, wanttileitari = wantladder
bron: Ginneken 1913-1914 (Stjerncreutz. JvG, NMS)
-
▾ Litouws
lėjeris
[spantouw om te voorkomen dat mensen van een schip afvallen]
-
▾ Oekraïens
léer
[spantouw]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
léer, leier
[touw waaraan stagzeil gehesen kan worden; spantouw]
datering: 1701-1750
status: ontlening onzeker
etymologie: Entlehnt aus ndl. leier dass., s. Meulen 120 ff., Matzenauer LF. 9,193.; Leider of leier. Touw langs of op de wijze van een stag varende en dienende tot geleiding van een stagzeil. T., vgl .V. M. blz. 9. Ook aan de ra's heeft men lei(d)ers, waaraan het vierkante zeil wordt vastgemaakt, z. P. M. blz. 201 (leiders op de onder¬ra's), blz. 213 (leiders op de marsera's) en blz. 219 (leiders op de bramra's). Verder noemt men een touw, waaraan men zich op een schip vasthoudt, een leier (leuning, v. L.) Russ. leer, draille; J. schrijft dit woord ook leier. De meest volledige opsomming der beteekenissen van Russ. leer uit Holl. leier vindt men bij D.: in 't algemeen is het een : verevka, tu go protjanutaja v kosom iii ležačem položenu (touw, stijf gespanne]] in schuine of liggende richting); in 't bijzonder: 1. po leeru chodjat stakselja (aan den leier varen de stagzeilen). 2. k leeru, vdol' reja, privjazyvaetsja parus (aan den leier, langs de ra, wordt liet zeil vastgebonden). 3. na leerach sušat bël'e na sudnë (aan leiers droogt men de wasch op het schip). 4. za leera, protjanutye nad rejami, deržatsja ljudi, kogda stanovjatsja, dlja otdanija češti, po rejam (aan leiers, hoven de ra's gespannen, houden de mannen zich vast, wanneer zij op de ra's gaan staan, om een eeresaluut te brengen). 5. leera že protja-givajutsja vdol' paluby, vo vremja sil'noj kacki, i za inch ljudi chvatajutsja na chodu (leiers ook worden langs dek gespannen tijdens zware schommeling en de bemanning grijpt zich daaraan bij het gaan vast). De lei(d)ers van stagzeilen, stag zeitrlei('djers, Russ. stakse l'leer//, drailles de voile d'etai, hebhen hun naam naar deze: zoo heeft men b. v. den fokkestagzeillei(d)er, Russ. fokslaksef''leer 1)., den kltiiverlei(d)er, Russ. kliverleer, draille de foc, en den buitenkluiver- of jagerlei(d)er noemde men vroeger bovenklitiver-leifdjer, Russ. bomkliverleer. In V. komt nog voor een verouderd Russ. bortóuUer uit Holl. boordtouwleier, z. ald., en verder vermeldt hij in zijn werk een term rif leera, plur. bij rif leer, dat op een Holl. rif leier, door mij echter niet aangetroffen, terug moet gaan, z. ald. Bij Russ. leer een adject. léernyj.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (VdMeulen 1909, Vasmer)
-
▾ Zweeds
lejdare
[touw waaraan stagzeil gehesen kan worden, touwladder]
datering: 1851 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: SAOB; jfr d. lejder; av holl. leider, om vissa tåg ombord; eg. samma ord som LEJDARE, sbst.1 . NEO: sedan 1851; av lågty. eller nederl. leider 'stege'; besl. med lid
bron: SAOB 1898 (SAOB, NEO, Moberg)
-
▾ Bulgaars
leer
[spantouw om te voorkomen dat mensen van een schip afvallen]
<via Russisch>
-
▾ leiding
[buis, samenstel van buizen waar iets (bijv. water) doorheen geleid wordt]
-
▾ Indonesisch
léding
[buis, samenstel van buizen waar iets (bijv. water) doorheen geleid wordt]
-
▾ Javaans
lèdheng
[buis, samenstel van buizen waar iets (bijv. water) doorheen geleid wordt]
-
▾ Minangkabaus
ledeng
[buis, samenstel van buizen waar iets (bijv. water) doorheen geleid wordt]
-
▾ Muna
lede
[leidingwater]
-
▾ Surinaams-Javaans
Lèdheng
[plaatsnaam]
-
▾ Indonesisch
léding
[buis, samenstel van buizen waar iets (bijv. water) doorheen geleid wordt]
-
▾ Leidse fles
[type condensator, uitgevonden in Leiden in 1745]
-
▾ Amerikaans-Engels
Leyden
[type condensator, uitgevonden in Leiden in 1745]
datering: 1749 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Leyden, Holland; in eng. 1774-; CITAAT: 1749 It will represent the Leyden bottle; [...] 1899 Make a Leyden jar whose coatings can be removed while it is charged.
bron: Craigie 1938-1944 (Craigie)
-
▾ Bulgaars
lajdenska stǎklenica
[type condensator, uitgevonden in Leiden in 1745]
-
▾ Deens
leydnerflaske
[type condensator, uitgevonden in Leiden in 1745]
status: ontlening onzeker
etymologie: efter d. holl. by Leiden
bron: Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 (Fremmedordbog, OOD)
-
▾ Engels
Leyden jar
[type condensator, uitgevonden in Leiden in 1745]
datering: 1755 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: The name of a city in Holland, used in the names of certain electrical apparatus, invented there in 1745-6: Leyden jar (formerly phial or bottle), an electrical condenser consisting of a glass bottle coated inside and outside with tinfoil to within a certain distance of its mouth, and having a brass rod surmounted by a knob passing through the cork, and communicating with the internal armature. Also Leyden battery, a battery consisting of a number of Leyden jars.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Japans
raidenbin
[type condensator, uitgevonden in Leiden in 1745, lett. Leiden(se) fles]
status: ontlening onzeker ; hybride
etymologie: D.Leiden + S.-J.bin (bottle).
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Kroatisch
lajdenska boca
[type condensator, uitgevonden in Leiden in 1745]
status: ontlening onzeker
bron: Anić 2003 (Anić, Vladimir & Ivo Goldstein (2000), Rječnik stranih riječi, Zagreb, 2de druk.)
-
▾ Macedonisch
lajdensko šiše
[type condensator, uitgevonden in Leiden in 1745]
-
▾ Noors
leidnerflaske
[type condensator, uitgevonden in Leiden in 1745]
status: ontlening onzeker
etymologie: NROi: e. oppfinnerstedet, byen Leiden i Nederland
bron: NROi (B&G; NROi)
-
▾ Pools
lejdejska butelka
[type condensator, uitgevonden in Leiden in 1745]
status: ontlening onzeker
etymologie: hol.Leiden( Leida )w zach. Holandii
bron: Kopaliński 2007 (Wladyslaw Kopalinski)
-
▾ Servisch
lajdenska boca
[type condensator, uitgevonden in Leiden in 1745]
-
▾ Tsjechisch
leidenská láhev
[type condensator, uitgevonden in Leiden in 1745]
-
▾ Amerikaans-Engels
Leyden
[type condensator, uitgevonden in Leiden in 1745]
-
▾ Leidse kaas
[kaassoort]
-
▾ Deens
Leyden
[kaassoort]
-
▾ Engels
Leyden cheese
[kaassoort]
-
▾ Frans
Leyden
[kaassoort]
-
▾ Noors
Leidenost, Leiden-ost
[kaassoort]
-
▾ Portugees
Leyden
[kaassoort]
-
▾ Russisch
Lejdenskij syr
[kaassoort]
-
▾ Zweeds
Leidenost
[kaassoort]
-
▾ Deens
Leyden
[kaassoort]
-
▾ leidsel
[teugel]
-
▾ Indonesisch
lés
[teugel]
-
▾ Jakartaans-Maleis
lès
[teugel]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngelès = teugelen, ngelèsin kudè = een paard teugelen
etymologie: kudè = paard
bron: Kähler 1966 (HANS)
-
▾ Javaans
elis, lis
[teugel]
-
▾ Madoerees
ēlles, les
[teugel]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngēllese = paarden of een rijtuig besturen met behulp van een leidsel
bron: Kiliaan 1904 (PH, KIL)
-
▾ Makassaars
lês, lêsé
[teugel]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
lèis
[toom]
-
▾ Minangkabaus
les
[teugel]
-
▾ Sasaks
lis
[teugel]
-
▾ Sasaks
listring
[teugel]
-
▾ Soendanees
ĕlis, ĕles
[teugel, toom]
-
▾ Indonesisch
lés
[teugel]
-
▾ leidsman
[iemand die een ander ergens heenvoert, hem de weg wijst, gids]
-
▾ Negerhollands
leidsmans
[iemand die een ander ergens heenvoert, hem de weg wijst, gids]
-
▾ Negerhollands
leidsmans
[iemand die een ander ergens heenvoert, hem de weg wijst, gids]
-
▾ lek
[niet dicht; plaats waar iets lek is]
-
▾ Deens
læk
[gat waardoor een vloeistof of gas kan ontsnappen of binnendringen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk leck el. nederlandsk lek. OOD: fra nt. leck (hty. leck) ell. holl. lek. Fremmed2: OPRINDELSE: holl. lek. Törnqvist: (Seew. ca 1612), leck (z.B. in springe läck, leck springen), aus nd. oder ndl. leck, lek, vgl. dän
bron: Becker-Christensen 2005 Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Hårbøl 2004 (Fremmedordbog, PNOE, OOD, FuT, Fremmed2, Törnqvist)
-
▾ Duits
leck
[niet dicht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: gegangen ist. Hierzu anord. lekr und wohl mit unechtem Anlaut ae. hlec, mndl. lec(ke), mndd. lak "undicht". Abgeleitet von dem starken Verb (g.) *lek-a- "undicht sein" in anord. leka "leck sein, tropfen", afr. bileka "austrocknen", ahd. -lehhan, -lehhen "undicht sein". Konkretum: Leck; Verb: lecken3. S. auch lechzen.
bron: Kluge 2002 (Kluge)
-
▾ Engels
leak
[gat, scheur (in schip); lekkage; urinelozing (slang)]
datering: 1487 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: leak-alarm, -indicator, -signal, devices for indicating the rising or accumulation of water in the hold of a ship (Knight Dict. Mech. 1875); leak detector, any device for detecting leaks of fluid; leak-proof a., not subject to leaks.
etymologie: First recorded late in 15th c.; the proximate source is uncertain; perh., like many other nautical terms, adopted from LG. or Du.; cf. LG., MDu. lek, inflected l<emac>k- (whence G. leck, Da. læk; the G. lecke, Sw. läcka are f. the vb.), Du. lek; equivalent forms are Ger. dial. lech, leche, ON. leke str. masc. It is possible that the Eng. word, notwithstanding its late appearance, may represent an adoption of the ON. form, or even an OE. cognate. The exact relation between the n. and the adj. and vb. is undetermined.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Esperanto
liko
[gat of scheur in de scheepswand onder de waterlijn]
<via Engels>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: likado ‘het lekken’, likimuna ‘ondoordringbaar’
etymologie: Geleend via Eng leak met behoud van het klankbeeld. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Ests
lekk
[gat waardoor een vloeistof of gas kan ontsnappen of binnendringen]
-
▾ Maltees
likiġ
[lekkage]
<via Engels>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: illikja 'lekken'
bron: Aquilina 2006 (Aquilina)
-
▾ Noors
lekk
[gat waardor een vloeisof of gas kan ontsnappen of binnendringen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: entlehnt aus (0oder jedenfalls beeinflusst von) nd. leck, holl. lek (subst. und adj.); NROi: nty. el. nederl.; substantivering av lekk
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Schots
lek; laik
†verouderd
[(van een schip) een lek hebbend]
datering: 1501-1600 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: ? MDu, LowGer lek
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Sranantongo
leki
[gat waardoor een vloeistof of gas kan ontsnappen of binnendringen]
-
▾ Zweeds
läck
[gat waardoor een vloeistof of gas kan ontsnappen of binnendringen]
datering: 1585 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan ca 1585; av lågty. leck med samma bet.; jfr lacka3, lake1; 2läcka, Törnqvist: (Seew. ca 1612), leck (z.B. in springe läck, leck springen), aus nd. oder ndl. leck, lek, vgl. dän
bron: NEO 1995 Törnqvist 1977 (NEO, Törnqvist)
-
▾ Deens
læk
[gat waardoor een vloeistof of gas kan ontsnappen of binnendringen]
-
▾ lekkage
[lek; weglopen van vocht als gevolg van een lek]
-
▾ Deens
lækage
[lek; weglopen van vocht als gevolg van een lek]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk leckasie el. nederlandsk lekkage ¯ afl. med den franske endelse -age af lecken el. lekken (jf. lække). OOD: fra nt. leckasie, holl. lekkage (eng. leakage), dannet med romansk suffiks. Fremmed2: OPRINDELSE: holl. lekkage. Skautrup, Schirmer, Smet 75, Møller, Bang en Hammerich: Nederlands
bron: Becker-Christensen 2005 Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Hammerich 1945 Hårbøl 2004 Møller 1927 Schirmer 1911 Skautrup 1944-1970 Smet 2004 Arnesen Bang 1976 (Fremmedordbog, PNOE, FuT, OOD, Fremmed2, Skautrup, Smet 75, Arnesen, Møller p. 188, Schirmer, Hammerich 45., Bang)
-
▾ Duits
Leckage
[lek in een schip; verlies als gevolg van lekkage]
status: ontlening onzeker
etymologie: Schirmer: eine holl. unfranz. Bildung, Bartz: französierend in der Studentensprache vor 1800 -> Takelage. Kluge See: entsprechend engl. leakage (…) und nl. lekkaadje. Dus alleen Schirmer en Smet zien hier een Nederlandse ontlening in.
bron: Bartz 2007 Beckmann 1969 Falk 1910-1911 Kluge 1911 Kluge 2002 Schirmer 1911 Smet 2004 (Schirmer, Bartz, Kluge See, Smet 75, FuT, Beckmann)
-
▾ Noors
lekkasje
[lek; weglopen van vocht als gevolg van een lek]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty el nederl; FuT: von nd. leckasie, holl. lekkage (engl. leakage), mit roman. suffix gebildet.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Russisch
lekáž, likáž
[weglopen van vocht als gevolg van een lek]
status: ontlening onzeker
etymologie: Wegsijpeling van het vocht, gevolg van een lek. v. L., vgl. WiNsen.: van lek komt lekkaadje, de schaade te weeten die door het lekken der vaaten veroorsaakt werd. Russ. Iekaz'', likaz, geheel verouderd en alleen bij V. genoemd voor het tegen¬woordig gebruikelijke teč', voie d'eau. V. beschouwt dit woord ten onrechte als overgenomen uit Eng. leakage.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Tsjechisch
lekáž
[lek in een schip; het weglopen van vocht als gevolg van een lek]
-
▾ Zweeds
läckage
[de omstandigheid dat iets lekt; dat wat weglekt; verlies]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: SAOB; jfr d. lækage; av nt. lekasie l. holl. lekkage; jfr eng. leakage; avledt med den fr. ändelsen -age av LÄCKA, v.
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Deens
lækage
[lek; weglopen van vocht als gevolg van een lek]
-
▾ lekken
[niet dicht zijn]
-
▾ Aucaans
leki
[niet dicht zijn]
-
▾ Deens
lække
[niet dicht zijn]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk lecken
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Duits
lecken
[niet dicht zijn]
-
▾ Frans
lètchî
(dialect)
[lek zijn (van een vat)]
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: Wohl junge entlehnung. Die wiedergabe des -kk- durch -tch- erklärt sich dadurch, dass dem ndl. lekken 'lekken' (neben likken gebräuchlich) im lütt. lètchî entspricht und im munde von zwei- sprachigen die lautliche identität der beiden verben automatisch auf die entlehnung von lekken 'leck sein' ausgedehnt wurde.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Negerhollands
lek
[niet dicht zijn, druppelen]
-
▾ Noors
lekke
[niet dicht zijn, druipen door een lekgat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: norr leka, lty lecken; FuT: von mnd. lecken (holl. lekken)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
lèk (ouder: lek)
[druppelen]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.65 en 117; Uit Ewijk p. 58
bron: (Joubert PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Schots
leck, lek, leke; leak, lake
[niet dicht zijn; (van regen) met tussenpozen vallen]
datering: 1451-1500 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: z.n.: 1.lek 2.een houder voor schors voor het tanen; lekkage, laikage 'verspilling van geïmporteerde wijn door lekkage uit de vaten; een vergoeding hiervoor door accijns in rekening te brengen' 16-17; l(e)aky tide 'een getijde in het opper- deel van de Firth of Forth, dat water lijkt te verliezen voor de vloed en erbij lijkt te krijgen voor eb' e18-
etymologie: le(c)k forms prob MDu, LowGer lek (n), leken (v)
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Sranantongo
leki
[niet dicht zijn]
-
▾ Zweeds
läcka
[niet dicht zijn]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. läka; trol. av lågty. lecken med samma bet.; jfr dock sv. dial. läka 'sippra fram, läcka'; jfr läck
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Aucaans
leki
[niet dicht zijn]
-
▾ lekker
[aangenaam van smaak of geur]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1350;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
lækker
[aangenaam van smaak of geur]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: Hoogduits, EO, OOD, FuT: Nederduits
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Nielsen 1989 (PNOE, EO, OOD, FuT)
-
▾ Javaans
lèker
[aangenaam van smaak of geur]
-
▾ Negerhollands
lekker, lekǝ
[aangenaam van smaak of geur]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: lekker (old 1776, Hesseling 1905), lekǝ (djdj 1926)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Noors
lekker
[aangenaam van smaak of geur; mooi]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, av lecken, 'slikke'; FuT: entlehnt von mnd. lecker, '"uppig lebend, leckermaulig, wohlschmeckend' (holl. lekker). Das wort gehört zum vb. ags. liccian 'lecken' (engl. lick), as. likkôn (holl. likken, lekken)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
lekker
[aangenaam van smaak of geur]
<via Afrikaans>
datering: 1900 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lekkergoed, lekkers ( = ), lekkerjuk - lekkerkrap ('schurft')
etymologie: Afrikaans, f. Du. lekker (cf. G. lecker), rel. to Du. likken lick v.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Zweeds
läcker
[aangenaam van smaak of geur]
datering: 1538 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1538; av lågty. lecker 'läcker; noggrann med mat', till lecken 'slicka'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
lækker
[aangenaam van smaak of geur]
-
▾ lekkere kost
[lekkere dingen]
-
▾ Javaans
lèkerkos
[lekkere dingen]
-
▾ Javaans
lèkerkos
[lekkere dingen]
-
▾ lekkers
[lekkere dingen]
-
▾ Sranantongo
lèkers
[lekkere dingen; fooi; bedankje]
-
▾ Sranantongo
lèkers
[lekkere dingen; fooi; bedankje]
-
▾ leksteen
[steen die het water laat doorsijpelen]
-
▾ Madoerees
līstīng
[steen die het water laat doorsijpelen]
-
▾ Madoerees
līstīng
[steen die het water laat doorsijpelen]
-
▾ lel
[lapje (bijvoorbeeld van oor); oorvijg]
-
▾ Berbice-Nederlands
alala
[tong]
status: ontlening onzeker
etymologie: 1794 allalla
bron: Robertson 1989 Robertson 1994 (Robertson 1989; Robertson 1994)
-
▾ Papiaments
lèlè
[lapje (bijvoorbeeld van oor); clitoris]
status: ontlening onzeker
etymologie: lèlè di orea (oorlel)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Petjoh
lel
[klap, mep]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lellen = verslaan, klop geven
bron: Loen 1994 (Loen)
-
▾ Berbice-Nederlands
alala
[tong]
-
▾ lelie
[bloem]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1226-1250;
thema: plantenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
leelje
[bloem]
-
▾ Indonesisch
léli
[bloem]
-
▾ Papiaments
leli
[bloem]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mat. 6:28
bron: Conradi 1844 (Conradi)
-
▾ Schots
lillikine
†verouderd
[soort zijde met bloemenpatroon]
datering: 1551-1600 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: ? eModDu leliekijn 'a lily, lily of the valley' lelie 'a lily, a fleur de lis'
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Fries
leelje
[bloem]
-
▾ lelijk
[niet mooi]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1220-1240;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Berbice-Nederlands
leleka
[niet mooi]
-
▾ Negerhollands
lelk, lelyk, liek, l(e)elik, lēlǝk, lilik
[niet mooi, slecht, schadelijk]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: lelk, lelyk, liek (old 1776), le(e)lik (Magens 1770, djdj 1926), lēlǝk, lilik (djdj 1926), le(e)lik (Hesseling 1905). old 1776: onlelijk = em no ben liek volk
bron: Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, djdj 1926)
-
▾ Berbice-Nederlands
leleka
[niet mooi]
-
▾ lemmet
[snijkant van mes]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1616;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Duits
Lemmer, Lemmert, Lämmel
(dialect)
[snijkant van mes]
status: ontlening onzeker
etymologie: FrL: FrL: Die südliche Ausbuchtungen am Rhein, Bindungen zwischen England, Köln und Trier, lassen an die Germania Romana denken. Teuchert bringt hierzu wichtige Ergänzungen. Seine Materialen seien in der folgenden Liste gesammelt. Ein * bedeutet, daß die romanische Lehnwörter von Niederländern auch in den Hansebereich getragen wurden, also der niederdeutschen Küste und der binnenländischen Mark gemeinsam sind.
bron: Frings 1966 Smet 1983 Smet 1992 Teuchert 1972 (Smet 92, Teuchert, Smet 83, FrL, Bischoff)
-
▾ Duits
Lemmer, Lemmert, Lämmel
(dialect)
[snijkant van mes]
-
▾ lende
[deel van rug en zijden]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
lende
[deel van rug en zijden]
-
▾ Skepi-Nederlands
lent
[deel van rug en zijden]
-
▾ Fries
lende
[deel van rug en zijden]
-
▾ lenen
[te leen geven of krijgen]
-
▾ Berbice-Nederlands
leni
[te leen geven of krijgen]
-
▾ Negerhollands
leen, lēn, lin
[te leen geven of krijgen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: leen (old 1776), lēn, lin (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Saramakkaans
lE'ni
[te leen geven of krijgen]
-
▾ Sranantongo
leni
[te leen geven of krijgen]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Berbice-Nederlands
leni
[te leen geven of krijgen]
-
▾ leng
[strop die dient om vaten en andere zware voorwerpen op te hijsen]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1662;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
længe
[strop die dient om vaten en andere zware voorwerpen op te hijsen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: rimeligvis fra mnt. lenge (holl. leng); jf. dog oldn. lengja, rem, strimmel; snarest af lang (sml. I. Længe); jf. V. længe
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Papiaments
lèngu
[strop]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Deens
længe
[strop die dient om vaten en andere zware voorwerpen op te hijsen]
-
▾ leng, lengvis
[soort kabeljauw, die o.a. als stokvis wordt gegeten]
-
▾ Engels
ling
[soort kabeljauw]
datering: 1201-1300 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
etymologie: xiii (Havelok). ME. leng(e), prob.of Du.or LG. origin; cf. Du. leng, earlier lenghe, linghe; rel.to LONG1 (cf.the synon.Scand.forms, ON. langa, Sw. långa, Da. laenge.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Frans
lingue
[soort kabeljauw]
datering: 1201-1300 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR 1993: du néerl. leng; niet in PR 1990.FEW: Der fisch verdankt seine germ. namen offenbar seine länge: anord. langa, mndd. lange, me. lenge, lienge, ne. ling, ndl. leng, nhd. länge, langfisch. Die französische kanal- küste hat das wort aus dem ndl. (wo es aller- dings erst seit Kilian belegt ist) oder aus dem engl. entlehnt. Der fisch wird hauptsächlich in den nördlichen meeren und an der kanalküste ge- fangen. S. noch LENGVISCH (trefwoord lengvis).
bron: Robert 1993 Wartburg 1928 (GRobert, Valkhoff, PRobert, FEW)
-
▾ Frans
langui
†verouderd
[gedroogde mannetjeskabeljauw]
datering: 1671 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: Wahrscheinlich aus einer dem ndl. lengvisch (wozu s. LENG) entsprechenden form *langvisch entlehnt.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Russisch
leng
[soort kabeljauw]
status: ontlening onzeker
etymologie: Leng, benaming voor een lange en slanke zeevis, verwant met de kabeljauw ; Lota molva. De leng wordt veel gegeten, vooral gedroogd en gezouten, en ook als de grootste soort van stokvis in de handel gebracht (Ndl.. Wdb. 8, 1558). Russ. leng (Akad. Wdb. 5, 436). In de russ.-ndl. woordenlijst van Sewel (a°. 1717) leest men: leng ryba podobnaja treske (vis, gelijkend op de kabeljauw) . . . leng. Ndd. leng zou eventueel ook in aanmerking kunnen komen, doch niet hd. länge, lange; de. lange, noorw. langa, zw. langa; eng. ling.
bron: Meulen 1959 (VdMeulen 1959)
-
▾ Engels
ling
[soort kabeljauw]
-
▾ lengte
[langste afmeting]
-
▾ Negerhollands
lengte
[langste afmeting]
-
▾ Negerhollands
lengte
[langste afmeting]
-
▾ lening
[het lenen]
-
▾ Deens
lening
†verouderd
[belasting die aan de leenheer wordt betaald; loon van een soldaat]
status: ontlening onzeker
etymologie: fra holl. leening, (udbetaling af) sold, forlening, mnt. leninge, hty. lehnung; vbs. til holl. leenen, forlene, laane, mnt. lenen (hvorfra ænyd., glda. lene, læne; jf. be-, bort-, forlene), hty. lehnen; til Len
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Sranantongo
leni
[het lenen]
-
▾ Deens
lening
†verouderd
[belasting die aan de leenheer wordt betaald; loon van een soldaat]
-
▾ leninisme
[vorm van het marxisme]
-
▾ Indonesisch
Léninisme
[vorm van het marxisme]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Léninis = leninist
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
Léninisme
[vorm van het marxisme]
-
▾ lens
[slap, krachteloos; leeg]
-
▾ Deens
lens
[(scheepvaart) vrij van water, leeg]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra nt., holl. lens, tom; jf. flamsk len(t)s, lengsch, mat, kraftløs, fris. lins, samt II. og III. lense, Bang (holl)
bron: Bartz 2007 Dahlerup 1919-1956 (OOD, Saabys, Arnesen, Bartz, Bang)
-
▾ Duits
lenz
[(scheepvaart) vrij van water, leeg]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: [niederd. lens = leer, vgl. gleichbed. niederl. lens] (Seemannsspr.): leer, frei (von Wasser). Bartz: Als Verb ist lenzen erst im 19. Jahrh. belegt, aber als Adjektiv nautisch "lens" seit dem 17. Jahr. Niederdt. und niederländ. (…) entlehnt aus gleichbedeut. niederländ. lensen "leeren", zu "lens" "leer, trocken"; daher auch dt. gelegentlich "lensen". Kluge See: Nederduits
bron: Bartz 2007 Duden Universal 2003 Kluge 1911 Kluge 2002 (Duden Universal, Bartz, Kluge See)
-
▾ Fins
lenssi
[vrij van lekwater]
<via Zweeds>
datering: 1862 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lenssipumppu = een pomp waarmee een schip leeggepompt wordt
bron: Ginneken 1913-1914 (Stjerncreutz, JvG, NMS)
-
▾ Noors
lens
[(scheepvaart) vrij van water, leeg]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: nederl; FuT: durch die seemanssprache aus dem nd. holl. lens 'leer' "ubergenommen (…) wahrecheinlich zusammenhang mit lense (im sturm vor dem winde segeln), das aus mnd. lensen (holl. lenzen) entlehnt ist.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Petjoh
lens
[leeg, doodop, uitgeput]
-
▾ Zweeds
läns
[(scheepvaart) vrij van water]
datering: 1689 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1689; av lågty., nederl. lens 'tom'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
lens
[(scheepvaart) vrij van water, leeg]
-
▾ lens
[vergrootglas]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1744;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
lén, lénsa
[vergrootglas]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lénsa kontak = contactlens
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Japans
renzu
[vergrootglas]
-
▾ Menadonees
lèns
[(contact)lens]
-
▾ Papiaments
lèns
[vergrootglas]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
lén, lénsa
[vergrootglas]
-
▾ lente
[voorjaar]
-
▾ Fries
linte
[voorjaar]
-
▾ Papiaments
lènte (ouder: lente)
[voorjaar]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.126
bron: (Joubert PN, Putman1859)
-
▾ Fries
linte
[voorjaar]
-
▾ lenzen
[leegmaken; met weinig zeil voor de wind varen]
-
▾ Deens
lænse
[leegpompen; zeilen met de wind recht van achter; stelen, afhandig maken]
status: ontlening onzeker
etymologie: svensk länsa, nederlandsk lenzen afledt af adjektivet læns, Törnqvist: aus nd. lensen oder ndl. lenzen, daraus auch dän. lense. OOD III lense fra (m)nt. lensen, holl. lenzen; vistnok afl. af lens
bron: (DDO, Törnqvist, OOD, Arnesen, Kluge, Bartz, Hammerich 45 p. 342, Bang)
-
▾ Duits
lenzen
[water uit de boot pompen]
datering: 1851-1900
status: ontlening onzeker
etymologie: Entlehnt aus dem Niederländischen, wo es von lens "leer" abgeleitet ist und damit "leeren" bedeutet. Bartz: entlehnt aus gleichbedeut. niederländ. lensen "leeren", zu "lens" "leer, trocken"; daher auch dt. gelegentlich "lensen".
bron: Bartz 2007 (Kluge, Bartz)
-
▾ Noors
lense
[met weinig zeil voor de wind varen]
status: ontlening onzeker
etymologie: fra nl. lenzen (Hammerich)
bron: (Arnesen, Hammerich 45)
-
▾ Zweeds
länsa
[in de richting van de wind varen; leegpompen]
datering: 1520 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: länsa förbi (ergens langs lenzen); länsa in (in de richting van iets lenzen); länsa undan (van de wind weg varen); länsa ut (…); länsingsförmåga (mogelijkheid hebben te lenzen); länsare (schip dat geschikt is voor lenzen)
etymologie: NEO; Hist.: före 1520; fornsv. länza; av lågty. lensen eller nederl. lenzen med samma bet.; till 1läns1. Törnqvist: aus nd. lensen oder ndl. lenzen
bron: NEO 1995 Törnqvist 1977 (NEO, Törnqvist)
-
▾ Deens
lænse
[leegpompen; zeilen met de wind recht van achter; stelen, afhandig maken]
-
▾ lepel
[eetgereedschap]
-
▾ Arowaks
lepele
[eetgereedschap]
-
▾ Berbice-Nederlands
leple
[eetgereedschap]
-
▾ Duits
Leper, Läper
(dialect)
[eetgereedschap]
status: ontlening onzeker
etymologie: Smet 92: waarschijnlijk Zuid-Nederlands leenwoord in het Duits, omdat het woord op -er eindigt.
bron: Frings 1966 Smet 1983 Smet 1992 Teuchert 1972 (Smet 92, Smet 83, FrL, Teuchert)
-
▾ Gimán
leper
[eetgereedschap]
-
▾ Japans
reiperu
†verouderd
[eetgereedschap]
status: ontlening onzeker
etymologie: Vervangen door supûn uit Engels spoon, gebruikt naast het J. saji.
bron: Vos 1963 (Vos 1963, 1989)
-
▾ Menadonees
lèper
[eetgereedschap]
-
▾ Negerhollands
leepel, leppu
[eetgereedschap]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: leepel (old 1776), leppu (Robertson 1989)
bron: Oldendorp 1996 Robertson 1989 (old 1776, Robertson 1989)
-
▾ Noord-Sotho
lepola
[eetgereedschap]
<via Afrikaans>
-
▾ Skepi-Nederlands
lepel
[eetgereedschap]
-
▾ Arowaks
lepele
[eetgereedschap]
-
▾ lepel
[(jagersterm) oor van een haas of konijn]
-
▾ Fries
lepels
[(jagersterm) oren]
-
▾ Fries
lepels
[(jagersterm) oren]
-
▾ lepelaar
[reigerachtige]
-
▾ Engels
spoonbill
[reigerachtige]
datering: 1678 (1651-1700)
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
afleidingen en samenstellingen: spoonbill bonnet, fashion, -like; spoonbill cat, duck, snipe (see quots.).
etymologie: f. spoon n. + bill n.2, after Du. lepelaar (in Kilian lepeler, lepel-gans), f. lepel spoon.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Engels
spoonbill
[reigerachtige]
-
▾ lepelblad
[kruisbloemsoort]
-
▾ lepelkost
[vloeibare spijs]
-
▾ Negerhollands
leepelkost
[soep, vloeibare spijs]
-
▾ Negerhollands
leepelkost
[soep, vloeibare spijs]
-
▾ lepeltje lepeltje
[als twee lepeltjes tegen elkaar aan in bed liggen]
-
▾ Duits
Löffel an Löffel
[als twee lepeltjes tegen elkaar aan in bed liggen (bekend dankzij Louis van Gaal)]
-
▾ Duits
Löffel an Löffel
[als twee lepeltjes tegen elkaar aan in bed liggen (bekend dankzij Louis van Gaal)]
-
▾ lepra
[melaatsheid]
-
▾ Indonesisch
lépra
[melaatsheid]
-
▾ Jakartaans-Maleis
lèpra
[melaatsheid]
-
▾ Japans
repura
[melaatsheid]
-
▾ Menadonees
lépra
[melaatsheid]
-
▾ Surinaams-Javaans
léprah
[melaatsheid]
-
▾ Indonesisch
lépra
[melaatsheid]
-
▾ leprozerie
[inrichting voor de verpleging van melaatsen]
-
▾ Indonesisch
léprosari
[inrichting voor de verpleging van melaatsen]
-
▾ Indonesisch
léprosari
[inrichting voor de verpleging van melaatsen]
-
▾ leraar
[onderwijzer]
-
▾ Fries
learaar
[onderwijzer]
-
▾ Negerhollands
leeraar
[onderwijzer]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Hesseling 1905: 185: leraren = leerars
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Papiaments
leraar (ouder: leeraar)
†verouderd
[onderwijzer]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mat 23:8
bron: (Joubert PN, Conradi)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
leeraar
†verouderd
[predikant]
-
▾ Fries
learaar
[onderwijzer]
-
▾ lerares
[vrouwelijke leraar]
-
▾ Fries
lerares
[vrouwelijke leraar]
-
▾ Fries
lerares
[vrouwelijke leraar]
-
▾ leren
[kennis verwerven, onderrichten]
-
▾ Berbice-Nederlands
lere
[kennis verwerven, onderrichten]
-
▾ Deens
lære
[kennis verwerven, onderrichten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk lêren ¯ fællesgermansk *laizian egl. 'få nogen til at vide' afl. af *laisa 'jeg ved, jeg har eftersporet' ¯ indoeuropæisk *lois-, *leis- 'spore, spor'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
leer, le, lie
[kennis verwerven, onderrichten]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: leer (old 1776, Hesseling 1905), le (djdj 1926), lie (Hesseling 1905: 226)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905, djdj1926)
-
▾ Noors
lære
[kennis verwerven, onderrichten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty eller geng; FuT: von [subst.] lêre (holl. leer). Hierzu das vb. lære
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Saramakkaans
léi, leren
[kennis verwerven, onderrichten; tonen]
-
▾ Sranantongo
leri
[kennis verwerven, onderrichten; schoolvak, les]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Blanker 2005 Focke 1855 (Woordenlijst S-N, Schu, Fo, Prisma S-N 2005)
-
▾ Zweeds
lära
[kennis verwerven, onderrichten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. lära 'lära; lära sig'; av lågty. leren med samma bet.; jfr lärjunge, lärling
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Berbice-Nederlands
lere
[kennis verwerven, onderrichten]
-
▾ lering
[het leren]
-
▾ Negerhollands
leering
[het leren]
-
▾ Negerhollands
leering
[het leren]
-
▾ les
[onderricht]
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
les
[onderricht]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Duits
Leß, Lex
(dialect)
[onderricht, lering, vermaning]
status: ontlening onzeker
etymologie: Alte Leute im Krh, Reiderl. und auf Borkum gebrauchen es noch. Sonst allgemein Lex, das auch anderswo üblich ist (sie BrWB. 3, 51: Woeste 155; Mensing 3, 464.)
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Fries
les
[onderricht]
-
▾ Indonesisch
lés
[onderricht; les nemen in]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: meléskan = lesgeven aan; dileskan = les krijgen in
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
lès
[onderricht]
-
▾ Javaans
lès
[onderricht; cursus]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dilèsaké = op privéles gedaan
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Pigeaud; Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Madoerees
les
[onderricht]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: aēlles / ngēllese = les geven
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Menadonees
lès
[naschools onderricht]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: balès = naschools onderricht volgen
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Minangkabaus
les
[onderricht]
-
▾ Papiaments
lès (ouder: les)
[onderricht]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: meta di lès (lesdoel); orario di lès (lesrooster); haña lès (les krijgen); duna lès (les geven)
etymologie: Uit Ewijk p. 58
bron: (Joubert PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Sranantongo
lès
[onderricht]
-
▾ Surinaams-Javaans
lès
[onderricht, cursus (volgen)]
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
les
[onderricht]
-
▾ lesbisch
[homoseksueel (gezegd van vrouwen)]
-
▾ Indonesisch
lésbis, lésbi; (Bahasa Prokem) lines, linesbini
[homoseksueel (gezegd van vrouwen)]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Bahasa Prokem lésbong = lesbische vrouw
bron: Rahardja 1989 Stevens 2004 (S&S-T2004; RCL1989)
-
▾ Indonesisch
lésbis, lésbi; (Bahasa Prokem) lines, linesbini
[homoseksueel (gezegd van vrouwen)]
-
▾ lessen
[blussen]
-
▾ Deens
læske
[blussen, oplossen van kalk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: læskedrik=frisdrank
etymologie: fra nedertysk leschen 'slukke ild' ¯ fællesgermansk *lagiskan 'få til at lægge sig' ¯ indoeuropæisk *loghisko- afl. af *legh- 'ligge, lægge'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
leske
[blussen; dorst wegnemen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty leschen 'slokke'; NROi: mnty. 'slukke ild'
bron: NROi (BO:; NROi)
-
▾ Zweeds
läska
[dorst wegnemen]
datering: 1640 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1640; av lågty. leschen 'släcka'; av ovisst urspr.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
læske
[blussen, oplossen van kalk]
-
▾ lessenaar
[schuin blad op voetstuk ter ondersteuning van geschrift]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
lesnaar
[schuin blad op voetstuk ter ondersteuning van geschrift]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 Ginneken 1913-1914 (JAC; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Indonesisch
lésnar, lisnar
[schuin blad op voetstuk ter ondersteuning van geschrift]
-
▾ Javaans
lèsnar
[schuin blad op voetstuk ter ondersteuning van geschrift; kistje, trommel]
-
▾ Madoerees
lasnar, lesnar
[schuin blad op voetstuk ter ondersteuning van geschrift]
-
▾ Noors
lesnart, lessenart
(dialect)
[schuin blad op voetstuk ter ondersteuning van geschrift]
-
▾ Papiaments
lèsenar (ouder: lessenaar)
[bureau, schrijftafel]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 58
bron: (Joubert PN; Putman1859; Ewijk; Noordegraaf, Jan (2015), ‘Lexicografie op Curaçao. Abraham Jesurun en zijn woordenlijst van het Papiaments (1898)’, in: Trefwoord 2015, http://www.fryske-akademy.nl/trefwoord.)
-
▾ Soendanees
lesnar
[al wat men gebruikt om brieven, papieren, gedrukte stukken in te doen; brieventas, portefeuille]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
lesnaar
[schuin blad op voetstuk ter ondersteuning van geschrift]
-
▾ letten (op)
[aandacht geven, met aandacht toezicht houden op iets of iemand]
-
▾ Negerhollands
let (op)
[aandacht geven, met aandacht toezicht houden op iets of iemand]
-
▾ Negerhollands
let (op)
[aandacht geven, met aandacht toezicht houden op iets of iemand]
-
▾ letter
[schriftteken]
-
▾ Indonesisch
léter
[schriftteken]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: meléter = markeren met een alfabetische letter
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
lèter
[schriftteken]
-
▾ Japans
retteru
[label, etiket]
status: ontlening onzeker
etymologie: Vanwege de betekenis wordt het woord soms uit- gelegd als zijnde afgeleid van het Duitse 'Zettel'.
bron: Vos 1963 (Vos 1963, 1985, 1989)
-
▾ Javaans
lèter
[schriftteken; opschrift; naambordje]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lèteran=etiket met opschrift
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Madoerees
lettēr, leter, letēr
[letter van het Latijnse schrift]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: aletēr = met een letter, ēnletērre = iets van een letter voorzien
bron: Kiliaan 1904 (ASIS, PH, KIL)
-
▾ Negerhollands
letter
[schriftteken]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 196)
-
▾ Papiaments
lèter, lèterchi (ouder: letter)
[schriftteken; spier; s-vormig (pinda)koekje; handschrift]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.131
bron: Haaren (Joubert PN, Putman1859, Haaren p.c.)
-
▾ Saramakkaans
letè
[schriftteken]
-
▾ Sranantongo
lèter
[schriftteken]
-
▾ Surinaams-Javaans
lèter
[schriftteken]
-
▾ Indonesisch
léter
[schriftteken]
-
▾ letterhout
[meubelhout uit Suriname]
-
▾ Duits
Letterholt
[meubelhout]
status: ontlening onzeker
etymologie: Ein Fachwort, das in der Volkssprache nicht bekannt ist.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Letterholt
[meubelhout]
-
▾ letterlijk
[naar de letter]
-
▾ Fries
letterlik
[naar de letter]
-
▾ Indonesisch
léterlek, letterlijk
[naar de letter]
-
▾ Fries
letterlik
[naar de letter]
-
▾ letterzetter
[werkman die de letters voor een drukwerk zet]
-
▾ Indonesisch
léterséter
[werkman die de letters voor een drukwerk zet]
-
▾ Indonesisch
léterséter
[werkman die de letters voor een drukwerk zet]
-
▾ leugen
[onwaarheid]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: communicatie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
lug, lik
[onwaarheid]
-
▾ Negerhollands
lug, lik
[onwaarheid]
-
▾ leugenaar
[iemand die liegt, iemand die onwaarheid spreekt]
-
▾ Negerhollands
leegenaar, lugenaar, lugman, lugvolk
[iemand die liegt, iemand die onwaarheid spreekt]
-
▾ Negerhollands
leegenaar, lugenaar, lugman, lugvolk
[iemand die liegt, iemand die onwaarheid spreekt]
-
▾ leukemie
[bloedkanker]
-
▾ Indonesisch
léukémi
[bloedkanker]
-
▾ Indonesisch
léukémi
[bloedkanker]
-
▾ leunen
[steunen op of tegen]
-
▾ Negerhollands
lee
[steunen op of tegen]
-
▾ Papiaments
lèn, len, lènt (ouder: leun, leen)
[steunen op of tegen]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Putman1859 p.65 "Leunen - leun, steun" ; Uit Ewijk p. 58 "Leunen- leun, steen". Ook : Ewijk p. 97 (leen)
bron: (Joubert PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Negerhollands
lee
[steunen op of tegen]
-
▾ leuning
[steun voor armen]
-
▾ Deens
lønning
[reling op schip]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra holl. leuning, egl.: gelænder, rækværk; vbs. til holl. leunen, læne, jf. nt. löhnen; egl. sa. ord som I. Læning. PNOE: fra nederlandsk leuning egl. 'gelænder, rækværk' afl. af leunen 'læne' ¯ fællesgermansk *´l@inion 'læne, hælde' . Fremmed2: OPRINDELSE: holl. leuning, egl. gelænder, rækværk, af leunen læne. Bang: (holl)
bron: Becker-Christensen 2005 Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 Hammerich 1945 Hårbøl 2004 Arnesen Bang 1976 (Fremmedordbog, PNOE, OOD, Fremmed2, Sabys, DDO, Arnesen, Hammerich 45, Bang)
-
▾ Indonesisch
lonéng
[balustrade, railing; muurtje voor het huis]
-
▾ Javaans
lèning
[steun voor armen]
-
▾ Noors
lønning
[reling op schip]
status: ontlening onzeker
etymologie: BO: nederl leuning, 'rekkverk'; FuT: aus holl. leuning, eigentlich 'geländer', zum vb. leunen 'lehnen' entlehnt.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Deens
lønning
[reling op schip]
-
▾ leus
[zinspreuk]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1501-1525;
thema: taalkunde
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Duits
(vör de) Lös
(dialect)
[voor de schijn]
status: ontlening onzeker
etymologie: Dieser Ausdruck ist nur im Reiderl., der Emsstrecke und Overledingerland (Westrhauderfehn) bekannt'aber auch dort nicht allgmein. Auch ins Bremische entlent: BrWb. 3, 87 Löse.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Fries
leus, leuze
[zinspreuk]
-
▾ Papiaments
leus
†verouderd
[zinspreuk]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 58
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Duits
(vör de) Lös
(dialect)
[voor de schijn]
-
▾ leuteraar
[treuzelaar, kletser]
-
▾ leuteren
[kletsen, treuzelen, talmen]
-
▾ Engels
loiter
[lanterfanten, beuzelen; treuzelen; rondhangen]
datering: 1301-1400 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: loiter-sack, a lazy, lumpish fellow.
etymologie: a. MDu. loteren to wag about (like a loose tooth), Du. leuteren to shake, totter, Naut. (of a sail) to `shiver'; also, to dawdle, loiter over one's work; cf. WFlem. lutteren, EFris. löteren, of similar meaning. For the development of sense cf. the fig. uses of loose, unsteady. The sense which the word has in Eng. has not been found in Du. earlier than the 16th c., but may be much older in slang use; the word was prob. introduced into England by foreign `loiterers' or vagrants. The same root is found in MDu. lutsen to wag about. The diphthong in the first syll. is a substitution for the unfamiliar vowel of the Du. word, which was prob. <ph>{:</ph> (as in mod. pronunciation) or nearly so. In the first quot. below, the form loltrande may be genuine; if so it represents a distinct word, f. the root of loll v.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Frans
litorne
[kramsvogel, dubbele lijster (die bekend stond om zijn gelanterfanter)]
datering: 1555 (1551-1600)
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: PR: du picard lutron `lambin'; moy.néerl. leuteren `tarder'.FEW: Neben mndl. leuteren steht auch loteren. Die beiden formen erklären wohl die vokalischen varianten der fr. formen. Behrens hält litorne usw. für eine übertragung aus pik. lutron ('treuzelaar'), die darauf beruhen würde, dass die drossel als dumm gilt. Doch bleibt die ver- bindung von lutron und litorne usw. sehr unsicher, vor allem weil lutron erst im 19.jh., litorne usw. aber sehr viel früher belegt ist. Losturgne usw. im wesentlich pik. und norm.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1991 Wartburg 1928 (PRobert, Walter 2, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Schots
lowder; louther
[lanterfanten; zich moeizaam voortslepen, onhandig of lui bewegen]
datering: 1751-1800 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: prob Du leuteren 'linger, dally', MDu loteren 'sway about, hesitate' > Eng loiter; phonology perh w infl f LEWDER
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Engels
loiter
[lanterfanten, beuzelen; treuzelen; rondhangen]
-
▾ leuver
[oog in het touw langs een zeil]
-
▾ Deens
løjert
[oog in het touw langs een zeil]
status: ontlening onzeker
etymologie: vel fra holl. leuver (lover, leeuwer))
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Litouws
liuversas
[oog in het touw langs een zeil]
-
▾ Oekraïens
ljúvers
[rijggat onder aan het zeil]
<via Russisch>
-
▾ Pools
luwers
[oog in het touw langs een zeil]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Russisch
ljúvers, ljúfers
[rijggat onder aan het zeil]
status: ontlening onzeker
etymologie: Entlehnt aus ndl. leuver pl. -s dass., s. Meulen 121. VdMeulen 1909: Leuvers, ogen in het lijck, om de einden of spruiten van de boelijns vast aen te maken. W. Leuvers noemen de seelui die gaaten, die in de lijken van seilen sijn en door welkers behulp de seilen een reef je kunnen ingebonden werden. WINSCH. Oogen met ijzeren kousen in de lijken der zeilen, waarin boelijns, gor-dings, enz. worden vastgemaakt, v. L., vgl. P. M. blz. 96, 309. Russ. Ijuvers V., D., Ijúfers V., J., oeil de pie, oeil de ris. Het meervoud van het Holl. woord is in het Russ. weer als enkelvoud opgevat, als in zoovele• gevallen (z. de noot bij Kraag). J. geeft nog de samenstelling Russ. lik/jufers uit Holl. lijkleuvers, met dezelfde betekenis als het simplex.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Zweeds
löddra
[oog in het touw langs een zeil]
datering: 1545 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: NEO; löd(d)rehål (gat in zeil)
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1545; ombildn. av nederl. leuver med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zweeds
revlöver
†verouderd
[oog in het touw langs een zeil]
status: ontlening onzeker
etymologie: SAOB; jfr holl. rifleuver, reefleuver; till holl. leuver (leeuwer, lover), löddra (jfr löddra, sbst.)
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Deens
løjert
[oog in het touw langs een zeil]
-
▾ leven
[lawaai]
-
▾ Ambons-Maleis
leven
[leven of rumoer maken]
-
▾ Fries
leven
[lawaai]
datering: 1829 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
bron: Århammar 2003 WFT 1984-2010 (WFT, Arhammar)
-
▾ Ambons-Maleis
leven
[leven of rumoer maken]
-
▾ leven
[niet dood zijn]
-
▾ Berbice-Nederlands
lefu
[niet dood zijn]
-
▾ Menadonees
léwen
[niet dood zijn]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: békin léwen banyak = veel leven maken
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Negerhollands
leev, lēf, lif, leven
[leven; levend; levensonderhoud]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: old 1776: hele leven = leevtid. djdj 1926: liftit = leven (subst); lijkt meer op het Nederlandse woord 'leeftijd'
etymologie: leev (old 1776), lēf, lif (djdj 1926), leven (Hesselign 1905: 232). old 1776: maak leev = levendig. wekken uit de dood = maak leev weeraan. djdj 1926: brin lēf = levend maken, waarvan de n een puntje heeft en een ŋ
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 232)
-
▾ Berbice-Nederlands
lefu
[niet dood zijn]
-
▾ levendig
[beweeglijk]
-
▾ Negerhollands
levendig
[beweeglijk]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Old 1776 ook: maak leev
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 262)
-
▾ Russisch
léventich, léventik
[(van zeil) niet bol staand, maar klapperend, doordat de wind er slechts langs strijkt]
status: ontlening onzeker
etymologie: Levendig, scheepsterm: gezegd van een zeil waarin de wind onder zo scherp een hoek valt, dat het niet meer vol staat, maar rimpelt en heen en weer slaat. Russ. léventich, léventik, zie Zee- en Scheepst. 121. Daarnaast was in de 18de eeuw ook levendich nog in gebruik, zie Akad. Wdb. 5, 304. Šiškov (a°. 1795) heeft léventich ili pološcut, govorj . . parusach (levendig of zij slaan heen en weer, sprekend over de zeilen) met als voorbeeld: sdelaj grot marsel' léventich (zet het grootmarszeil levendig). Uit VdMeulen 1909: Een zeil, waarin de wind onder zo scherp een hoek valt, dat het niet meer vol staat, maar rimpelt en heen en weder slaat, heet levendig. T. Russ. leventig J., léventich. V., «]., léoeiitik D., sostojanie parusa, kogda on nachoditsja v linii větra i zapolaskivaet. V. (stand van het zeil, wanneer het zich in de rich¬ting van den wind bevindt en telkens heen en weer slaat); pres de f asi er, en parlant d'nne voile. J. Voor de t van het Rass. woord tegenover de tl in het Holl., z. het art. Onder-.
bron: Meulen 1959 (VdMeulen 1959, VdMeulen 1909)
-
▾ Negerhollands
levendig
[beweeglijk]
-
▾ levensdag
[dag van iemands leven, levenstijd]
-
▾ Negerhollands
leevendag
[dag van iemands leven, levenstijd]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: 'leevendag' betekent ook zoiets als 'nooit'.
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 (Magens 1770, Hesseling 1905)
-
▾ Negerhollands
leevendag
[dag van iemands leven, levenstijd]
-
▾ lever
[klier]
-
▾ Aucaans
lebii
[klier]
-
▾ Azeri
liver
[eetbare inwendige delen van het lichaam]
<via Russisch>
-
▾ Berbice-Nederlands
lefre
[klier]
-
▾ Fries
lever
[klier]
-
▾ Indonesisch
hépar,léper, léver
[klier]
-
▾ Negerhollands
leber
[klier]
-
▾ Oekraïens
líver
[eetbare inwendige delen]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
líver
[lever en longen, organen van slachtvee]
datering: 1792 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lívernaja kolbasá 'leverworst'
etymologie: Aus mnd. ndd. ndl. lever 'Leber', bzw. engl. liver, s. Matzenauer LF. 9,213, Mi.EW. 171, Preobr. 1,451. VdMeulen: Lever, als spijs. Russ. Uver, door Ušakov 2, 57 gedefinieerd: sedobnye vnutrosti — legkoe, serdce i selezenka — ubojnych životných, osobennom obrazom prigotovlennye dlja edy (de eetbare inwendige delen — long, hart en milt — van slachtdieren, op een bijzondere wijze tot spijs toebereid) en volgens Dal' 2, 647: govjažij gusak, pecen' i legkija s goriom (lever en longen met de strot van runderen), vgl. iets dergelijks bij I. T. Smirnov 86 voor het goev. Tver'. De Russen noemen dit geheel gewoonlijk gusák, de Duitsers geschlinge. In de volksmond luidt het woord ook lever (Akad. Wdb. 5, 304). Voor de overgang van e in . vgl. b.v. russ. kíper uit ndl. keper, russ.pipermént uit ndl. peperment (zie die woorden). Men kan ook denken aan ndd. lever of eng. Uver (Vasmer 2, 39), dochdeze afkomst is niet waarschijnlijker dan de ndl.; hd. Ieber (Miklosich 171) komt minder in aanmerking. Het afgeleide adj. is Uvernyj, b.v. in Uvernaja kolbasá (leverworst).
bron: Černych 1993 Meulen 1959 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, Cernych, VdMeulen 1959)
-
▾ Saramakkaans
lebèn
[klier]
-
▾ Sranantongo
lefre
[klier]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Surinaams-Javaans
léfer
[klier]
<via Sranantongo>
-
▾ Wit-Russisch
líver
[lever en longen, organen van slachtvee]
<via Russisch>
-
▾ Aucaans
lebii
[klier]
-
▾ leverancier
[die waren levert]
-
▾ Indonesisch
léperansir, léveransir
[die waren levert]
-
▾ Javaans
léveransir
[die waren levert]
status: ontlening onzeker
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Indonesisch
léperansir, léveransir
[die waren levert]
-
▾ leverantie
[het leveren van koopwaar]
-
▾ Deens
leverance
[het leveren van koopwaar]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk leverancie, lieverancie ¯ oldfransk liverance afl. af livrer 'levere, tilsende' (jf. levere), Arnesen: Nederlands
bron: Becker-Christensen 2005 Arnesen (PNOE, Arnesen)
-
▾ Duits
Lieveranz
(dialect)
[het leveren van koopwaar]
-
▾ Fins
leveranssi
[het leveren van koopwaar]
<via Zweeds>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: leveranssiaika = levertijd, leverantiekauppa = leverantiehandel
bron: Köykkä 1991 Sadeniemi 2002 (ZwFi, NSSK)
-
▾ Noors
leveranse
[het leveren van koopwaar; geleverde koopwaar]
-
▾ Zweeds
leverans
[het leveren van koopwaar]
datering: 1760 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: leveransanbud, leveransdag, leveransvillkor, kraftleverans, oljeleverans
etymologie: sedan 1760; av lågty. leveranz; av fornfra. liverance med samma bet.; till leverera
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
leverance
[het leveren van koopwaar]
-
▾ leverbotziekte
[door de leverbot veroorzaakte ziekte]
-
▾ Fries
leverbotsykte
[door de leverbot veroorzaakte ziekte]
-
▾ Fries
leverbotsykte
[door de leverbot veroorzaakte ziekte]
-
▾ leveren
[verschaffen]
-
▾ Deens
levere
[verschaffen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk levereren, leveren ¯ middelnederlandsk leveren, lieveren ¯ fransk livrer 'levere, tilsende' ¯ latin liber¤re 'frigøre, befri' afl. af liber 'fri'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, Bluhme, Arnesen)
-
▾ Duits
liefern
[afleveren (van koopwaar)]
status: ontlening onzeker
etymologie: Vlaanderen als doorgeefluik tussen Franse en Duitse (ridder)cultuur in ME, Bluhme: Nederlands: Lehnwort: nl. < frz. < lat.
bron: Sijs 2005a Smet 2004 (Van der Sijs 2005, Smet 04, Bluhme)
-
▾ Fries
leverje
[verschaffen]
-
▾ Hongaars
liferáns
[verschaffen]
<via Duits>
-
▾ Indonesisch
(me)léper
[goederen verschaffen]
-
▾ Jakartaans-Maleis
lèper, ngelèper
[bestelde goederen afgeven; verkopen]
-
▾ Javaans
(ng)léver
[verschaffen]
status: ontlening onzeker
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Negerhollands
leveer, leweer, lever
[verschaffen]
-
▾ Noors
levere
[verschaffen; bestelde koopwaar afgeven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO; gj lty og fr fra lat liberare, 'befri'; FuT: ist mnd. levêren (holl. leveren).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Pools
liwerować
[verschaffen; bestelde goederen afgeven]
datering: 1806 (1801-1850)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: nm. liefern, fr.livrer, hol.leveren "dostarczać dla wojska"
bron: Bańkowski 2000 (A.Bańkowski)
-
▾ Sranantongo
leifer
[verschaffen]
-
▾ Surinaams-Javaans
léfer, ngléfer
[afgeven, bezorgen]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngléferké = leveren of bezorgen voor iemand
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Zweeds
leverera
[verschaffen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: avleverera
etymologie: före 1520; fornsv. leverera; av lågty. levereren 'lämna'; av fra. livrer 'lämna; leverera'; av lat. liberare 'befria; lossa'; jfr 1liberal, livré
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
levere
[verschaffen]
-
▾ levering
[geleverde koopwaar]
-
▾ Sranantongo
leiferen
[geleverde koopwaar]
-
▾ Sranantongo
leiferen
[geleverde koopwaar]
-
▾ lexicograaf
[woordenboekschrijver]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1745;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
léksikograf
[woordenboekschrijver]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: léksikografi = lexicografie
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
léksikograf
[woordenboekschrijver]
-
▾ lexicon
[woordenboek]
-
▾ Indonesisch
léksikon
[woordenboek]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: léksikologi = lexicologie
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
léksikon
[woordenboek]
-
▾ lezen
[opnemen van schrift]
-
▾ Ambons-Maleis
lés
[lezen; ook wel: bidden voor het eten]
-
▾ Arowaks
alesedin
[opnemen van schrift]
-
▾ Berbice-Nederlands
lesi
[opnemen van schrift]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
lees
[opnemen van schrift]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 Ginneken 1913-1914 (JAC; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
leis, lês, lez
[opnemen van schrift]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Creools-Portugees (Malakka)
les, leis
[opnemen van schrift]
status: ontlening onzeker
etymologie: afkomstig van stam 'lees'
bron: Baxter 2004 (Baxter, Alan N. & Patrick de Silva (2004), A Dictionary of Kristang (Malacca Creole Portuguese) with an English-Kristang finderlist (Pacific Linguistics 564), Canberra.; Hancock; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Javaans
lis
[opnemen van schrift]
-
▾ Javindo
lesen
[opnemen van schrift]
-
▾ Karaïbisch
resimary
[opnemen van schrift]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
etymologie: van Sranan lesi + -ma-, -ry
bron: Aloema 1987 (Aloema, Nardo, M.J. Pierre & C.N. van der Ziel (red.) (1987), Kalihna-Nederlands woordenboek, met index, Instituut voor Taalwetenschap (SIL), proefuitgave. 1987)
-
▾ Kupang-Maleis
lès
[opnemen van schrift]
-
▾ Mahican
lesówu
[hij/zij leest]
-
▾ Menadonees
lès
[opnemen van schrift]
-
▾ Negerhollands
lees, lēs
[opnemen van schrift]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: lees (old 1776, Hesseling 1905: 231), lēs (djdj 1926)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 231)
-
▾ Papiaments
lesa (ouder:leza)
[opnemen van schrift, oplezen, voorlezen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lesadó (ouder: lezador) - lezer; lesamentu (het lezen) públiko lesadó (het lezerspubliek)
etymologie: Uit Putman p. 65: Lezen- leza Uit Ewijk p. 58: Lezá
bron: (Joubert PN; Putman1859; Ewijk; Noordegraaf, Jan (2015), ‘Lexicografie op Curaçao. Abraham Jesurun en zijn woordenlijst van het Papiaments (1898)’, in: Trefwoord 2015, http://www.fryske-akademy.nl/trefwoord.)
-
▾ Rotinees
les
[opnemen van schrift]
-
▾ Saramakkaans
lési
[opnemen van schrift]
-
▾ Sranantongo
leisi (ouder: le(e)si)
[lezen; voorlezen]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Blanker 2005 Focke 1855 Stichting 1995 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo, SR)
-
▾ Surinaams-Javaans
lési
[opnemen van schrift]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: nglési = iets lezen
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Ternataans-Maleis
lès
[opnemen van schrift]
-
▾ Xhosa
ukulesa
[opnemen van schrift]
<via Afrikaans>
-
▾ Ambons-Maleis
lés
[lezen; ook wel: bidden voor het eten]
-
▾ lezer
[iemand die leest]
-
▾ Negerhollands
leeser
[iemand die leest]
-
▾ Negerhollands
leeser
[iemand die leest]
-
▾ lezing
[het voorlezen van een tekst]
-
▾ Indonesisch
léséng, lésing
[het voorlezen van een tekst]
-
▾ Javaans
lèseng, lèsing
[het voorlezen van een tekst]
-
▾ Indonesisch
léséng, lésing
[het voorlezen van een tekst]
-
▾ liaison
[liefdesbetrekking]
-
▾ Indonesisch
liaison
[liefdesbetrekking]
-
▾ Indonesisch
liaison
[liefdesbetrekking]
-
▾ libel
[insect]
-
▾ Arowaks
bibiri
[insect]
-
▾ Arowaks
bibiri
[insect]
-
▾ liberaal
[een democratische regering aanhangend]
-
▾ Indonesisch
liberal
[een democratische regering aanhangend]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: liberalisme = liberalisme; liberalisasi = liberalisering
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
liberal
[een democratische regering aanhangend]
-
▾ libido
[geslachtsdrift]
-
▾ Indonesisch
libido
[geslachtsdrift]
-
▾ Indonesisch
libido
[geslachtsdrift]
-
▾ licentie
[verlof]
-
▾ Boeginees
lisênsi
[verlof]
-
▾ Indonesisch
lisénsi
[verlof]
-
▾ Boeginees
lisênsi
[verlof]
-
▾ lichaam
[lijf]
-
▾ Negerhollands
lichaam, likam
[lijf]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: lichaam (old 1776), likam (Hesseling 1905:200)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905:200)
-
▾ Negerhollands
lichaam, likam
[lijf]
-
▾ lichamelijk
[tot het lichaam behorend of daarop betrekking hebbend]
-
▾ Negerhollands
lichaamlik
[tot het lichaam behorend of daarop betrekking hebbend]
-
▾ Negerhollands
lichaamlik
[tot het lichaam behorend of daarop betrekking hebbend]
-
▾ licht
[uitstraling van zon e.d.]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Berbice-Nederlands
lekti
[uitstraling van zon e.d.]
-
▾ Deens
lygte
[lamp]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk luchte 'fyrfad, lys, lygte'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fins
lyhty
[lamp]
<via Zweeds>
-
▾ Negerhollands
ligt
[uitstraling van zon e.d.]
-
▾ Noors
lykt
[lantaarn, lamp, licht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty luchte; FuT: entlehnt aus mnd. luchte. Das wort gehört zu ags. leocht (engl. light), 'licht', as. liocht (holl. licht)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
lykta
[lamp]
-
▾ Berbice-Nederlands
lekti
[uitstraling van zon e.d.]
-
▾ licht
[niet zwaar]
-
▾ Berbice-Nederlands
lekti
[niet zwaar]
-
▾ Negerhollands
licht, le, ligt
[niet zwaar, gemakkelijk]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: licht (old 1776), le (djdj 1926), ligt (Hesseling 1905: 212)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 212)
-
▾ Sranantongo
lekti
[niet zwaar]
-
▾ Berbice-Nederlands
lekti
[niet zwaar]
-
▾ licht
[baarmoeder van een koe, nageboorte van een koe of paard]
-
▾ Duits
Licht
(dialect)
[nageboort (meestal van een koe)]
status: ontlening onzeker
etymologie: Die geographische Verbreitung des Wortes macht Entlehnung aus dem Nl. sehr wahrscheinlich, obwohl es an sich als eine Bildung von der Basis van liggen "liegen" einheimisch sein könnte; vgl. ahd. lehtar, dass. (Graff 2, 162).
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Licht
(dialect)
[nageboort (meestal van een koe)]
-
▾ licht
[niet donker]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1130-1161;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
licht, lecht, le, ligt
[niet donker]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: old 1776: nieuwe maan = die jong lecht
etymologie: licht, lecht (old 1776), le (djdj 1926). ligt (Hesseling 1905:195, Magens 1770)
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905:195)
-
▾ Negerhollands
licht, lecht, le, ligt
[niet donker]
-
▾ lichten
[optillen]
-
▾ Deens
lægte
[optillen, uitladen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: omdannet af nt., holl. lichten, Fremmed2: OPRINDELSE: holl. lichten løfte, hæve. OOD: omdannet af nt., holl. lichten
bron: Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 Hårbøl 2004 (Fremmedordbog, OOD, Fremmed2)
-
▾ Duits
lichten
[optillen, heffen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Bartz: Gemeint ist, das Schiff vom Ankergewicht zu erleichtern oder den Anker durch Heben an Bord gewichtlos zu machen. Zugrunde liegt niederländ. ligten, lichtern, mittelniederländ. lichten "(er-)leichtern", aus mittelniederländ. licht "leicht".
bron: Bartz 2007 (Bartz)
-
▾ Fins
letata
[het anker lichten; een last verlichten]
<via Zweeds>
-
▾ Frans
lûter
(dialect)
[uitladen (van een schip); ledigen (veldfles)]
datering: 1539 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lûté, lutage, luttement, luteur, etc.
etymologie: Ndd. lichten, zu nhd. leicht, ist auch ins nhd. gedrungen. Der lütt. form liegt wohl die von Verwijs und Verdam verzeichnete ndl. nebenform luchten zugrunde.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Papiaments
lektu
[oplichten, opheffen, wegpakken, prijsnemen, ontnemen.]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Pools
lichtować
[uitladen van een schip, optillen]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: nm.Lichter "lichtować"
bron: Kopaliński 2007 (Wladyslaw Kopalinski)
-
▾ Zweeds
lykta
†verouderd
[verplaatsen van militaire troepen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: SAOB; av holl. lichten. samma ord som LIKTA
bron: SAOB 1898 (SAOB, SEO)
-
▾ Deens
lægte
[optillen, uitladen]
-
▾ lichter, lichterschip
[vaartuig voor vervoer van lading van en naar zeeschepen]
-
▾ Azeri
lixter
[vaartuig voor vervoer van lading van en naar zeeschepen]
<via Russisch>
-
▾ Bulgaars
lichter
[vaartuig voor vervoer van lading van en naar zeeschepen]
<via Russisch>
-
▾ Deens
lægter
[vaartuig voor vervoer van lading van en naar zeeschepen]
status: ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk el. nederlandsk lichter afl. af lichten 'udlosse skibsladning', besl.m. forældet lægte 'udlosse skibsladning'; egl. 'fartøj til at lette skibe med' . Fremmed2: OPRINDELSE: holl. lichter, se lægtre. OOD: fra nt. holl. lichter, jf. eng. lighter; sa. ord som I. Letter 2; jf. III. lægte, lægtre
bron: Bartz 2007 Becker-Christensen 2005 Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 Hammerich 1945 Hårbøl 2004 Kluge 2002 Arnesen (Fremmedordbog, PNOE, OOD, Fremmed2, Arnesen, Hammerich 45, Kluge Bartz)
-
▾ Duits
Leichter, Lichter
[vaartuig voor vervoer van lading van en naar zeeschepen]
datering: 1377 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus dem Niederländischen zu nndl. lichtern "entladen" (eigentlich "erleichtern"). Bartz: Seit dem 14. Jahrh. entlehnt aus mittelniederländ. lichter, lichtscip, -scute, -boot.
bron: Bartz 2007 (Kluge, Bartz)
-
▾ Engels
lighter
[vaartuig voor vervoer van lading van en naar zeeschepen]
datering: 1487 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lighter-boat, -builder, -master. Also lighterman.
etymologie: f. light v.1 (sense 2) + -er1, or ad. Du. lichter of equivalent formation.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Fins
lehteri
[vaartuig voor vervoer van lading van en naar zeeschepen]
<via Zweeds>
-
▾ Lets
lihteris, lihterkuģis
[vaartuig voor vervoer van lading van en naar zeeschepen]
-
▾ Litouws
lichteris
[vaartuig voor vervoer van lading van en naar zeeschepen]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: ol. lichter, vok. Lichter
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičūtė)
-
▾ Noors
lekter
[vaartuig voor vervoer van lading van en naar zeeschepen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty, nederl. lichter, av lichten, 'lette'; FuT: entlehnt aus nd. holl. lichter, woraus auch engl. lighter. Eigentlich 'fahrzeug das ein anderes (an last) leicht macht'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Oekraïens
lichter
[vaartuig voor vervoer van lading van en naar zeeschepen]
<via Russisch>
-
▾ Pools
lichtuga
[vaartuig voor vervoer van lading van en naar zeeschepen]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Russisch
líchter
(dialect)
[vaartuig voor vervoer van lading van en naar zeeschepen]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. ndd. lichter, nhd. Lichter, eigtl. 'Fahrzeug, das ein anderes (an Last) leicht macht', s. Meulen 122, Falk-Torp 631. uit VdMeulen 1909: Een lichter, een schip daar de gelichte goederen ingeladen werden: waarvan koorenligters, die koren overnemen, mastligters, een andere soort van lichters als de koorenligters, die geen mast hebben. WJNSCII. W. vermeldt lichters op blz. 170: Amsterdamsche binnenlichters, een plomp gebouw, zonder zeil of mast, overdekt met hoge ronde blicken; achter staet een roef en werden meest met de haeck bestuert. Wieringer lichter is een vaer-tuig mede vrij plomp van maekzel, zijn achter en voor wat opge¬zet. Voeren mast en zeil. T. beschrijft de tegenwoordige lichters: platboomd vaartuig met een bok, kraan, mast of spriet er op, om lasten op te heffen en te vervoeren. Russ. lichter, gabarol, chaland, allège. D. schrijft ook ligter. V. verklaart: maloe, obyknovenno ploskodonnoe i odnomačtovoe gruzovoe sudno (klein, gewoonlijk ])latboomd en éénniast lastvaartuig). \\\ Archangel is het volgens D. een dergelijk: trechmačtovoe sudno (driemastvaartuig), z. ook in Arch. de beschrijving van zoo'n Russ. lichter op de Dvina, die aldaar aan de monding een gedeelte der lading van de zeeschepen over¬neemt, daar deze te veel diepgang hebben om de rivier op te varen.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Zweeds
läktare
[vaartuig voor vervoer van lading van en naar zeeschepen]
datering: 1667 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1667; av lågty., nederl. lichter med samma bet., till lichten, eg. 'lyfta (upp)'; besl. med lätt
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Azeri
lixter
[vaartuig voor vervoer van lading van en naar zeeschepen]
<via Russisch>
-
▾ lichtgelovig
[geneigd om iets gauw te geloven]
-
▾ Fries
lichtgelovich
[geneigd om iets gauw te geloven]
-
▾ Fries
lichtgelovich
[geneigd om iets gauw te geloven]
-
▾ lichting
[gezamenlijk opgeroepen mensen, soldaten]
-
▾ Menadonees
lèktèng
[gezamenlijk opgeroepen mensen, soldaten]
-
▾ Menadonees
lèktèng
[gezamenlijk opgeroepen mensen, soldaten]
-
▾ lichtvaardig
[onbezonnen]
-
▾ Deens
letfærdig
[onbezonnen, onverantwoord, losbandig]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af letfærd 'letfærdighed' egl. 'let færd' efter nedertysk lichtverdich el. tysk leichtfertig
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
lettferdig
[lichtzinnig, losbandig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. lîchtverdich, 'rasch, schnell, leichtfertig'= mhd. lîhtverdec (nhd. leichtfertig).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
lättfärdig
[losbandig]
datering: 1540 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1540; av lågty. lichtverdich med samma bet., eg. 'rask, snabb'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
letfærdig
[onbezonnen, onverantwoord, losbandig]
-
▾ lichtzinnig
[onberaden]
-
▾ Negerhollands
lichtsinnig
[onberaden]
-
▾ Negerhollands
lichtsinnig
[onberaden]
-
▾ lid
[persoon die deel uitmaakt van een gemeenschap of kring]
-
▾ Indonesisch
lid
[persoon die deel uitmaakt van een gemeenschap of kring]
-
▾ Javaans
elid
[lid van een rechtbank, commissie]
-
▾ Madoerees
ēllit, ēllid, līt, ēllīt
[persoon of personen die deel uitmaken van een gemeenschap of kring]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngēllidi = met het oog op een zaak een landraadzitting bijwonen als lid, līt landrat = lid van de landraad
bron: Kiliaan 1904 (PH, KIL)
-
▾ Makassaars
lé, lêdeng
[lid van een vereniging, bestuur, vertegenwoordigend lichaam, rechterlijk college]
status: ontlening onzeker
etymologie: lêdeng misschien van mv
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Negerhollands
lid, leden
[persoon die deel uitmaakt van een gemeenschap of kring]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Old 1776: ik ben lid geworden van het gezelschap = mi a kom/word een led van die geselskap, je zal mij inlijven/toeëigenen = joe sal maak mi tot een led na joe lichaam
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Sasaks
lid
[lid van een publiek lichaam of instituut]
-
▾ Soendanees
ĕlit
[persoon die deel uitmaakt van een gemeenschap of kring]
-
▾ Zweeds
led
[gelid, persoon die deel uitmaakt van een gemeenschap of kring]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. lidh; trol. av lågty. lit med samma bet.; samma ord som 2led2
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Indonesisch
lid
[persoon die deel uitmaakt van een gemeenschap of kring]
-
▾ lid
[lichaamsdeel]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1260-1280;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
leeden
[ledematen, lichaamsdelen]
-
▾ Negerhollands
leeden
[ledematen, lichaamsdelen]
-
▾ lidmaat
[lid van een protestants kerkgenootschap]
-
▾ Deens
ledmod
†verouderd
[lid; lichaamsdeel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: muligvis fra mnt. lidmate, holl. lidmaat
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
ledmod
†verouderd
[lid; lichaamsdeel]
-
▾ liederlijk
[losbandig]
-
▾ Negerhollands
liederlik, liderlig
[losbandig]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: liederlik (old 1776), liderlig (Hesseling 1905: 262)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 262)
-
▾ Negerhollands
liederlik, liderlig
[losbandig]
-
▾ liedje
[populair gezang]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
liedjie
[populair gezang, Afrikaans volksliedje]
<via Afrikaans>
datering: 1934 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: boereliedjie, ghommaliedjie, luisterliedjie
etymologie: Nederlands
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
liedjie
[populair gezang, Afrikaans volksliedje]
<via Afrikaans>
-
▾ liedjes, liederen
[zangstukjes]
-
▾ Ambons-Maleis
licis
[versje(s), gelegenheidsgedicht(en)]
status: ontlening onzeker
etymologie: Niet te verwarren met de 'pantoen-pantoen'. Wordt zowel in de singularis als in de pluralis gebruikt, bijv. 'menjanji satoe litjis'.
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Kupang-Maleis
lijes
[gedichten]
-
▾ Menadonees
lijes
[gedichten]
-
▾ Negerhollands
liederen
[psalmliederen]
-
▾ Ternataans-Maleis
lijes
[gedichten]
-
▾ Ambons-Maleis
licis
[versje(s), gelegenheidsgedicht(en)]
-
▾ lief
[bemind, aardig]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
lief
[bemind, aardig]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Old 1776: neem voor lief = neem voorlief
bron: Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseing 1905: 198)
-
▾ Papiaments
lif
[bemind, aardig]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sranantongo
lifi
†verouderd
[bemind, aardig]
-
▾ Negerhollands
lief
[bemind, aardig]
-
▾ lief, liefje
[schatje]
-
▾ Engels
leefkyn
†verouderd
[schatje]
datering: 1540 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. obs. Du. liefkyn: see lief a. and -kin.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Frans
lewekin, leaukin, lievequin
†verouderd
(dialect)
[biersoort]
datering: 1266 (1251-1300)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mndl. liefken ist bei Plant und Kilian belegt. Das wort wird ein kosender ausdruck der bier- trinker sein, der zwar im mndl. nicht in der bed. belegt ist, die er im fr. hat, der diese aber doch schon im mndl. angenommen haben muss.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Tamazight (Noord-Marokko)
lif inou
[mijn liefje (in liefdesliedjes)]
status: ontlening onzeker
etymologie: Het is een nu reeds oud leenwoord. Het dateert waarschijnlijk al zeker uit de jaren zeventig en is nu geheel ingeburgerd, voornamelijk in de liederen, waarin het woord (zo zacht en zo makkelijk als het is) een zwaarder woord als "baDaD" succesvol heeft vervangen. Ik moet wel zeggen dat "lief inou" verbazingwekkend in Qal3ia (Nador en omgeving waar toch aanzienlijk veel mensen in Nederland verblijven) minder bekend is en niet gebruikt wordt in liedjes. Waarschijnlijk omdat de invloed van het Spaans daar erg dominerend is en ze daar gewoon nog altijd "nobyo/nobya" (Novio/Novia) gebruiken.
bron: Otten (Roel Otten p.c.)
-
▾ Engels
leefkyn
†verouderd
[schatje]
-
▾ liefde
[genegenheid]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1291-1300;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
liefde, lievft
[genegenheid]
datering: 1760 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: liefde (old 1776). lievft (Rossem 1996: 89). Old 1776: lief hebben = ha lief
bron: Rossem 1996 (old 1776, Rossem 1996: 89)
-
▾ Negerhollands
liefde, lievft
[genegenheid]
-
▾ liefdevlam
[brandende liefde, grote verliefdheid]
-
▾ Negerhollands
liefdevlam
[brandende liefde, grote verliefdheid]
-
▾ Negerhollands
liefdevlam
[brandende liefde, grote verliefdheid]
-
▾ liefhebben
[beminnen, houden van]
-
▾ Negerhollands
hab lief
[beminnen, houden van]
-
▾ Negerhollands
hab lief
[beminnen, houden van]
-
▾ liefhebber
[iemand die veel van iets houdt, zich erg interesseert voor iets]
-
▾ Duits
Leefhebbere
(dialect)
[genoegen, iets aangenaams]
status: ontlening onzeker
etymologie: Der Ausdruck ist heute noch geläufig. Diese Art der Verwendung kann leicht enstehnt aus Sätzen wie he deit dat uut Leefhebberee; dat is mi een L. Berücksichtig man aber, daß im Deutschen das Wort in diesem Gebrauch unbekannt ist, im Nl. dagegen sehr allgemein, so wird Entlehnung wahrscheinlich.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Engels
lief-hebber
†verouderd
[amateur]
datering: 1654 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Du. liefhebber, agent-n. f. liefhebben to hold dear, f. lief dear + hebben to have.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Negerhollands
liefhebber
[iemand die veel van iets houdt, zich erg interesseert voor iets]
-
▾ Duits
Leefhebbere
(dialect)
[genoegen, iets aangenaams]
-
▾ liefhebberij
[genoegen, plezier]
-
▾ Duits
Leafhebberij
†verouderd
(dialect)
[vergenoegen]
status: ontlening onzeker
etymologie: vor allem früher, heute noch bei alten Leuten, eine sehr feste Formel.
bron: Schlüter 1952 (Schlüter)
-
▾ Duits
Leafhebberij
†verouderd
(dialect)
[vergenoegen]
-
▾ lieflijk
[vriendelijk, bekoorlijk]
-
▾ Deens
liflig
[heerlijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk lieflik, lêflik afl. af lief, lêf 'kær'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
liflig
[heerlijk, behaaglijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, av lief 'kjær'; FuT: aus mnd. lêflîk '' freundlich', oder richtiger aus neund. nebenform lîflîch = holl. liefelijk, nhd. lieblich entlehnt.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
livlig
†verouderd
[behaaglijk, prettig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: SAOB: jfr d. liffig; av mnt. lflik, holl. liefelijk, t. lieblich jfr LJUVLIG)
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Deens
liflig
[heerlijk]
-
▾ liefste
[geliefde, beminde]
-
▾ Negerhollands
liefste
[geliefde, beminde, aanstaande echtgenoot]
-
▾ Negerhollands
liefste
[geliefde, beminde, aanstaande echtgenoot]
-
▾ liegen
[onwaarheid spreken]
-
▾ Berbice-Nederlands
liki
[onwaarheid spreken]
datering: 1794 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: 1794 ligie
bron: Kouwenberg 1993 Robertson 1994 (Kouwenberg 1993:635; Robertson 1994)
-
▾ Negerhollands
lug, lik, lieg
[onwaarheid spreken]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: lug (old 1776), lik (djdj 1926), lieg (Hesseling 1905: 196)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 196)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
lieg
[onwaarheid spreken]
<via Afrikaans>
datering: 1969 (1951-2000)
status: ontlening onzeker
etymologie: Nederlands 'liegen'
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Berbice-Nederlands
liki
[onwaarheid spreken]
-
▾ lier
[horizontaal geplaatste kaapstander]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1859;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
lir
[horizontaal geplaatste kaapstander]
-
▾ Indonesisch
lir
[horizontaal geplaatste kaapstander]
-
▾ lies
[plooi tussen onderlijf en bovenbeen]
-
▾ Ambons-Maleis
lies
[plooi tussen onderlijf en bovenbeen]
-
▾ Duits
Liese, Lise
(dialect)
[huid om het vet van de ingewanden van varkens, vet van de darmen, rond de ribben en nieren van varkens en ganzen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Bischoff p. 159: Jerichow, Lise gehört auch der Berliner Umgangsprache an und dringt von dort aus vor, nach Norden - wie es Teuchert für Rostrock gezeigt hat - und nach Westen.
bron: Wiese 1996 (Wiese, Bischoff)
-
▾ Ambons-Maleis
lies
[plooi tussen onderlijf en bovenbeen]
-
▾ lies
[aan of in het water groeiende plant]
-
▾ Duits
Liesch
(dialect)
[aan of in het water groeiende plant]
status: ontlening onzeker
etymologie: Teuchert p. 65-66. Komt in de "Mark" voor.
bron: Smet 1983 Teuchert 1972 (Smet 83, Teuchert)
-
▾ Duits
Liesch
(dialect)
[aan of in het water groeiende plant]
-
▾ liesei, liezenei
[(Vlaams) ei dat alleen door een vlies is omgeven en geen schaal heeft]
-
▾ Frans
leûse, wèsse, ouage, lwas, hasse
(dialect)
[ei zonder schaal]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: leûzer 'een ei zonder schaal leggen; een miskraam krijgen; werk verknoeien; kleverig worden, zoals vlees dat begint te rotten'
etymologie: Fläm. liesei ist zuss. von lies 'membran' (schon mndl.) und ei 'ei'. Der ursprung der verschiedenen lautlichen weiterbildingen ist noch nicht recht aufgeklärt.
bron: Wartburg 1928 (FEW liesei)
-
▾ Frans
leûse, wèsse, ouage, lwas, hasse
(dialect)
[ei zonder schaal]
-
▾ Liesje
[eigennaam]
-
▾ liever
[met meer lust, bij voorkeur, veeleer]
-
▾ Negerhollands
liever
[met meer lust, bij voorkeur, veeleer]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Magens 1770 ook: meerlief, veel liever
bron: Magens 1770 (Magens 1770, old 1776)
-
▾ Negerhollands
liever
[met meer lust, bij voorkeur, veeleer]
-
▾ lieverd
[bemind persoon]
-
▾ Fries
lieverd
[bemind persoon]
-
▾ Fries
lieverd
[bemind persoon]
-
▾ lieverlede: van -
[beetje voor beetje, langzamerhand]
-
▾ Duits
(mit) leverla
(dialect)
[gaandeweg, stilaan, stuk voor stuk]
status: ontlening onzeker
etymologie: Jetzt noch allgemein bekannt, auch im Jeverl. und Oldenb. Oft ohne mit. Auf Borkum bi liverla. Früher war des Ausdruck auch in Bremen und Hamburg bekannt. Mnl. HdWdb. 318: Met (bi) liever (lichter) lade(n), dass. - Es ist schwer zu entscheiden, ob im ostfries. dieser Ausdruck bodenständig ist oder nicht. Im Nl. Wdb. 8, 2152 wird das a des zweiten Bestandteiles für fries. gahlten < germ. ai; doch die Etym. ist unsicher. Im Hamburgischen handelt es sich sicher um ein nl. Lehnwort, und auch das vom BrWb. aufgegebene liberlage, liberlo zeigt nl. Vokalismus.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
(mit) leverla
(dialect)
[gaandeweg, stilaan, stuk voor stuk]
-
▾ liflaf
[flauwe kost]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1793-1796;
thema: consumptie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
liplap
[de maag niet vullende lekkernij]
-
▾ Indonesisch
liplap
[de maag niet vullende lekkernij]
-
▾ lift
[hijstoestel]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1891;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
lift
[hijstoestel]
-
▾ Indonesisch
lift
[hijstoestel]
-
▾ Javaans
lift
[hijstoestel]
status: ontlening onzeker
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Papiaments
left
[hijstoestel]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Fries
lift
[hijstoestel]
-
▾ liften
[gratis meerijden in andermans auto]
-
▾ Papiaments
left
[gratis ritje; gratis meerijden]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
left
[gratis ritje; gratis meerijden]
-
▾ liftkoker
[schacht waarin een lift op en neer gaat]
-
▾ Indonesisch
koker lift
[schacht waarin een lift op en neer gaat]
-
▾ Indonesisch
koker lift
[schacht waarin een lift op en neer gaat]
-
▾ liga
[verbond]
-
▾ Indonesisch
liga
[verbond]
-
▾ Indonesisch
liga
[verbond]
-
▾ liggen
[uitgestrekt zijn, zich bevinden]
-
▾ Negerhollands
lee, lei, lej
[uitgestrekt zijn, zich bevinden]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: lee (old 1776), lei (djdj 1926), lej (Hesseling 1905). djdj 1926: kā lei = liggende (gelegen zijnde)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Papiaments
lèg
[liggend een dutje doen]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Negerhollands
lee, lei, lej
[uitgestrekt zijn, zich bevinden]
-
▾ ligger
[ijkmaat, standaardmaat]
-
▾ Deens
ligger
[onderste molensteen]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD zonder etymologie: den nederste, fastliggende sten i en kværn (mods. Løber).
bron: (Hammerich 45 p. 348, OOD)
-
▾ Engels
leaguer
†verouderd
[inhoudsmaat]
datering: 1683 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: ? ad. Du. ligger a tun, f. liggen to lie v.1 Cf. G. leger (also legger, wasserlegger) a measure for arrack, pl. fresh-water casks on board ship.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Deens
ligger
[onderste molensteen]
-
▾ ligging
[het feit of de wijze van liggen]
-
▾ Fries
lêging
[het feit of de wijze van liggen]
-
▾ Fries
lêging
[het feit of de wijze van liggen]
-
▾ lijden
[verduren, ondergaan]
-
▾ Deens
lide
[verduren, ondergaan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: 1-2 fra nedertysk liden 'opleve, lide'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
lyd, lyden, lijden, leiden
[verduren, ondergaan]
datering: 1760 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: lyd, lyden (old 1776), lijden (Rossem 1996: 88), leiden (Hesseling 1905: 233)
bron: Hesseling 1905 Rossem 1996 (old 1776, Rossem 1996: 88, Hesseling 1905: 233)
-
▾ Noors
li, lide
[verduren, ondergaan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: entlehnt aus mnd. lîden (holl. lijden)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
lida
[verduren, ondergaan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. lidha; av lågty. liden med samma bet.; samma ord som lida3
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
lide
[verduren, ondergaan]
-
▾ lijf
[lichaam]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1220-1240;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Berbice-Nederlands
lifu
[lichaam]
-
▾ Negerhollands
lief, lif, lijf
[lichaam]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: lief (old 1776), lif (djdj 1926), lijf (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Berbice-Nederlands
lifu
[lichaam]
-
▾ lijfgarde
[lijfwacht]
-
▾ Engels
life-guard
[Engels cavalerieregiment; lijfwacht; strandwacht]
datering: 1632 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: life-guard oath; life-guard-man, a member of a life-guard; also Life Guardsman, a soldier belonging to the Life Guards.; life-guard v. trans., to protect as a life-guard; to preserve, safeguard.
etymologie: Perh. suggested by Du. lijfgarde (obs.), G. leibgarde (in both of which, however, the first element = ‘body’).
bron: Onions 1983 (OED3, ODEE)
-
▾ Zweeds
livgarde
[lijfwacht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: livdrabant; livgarde
etymologie: före 1520; fornsv. liv-; till liv i bet. 'kropp'; trol. av lågty. lif (ty. Leib) med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Engels
life-guard
[Engels cavalerieregiment; lijfwacht; strandwacht]
-
▾ lijfje
[kledingstuk dat het bovenlijf bedekt]
-
▾ Azeri
lif
[kledingstuk dat het bovenlijf bedekt, keurs, korset]
<via Russisch>
-
▾ Engels
lyfkie
†verouderd
[kledingstuk dat het bovenlijf bedekt]
datering: 1579 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Du. lijfken `corpusculum, subucula, exomis' (Kilian), dim. of lijf body; cf. G. leibchen.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Kupang-Maleis
leif
[kledingstuk dat het bovenlijf bedekt, borstlap door kinderen gedragen]
-
▾ Oekraïens
lif
[kledingstuk dat het bovenlijf bedekt, keurs, korset]
<via Russisch>
-
▾ Papiaments
leifi
[deel van een jurk dat het bovenlijf bedekt]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Pools
lifk, liwk
[kledingstuk dat het bovenlijf bedekt, keurs, korset]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndd. lêv bzw. ndl. lijf 'Leibchen', nhd. dial. Leib, Leibchen, s. Matzenauer 241, Mi.EW. 168, Berneker EW. 1,717. Die daneben von Matzenauer u. Mi. c.l. erwogene Vermittlung durch schwed. lif kommt nicht in Betracht.
bron: Vasmer 1953-1958 (Vasmer)
-
▾ Russisch
lif, lífčik
[kledingstuk dat het bovenlijf bedekt, keurs, korset]
datering: 1780 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndd. lêv bzw. ndl. lijf 'Leibchen', nhd. dial. Leib, Leibchen, s. Matzenauer 241, Mi.EW. 168, Berneker EW. 1,717. Die daneben von Matzenauer u. Mi. c.l. erwogene Vermittlung durch schwed. lif kommt nicht in Betracht. VdMeulen: Lijf, als naam van een kledingstuk of het bovengedeelte daarvan, dat het lichaam omsluit, inzonderheid dat gedeelte van een japon (Ndl. Wdb. 8, 2252). Russ. lif, dat in Dal' 2, 663 o.a. verklaard wordt met: verchnjaja polovina plotnoj odeždy, prilegajušcaja vkrug do pojasa (bovenhelft van een nauwsluitend kledingstuk, dat rondom tegen het lichaam aanligt tot aan de gordel) en volgens Michel'son: cast ženskago platja, obnimajušcaja tulovišce ot šei do pojasa (gedeelte van een vrouwenkledingstuk, dat de romp omvat van de hals tot de gordel). De. en zw. liv, door Matzenauer 241 en Miklosich 168 genoemd, komen hier niet in aanmerking, doch evenmin ndd. lev of hd. dial. leib (Vasmer 2, 47). Bij russ. lif behoren de deminutiva lífik en lífóik voor: lijfje.
bron: Černych 1993 Meulen 1959 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, Cernych, VdMeulen 1959)
-
▾ Sranantongo
leifi
[kledingstuk dat het bovenlijf bedekt]
-
▾ Azeri
lif
[kledingstuk dat het bovenlijf bedekt, keurs, korset]
<via Russisch>
-
▾ lijfknecht
[lakei, bediende]
-
▾ Fries
liifknecht
[lakei, bediende]
-
▾ Fries
liifknecht
[lakei, bediende]
-
▾ lijfkoop
[fooi, drinkgeld bij het sluiten van een koop]
-
▾ Engels
lyth-coop
†verouderd
[boedelveiling]
datering: 1681 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: Perh. adopted (with change of sense) from Du. lijfkoop, in MDu. also litcoop, liefcoop, a luck-penny on the conclusion of a bargain. The Du. forms are prob. affected by popular etymology; cf. G. leitkauf of the same meaning, believed to be f. leit (= Goth. lei<th>us) ale + kauf purchase.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Engels
lovecop
[belasting opgelegd aan kooplui]
datering: 1252 (1251-1300)
status: ontlening onzeker
etymologie: Origin uncertain. Apparently < LOVE n.1 + a second element probably borrowed < Middle Dutch coop trade, purchase (compare later COPE n.3 and COPE v.3), perhaps after Middle Dutch lijfcoop earnest money, although compare also Middle Dutch l{omac}ven to recommend or offer (merchandise) for sale, to approve, to permit, to promise, to stand surety for (see LOVE v.2). The form lufcoup in quot. 1299 could also suggest an early Scandinavian model (compare COUP v.1). For differing interpretations of the word see Brit. Borough Charters 1042-1216 (1913) pp. lxix-lxx and 255-6, and also J. W. Spargo 'Chaucer's Love-Days' in Speculum 15 (1940) 55.
bron: OED2 1989 (OED3)
-
▾ Frans
lifecop; licop
†verouderd
(dialect)
[handgeld, onderpand; drinkgeld, fooi]
datering: 1280 (1251-1300)
status: ontlening onzeker
etymologie: Lijfkoop (mndl.) 'handgeld'. Das ndl. wort ist bei Kilian und heute besonders im südndl. bezeugt. Vgl. d. leitkauf (so schwäb.), leihkauf.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Engels
lyth-coop
†verouderd
[boedelveiling]
-
▾ lijfwacht
[bewakers van een belangrijk persoon]
-
▾ Duits
Leibwache
[bewakers van een belangrijk persoon]
datering: 1651-1700
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: Laut Ponten eine bewusste Lehnübersetzung von P. von Zesen um das frz. escorte zu ersetzen.
bron: Ponten 1968 (Ponten)
-
▾ Duits
Leibwache
[bewakers van een belangrijk persoon]
-
▾ lijk
[touw om rand van zeil]
-
▾ Deens
lig
[touw om rand van zeil; rand om visserstouw]
status: ontlening onzeker
etymologie: Hammerich 45 p. 342: Nederlands
bron: (Hammerich 45 p. 342, BO, NEO, Moberg)
-
▾ Ests
liik
[touw om rand van zeil]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
bron: Silvet 1980 (Thonus/Silvet; Bentlin)
-
▾ Fins
liiki
[touw om rand van zeil]
<via Zweeds>
datering: 1862 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Bentlin: kan ook uit Nederduits
bron: Ginneken 1913-1914 Nurmi 1998 Bentlin 2008 (Stjerncreutz, JvG, NSSK, SKP, TN, Bentlin)
-
▾ Noors
lik
[touw om rand van zeil]
status: ontlening onzeker
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; fra lty, besl m lat ligare, 'binde'; FuT: anord. lîk = mnd. lîk (holl. lijk).)
-
▾ Oekraïens
lik
[touw om rand van zeil]
<via Russisch>
-
▾ Pools
lik
[touw om rand van zeil]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Russisch
lik
[touw om rand van zeil]
status: ontlening onzeker
etymologie: Entlehnt aus ndl. lijk dass., bzw. ndd. liek, mnd. lîk dass., s. Meulen 122, Kaestner Zeitschr. 17,105, Kluge Seemannsspr. 542. Uit VdMeulen 1909: Het touw, dat rondom aan het zeil vast is. W. De rand of het touw, dat rondom de seilen vastgenaaid werd. WINSCI-I. Beide betekenissen, die WINSCH. hier vermeldt, schijnt ook Russ. lik te kunnen hebben. J. vertaalt het met: bord d'une voile, V. daar¬entegen met: ralhume. De eerste betekenis is in het Russ. de meest gewone; bedoelt men het touw, dan gebruikt men het woord liktros, ralingue, een samenstelling uit Holl. lijk en tros, vgl. 1). : lik parusa, kraj, kromka, obšivaemaja liktrósom, verevkoju. {lijk van een zeil, de rand, de kant, onmaaid met een Iijktros, een touw). x) Een zeil lijken (met touwwerk omzoomen. v. L.) heet Russ. likovať; voor de samenstelling Russ. likljufers J. uit Holl. lijkleuvers, z. Leu vers.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Zweeds
lik
[touw om rand van zeil]
datering: 1765 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: liktross
etymologie: sedan 1765; trol. av lågty. lik med samma bet.; jfr nederl. lijk med samma bet.; trol. till lat. ligare 'binda'; jfr legera
bron: Moberg-Bakker 1973 (NEO, Moberg)
-
▾ Deens
lig
[touw om rand van zeil; rand om visserstouw]
-
▾ lijk
[dood lichaam]
-
▾ Negerhollands
liek
[dood lichaam]
-
▾ Negerhollands
liek
[dood lichaam]
-
▾ lijken
[(een zeil) met touwwerk omzomen]
-
▾ Russisch
likovát'
[(een zeil) met touwwerk omzomen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. een zeil lijken 'ein Segel mit diesem Tau besäumen', s. Meulen 122. Vgl. lik.
bron: Vasmer 1953-1958 (Vasmer)
-
▾ Russisch
likovát'
[(een zeil) met touwwerk omzomen]
-
▾ lijkewel, lijkwel
[(verouderd) evenwel, toch, nochtans]
-
▾ Deens
alligevel, (verouderd) ligevel
[evenwel, toch, nochtans]
status: ontlening onzeker
etymologie: PNOE: al+lig/e/vel ¯ nedertysk all·kewol, l·kewol ¯ al 'al(t), helt' + l·ke 'lige' + wol 'vel'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, DDO, OOD)
-
▾ Noors
likevel, allikevel
[evenwel, toch, nochtans]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty likewol, 'like fullt'; FuT: allikevel ist mnd. allîkewol (holl. allikewel), ein verstärktes likevel (neuhd. gleichwohl).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
likväl
[toch, niettemin]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. likoväl; efter lågty. likewol med samma bet.; till 1lika och 1väl
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
alligevel, (verouderd) ligevel
[evenwel, toch, nochtans]
-
▾ lijktros
[bepaald soort touw, raband]
-
▾ Azeri
liktros
[bepaald soort touw, raband]
<via Russisch>
-
▾ Oekraïens
liktrós
[bepaald soort touw, raband]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
liktrós
[bepaald soort touw, raband]
status: ontlening onzeker
etymologie: Von ndl. lijktros 'Saumtauwerk', s. Meulen 122, Matzenauer 241.
bron: Vasmer 1953-1958 (Vasmer)
-
▾ Azeri
liktros
[bepaald soort touw, raband]
<via Russisch>
-
▾ lijm
[plakmiddel]
-
▾ Ambons-Maleis
lèm
[plakmiddel]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
lem
[plakmiddel]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Ests
liim
[plakmiddel]
-
▾ Indonesisch
lim, lém
[plakmiddel]
-
▾ Jakartaans-Maleis
lèm
[plakmiddel]
-
▾ Javaans
elim, elin, lim, lin
[plakmiddel]
-
▾ Kupang-Maleis
lèm
[plakmiddel]
-
▾ Madoerees
ēllīm, līm, ēllem
[plakmiddel]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngēllīm = lijmen
bron: Safioedin 1977 (ASIS, PH)
-
▾ Makassaars
leng
[fabriekslijm]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: leng-sapêda = solutie
etymologie: sapêda = fiets
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
lèm
[plakmiddel]
-
▾ Muna
lemu
[plakmiddel]
-
▾ Negerhollands
liem
[plakmiddel]
-
▾ Papiaments
leim (ouder: lijm, lym, leimu)
[plakmiddel]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.41; Uit Ewijk p. 59
bron: (Joubert PN; Putman1859; Ewijk; Noordegraaf, Jan (2015), ‘Lexicografie op Curaçao. Abraham Jesurun en zijn woordenlijst van het Papiaments (1898)’, in: Trefwoord 2015, http://www.fryske-akademy.nl/trefwoord.)
-
▾ Singalees
lēyin
†verouderd
[plakmiddel]
-
▾ Sranantongo
lèim, len, lin
[plakmiddel]
-
▾ Surinaams-Javaans
lèm
[plakmiddel]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngelèm = lijmen
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Ternataans-Maleis
lèm
[plakmiddel]
-
▾ Ambons-Maleis
lèm
[plakmiddel]
-
▾ lijmen
[met lijm bestrijken en vasthechten]
-
▾ Negerhollands
liem
[met lijm bestrijken en vasthechten]
-
▾ Papiaments
leim (ouder: lijm)
†verouderd
[met lijm bestrijken en vasthechten]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.65
bron: Putman 1859 Putte 2008 (Putman1859, PuttePN)
-
▾ Negerhollands
liem
[met lijm bestrijken en vasthechten]
-
▾ lijn
[streep; verbinding (van openbaar vervoer), route]
-
▾ Berbice-Nederlands
leni, lin
[streep]
-
▾ Duits
Line
(dialect)
[maateenheid voor percelen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Teuchert p. 194, Smet p. 733.
bron: Smet 1983 Teuchert 1972 (Teuchert, Smet 83, Bischoff)
-
▾ Indonesisch
lin
[streep; tramlijn, buslijn]
-
▾ Jakartaans-Maleis
lin
[streep; vaste route (openbaar vervoer)]
-
▾ Javaans
lin
[streep]
-
▾ Kupang-Maleis
len
[route, richting]
-
▾ Menadonees
lèin
[verbinding van openbaar vervoer]
-
▾ Sranantongo
lein, lin
[streep]
-
▾ Berbice-Nederlands
leni, lin
[streep]
-
▾ lijn
[touw]
-
▾ Ests
liin
[touw]
-
▾ Lets
līne
[touw]
-
▾ Oekraïens
lin'
[touw]
<via Russisch>
-
▾ Pools
lina
[touw]
datering: 1488 (1451-1500)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: nm.leine, ang.line, hol.lijn "sznur"
bron: Bańkowski 2000 (A.Bańkowski)
-
▾ Russisch
lin'
[touw]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: linëk 'touw voor tuchtiging/kastijding' (bij Radiščev 219)
etymologie: Aus ndl. lijn dass., s. Meulen 123, Berneker EW. 1,722, Matzenauer 242, LF. 9,211 ff. Nicht über poln. lina 'Leine' oder engl. line (gegen Želtov Fil. Zap. 1876 Nr.1 S.24). uit VdMeulen 1909: Lijn en touw zijn van de zelfde betekenis. WINSCH. In de Marine-lijnbanen verstaat men onder lijn een bepaald soort van touwwerk, z. P. M. blz. 68: lijnen, driedraads wantsiag, van 15 draden of 35 strepen, van 12 draden of 31 strepen, van 9 draden of 28 strepen en van 6 draden of 24 strepen. W. blz. 281 ver¬meldt onder de benodigdheden van den zeilmaker: 20 lijnen van twaleven, vgl. nog blz. 283: behalve dit heeft men op liet schip noch nodig. . . 1 lijn van zessen. Russ. lin , bitord, qnarantainier. De lluss. líni zijn volgens V. van 12, 9 en 6 draden. Bij 1). een afgeleid adject. linevój, terwijl alle woordenboeken het bij lim he-hoorende diminutivum linék d.i. lijntje vermelden, n.1. het eindje touw, waarmee de matrozen gestraft worden, corde ou garcette pour frapper les matelots coupables de certains déTits. J. Vroeger was hiervoor ook Russ. dach uit Holl. dag, z. ald., in gebruik, Rij linék geeft 1). de adject. liríkóvyj en linécngj. Het Zeeregl. blz. 923 heeft voor lijn een oorspronkelijk leinov (Gen. Plur. van lein), leynen.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Ests
liin
[touw]
-
▾ lijnbaan
[deel van de werkplaats van een touwslager]
-
▾ Menadonees
lènbàn
[deel van de werkplaats waar het gomoetiweefsel (vezels van bepaalde palm) tot touw wordt gedraaid]
-
▾ Menadonees
lènbàn
[deel van de werkplaats waar het gomoetiweefsel (vezels van bepaalde palm) tot touw wordt gedraaid]
-
▾ lijnzaad
[vlaszaad]
-
▾ Frans
linsat
†verouderd
(dialect)
[vlaszaad]
datering: 1201-1300 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
etymologie: Lijnsaet (mndl.) 'leinsamen'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Papiaments
linasa
[vlaszaad]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Frans
linsat
†verouderd
(dialect)
[vlaszaad]
-
▾ lijsbed
[(Vlaams) middeleeuwse draagstoel]
-
▾ Frans
lisbette, lisebette
†verouderd
(dialect)
[draagstoel]
datering: 1583 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mndl. lisebedde ist zuss. von lise 'still; bequem' und bedde 'bett'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
lisbette, lisebette
†verouderd
(dialect)
[draagstoel]
-
▾ lijspond
[oud gewicht]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1351-1400;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
lispund
[oud gewicht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra mnt. lispunt, livespunt
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Engels
lispound
[oud gewicht]
datering: 1545 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: ad. LG. and Du. lispund, contr. f. livsch pund ‘Livonian pound’ = med.L. livonicum talentum. (An example, in the form lispunt, is quoted by Du Cange from a Polish document of 1454.)
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Noors
lispund
[oud gewicht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty livesch punt, lispunt, 'livlandsk pund'; FuT: aus mnd. lîvesch punt, lîvespunt (joll. lijspont), d.h. livländisches pfund, das in Riga angewendete pfund
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
lijspond
[oud gewicht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. lifspund; av lågty. livespunt, urspr. 'livländskt pund' (förr använt i Riga)
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
lispund
[oud gewicht]
-
▾ lijst
[rand; opsomming, reeks]
-
▾ Ambons-Maleis
lis
[lijst van een schilderij of bij schilderwerk]
-
▾ Baskisch
lista
[omheining, strijdperk]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
etymologie: Komt met deze betekenis alleen voor in Lh (Noord-Baskisch zonder nadere specificatie) en wordt als niet-inheemse term geclassificeerd.
bron: Lhande 1926 (Lh)
-
▾ Ests
liist
[rand]
-
▾ Frans
liste; lîse
(dialect)
[rand, zoom (van een veld, bos e.d.); plaats waar men zich opstelt bij het begin van het knikkerspel]
status: ontlening onzeker
etymologie: In neuerer zeit wurde das subst. nochmals aus den heutigen westgerm. grenzmundarten entlehnt, liste/lîse aus ndl. lijst.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Gimán
les
[dat deel van een (motor)boot dat boven de waterlijn uitkomt]
-
▾ Indonesisch
lés, lis
[deurlijst, fotolijst, schilderijlijst; omboordsel (kleding); opsomming, reeks]
-
▾ Jakartaans-Maleis
lis, lès
[rand; bericht, rapport]
-
▾ Javaans
elis, lis
[lijstwerk, richel, rand; intekenlijst]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dielis=van lijst voorzien; lislisan=van lijstwerk voorzien
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Keiëes
les
[omlijsting]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: les skav = lijstschaaf, inles = omlijsten
bron: Geurtjens 1921 (Geurtjens)
-
▾ Madoerees
ēlles
[rand]
-
▾ Papiaments
leishi, leshi
[omlijsting]
status: ontlening onzeker
etymologie: Joubert vermeldt dat 'leishi' in protestantse kringen gebruikt wordt, en op Aruba.
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sarnami
list
[rand]
-
▾ Singalees
läyistu-va
[rand]
-
▾ Sranantongo
lèis(t)
[rand; opsomming, reeks]
-
▾ Surinaams-Javaans
lèis, lès
[rand, fotolijst]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngelèis = inlijsten, van een rand voorzien, van plinten voorzien
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Ambons-Maleis
lis
[lijst van een schilderij of bij schilderwerk]
-
▾ lijster
[zangvogel]
-
▾ Papiaments
lijster
†verouderd
[zangvogel]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 59
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Papiaments
lijster
†verouderd
[zangvogel]
-
▾ lijstplank
[plank van een kroonlijst]
-
▾ Indonesisch
lisplang
[plint]
-
▾ Indonesisch
lisplang
[plint]
-
▾ lijvig
[dik (ook gezegd van tabaksblad)]
-
▾ Deens
lejfig
[(over tabak) makkelijk te bewerken, aardig, goed]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: ist fra holl. lijvig, om tobaksblad: tyk, svær, afl. af lijf, liv; haandv.-jarg., især bl. tobaksarbejdere, vel delvis fra nt. leifig, hty. (ge)läufig, se geläufig
bron: Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 (Fremmedordbog, OOD)
-
▾ Deens
lejfig
[(over tabak) makkelijk te bewerken, aardig, goed]
-
▾ lijwaarts
[naar de lijzijde (door schip met zeil of stok te sturen)]
-
▾ Deens
lævartst
[lijzijde]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: efter holl. lijwaartsch(t), adj. til (te) lijwaart(s), i ell. hen imod læ(siden), nt. leewards, hty. leewärts, eng. leeward, jf. I. Luvart;
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Frans
livarde
†verouderd
[lange stok, die dient om een zeil te spannen; touwring om het zeil te spannen]
datering: 1752 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: voile à livarde 'zeil, dat zich ontvouwt in het midden van een lange stok' 1873
etymologie: Zum ndl. adv. lijwaarts vgl. e. leeward. In der verbindung lijwarts zeil wurde jenes offenbar für ein adj. gehalten und bei der übernahme ins fr. entsprechend voile fem. gebraucht. Daraus ist livarde substantiviert worden.
bron: Wartburg 1928 (FEW, GRobert)
-
▾ Italiaans
livarda
[lange stok om zeil te spannen]
<via Frans>
-
▾ Deens
lævartst
[lijzijde]
-
▾ lijzeil
[zeil dat ter zijde van een hoofdzeil wordt gevoerd]
-
▾ Deens
læsejl
[zeil dat ter zijde van een hoofdzeil wordt gevoerd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: zeil om razeil te verbreden bij goed weer
etymologie: OOD: fra nt. leseil (hty. leesegel), holl. lijzeil
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Fins
leeseili
[zeil dat ter zijde van een hoofdzeil wordt gevoerd]
<via Zweeds>
datering: 1862 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Ginneken 1913-1914 Nurmi 1998 (Stjerncreutz, JvG, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Litouws
liseliai
[zeil dat ter zijde van een hoofdzeil wordt gevoerd]
-
▾ Noors
leseil
[zeil dat ter zijde van een hoofdzeil wordt gevoerd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: nty. leseil , holl. lejzeil; første ledd av uviss opr
bron: NROi (NROi)
-
▾ Pools
lizel
[zeil dat ter zijde van een hoofdzeil wordt gevoerd]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Russisch
lísel'
[zeil dat ter zijde van een hoofdzeil wordt gevoerd]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: underlísel', grotunderlisel'; lisel'gáls (eerst: lei zeil' gals (Morsk. Ust. 1720)) uit 'lijzeilhals'; lisel'spírt (eerst: lejsels spirov (ebda. a. 1720)) uit 'lijzeilspier'; enz., s. Meulen 123 ff.
etymologie: Aus ndl. lijsel, lijzeil 'Leesegel', s. Meulen 123, Matzenauer 395, LF. 9,212. Uit VdMeulen 1909: Lijzeil. (Zeelui zeggen lij sel, plur. lijsels). Een zeil, dat ter zijden aan de andere zeilen vast wordt gemaakt, om meerder te vertieren. W. Een lij seil, een strook zeildoeks, dat aan de nok van de ree, neevens de andere seilen werd aangespannen. WINSCH. P. JVL behandelen de lijzeilen op blz. 333 vlgg. : de lijzeilen zijn bestemd om bij ruimen wind, op zijde van de vierkante zeilen aan spieren, welke aan den voorkant der raas bevestigd zijn , gevoerd te wor¬den. Russ. lisel', bonnette. De lijzeilen op zijde van de onderzoden (d. w. z. van fok en grootzeil, maar op zij van het laatste worden ze thans nooit gevoerd) heten onderlijzeilen, Russ. únderlíseli: J. ver¬meldt Russ. forunderlisel’ d. i. Holl. voor onderlij zeil en Russ. grotunderlisel’ d. i. Holl. grootonderlij zeil; die op zijde van het voor- en grootmarszeil worden bij ons boven lij zei len genoemd, z. P. M. blz. 334, 336, en daaraan beantwoordend luidt ook de vroegere benaming dezer lijzeilen bij de Russen: bomliseli (noot bij V.), maai' tegenwoordig heeten deze Russ. mársalíseli (d. i. marselijzeilen), waarvan bij J. het grotmarsalisef (d. i. grootmarse-lijzeil) genoemd wordt; die op zijde van het voor-en grootbramzeil drageu den naam van bramlij zeilen , Russ. bramliseli, waarvan bij J. het grootbramlijzeil, Russ. grotbramUseV, voorkomt. V. vermeldt nog Russ. bombramliseV, lloll. bovenbramlijzeil, dat op zij van het voor- en grootbovenbramzeil gevoerd kan worden, maar weinig gebruikt wordt (P. M. blz. 334).
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Zweeds
läsegel
[zeil om razeil te verbreden bij lichte wind]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: läsegelsbom (rondhout horend bij lijzeil); ~sfall (touw waarmee lijzeil gehesen wordt); ~gik (zie ~bom); ~gods (tuigage van lijzeil); ~rå (ra horende bij lijzeil); ~spira (zie ~bom)
etymologie: SAOB; jfr d. læsejl; av nt. leseil (t. leesegel), av holl. lijzeil; härav äv. LEDSEGEL
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Deens
læsejl
[zeil dat ter zijde van een hoofdzeil wordt gevoerd]
-
▾ lijzeilsblok
[blokken op de nokken van de marsenra's en bramra's, waardoor de lijzeilvallen lopen]
-
▾ Russisch
lísel'blok
†verouderd
[blokken op de nokken van de marsenra's en bramra's, waardoor de lijzeilvallen lopen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Lijzeilblok. Een der blokken op de nokken der marse- en bramra's, waardoor de lijzeilvallen lopen. Russ. lisel'blok, plur. Lisel’ bloki, poulies frappées aux bouts des vergues de hune et de perroquet pour les drisses des bonnettes. V. alleen kent dit woord.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
lísel'blok
†verouderd
[blokken op de nokken van de marsenra's en bramra's, waardoor de lijzeilvallen lopen]
-
▾ lijzeilsgeitouw
[touw, dienende om de onderpunten van een vierkant of razeil te lichten]
-
▾ Russisch
lisel'gitov
†verouderd
[touw, dienende om de onderpunten van een vierkant of razeil te lichten]
-
▾ Russisch
lisel'gitov
†verouderd
[touw, dienende om de onderpunten van een vierkant of razeil te lichten]
-
▾ lijzeilshals
[lijn of touw dat de onderloefpunt van een zeil neerhoudt]
-
▾ Russisch
lisel'gals
†verouderd
[lijn of touw dat de onderloefpunt van een zeil neerhoudt]
-
▾ Russisch
lisel'gals
†verouderd
[lijn of touw dat de onderloefpunt van een zeil neerhoudt]
-
▾ lijzeilsra
[ra voor het lijzeil]
-
▾ Russisch
lisel'rej
†verouderd
[ra voor het lijzeil]
-
▾ Russisch
lisel'rej
†verouderd
[ra voor het lijzeil]
-
▾ lijzeilsschoot
[touw aan de benedenhoek van het lijzeil vastgemaakt en dienend om dit te spannen]
-
▾ Russisch
lisel'škot
†verouderd
[touw aan de benedenhoek van het lijzeil vastgemaakt en dienend om dit te spannen]
-
▾ Russisch
lisel'škot
†verouderd
[touw aan de benedenhoek van het lijzeil vastgemaakt en dienend om dit te spannen]
-
▾ lijzeilsspier
[stok of spriet waarmee het lijzeil wordt uitgezet]
-
▾ Russisch
líselspírt, lisel'sprit
†verouderd
[stok of spriet waarmee het lijzeil wordt uitgezet]
status: ontlening onzeker
etymologie: Lijzeilspier, spier waaraan het lijzeil wordt uitgespannen. Russ. líselspírt, zie Zee- en Scheepst. 124. Bij Goncarov 5, 148 vindt men de vorm lisel'sprit, die met metathesis uit lisel'spirt kan zijn ontstaan; men zou hier ook aan ndl. spriet kunnen denken (vgl. Winsch. 68: de stok of spriet, waar meede het lijseil werd uitgeset), maar ndl. spriet is in het russ. verbasterd tot šprintov (bij Šiškov a°. 1795 špritov), zie Zee- en Scheepst. 194. De plaats bij Goncarov luidt: Na vachte ne razgovarivajut: opjat' lisel'sprit chotite slomat'! vdrug razdalsja szadi nas strogij golos ... kapitana (Op de wacht praat men niet: alweer wilt u de lijzeilspier breken! weerklonk plotseling achter ons de strenge stem . .. van de kapitein). De vorm spirt, die reeds bij Šiškov (a°. 1795) voorkomt in de plur. lisel'spirty, luidde in Peters tijd nog spir, zie Morsk. Ust. van 1720. In het Akad. Wdb. 5, 636 staan verder de samenstellingen UseV'spirtbras en lisel'spirt topenant. Uit VdMeulen 1909: Lijzeilspier. WINSCJI. heeft op spier: te scheep betekend het spier de gijk, hetwelk op zijn plaats te zien is. Gijk betekend op grote schepen de stok of spriet, waarmede het lij seil werd uitgezet. P. JVL blz. 47 zeggen van de lijzeilspieren : de lijzeilspieren dienen om bij sommige omstandigheden de raas te verbreden, en er alsdan de lijzeilen tussen uit te spannen. Vgl. T. : lijzeil¬spieren varen aan de onder- en marsera's door ijzeren beugels en kunnen langs de halve ra ingehaald of omstreeks hunne halve lengte uitgevoerd worden, met het doel om de ra's te verlengen ten einde lijzeilen te kunnen voeren. De onderlijzeilspieren hebben twee beugels op de onderra's waardoor zij varen ; de bovenlijzeilspieren een beugel op de nokken der marsera's. Russ. Lisel'spirt, plur. lisel'spirty , bouts-dehors de bonnette ; spirty is verbasterd uit spiry (Zeeregl.). De beugels der lijzeilspieren heten Russ. Bugel’ dlja lisel'spirtov, cercle de boute-hors. 4. Op grot vermeldt 1). nog de grotlisel'spirty d. i. groollijzeilspieren (P. M. blz. 47 noemen deze grootbovenlijzeilspieren), en daarboven de grotmarsalisel’spirty d.i. grootmarselijzeilspieren, bij ons grootbovenlijzeilspieren (P. M. blz. 47 noemen deze grootbramlijzeilspieren).
bron: Meulen 1959 (VdMeulen 1959, VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
líselspírt, lisel'sprit
†verouderd
[stok of spriet waarmee het lijzeil wordt uitgezet]
-
▾ lijzeilsstaart
[tros (staart), behorende tot het tuig van de lijzeilspieren]
-
▾ Russisch
lisel'šterty
[tros (staart), behorende tot het tuig van de lijzeilspieren]
status: ontlening onzeker
etymologie: Lijzeilstaart. Bij V. komen voor lisel’ sterty, waarmee de lijzeil¬spieren : vystřelivajutsja, i podymajutsja (worden uitgehaald en ge¬licht) • het woord is uit Holl. lijzeilstaart. P. M. noemen deze ene tros (staarten), behorende tot het tuig der lijzeilspieren : staarttouwen, vgl. blz. 47:. . . de spier-en staarttouwen, waarmede de spier geligt, uit- of ingehaald en op de ra vastgemaakt wordt; z. verder ald. blz. 231.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
lisel'šterty
[tros (staart), behorende tot het tuig van de lijzeilspieren]
-
▾ lijzeilstakelage
[touwwerk dat deel uitmaakt van het tuig van een schip, zowel het staand als het lopend touwwerk]
-
▾ Russisch
lisel'takelaž
†verouderd
[touwwerk dat deel uitmaakt van het tuig van een schip, zowel het staand als het lopend touwwerk]
-
▾ Russisch
lisel'takelaž
†verouderd
[touwwerk dat deel uitmaakt van het tuig van een schip, zowel het staand als het lopend touwwerk]
-
▾ lijzeilsval
[lopend touw]
-
▾ Russisch
lisel'fal
†verouderd
[lopend touw]
-
▾ Russisch
lisel'fal
†verouderd
[lopend touw]
-
▾ likdoorn
[eksteroog]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1301-1350;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Papiaments
lekdor (ouder: likdoorn)
[eksteroog]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 59
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Sranantongo
lekdoru
[eksteroog, eelt]
-
▾ Papiaments
lekdor (ouder: likdoorn)
[eksteroog]
-
▾ likeur
[alcoholische drank]
-
▾ Indonesisch
likir
[alcoholische drank]
-
▾ Javaans
likir
[alcoholische drank]
-
▾ Papiaments
likùr (ouder: likeur)
[alcoholische drank]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 59
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Indonesisch
likir
[alcoholische drank]
-
▾ likhand, likan
[(Surinaams-Nederlands) miereneter (die bij honger de poten likt)]
-
▾ Sranantongo
likanu
[miereneter]
-
▾ Sranantongo
likanu
[miereneter]
-
▾ likhout
[glanshout]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1884;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
likhout
[glanshout]
-
▾ Fries
likhout
[glanshout]
-
▾ likkebroer
[drinkebroer]
-
▾ Fries
likkebroer
[drinkebroer]
-
▾ Fries
likkebroer
[drinkebroer]
-
▾ likken
[met de tong over iets heen gaan]
-
▾ Frans
lécher
[met de tong over iets heen gaan]
datering: 1120 (1101-1150)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: frq. *lekkon
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse, Rey)
-
▾ Fries
likke
[met de tong over iets heen gaan]
-
▾ Negerhollands
lek, lik
[met de tong over iets heen gaan]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: lek (old 1776), lik (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Sranantongo
leki (ouder: likki)
[met de tong over iets heen gaan; gelik]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Blanker 2005 Focke 1855 Stichting 1995 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo, SR)
-
▾ Frans
lécher
[met de tong over iets heen gaan]
-
▾ likken
[glad, effen maken]
-
▾ Frans
liguer; liguî
(dialect)
[linnengoed strijken; glijden op het ijs]
datering: 1650 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ligue 'slede voor houttransport'; ligueûs 'vol onregelmatige scheuren' 1720; ligot 'zware slede'; etc.
etymologie: Die entsprechung des ndl. verbums lebt auch in Aachen und am Niederrhein in der form licken. Doch kommt hier eher das ndl. in betracht. Warland erhebt einspruch, weil die bed. 'gleiten' sich nicht aus 'glätten' ableiten lasse. Doch ein vergleich mit andern wort- sippen, besonders der von fr. lisse widerlegt diesen einwand. Ein zusammenhang mit Ollon l<schwa>kå<'> 'glisser', neuch. liquette 'traîneau' usw. scheint ausgeschlossen.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
liguer; liguî
(dialect)
[linnengoed strijken; glijden op het ijs]
-
▾ likkepot
[naam van de wijsvinger in een kinderrijmpje, waarmee het laatste restje voedsel wordt afgeschraapt]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
lickpot finger
[wijsvinger]
datering: 1981 (1951-2000)
status: ontlening onzeker
etymologie: lickpot finger = the forefinger. so calles because it is the finger used to scrape leavings from a pot. Other fingers are middle finger, ring finger, lil finger and big tom.
bron: Valls 1981 (Valls 1981)
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
lickpot finger
[wijsvinger]
-
▾ liksteen
[zoutsteen voor het vee]
-
▾ Fries
likstien
[zoutsteen voor het vee]
-
▾ Fries
likstien
[zoutsteen voor het vee]
-
▾ lila
[lichtblauw paars]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1833;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
lila
[lichtblauw paars]
-
▾ Sranantongo
lila
[lichtblauw paars]
-
▾ Indonesisch
lila
[lichtblauw paars]
-
▾ lilliputter
[dwerg]
-
▾ Indonesisch
liliput
[dwerg; zeer klein]
-
▾ Indonesisch
liliput
[dwerg; zeer klein]
-
▾ Limburger, Limburgse kaas
[kaassoort]
-
▾ Amerikaans-Engels
limburger cheese
[kaassoort]
datering: 1871 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: ; CITAAT: 1871 On their plates were odorous crumbs of Limburger cheese; [...] 1883 Do you see ... where those old cabbages and those boxes of Limburger cheese are piled?
bron: Craigie 1938-1944 (Craigie)
-
▾ Arabisch (MSA)
al-limbūrqar
[kaassoort]
-
▾ Deens
Limburger, Limburger ost
[kaassoort]
-
▾ Duits
Limburger (Käse)
[kaassoort]
-
▾ Engels
Limburger, Limburg cheese
[kaassoort]
datering: 1817 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Du. and G. Limburger.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Kroatisch
limburger
[kaassoort]
status: ontlening onzeker
bron: Anić 2003 (Anić, Vladimir & Ivo Goldstein (2000), Rječnik stranih riječi, Zagreb, 2de druk.)
-
▾ Litouws
limburgiškas
[kaassoort]
status: ontlening onzeker
etymologie: pagal Limburgijos (Limburgia) šalies, įeinančios į Belgijos ir Olandijos sudėtį, pavadinimą
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Noors
limburgerost
[kaassoort]
-
▾ Pools
limburski ser
[kaassoort]
-
▾ Tsjechisch
limburský syr
[kaassoort]
-
▾ Zweeds
Limburgerost
[kaassoort]
-
▾ Amerikaans-Engels
limburger cheese
[kaassoort]
-
▾ limnologie
[zoetwaterbiologie]
-
▾ Indonesisch
limnologi
[zoetwaterbiologie]
-
▾ Indonesisch
limnologi
[zoetwaterbiologie]
-
▾ limoen, lemmetje, limmetje
[citroen]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1351-1400;
thema: plantenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Ambons-Maleis
lémon
[citroen]
-
▾ Arowaks
limóna
[citroen]
status: Ambigu: Nederlands of Spaans ; ontlening onzeker
bron: Baarle 1995 Bennett 1989 Robertson 1983 (Bennett 1989; Baarle 1995; Penard; Robertson 1983)
-
▾ Berbice-Nederlands
lemuna
[citroen]
-
▾ Boeginees
lêmo
[citroen]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
lamuntsi
†verouderd
[citroen]
<via Negerhollands>
-
▾ Karaïbisch
alimiki
[kleine citrusvrucht]
<via Sranantongo>
-
▾ Kupang-Maleis
lémon
[citroen]
-
▾ Letinees
lemnu
[sinasappel]
-
▾ Madoerees
limon
[citroensap]
-
▾ Menadonees
lémon
[citroen]
-
▾ Negerhollands
lamuntši, lamuntje
[citroen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: lamuntši (old 1776), lamuntje (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Papiaments
lamunchi
[soort citroen (Citrus aurantiifolia)]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Saramakkaans
lémíkí
[kleine citrusvrucht]
-
▾ Sranantongo
lemki
[kleine citrusvrucht]
-
▾ Surinaams-Javaans
limun
[frisdrank]
-
▾ Ternataans-Maleis
lémon
[citroen]
-
▾ Tiriyó
remiki
[citroen]
<via Sranantongo>
-
▾ Ambons-Maleis
lémon
[citroen]
-
▾ limonade
[drank van vruchtensap]
-
▾ Boeginees
limonâde
[drank van vruchtensap]
-
▾ Indonesisch
limonade
[drank van vruchtensap]
-
▾ Jakartaans-Maleis
limun
[drank van vruchtensap]
-
▾ Japans
rimonāde
†verouderd
[drank van vruchtensap]
status: ontlening onzeker
etymologie: Nowadays remonêdo, ramune (E.), remon-sui (E.+ S.-J.).Originally the D.word 'limonade' corresponded with E. lemonade; nowadays this syrup is also prepared from other fruits than lemons; in that case the corresponding word in J. is shiroppu (q.v.).
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Javaans
iman adhem; limun
†verouderd
[drank van vruchtensap]
-
▾ Makassaars
limonâda
[drank van vruchtensap]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
lémonade
[drank van vruchtensap]
-
▾ Sarnami
nimnár
[drank van vruchtensap]
-
▾ Boeginees
limonâde
[drank van vruchtensap]
-
▾ limousine
[gesloten luxeauto]
-
▾ Indonesisch
limosin
[gesloten luxeauto]
-
▾ Indonesisch
limosin
[gesloten luxeauto]
-
▾ lindaan
[insecticide, genoemd naar de ontdekker, de Nederlandse chemicus T. van der Linden]
-
▾ Engels
lindane
[insecticide, genoemd naar de ontdekker, de Nederlandse chemicus T. van der Linden]
datering: 1949 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: f. the name of Teunis van der Linden (b. 1884), Dutch chemist, who investigated the isomers of benzene hexachloride + -ane (perh. after chlordane).
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Litouws
lindanas
[insecticide, genoemd naar de ontdekker, de Nederlandse chemicus T. van der Linden]
status: ontlening onzeker
etymologie: pagal olandų chemiko T. van der Lindeno (Linden), 1912 išradusio šį chemikalą, pavardę
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičūtė)
-
▾ Pools
lindan
[insecticide, genoemd naar de ontdekker, de Nederlandse chemicus T. van der Linden]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Slowaaks
lindan
[insecticide, genoemd naar de ontdekker, de Nederlandse chemicus T. van der Linden]
-
▾ Tsjechisch
lindan
[insecticide, genoemd naar de ontdekker, de Nederlandse chemicus T. van der Linden]
-
▾ Engels
lindane
[insecticide, genoemd naar de ontdekker, de Nederlandse chemicus T. van der Linden]
-
▾ lindeboom
[boomsoort]
-
▾ Engels
linden tree
[boomsoort]
datering: 1501-1600 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: -Du. lindeboom,+lindenboom,G.lindenbaum, f.linde(with weak inflexion)+boom,baum tree(BEAM). The first el.corr.to OE.lind,linde lime-tree,shield,ON.lind,prob.rel.to Gr. elátē silver fir (:-*ln<>tā).
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Engels
linden tree
[boomsoort]
-
▾ lingot
[(verouderd) hoeveelheid metaal in de vorm waarin het uit de oven gekomen is]
-
▾ linguaal
[m.b.t. de tong]
-
▾ Indonesisch
lingual
[m.b.t. de tong]
-
▾ Indonesisch
lingual
[m.b.t. de tong]
-
▾ linguïst
[taalkundige]
-
▾ Indonesisch
linguis
[taalkundige]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: linguistik = linguistiek; linguistis = linguistisch
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
linguis
[taalkundige]
-
▾ liniaal
[meetlat]
-
▾ Ambons-Maleis
liniar
[meetlat]
-
▾ Kupang-Maleis
liniar
[meetlat]
-
▾ Madoerees
linyar
[meetlat]
-
▾ Menadonees
liniar
[meetlat]
-
▾ Papiaments
liñal (ouder: linjaal)
[meetlat]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 59
bron: (Joubert PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Ternataans-Maleis
liniar
[meetlat]
-
▾ Ambons-Maleis
liniar
[meetlat]
-
▾ linie
[streep, lijn]
-
▾ Indonesisch
lini
[streep, lijn]
-
▾ Indonesisch
lini
[streep, lijn]
-
▾ liniëren
[lijnen]
-
▾ Jakartaans-Maleis
linyar
[lijnen]
-
▾ Jakartaans-Maleis
linyar
[lijnen]
-
▾ linker
[tegenover rechter]
-
▾ Fries
linker
[tegenover rechter]
-
▾ Fries
linker
[tegenover rechter]
-
▾ linkerhand
[de hand die zich aan de zijde van het lichaam bevindt waar het hart zit]
-
▾ Negerhollands
slinker hand
[de hand die zich aan de zijde van het lichaam bevindt waar het hart zit]
-
▾ Negerhollands
slinker hand
[de hand die zich aan de zijde van het lichaam bevindt waar het hart zit]
-
▾ links
[aan de linkerzijde]
-
▾ Berbice-Nederlands
slinggrid
[aan de linkerzijde]
-
▾ Fries
links
[aan de linkerzijde]
-
▾ Sranantongo
lenks
[aan de linkerzijde]
-
▾ Berbice-Nederlands
slinggrid
[aan de linkerzijde]
-
▾ linnen
[weefsel van vlas]
-
▾ Indonesisch
linen, linan
[weefsel van vlas]
-
▾ Japans
rinneru
[weefsel van vlas]
-
▾ Javaans
lénah
[weefsel van vlas]
-
▾ Madoerees
lena, lenah, lina
[wit lijnwaad]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: alena = iets van lena aanhebben
bron: Kiliaan 1904 (KIL)
-
▾ Negerhollands
linnen
[weefsel van vlas]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Old 1776: linnen doek = linnen doek, Hesselign 1905: 259: linne-duk
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Noors
linnet
[linnengoed; ondergoed, nachtgoed]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fj da fra lty linnen, 'av lin'; FuT: eine substantivierung von dän. linned, linmet, 'aus leinen', das die alte neutrumsform von ält. dän. linnen, linen ist; diese adj. ist wiederrum aus mnd. lînen, linnen, 'aus lein' (holl. linnen, 'leinen')
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
linnen
†verouderd
[weefsel van vlas]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: p.29
bron: Putman 1859 (Putman1859)
-
▾ Indonesisch
linen, linan
[weefsel van vlas]
-
▾ linoxyne
[stof gemaakt van geoxideerde lijnolie, ontdekt door de Nederlander G. J. Mulder]
-
▾ Engels
linoxyn
[stof gemaakt van geoxideerde lijnolie, ontdekt door de Nederlander G. J. Mulder]
datering: 1876 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Du. linoxyne (G. J. Mulder Scheikundige Verhand. en Onderzoekingen (1865) IV. i. 120), f. L. l<imac>n-um flax (see line n.1): see oxy- and -in1.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Engels
linoxyn
[stof gemaakt van geoxideerde lijnolie, ontdekt door de Nederlander G. J. Mulder]
-
▾ lint
[vezels van katoenzaad, band]
-
▾ Azeri
lent
[haarband; meetlint]
<via Russisch>
-
▾ Duits
Linte
(dialect)
[band]
status: ontlening onzeker
etymologie: FrL: Die südliche Ausbuchtungen am Rhein, Bindungen zwischen England, Köln und Trier, lassen an die Germania Romana denken. Teuchert bringt hierzu wichtige Ergänzungen. Seine Materialen seien in der folgenden Liste gesammelt. Ein * bedeutet, daß die romanische Lehnwörter von Niederländern auch in den Hansebereich getragen wurden, also der niederdeutschen Küste und der binnenländischen Mark gemeinsam sind.
bron: Frings 1966 Ponten 1968 (FrL, Ponten)
-
▾ Ests
lint
[band]
-
▾ Fries
lint
[vezels van katoenzaad, band]
-
▾ Indonesisch
lin
[band]
-
▾ Javaans
lin
[band]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lincis=lintje, lusje
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Madoerees
līn
[haarlint]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: aēllīn / ngēllīni = een haarlint dragen
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Menadonees
lènt
[haarlint]
-
▾ Negerhollands
lent
[vezels van katoenzaad, band]
-
▾ Oekraïens
lenta
[band]
status: ontlening onzeker
etymologie: Wohl entlehnt aus nhd. dial. Linte 'Band', mnd. mndl. ndl. lint 'gewebtes Zierband' (Teuchert Ndl. Siedl. 303, Schiller-Lübben 2,701), ahd. linta aus lat. lintea, linteus 'aus Leinwand', s. Mikola Berühr. 135, Matzenauer 239; aus d. Mnd. auch lett. lint 'Band', estn. lin<'>t (s. M.-Endz. 2,472 ff.). Zur germ. Sippe s. unter lut. Zu trennen von dem folg. (gegen Verf. IORJ. 12,2,252, GrslEt. 113, Živ. Star. 17,2,142 ff., s. Mikkola c.l.), denn aus mgriech. léntion wäre volkssprachlich nur -nd- möglich. Ebenso engl. lint 'Scharpie' aus vlat. linta, linteus, s. Holthausen EW. 94.
bron: Vasmer 1953-1958 (Vasmer)
-
▾ Russisch
lénta
[band, haarband; meetlint]
datering: 1601-1700 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lénta; dial.: lénda (Tula), línda (Kaluga)
etymologie: Wohl entlehnt aus nhd. dial. Linte 'Band', mnd. mndl. ndl. lint 'gewebtes Zierband' (Teuchert Ndl. Siedl. 303, Schiller-Lübben 2,701), ahd. linta aus lat. lintea, linteus 'aus Leinwand', s. Mikola Berühr. 135, Matzenauer 239; aus d. Mnd. auch lett. lint 'Band', estn. lin<'>t (s. M.-Endz. 2,472 ff.). Zur germ. Sippe s. unter lut. Zu trennen von dem folg. (gegen Verf. IORJ. 12,2,252, GrslEt. 113, Živ. Star. 17,2,142 ff., s. Mikkola c.l.), denn aus mgriech. léntion wäre volkssprachlich nur -nd- möglich. Ebenso engl. lint 'Scharpie' aus vlat. linta, linteus, s. Holthausen EW. 94. VdMeulen:Lint, benaming voor een smal, bandvormig weefsel, dat in stukken van aanmerkelijke lengte wordt vervaardigd, en dat voornamelijk wordt gebezigd ter versiering van kledingstukken en andere zaken (Ndl. Wdb. 8, 2463). Russ. lénta, in het Akad. Wdb. 5, 440 aldus gedefinieerd: matercataja tes'ma, preimušcestvenno iz blestjašcich tkanij, idušcaja na ženskie narjady ili služašcaja, ... ukrašenie, dlja perevjazyvanija (band van stof, inzonderheid van glinsterende weefsels, gebezigd voor vrouwelijke kostuums, of om ter versiering ergens omheen te binden). Als voorbeelden vindt men daar: Lenta atlasnaja, barchatnaja, selko vaja (een lint van atlas, een fluwelen, een zijden lint). Ook in toepassing op het lint van een ridderorde, zie b.v. Dal' 2, 637: s lentoju po plecu (met het lint over de schouder). In de 18de eeuw komt het woord eveneens in beide genoemde betekenissen voor; het Akad. Wdb. geeft citaten uit Kantemir (1708-1744) en Lomonosov (1711-1765). In de russ.-ndl. woordenlijst van Sewel (a°. 1717) leest men: tjasma nebolšaja (kleine band) lint . . . lint. De vorm linta is reeds in de 17de eeuw aangetroffen (Vasmer 2, 31). Dialectisch komt in Archangel nog linta voor (Podvysockij 82), waarnaast in andere streken Unda (Akad. Wdb. 5, 586) zoals naast lénta in tal van dialecten lénda staat (Akad. Wdb. 5, 436) en Budde 126 geeft bovendien nog lénka voor Tula en Orel. Voor de overgang van r in d na . vgl. vánda naast vánta uit ndl. want alsmede kandák naast kanták uit ndl. kanthaak (zie die woorden) en voor de verandering van . in e voor n + cons. vgl. russ. kalamenka uit ndl. kalamink (zie ald.). Russ. lénta: lint moet worden gescheiden van russ. (ksl.) lentij, lentie: handdoek, dat aan gr. Aévrtov: linnen (lat. linteum) is ontleend. Toch zijn deze woorden wel met elkaar in verband gebracht b.v. door Preobraženskij en Miklosich, die op blz. 165 nog klruss. lenta, buig. lenta alsmede lit. en lett. linta noemt. De beide laatste woorden komen uit het ndd. evenals lett. lint en estn. lint; de klruss. en bxilg. woorden kunnen uit het russ. zijn.
bron: Černych 1993 Meulen 1959 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, Cernych, VdMeulen 1959)
-
▾ Sarnami
lenti
[band]
-
▾ Sranantongo
lenti (ouder: linti)
[vezels van katoenzaad, band]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Blanker 2005 Focke 1855 (Prisma S-N 2005, Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Azeri
lent
[haarband; meetlint]
<via Russisch>
-
▾ linze
[plant]
-
▾ Deens
linse
[plant]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: middelhøjtysk linse ¯ latin l•ns (genitiv lentis) 'linse' , OOD: fra ty. linse, holl. linze
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Deens
linse
[plant]
-
▾ lip
[rand van mondopening]
-
▾ Bretons
lip
[schuim]
<via Frans>
datering: 1879 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: mets liquide; leche-; gachis; frotee, est un emprunt du francais lipe, levre (1250), issu du moyen neerlandais lippe, levre
bron: Deshayes 2003 (DEB)
-
▾ Frans
lippe
[dikke, vooruitstekende onderlip; beweging om de onderlip naar voren te brengen]
datering: 1151-1200 (1151-1200)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lippée, lippu,ue
etymologie: PR: moy.néerl. lippe.FEW: geeft zeer veel dialektvormen en afleidingen daarvan.FEW: Mndl. lippe ist mit pejorativer bed. nüance in die nördlichsten fr. mundarten ein- gedrungen und hat von hier aus dann bald den grössten teil des gallorom. erobert. Auffällig ist der wechsel zwischen i und e im stamm. Vielleicht hat levre eingewirkt, das durch bed. und anlaut verwandt war. Das verbum lipar, lepar ist besonders occit. und lebt noch im äussersten westfr. Aus dem gallorom. entlehnt ist bret. lipa 'lecken', wahrscheinlich auch kat. llepar 'lecken' (mit vielen ablt.), kors. allippassi 'sich einschmeicheln', Piazza Arme- rina l'ppiè 'assaggiare', lomb. lipon 'träge, faul', Bergamo lippe 'trägheit'.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Valkhoff 1949 Walter 1997 Wartburg 1928 (PRobert, Walter, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Negerhollands
lip, lepp
[rand van mondopening]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: lip (old 1776), lepp (Rossem 1996:239)
bron: Hesseling 1905 Rossem 1996 (old 1776, Rossem 1996: 239, Hesseling 1905: 223)
-
▾ Papiaments
lep (ouder: lip, leep)
[rand van mondopening]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mat. 15:8 "lip".
bron: (Joubert PN; Conradi; Noordegraaf, Jan (2015), ‘Lexicografie op Curaçao. Abraham Jesurun en zijn woordenlijst van het Papiaments (1898)’, in: Trefwoord 2015, http://www.fryske-akademy.nl/trefwoord.)
-
▾ Sranantongo
lep
[rand van mondopening]
-
▾ Zweeds
läpp
[rand van mondopening]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. läpper; ev. sammansmältning av fornsv. läpi och lågty. lippe med samma bet.; till en indoeur. ordrot med bet. 'hänga ned'; besl. med lat. labium 'läpp'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Bretons
lip
[schuim]
<via Frans>
-
▾ liplap
[Indo-Europeaan]
-
▾ Engels
lip-lap
†verouderd
[bijnaam voor Indo-Europeaan]
datering: 1798 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: LIP-LAP , s. A vulgar and dis- paraging nickname given in the Dutch Indies to Eurasians, and corresponding to Anglo-Indian chee-chee (q.v.). The proper meaning of lip-lap seems to be the uncoagulated pulp of the coco-nut (see Rumphius, bk. i. ch. 1). [Mr. Skeat notes that the word is not in the dicts., but Klinkert gives Jav. lap-lap, 'a dish-clout.'] 1768-71. -- "Children born in the Indies are nicknamed liplaps by the Europeans, although both parents may have come from Europe." -- Stavorinus, E.T. i. 315.
bron: OED2 1989 Yule 1994 (Hobson-Jobson, OED2)
-
▾ Engels
lip-lap
†verouderd
[bijnaam voor Indo-Europeaan]
-
▾ lippen, lijpen
[(gewestelijk) pruilen]
-
▾ lippenstift
[lipstick]
-
▾ Indonesisch
lipen(setip)
†verouderd
[lipstick]
-
▾ Jakartaans-Maleis
lipensetip
[lipstick]
-
▾ Minangkabaus
lepensitip, lepongsitip, lepongsitik
[lipstick]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: balepensitip = lipstick gebruiken(d)
bron: Moussay 1995 (Moussay)
-
▾ Indonesisch
lipen(setip)
†verouderd
[lipstick]
-
▾ liquide
[onmiddellijk vereffenbaar (kapitaal)]
-
▾ Indonesisch
likwida
[onmiddellijk vereffenbaar (kapitaal)]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: likwiditas = liquiditeit
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
likwida
[onmiddellijk vereffenbaar (kapitaal)]
-
▾ liquideren
[verrekenen, afrekenen]
-
▾ Indonesisch
likwidir
[verrekenen, afrekenen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: likwidasi = liquidatie
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
likwidir
[verrekenen, afrekenen]
-
▾ list
[slimheid]
-
▾ Negerhollands
list
[slimheid]
-
▾ Negerhollands
list
[slimheid]
-
▾ litanie
[smeekbeden]
-
▾ Indonesisch
litani
[smeekbeden]
-
▾ Negerhollands
litaney
[smeekbeden]
datering: 1800 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
bron: Rossem 1996 (Rossem 1996: 184)
-
▾ Indonesisch
litani
[smeekbeden]
-
▾ liter
[inhoudsmaat]
-
▾ Aucaans
liti
[inhoudsmaat]
-
▾ Indonesisch
liter
[inhoudsmaat]
-
▾ Jakartaans-Maleis
liter
[inhoudsmaat]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: literan = per liter, maatbeker
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Makassaars
lîteré
[liter (kop, kan)]
-
▾ Menadonees
liter
[inhoudsmaat]
-
▾ Minangkabaus
liter
[inhoudsmaat]
-
▾ Muna
litere
[inhoudsmaat]
-
▾ Shona
rita
[inhoudsmaat]
<via Afrikaans>
-
▾ Surinaams-Javaans
liter
[inhoudsmaat]
-
▾ Aucaans
liti
[inhoudsmaat]
-
▾ literatuur
[letterkunde]
-
▾ Indonesisch
literatur
[letterkunde]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: literér = literair
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
literatur
[letterkunde]
-
▾ lithium
[chemisch element]
-
▾ Japans
richūmu
[chemisch element]
-
▾ Japans
richūmu
[chemisch element]
-
▾ lithografie
[steendruk]
-
▾ Indonesisch
litografi
[steendruk]
-
▾ Indonesisch
litografi
[steendruk]
-
▾ litigatie
[het voeren van een proces]
-
▾ Indonesisch
litigasi
[het voeren van een proces]
-
▾ Indonesisch
litigasi
[het voeren van een proces]
-
▾ litotes
[retorische figuur waarbij men schijnbaar iets verkleint of ontkent]
-
▾ Indonesisch
litotés
[retorische figuur waarbij men schijnbaar iets verkleint of ontkent]
-
▾ Indonesisch
litotés
[retorische figuur waarbij men schijnbaar iets verkleint of ontkent]
-
▾ liturgie
[gebeden en ceremoniën van eredienst]
-
▾ Indonesisch
liturgi
[eredienst]
-
▾ Indonesisch
liturgi
[eredienst]
-
▾ livrei
[bijzondere kleding]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1343-1344;
thema: sociale leven
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Duits
Livree
[bijzondere kleding]
datering: 14e eeuw (1301-1350)
status: ontlening onzeker
etymologie: Vlaanderen als doorgeefluik tussen Franse en Duitse (ridder)cultuur in ME
bron: Sijs 2005a (Van der Sijs 2005; Kluge)
-
▾ Duits
Livree
[bijzondere kleding]
-
▾ lob
[kwab]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
lobbetje
[kwab]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
lobbetje
[kwab]
-
▾ lob
[techniek waarbij men de bal met een boog (over de tegenstander) speelt]
-
▾ Javaans
lop
[lob, hoge baltechniek bij tennis en badminton]
status: ontlening onzeker
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Javaans
lop
[lob, hoge baltechniek bij tennis en badminton]
-
▾ lobbes
[goedaardig dier of mens]
-
▾ Duits
Labbes
(dialect)
[eenvoudig mens]
status: ontlening onzeker
etymologie: Bister, gebaseerd op woordenboek van W. Hermes: Krieewelsch van A bes Z. Ein Wörterbuch, Krefeld, 1978
bron: Bister-Broosen 1989 (Bister)
-
▾ Duits
Labbes
(dialect)
[eenvoudig mens]
-
▾ lobbig
[(van kleren) ruim, wijd]
-
▾ Noors
lubben
[gezet, mollig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: frsa nederl lobbig, 'som henger slapt ned'; FuT: dick, feist, voll = holl. lobbig 'schlaff hängend'
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Noors
lubben
[gezet, mollig]
-
▾ lobby
[pressiegroep; vestibule]
-
▾ Indonesisch
lobi
[pressiegroep; vestibule]
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: pelobi = lobbyist; melobi = voor iets lobbyen
bron: Jones 2007 Stevens 2004 (S&S-T2004, Jones)
-
▾ Indonesisch
lobi
[pressiegroep; vestibule]
-
▾ lobelia
[plantengeslacht, genoemd naar de Nederlandse botanicus M. de Lobel]
-
▾ Deens
lobelia
[plantengeslacht, genoemd naar de Nederlandse botanicus M. de Lobel]
status: ontlening onzeker
etymologie: efter flamsk botaniker De Lobel
bron: Brüel 1993 (Fremmedordbog)
-
▾ Italiaans
lobelia
[plantengeslacht, genoemd naar de Nederlandse botanicus M. de Lobel]
-
▾ Lets
lobēlijas
[plantengeslacht, genoemd naar de Nederlandse botanicus M. de Lobel]
status: ontlening onzeker
etymologie: lat. Lobelia (pēc flāmu botāniķa M. de Lobēla latinizētā vārda Lobelius
bron: Baltutis 2005 (U. Baltutis)
-
▾ Litouws
lobelija
[plantengeslacht, genoemd naar de Nederlandse botanicus M. de Lobel]
status: ontlening onzeker
etymologie: pagal flamandų gydytojo ir botaniko Matjaso de Lobelio (Lobel; 1538-1616), aprašiusio daugelį augalų, pavardę
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Maltees
lobelja
[plantengeslacht, genoemd naar de Nederlandse botanicus M. de Lobel]
<via Italiaans>
-
▾ Pools
lobelia
[plantengeslacht, genoemd naar de Nederlandse botanicus M. de Lobel]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Portugees
lobélia
[plantengeslacht, genoemd naar de Nederlandse botanicus M. de Lobel]
-
▾ Deens
lobelia
[plantengeslacht, genoemd naar de Nederlandse botanicus M. de Lobel]
-
▾ locomotief
[treintrekker]
-
▾ Boeginees
lokomotî́
[treintrekker]
-
▾ Indonesisch
lokomotif
[treintrekker]
-
▾ Javaans
montip, montit
[treintrekker]
-
▾ Sranantongo
loko
[treintrekker]
-
▾ Boeginees
lokomotî́
[treintrekker]
-
▾ loden
[peilen; van loodglazuur voorzien]
-
▾ Deens
lodde
[peilen; solderen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk loden afl. af lot 'lod (i vægtskål)'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Madoerees
ngēlot
[peilen]
-
▾ Noors
lodde
[peilen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty loden, jf III lodd; FuT: von mnd. lôden (holl. loden).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
löda
[solderen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. lödha; av lågty. löden med samma bet.; bildn. till lod i bet. 'smältbar metall; bly'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
lodde
[peilen; solderen]
-
▾ loeder
[gemeen persoon; (verouderd) lokaas]
-
▾ Deens
luder
[hoer]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk luder 'skøge' egl. 'ådsel, lokkemad'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Frans
lodie; lodière
(dialect)
[slap individu, nietsnut; prostituee]
datering: 1220 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lodai 'werkloos zijn'
etymologie: Diese fr. wortgruppe entspricht sicher ahd. lotar 'leer, eitel', mhd. loter 'leichtsinnig', nhd. lotterbube, ags. lodor 'taugenichts', loddêre, an. loddari. Verbindung mit ahd. lodo 'grober stoff' ist daher eine unnötige hypothese. GamGerm will von einem den vorver- zeichtenen germ. wörtern entsprechenden frk. loder 'taugenichts' ausgehen. Es ist aber sehr unwahrscheinlich, dass in dieser frühzeit -er in ein fr. suffix umgesetzt worden wäre, während dies bei einer übernahme aus dem mndl. ganz natürlich ist. Daher wohl aus dem mndl. lodder 'taugenichts' entlehnt.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
leurre
[lokaas]
datering: 1202 (1201-1250)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: 1388; loerre, loire v. 1200; frq. *lôthr (1990: *lopr) `aas'
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse, Rey)
-
▾ Deens
luder
[hoer]
-
▾ loef
[windzijde]
-
▾ Bretons
lof
[windzijde]
<via Frans>
-
▾ Deens
luv
[windzijde]
status: ontlening onzeker
etymologie: often in phr. wend or turn the luff.-OF.lof, prob.of LG.or Du.origin; so also Sp.,Pg. ló, G. luv,Sw.luf,Da.luv, used of the weather side or part of a ship or sail (in Eng.fom xiv): ult. origin and orig.sense obscure.. OOD: fra holl. loef ell. nt. luuv (mnt. lof, hty. luv). PNOE: 1. fra nederlandsk loef 'luvart, vindside' opr. 'flad hånd (holdt op mod vinden)' ¯ fællesgermansk *l@fan- ¯ indoeuropæisk *l@pon- 'noget fladt, flade, håndflade'
bron: Onions 1983 (ODEE, PNOE, Jessen, Fremmed2, Marcussen, Arnesen, Bluhme, EWN)
-
▾ Duits
Luv
[windzijde]
datering: 1651-1700
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Luvseite=loefzijde
etymologie: mndd. lof, Duden Universal: die; - od. (Geogr. nur:) das; -s <Seemannsspr. meist o.Art.> [aus dem Niederd. < niederl. loef, gek. aus: loefzijde = Luvseite, eigtl.= Ruderseite, ablautend verw. mit ahd. laffa, lappo= flache Hand; Ruderblatt] (Seemannsspr., Geogr.): dem Wind zugekehrte Seite (bes. eines Schiffes, eines Gebirges): die Insel liegt in L.; der Bug des Schiffes dreht nach L.; im L. der Alpen. Bluhme: Nederlands: Lehnwort: nl. < skand.?
bron: Duden Universal 2003 Kluge 2002 (Kluge, Duden Universal, Bluhme)
-
▾ Engels
luff
[windzijde]
datering: 1201-1300 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Hence luff vb. bring nearer to the wind. xiv (love, Gower); perh.immed.-Du.loeven.
etymologie: often in phr. wend or turn the luff.-OF.lof, prob.of LG.or Du.origin; so also Sp.,Pg. ló, G. luv,Sw.luf,Da.luv, used of the weather side or part of a ship or sail (in Eng.from xiv): ult. origin and orig.sense obscure.
bron: Onions 1983 (ODEE, OED2)
-
▾ Esperanto
lofo
[windzijde]
<via Frans>
status: ontlening onzeker ; afleiding
afleidingen en samenstellingen: lofi ‘een schip tegen de wind in sturen’
etymologie: Geleend via Fr substantief lof met ondersteunend bronwoord Du Luv en als verbale wortel opgenomen. De uitgang -i is standaard voor infinitieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Frans
lof
[windzijde]
datering: 1101-1200 (1101-1150)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lofer (Walter tekst), aulof(f)ée, louvoyer
etymologie: PR: xii (PR 1993:`partie de la voile frappée par le vent'); néerl. loef.FEW: Die vorliegende wortgruppe ist wohl aus ndl. loef 'windseite' entlehnt, das zwar erst bei Kilian belegt ist, dessen höheres alter aber wohl aus mndd. lôf erschlossen werden kann. Aus dem ndl., resp. ndd., sind auch entlehnt d. luv, luvseite, dän. luv, e. loof. Von dem innerhalb des fr. zur bezeichnung des gegen den wind kreuzens (diese kunst scheint dem altertum unbekannt und erst von den see- fahrenden Franzosen erfunden worden zu sein) gebildeten verbums lovier sind wiederum bret. louviadal, e. laveer, ndl. laveeren und aus diesem d. lavieren entlehnt.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1991 Wartburg 1928 (PRobert, Walter 2 (lof, auloffée), Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Noors
lo, luv, lovart, luvart
[windzijde]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra nederl el lty; FuT: aus holl. loef (woraus auch engl. loof, luff) < mnd. lôf, 'windseite' entlehnt.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Noors
lobiter
[vaartuig; schip]
-
▾ Portugees
ló
[windzijde]
<via Frans>
datering: 1401-1500 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: Provavelmente do fr. lof, deriv. do médio neerl. loef; ODEE: often in phr. wend or turn the luff.-OF.lof, prob.of LG.or Du.origin; so also Sp.,Pg. ló, G. luv,Sw.luf,Da.luv, used of the weather side or part of a ship or sail (in Eng.fom xiv): ult. origin and orig.sense obscure.
bron: Onions 1983 (Da Cunha, ODEE, Boudens)
-
▾ Spaans
ló
[windzijde]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
etymologie: often in phr. wend or turn the luff.-OF.lof, prob.of LG.or Du.origin; so also Sp.,Pg. ló, G. luv,Sw.luf,Da.luv, used of the weather side or part of a ship or sail (in Eng.fom xiv): ult. origin and orig.sense obscure.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Zweeds
lov
[windzijde]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lovbardun (gebruikt bij steunen van bramsteng; lovbog (deel van schip dat naar de wind gericht is, verouderd); lovbrass (bras aan loefzijde, verouderd); lovgina (hijsapparaat aan loefzijde); lovhållare (schip dat makkelijk in richting van wind kan varen); lovsida ( de zijde v.e. schip dat in windrichting ligt); ODEE: often in phr. wend or turn the luff.-OF.lof, prob.of LG.or Du.origin; so also Sp.,Pg. ló, G. luv,Sw.luf,Da.luv, used of the weather side or part of a ship or sail (in Eng.fom xiv): ult. origin and orig.sense obscure.
bron: SAOB 1898 (SAOB; ODEE)
-
▾ Bretons
lof
[windzijde]
<via Frans>
-
▾ loefgierig
[als een schip de neiging heeft in de wind op te loeven]
-
▾ Deens
luvgerrig
[als een schip de neiging heeft in de wind op te loeven]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: efter holl. loefgierig, hvor 2. led er gierig, begærlig (efter), tilbøjelig (til), gerrig, ell. maaske en afl. af holl. gieren (se II. gire og Arkiv.XLI.139); jf. -gir. FuT: — Luv- gjerrig (von einem schiff, das die neigung hat, mit dem steven gegen die Windrichtung aufzudrehen), schw. lovgirig, von holl. loef-gierig = d. luvgierig (gegens.: leegierig): siehe gjerrig. — Lavart (Windseite) in Zusammensetzungen und nach prSpositionen, schw. lovart, von holl. te loever(t), te loeve waari, loeftcaarts = d. zu tuvart:
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Kluge 1911 Kluge 2002 (OOD, FuT, Kluge See)
-
▾ Duits
luvgierig
[als een schip de neiging heeft in de wind op te loeven]
-
▾ Noors
luvgjerrig
[als een schip de neiging heeft in de wind op te loeven]
status: ontlening onzeker
etymologie: FuT: — Luv- gjerrig (von einem schiff, das die neigung hat, mit dem steven gegen die Windrichtung aufzudrehen), schw. lovgirig, von holl. loef-gierig = d. luvgierig (gegens.: leegierig): siehe gjerrig. — Lavart (Windseite) in Zusammensetzungen und nach prSpositionen, schw. lovart, von holl. te loever(t), te loeve waari, loeftcaarts = d. zu tuvart:
bron: Falk 1910-1911 (FuT)
-
▾ Deens
luvgerrig
[als een schip de neiging heeft in de wind op te loeven]
-
▾ loefhout
[hout dat voor onder, tegen de steven gezet wordt]
-
▾ Russisch
lifgaút
†verouderd
[hout dat voor onder, tegen de steven gezet wordt]
status: ontlening onzeker
etymologie: Loefhout. Het hout, 't geen voor onder, tegen de steven gezet wort, buitewaerts, wort. . . bit of loefhout genoemt. W. blz. 485. Bit of loefhout word buitenwaarts onder aan teegen de voorsteevon geset, te dien einde, opdat liet schip te loefgieriger sonde werden. WINSCH. De moderne woordenboeken hebben alle: loef houder, zoo b. v. v. L.: loefhouder of bitstuk, strook hout, tegen den voorkant des voorstevens aangebracht, vgl. T.: loefhouder, dit deel, aldus genoemd, omdat het door zijne plaatsing de loef¬gierigheid van het schip vermeerdert, daar het den zijdelingschen weerstand van het voorschip vergroot, is eigenlijk het onderste zainenstellende deel van de scheg. Russ. lifgáut Y. verouderd; V.'s verklaring: falstem, d. i. binnensteven of binnenvoorsteven, komt niet geheel met Holl. loefhout overeen: dit laatste toch ligt buiten-waarts tegen den voorsteven, de eerste echter binnenwaarts. Voor de wisseling van oe in i bij Holl. loefhout en Russ. lij'gaút, vgl. Russ. kljufok naast klifok. Wat den vorm aangaat, zou een Russ. lifgaút ook uit Holl. lijfhout kunnen ontstaan zijn ; dit heeft even¬wel een andere beteekenis-. lijf houten of waetergangen of legwae-ringen zijn dicke plancken, die in den overloop, of op 't verdek, tegen 't boort aen leggen, welke met bouts aen of in de berk¬houten en door den huit geslaegen zijn , de ribben en balcken zijn hier met swaere bouts aengedreven, gehecht en ingezwaluwt. W. hlz. 54. In het Russ. is lijf hout: vatervejs uit de Eng. plur. waterways.
bron: Meulen 1909 (vdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
lifgaút
†verouderd
[hout dat voor onder, tegen de steven gezet wordt]
-
▾ loefwaart(s)
[(aan of naar) de windzijde]
-
▾ Deens
luvart
[zijde van schip die aan de kant van de wind ligt]
status: ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nederlandsk adv. loefwaarts dannet af loef (jf. luv2 i betydningen 'vindside, luvart') + waarts besl.m. oldislandsk -verÂr 'vendende imod'; egl. 'vendende imod vinden' . OOD: ell. snarere laant fra holl. loefwaartsch (loefwaar(t)ste)) som er, befinder sig (længst) til luvart. Fjendens luvarste Skibe jagede og gave Fyr paa ham.
bron: Becker-Christensen 2005 Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 Hårbøl 2004 Arnesen (Fremmedordbog, PNOE, OOD, Fremmed2, Arnesen)
-
▾ Noors
luvart, lovert
[zijde van schip die aan de kant van de wind ligt]
status: ontlening onzeker
etymologie: BO: av nederl loefwaarts, adv.; FuT: in zusammensetzungen und nacg präpositionen, von holl. te loevert, te loeve waart, loefwaarts. Das wort ist eigentlich ein adverbium.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Zweeds
lovvart; lovart
[de richting waarvandaan de wind tegen een object blaast]
datering: 1585 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lovvartsida (idem); lovvartstrand (strand in de wind); lovvartsbardun (aan windzijde bevindende steun voor bramsteng); lovvartsbog(deel van schip dat naar de wind gericht is); lovvartsbrass (bras aan loefzijde); lovvartsläge (postitie van vijand aan windzijde); lovvartsnock (nok aan windzijde)
etymologie: SAOB; jfr d. luvart, nt. luuvwards, t. luvwürts; av holl. (te) loefwaart, loevert, loefwaarts, adv., av loef vindsida, o. suffixet -waart(s), i riktning mot, besläktat med got. waiþs, riktad (mot) (se INVÄRTES); jfr BORDVART(S), NORDVART m. fl.; NEO; NEO; komt van NL woord: te waart; NEO; Hist.: sedan ca 1585; av nederl. te loeve waart 'åt vindsidan'; jfr 1lova, 2vart
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Deens
luvart
[zijde van schip die aan de kant van de wind ligt]
-
▾ loeken
[(verouderd) kijken, gluren]
-
▾ Frans
reluquer
[nieuwsgierig (be)kijken; met afgunst bekijken (familiair)]
datering: 1380 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: reluqueur 'iemand met de gewoonte van 'reluquer'' 1875
etymologie: GR: 1750, Moncrif, mot poissard; selon Bloch-Wartburg, mot picard empr. au wallon rilouki, de louki, moyen néerl. loeken (cf. l'angl. to look), mais le mot, comme luquer « loucher », appartient à l'ensemble du domaine gallo-roman et Guiraud y voit un dér. du lat. lucere « faire luire », par une forme *lucicare.; Loeken (mndl.) 'versteckt spähen, anschauen'. Diese wortgruppe ist, wie die zuss. warloucque, tourlouc und aluqier zeigen, schon früh in die nördlichsten mundarten eingedrungen. Das simplex ist auch heute noch im wesentlichen auf das wallon. pik. norm. beschränkt. Die occit. formen sind häufiger bei der zuss. mit a- und re-. Für sie bleibt die frage offen, ob sie nicht zu *LU<_>CĒRE I2a (*lu<_>ci<^>care) gehören. Wenn ja, fällt die verschiedenheit der bed. gegenüber den unter LU<_>CĒRE verzeich- neten formen auf. Die verbindung mit re- hat intensivierende bed. Sie ist auch in den nördl. mundarten entstanden, wurde aber im 18.jh. von einigen vertretern der leichtern muse (Moncrif) aufgegriffen, von Vadé verwendet und fand so eingang ins familiäre fr. Von da aus hat es sich im 19.jh. über einen grossen teil des gallorom. ausgebreitet. Auch kat. rellucar 'nach etwas auslugen' ist wohl aus dem gallorom. herübergekommen. S. noch LUGEN.; PR: 1750; mot picard empr. au wallon rilouki, de louki, moy. néerl. loeken; cf.angl. to look (PR 1993: `regarder')
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Robert 2005 Valkhoff 1949 Walter 1997 Wartburg 1928 (FEW, GRobert, PRobert, Walter, Valkhoff, Larousse)
-
▾ Frans
reluquer
[nieuwsgierig (be)kijken; met afgunst bekijken (familiair)]
-
▾ loeme
[wak]
-
▾ Duits
Lome, Lume
(dialect)
[wak]
status: ontlening onzeker
etymologie: Es kommt vereinzelt im Jerichowschen und Zerbtischen vor. (…) Er gehört zu mnl. loeme f. (…) In Ostdeutschland erstreckt sich seine Verbreitung über den Teltow bis in die Neumark.
bron: Bischoff 1967 (Bischoff)
-
▾ Duits
Lome, Lume
(dialect)
[wak]
-
▾ loempia
[gevuld hartig pannenkoekje]
-
▾ Papiaments
lumpia
[gevuld hartig pannenkoekje]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
lumpia
[gevuld hartig pannenkoekje]
-
▾ loen
[(verouderd) domme, onhandige vent, knul]
-
▾ Schots
loun, loon
[man van de lagere standen, één van het schorem]
datering: 1451-1500 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ~rie 1.'schurkerij' 16-e19 2.'sexuele ontucht, overspel' la16-e18; ~-lookin 'schurkachtig' la19-e20; ~-like 'berucht, sjofel' 17-20; ~-minister 'door de Covenanters toegepast op een minister (predikant?) die het episcopalische en royalistische regime aanvaardde; play the ~ 1.'gedragen als een lichtekooi, ontucht bedrijven' la16-e20 2.'ondeugend of slecht doen, bedriegen' la16-e17
etymologie: late nME lowen 'a worthless person', prob eModDu loen 'a fool'; cf Du loen 'trick, deceit'
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Schots
loun, loon
[man van de lagere standen, één van het schorem]
-
▾ loep
[vergrootglas]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1821;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
lup
[vergrootglas]
-
▾ Indonesisch
lup
[vergrootglas]
-
▾ loerefas
[(verouderd) sluw persoon]
-
▾ Deens
lurifaks, lurifas
[sluw persoon]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: vistnok fra nt. lurfix, lurer, spion, ell. holl. loerefas (leurefas). PNOE: fra nedertysk lurfix 'lurer, spion' ¯ en afledning af luren (jf. lure) + et ord besl.m. tysk Fex 'nar'. EO: Nederduits
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, EO)
-
▾ Noors
lurifaks, lurifas
[sluw persoon]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty lurfiks; FuT: von nd. lûrfiks, 'einer der lauert, spion'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
lurifaks, lurifas
[sluw persoon]
-
▾ loeren
[spieden]
-
▾ Ambons-Maleis
lur
[beloeren]
status: ontlening onzeker
etymologie: Maleis 'menginte'.Pigi loer 'op de loerjacht gaan'
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Berbice-Nederlands
luru
[spieden]
-
▾ Deens
lure
[spieden, doorhebben, bedriegen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk luren vist med grundbetydningen 'knibe øjnene sammen'
bron: Becker-Christensen 2005 Bluhme 2005 (PNOE, Bluhme)
-
▾ Duits
lauern
[spieden, uitkijken, (gespannen) wachten]
status: ontlening onzeker
etymologie: Duden Universal: erfwoord: mhd. luren= im Hinterhalt liegen, (hinterhältig) spähen od. beobachten, H. u., Bluhme: Lehnwort nl.?
bron: Duden Universal 2003 (Bluhme, Duden Universal)
-
▾ Menadonees
lur
[aandachtig bekijken]
-
▾ Negerhollands
loer
[spieden, sluipen]
-
▾ Noors
lure
[spieden, bedriegen, speculeren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: trol fra lty luren, 'lure på, bedra; FuT: = mnd. lûren, 'lauern auf, betrügen' (holl. loeren, 'lauern auf').
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
lur (ouder: loer)
[bespieden, begluren]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lurmentu (het loeren)
etymologie: Uit: Putman1859 p.53; Uit Ewijk p. 59
bron: (Joubert PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Petjoh
loeren
[stiekem kijken; misleiden]
-
▾ Skepi-Nederlands
luru
[spieden]
-
▾ Sranantongo
luru
[in de gaten houden]
-
▾ Surinaams-Javaans
luru, ngluru
[in de gaten houden]
<via Sranantongo>
-
▾ Zweeds
lura
[spieden, voor de gek houden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: grundlura
etymologie: före 1520; fornsv. lura 'ligga på lur'; av lågty. luren med samma bet.; urspr. trol. 'se med halvslutna ögon'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
lur
[beloeren]
-
▾ loeris
[onnozele, botterik]
-
▾ Bretons
oristal
[dolleman]
-
▾ Bretons
oristal
[dolleman]
-
▾ loet
[werktuig]
-
▾ Amerikaans-Engels
lute
[krabwerktuig]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: ; CITAAT: 1875 Lute... a straight-edge employed to strike off the surplus clay from a brick-mold. 1889 There is a tool used for scraping off and levelling the moulding floor ... It consists of a piece of light pine board, ... set upright, with a long light handle in the centre. ... The tool is called a 'lute'.
bron: Craigie 1938-1944 Sijs 2009a (Craigie, Neumann; OED2 (U.S.), Van der Sijs 2009)
-
▾ Frans
louche
[soeplepel; kom met steel om vloeibare mest over het land te verspreiden]
datering: 1250 (1201-1250)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: GR: xiiie, louce; loche « bêche », fin xiiie; du francique *lôtja.; PR: louce xiii; frq. *lôtja
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse, Rey)
-
▾ Amerikaans-Engels
lute
[krabwerktuig]
-
▾ loeven
[in de wind opdraaien]
-
▾ Deens
luve, luffe
[in de wind opdraaien]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: tage luven af/fra nogen=iemand een loef afsteken
etymologie: OOD: fra nt. luven ell. holl. loeven; til II. Luv. Maal og Minne: love' r æ, v. (sjeldent) — slænge op og ned, drive frem og tilbake indkommet fra hollandsk ; her heter det nu laveeren (hvorav ældre dansk lavere); av denne form kunde nu meget vel lové'r(B ha utviklet sig (ved overgang av ubetonet a til o som i loJcrts' av holl. laJcJcris) ; men da man i ældre hollandsk ogsaa finder en form med o i første stavelse: loveren (Oude- mans' Woordenboek), saa er det vel rimeligere at anta at vort love' r æ gaar tilbake direkte paa denne form.
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Ragnald 1913 Arnesen (OOD, Maal og Minne, FuT, Saabys, Arnesen)
-
▾ Engels
luff
[in de wind opdraaien]
datering: 1390 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Hence luff vb. bring nearer to the wind. xiv (love, Gower); perh.immed.-Du.loeven.
bron: Onions 1983 (ODEE, OED2)
-
▾ Fins
luuvata, luowata, luovia
[naar of aan de wind draaien]
<via Zweeds>
datering: 1862 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Ginneken 1913-1914 Nurmi 1998 (Stjerncreutz, JvG, NMS, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Noors
luve
[naar de wind draaien]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ta luven fra en=iemand een loef afsteken
etymologie: FuT: = holl. loeven […] aus holl. loef < mnd. lôf 'windseite' entlehnt; NROi: sjøu. , foreld. loffe
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Noors
luff
[commando dat tegen de stuurman wordt geroepen als hij de wind in moet draaien]
<via Engels>
-
▾ Zweeds
lova
[een (zeil)boot in de wind sturen]
datering: 1585 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lova an, lova upp (richting de wind gaan); lova till (plotseling de wind in sturen); lovgirig (schip dat neiging heeft de wind in te sturen
etymologie: NEO; Hist.: sedan ca 1585; av nederl. loeven med samma bet., till nederl. loef, lågty. lof 'vindsida'; jfr lovart
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zweeds
luffa
[blokkeren door steeds tegen de wind op te varen]
<via Engels>
datering: 1934 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1934; av eng. luff med samma bet.; till nederl. loef 'vindsida'; jfr 1lova
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
luve, luffe
[in de wind opdraaien]
-
▾ lof
[het prijzen]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: communicatie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
lof
[het prijzen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 185)
-
▾ Negerhollands
lof
[het prijzen]
-
▾ loffelijk
[prijzenswaardig]
-
▾ Negerhollands
loflik
[prijzenswaardig]
-
▾ Negerhollands
loflik
[prijzenswaardig]
-
▾ lofpsalm
[psalm ter verheerlijking van God]
-
▾ Negerhollands
lofpsalm
[psalm ter verheerlijking van God]
-
▾ Negerhollands
lofpsalm
[psalm ter verheerlijking van God]
-
▾ lofzang
[zangstuk]
-
▾ Negerhollands
lof-sang
[zangstuk]
-
▾ Negerhollands
lof-sang
[zangstuk]
-
▾ log
[plomp]
-
▾ Amerikaans-Engels
logy
[traag, langzaam]
datering: 1848 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Dutch, log, heavy, slow, unwieldy; CITAAT: He's a logy man, i.e. a slow-moving, heavy man. `He is a logy preacher,' i.e. dull. The Dutch say , Een log verstand, a dull wit; Clapin: Heavy, slow, stupid. A term especially applied to men, and which comes very near the meaning of a `bore'. A `logy' preacher, a `logy' talker, etc.
bron: Carpenter 1908-1909 Clapin 1902 Craigie 1938-1944 (Craigie, Bartlett, Clapin, Neumann, Carpenter, Marckwardt; Schele de Vere, Van der Sijs 2009)
-
▾ Amerikaans-Engels
logy
[traag, langzaam]
-
▾ log
[snelheidsmeter van schip]
-
▾ Azeri
lag
[snelheidsmeter van schip]
<via Russisch>
-
▾ Bulgaars
lok
[snelheidsmeter van schip]
-
▾ Deens
log
[snelheidsmeter van een schip]
status: ontlening onzeker
bron: (Hammerich 45, Arnesen)
-
▾ Ests
logi
[snelheidsmeter van schip]
-
▾ Frans
loch
[snelheidsmeter van schip]
datering: 1683 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR: néerl. log (PR 1993: `poutre').FEW: Wird meist als entlehnung aus e. log angesehen; doch spricht die schreibweise loch, die sich auch im ndl. findet, eher für das ndl.; die holländische schiffahrt war auch zu dieser zeit für Frankreich von grösserer bedeu- tung.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Valkhoff 1949 Walter 1997 Wartburg 1928 (PRobert, Walter, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Italiaans
loch
[snelheidsmeter van schip]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
etymologie: Fr.s.m. In it. 'solcometro'. Si può incontrare anche nella forma ingl. log.
bron: Carpitano 1989 (Carpitano)
-
▾ Kroatisch
log
[snelheidsmeter van schip]
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
bron: Anić 2003 (Anić, Vladimir & Ivo Goldstein (2000), Rječnik stranih riječi, Zagreb, 2de druk.)
-
▾ Lets
laga
[snelheidsmeter van schip]
<via Russisch>
-
▾ Litouws
lagas
[snelheidsmeter van schip]
<via Russisch>
-
▾ Noors
logg
[snelheidsmeter van schip]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: eng, nederl log, eg 'trestykke'; FuT: entlehnt aus engl. log (holl. log, nhd Log), auch 'holzblock, stück holz'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Russisch
lag
[snelheidsmeter van schip]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Entlehnt aus ndl. log dass., nhd. Log, die auf anord. lág 'Klotz' zurückgeführt werden, s. Matzenauer LF. 9,186, Kluge-Götze EW. 363.
bron: Vasmer 1953-1958 (Vasmer)
-
▾ Servisch
log
[snelheidsmeter van schip]
-
▾ Azeri
lag
[snelheidsmeter van schip]
<via Russisch>
-
▾ logaritme
[exponent van de macht waartoe een getal moet worden verheven om een tweede getal te verkrijgen]
-
▾ Indonesisch
logaritma
[exponent van de macht waartoe een getal moet worden verheven om een tweede getal te verkrijgen]
-
▾ Indonesisch
logaritma
[exponent van de macht waartoe een getal moet worden verheven om een tweede getal te verkrijgen]
-
▾ loge
[loods, bergplaats, handelskantoor]
-
▾ Arowaks
logie
[schuur]
-
▾ Boeginees
lôji
[Europees etablissement, fort, kamp]
-
▾ Deens
loge
[handelscentrum of kantoor in het buitenland]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: vistnok efter holl. loge i sa. bet.
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Madoerees
loji, lojih
[woning van een Europees ambtenaar bij het Binnenlands Bestuur, residentiehuis, assistent-residentswoning]
-
▾ Makassaars
lôji
†verouderd
[Europees etablissement, versterkte Europese vestiging, fort, kamp]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 Matthes 1885 (BF, Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
lòji
[controleurswoning]
-
▾ Arowaks
logie
[schuur]
-
▾ loge
[plaats in theater]
-
▾ Indonesisch
lose
[plaats in theater]
-
▾ Jakartaans-Maleis
lósè, losé
[plaats in theater]
-
▾ Minangkabaus
loji
[plaats in theater]
-
▾ Soendanees
loji
[plaats in theater]
-
▾ Indonesisch
lose
[plaats in theater]
-
▾ logement
[gelegenheid tot logeren; (in belegering) loopgraaf waaruit men moeilijk verjaagd wordt]
-
▾ Ambons-Maleis
losyemèn
[gelegenheid tot logeren]
-
▾ Boeginees
losemêng
[gelegenheid tot logeren]
-
▾ Indonesisch
losmén
[goedkope gelegenheid tot logeren, B&B]
-
▾ Javaans
lusmèn
[gelegenheid tot logeren, hotel]
-
▾ Kupang-Maleis
losyemèn
[gelegenheid tot logeren]
-
▾ Madoerees
losmen, rosmen, rusmen
[gelegenheid tot logeren]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: alosmen = in een logement logeren
bron: Kiliaan 1904 (ASIS, KIL)
-
▾ Menadonees
losyemèn
[gelegenheid tot logeren]
-
▾ Minangkabaus
losimin
[gelegenheid tot logeren]
-
▾ Negerhollands
loschi
[gelegenheid tot logeren, herberg]
-
▾ Oekraïens
ložemént
†verouderd
[verblijfplaats, (tijdelijke) woonplaats; loopgraaf]
<via Russisch>
-
▾ Papiaments
logement
†verouderd
[gelegenheid tot logeren]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 60
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Petjoh
losmen
[gelegenheid tot logeren]
<via Indonesisch>
-
▾ Russisch
ložemént, ložamént
[verblijfplaats, (tijdelijke) woonplaats; loopgraaf]
status: ontlening onzeker
etymologie: Logement, als term in de belegeringskunst: loopgraaf of batterij op de vestingwerken van een belegerde stad, gewoonlijk met plaatsing van schanskorven (Ndl. Wdb. 8, 2618). Russ. ložemént, volgens Dal' 2, 679: rov, jama, prikrytaja so storony neprijatelja turami, fašinnikom, dlja zaleganija strelkov (gracht, aan 's vijands zijde gedekt met schanskorven, fascinen, tot een hinderlaag der scherpschutters), volgens Usakov 2, 84: okop (loopgraaf). Sedert het begin der 18de eeuw, zie het citaat uit de russ. vertaling van M. van Coehoorn, Nieuwe Vestingbouw (Nov. krep. stroen. Predisl. 5) bij Smirnov 180: Oni ne mogut pokrytisja, radi malých ložamentov, v tol' tonkom valu (zij kunnen zich niet dekken, vanwege de kleine logementen, in zo'n smalle wal). De russ. woordenboeken wijzen op fr. logement en Smirnov op hd. logement, maar het oude citaat uit van Coehoorn schijnt op ndl. afkomst te wijzen. Van ndl. oorsprong zal ook wel wezen het in het Lexikon van nieuwe woorden (Smirnov 180, 373) opgetekende woord lozamént: obitališce (verblijfplaats, (tijdelijke) woonplaats), dat thans onbekend is. Het hd. kent het woord niet in deze betekenis en aan fr. logement behoeft niet gedacht te worden. Vgl. nog Scheltema 1, 184: dat zij (t.w. de russ. gezanten) zich hierna zelf van logement zouden moeten voorzien, en 188: De Heeren ... haalden hen af van het logement.
bron: Meulen 1959 (VdMeulen 1959)
-
▾ Soendanees
losmen
[gelegenheid tot logeren]
-
▾ Ternataans-Maleis
losyemèn
[gelegenheid tot logeren]
-
▾ Ambons-Maleis
losyemèn
[gelegenheid tot logeren]
-
▾ logen
[met loog bewerken]
-
▾ Frans
loguer
†verouderd
[de vormen van suikerbrood bevochtigen door ze in te wrijven met een natgemaakte linnendoek]
datering: 1765 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Ndl. loogen hat verschiedene technische bed. Das wort muss bereits in den kolonialen zucker- raffinerien im gebrauch gewesen sein.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
loguer
†verouderd
[de vormen van suikerbrood bevochtigen door ze in te wrijven met een natgemaakte linnendoek]
-
▾ logeren
[als gast zijn intrek nemen]
-
▾ Ambons-Maleis
losyèr
[als gast zijn intrek nemen]
-
▾ Kupang-Maleis
losyèr
[als gast zijn intrek nemen]
-
▾ Menadonees
losyèr
[als gast zijn intrek nemen]
-
▾ Negerhollands
loscheer
[als gast zijn intrek nemen]
-
▾ Papiaments
lozjer (ouder: losjer)
[als gast zijn intrek nemen; (verouderd) huisvesten]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Putman 1859 Putte 2008 (Putman1859, PuttePN)
-
▾ Ternataans-Maleis
losyèr
[als gast zijn intrek nemen]
-
▾ Ambons-Maleis
losyèr
[als gast zijn intrek nemen]
-
▾ logger
[vaartuig]
-
▾ Bulgaars
loger
[kleine zeilboot]
<via Duits>
-
▾ Deens
lugger
[oorlogsschip]
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra eng. lugger ell. holl. logger, Hammerich 45: Nederlands
bron: (Lundbeck, OOD,Saabys, Hammerich 45)
-
▾ Duits
Logger
[klein kustvaartuig voor de visvangst]
-
▾ Engels
lugger
[vaartuig]
datering: 1757 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: perh. f. lug in lugsail; but cf. Du. logger, perh. f. MDu. loggen, luggen to fish with a drag-net. [Barnhart, onder verwijzing naar Bense en datering, niet eng. uit nl.; inmiddels is datering aangepast. De Tollenaere: nl. logger < eng. lugger (maar waar komt dat dan van?]
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Fins
lokkivene, lokertti, loggertti
[klein vaartuig]
<via Zweeds>
datering: 1862 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Köykkä 1991 Stjerncreutz 1862 (Stjerncreutz, ZwFi, Landström)
-
▾ Kroatisch
loger
[kleine kustzeiler]
status: ontlening onzeker
bron: Anić 2003 (Anić, Vladimir & Ivo Goldstein (2000), Rječnik stranih riječi, Zagreb, 2de druk.)
-
▾ Macedonisch
loger
[kleine kustzeiler]
-
▾ Noors
lugger
[kleine zeilboot]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: entlehnt aus engl. lugger und nd.holl. logger. Das fahrzeug ist benannt nach engl. lug-sail, eigentlich 'kleines segel, das mit einem ruck aufgezogen wird'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sloveens
loger
[kleine kustzeiler]
<via Duits>
-
▾ Zweeds
loggert
[klein vissersvaartuig]
datering: 1801 (1801-1850)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1801; av lågty., nederl. logger med samma bet.; av ovisst urspr.; jfr dock eng. lug 'dra; bogsera', besl. med lugga
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Bulgaars
loger
[kleine zeilboot]
<via Duits>
-
▾ logica
[leer van de wetten van het denken]
-
▾ Indonesisch
logika
[leer van de wetten van het denken]
-
▾ Indonesisch
logika
[leer van de wetten van het denken]
-
▾ logisch
[m.b.t. de logica]
-
▾ Indonesisch
logis
[m.b.t. de logica]
-
▾ Indonesisch
logis
[m.b.t. de logica]
-
▾ logistiek
[voorzieningen van troepen]
-
▾ Indonesisch
logistik
[voorzieningen van troepen]
-
▾ Indonesisch
logistik
[voorzieningen van troepen]
-
▾ loglijn
[lijn waaraan een log is bevestigd]
-
▾ Deens
logline
[lijn waaraan een log is bevestigd]
status: ontlening onzeker
etymologie: Hammerich 45 p. 346
bron: (Hammerich 45)
-
▾ Oekraïens
láglin, láglin'
[lijn waaraan een log is bevestigd]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
láglin, láglin'
[lijn waaraan een log is bevestigd]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. loglijn dass., s. Matzenauer LF. 9,186.
bron: Vasmer 1953-1958 (Vasmer)
-
▾ Deens
logline
[lijn waaraan een log is bevestigd]
-
▾ logo
[vignet]
-
▾ Indonesisch
logo
[vignet]
-
▾ Indonesisch
logo
[vignet]
-
▾ lok
[haar; (verouderd) vlok, wol]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Ambons-Maleis
pake lōkīs
[haardracht waarbij het haar kort langs het voorhoofd weggeschoren wordt, maar zo dat er een streep haar langs de haarlijn blijft]
status: ontlening onzeker
etymologie: Bruiden en ook 'djoedjaro', die bij de 'kabesaran' fungeren moeten, hebben de gewoonte het haar kort langs het voorhoofd weg te scheren, doch zó dat er een streep haar langs de haarlijn blijft. Deze streep wordt ook dikwijls vervangen door vals haar, dat op het voorhoofd geplakt wordt. Deze dracht nu wordt 'pake lōkīs' genoemd.
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Frans
loque
[flard, vod; menselijk wrak; bijenziekte; velletje op gekookte melk]
datering: 1468 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR: moy.néerl. locke `boucle, mèche'. FEW: geeft vele Oud-Franse en dialektvormen. Tevens een uitgebreide etymologie.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1997 Wartburg 1928 (PRobert, Walter, Larousse, FEW)
-
▾ Ambons-Maleis
pake lōkīs
[haardracht waarbij het haar kort langs het voorhoofd weggeschoren wordt, maar zo dat er een streep haar langs de haarlijn blijft]
-
▾ lokaal
[plaatselijk]
-
▾ Indonesisch
lokal
[plaatselijk]
-
▾ Indonesisch
lokal
[plaatselijk]
-
▾ lokaas
[aas om (vis, wild) te lokken]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
lokaas
[aas om (vis, wild) te lokken]
<via Afrikaans>
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
lokaas
[aas om (vis, wild) te lokken]
<via Afrikaans>
-
▾ lokaliseren
[tot een plaats beperken, een plaats toekennen]
-
▾ Indonesisch
(me)lokalisir
[tot een plaats beperken, een plaats toekennen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lokalisasi = lokalisering; het beperken van bepaalde activiteiten tot een bepaalde lokatie
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
(me)lokalisir
[tot een plaats beperken, een plaats toekennen]
-
▾ lokatie
[plaats(ing)]
-
▾ Indonesisch
lokasi
[plaats(ing)]
-
▾ Indonesisch
lokasi
[plaats(ing)]
-
▾ loker
[(Vlaams) bakje, laatje]
-
▾ Engels
locker
[(kleding)kluisje]
datering: 1401-1500 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: prob.of LDu.origin (cf.Flem. loker, Kilian); see LOCK2,-ER1,and for the formation cf.drawer.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Maltees
loker
[(kleding)kluisje]
<via Engels>
-
▾ Engels
locker
[(kleding)kluisje]
-
▾ loket
[doorgeefraampje]
-
▾ Boeginees
lokế
[doorgeefraampje]
-
▾ Indonesisch
lokét
[doorgeefraampje; vakje]
-
▾ Javaans
lokèt
[doorgeefraampje]
-
▾ Makassaars
lokế
[loket in bijvoorbeeld postkantoor]
status: ontlening onzeker
etymologie: men gebruikt ook: tôntó-tôntongang
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Minangkabaus
loket, lokek
[doorgeefraampje]
-
▾ Papiaments
lokèt
[doorgeefraampje]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Soendanees
loket
[portemonnee; doorgeefraampje waardoor geld wordt ontvangen]
-
▾ Sranantongo
lowkèt
[doorgeefraampje]
-
▾ Boeginees
lokế
[doorgeefraampje]
-
▾ lokken
[aantrekken]
-
▾ Engels
lock
†verouderd
[aantrekken, verleiden]
datering: 1481 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: ad. Du. lokken = G. locken.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Papiaments
lòk (ouder: lok)
[aantrekken]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Ewijk p. 3
bron: Haaren (Haaren p.c., Ewijk)
-
▾ Engels
lock
†verouderd
[aantrekken, verleiden]
-
▾ lokus
[(Surinaams-Nederlands) wit bloeiende heester, hout daarvan]
-
▾ Sranantongo
loksi
[wit bloeiende heester, hout daarvan]
-
▾ Sranantongo
loksi
[wit bloeiende heester, hout daarvan]
-
▾ lol
[pret]
-
▾ Duits
Lol
(dialect)
[vreugde (vaak met lawaai), pret (op een kermis of bruiloft)]
status: ontlening onzeker
etymologie: Wessum. Es ist nicht sicher, ob es sich bloss um einen Sprachspott handelt oder um ein heute im Gebrauch eingeengtes Lehnwort. Für das letztere spricht, dass im RhWb "Loll" "Freude"aus Emmerich belegt ist und ganz getrennt davon an einer andern Stelle der nl. Grenze der Ausdruck för de Loll wiederkehrt .
bron: Schlüter 1952 (Schlüter)
-
▾ Fries
lol
[pret]
-
▾ Petjoh
lol hebben
[zin hebben]
-
▾ Welsh
lol
[nonsens, gekkigheid]
status: ontlening onzeker ; betekenisontlening
bron: Tersmette 1990 Sijs 2010 (Tersmette, Van der Sijs 1998)
-
▾ Duits
Lol
(dialect)
[vreugde (vaak met lawaai), pret (op een kermis of bruiloft)]
-
▾ lollarden, lollards
[leden van een middeleeuwse geestelijke vereniging die optraden als broeders-ziekenverplegers, alexianen; eigenlijk: stotteraars, mompelaars]
-
▾ Duits
Lollarden
[alexianen; volgelingen van J. Wyclif]
status: ontlening onzeker
etymologie: DF: niederl.-engl.; der; -n, -n., Grimm: das wort scheint in den Niederlanden, und mit anlehnung an die niederländische bedeutung von lollen (s. oben unter löll) gebildet,
bron: Duden Fremd 1990 Grimm 1854-1971 (Duden Fremd, Grimm)
-
▾ Engels
Lollards
[scheldnaam voor volgelingen van J. Wyclif]
datering: 1390 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Lollardian a. -ian, of or pertaining to the Lollards. Lollardist -ist, one who holds the opinions of the Lollards; Lollardize v. -ize, intr. to follow the practices of the Lollards. Lollardizing ppl. a.
etymologie: a. MDu. lollaerd, lit. `mumbler, mutterer', f. lollen to mutter, mumble (for the suffix see -ard). The name was orig. applied c 1300 to the members of a branch of the Cellite or Alexian fraternity (also called lollebroeders), who devoted themselves especially to the care of the sick and the providing of funeral rites for the poor. In the course of the 14th c. it was often used of other semi-monastic orders, and sometimes, by opponents, of the Franciscans. Usually it was taken to connote great pretensions to piety and humility, combined with views more or less heretical. Hence early mod.G. lollhart, chiefly applied to the Beghards.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Frans
lollards
[Engelse aanhangers van J. Wyclif; leden van mystieke en liefdadige sektes in Nederland en Duitsland]
datering: 1415 (1401-1450)
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
etymologie: 1415; mot angl. (1395), du néerl. lollaert, désignant une secte ascétique, les Alexiens, d'orig. incertaine.
bron: Robert 2005 (GRobert)
-
▾ Kroatisch
lolardi
[leden van een middeleeuwse christelijke sekte]
status: ontlening onzeker
bron: Anić 2003 (Anić, Vladimir & Ivo Goldstein (2000), Rječnik stranih riječi, Zagreb, 2de druk.)
-
▾ Lets
lolardi
[volgelingen van J. Wyclif]
<via Engels>
-
▾ Litouws
lolardai
[volgelingen van J. Wyclif]
<via Engels>
status: ontlening onzeker
etymologie: angl. lollards < ol. lollaert(d) - murmantis maldą
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Macedonisch
lolardi
[alexianen; volgelingen van J. Wyclif]
-
▾ Pools
lollard
[lid van een middeleeuwse christelijke sekte]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Sloveens
lolard
[lid van een middeleeuwse christelijke sekte]
-
▾ Tsjechisch
lolard
[volgeling van J. Wyclif]
<via Engels>
-
▾ Duits
Lollarden
[alexianen; volgelingen van J. Wyclif]
-
▾ lolly
[lekkernij]
-
▾ Indonesisch
loli
[lekkernij]
-
▾ Indonesisch
loli
[lekkernij]
-
▾ lom
[(gewestelijk) wak]
-
▾ Duits
Lume
(dialect)
[wak]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Wiese: - Ndl. Siedlerwort zu westflämisch lomme, brabantisch lomme, lom, loeme
bron: Frings 1966 (Wiese, FrL)
-
▾ Duits
Lume
(dialect)
[wak]
-
▾ lommerd, † lombard
[pandjeshuis; (verouderd) pandhuishouder]
-
▾ Engels
Lombard
[pandhuis; pandhuishouder]
datering: 1609 (1601-1650)
status: ontlening onzeker ; betekenisontlening
afleidingen en samenstellingen: Lombardeer, ‘an usurer or broaker’; Lombardesque; Lombardian a. = Lombardic a.; Lombardinian; Lombardish; Lombardism; Lombardo-
etymologie: a. F. lombard (whence MLG. lombard, MDu. lombaert, mod.Du. lombard), ad. It. lombardo (med.L. lombardus), contracted repr. late L. Langobardus, Longobardus, Teut. *La<ng>gobar<dbar>o-z, -bar<dbar>on- (OE. pl. Langbeardas, -beardan, ON. pl. Langbar<edh>ar); a compound of *la<ng>go- long a. with the proper name of the people, which appears in L. form as Bardi; in OE. poetry they are called Hea<edh>obeardan (f. hea<edh>o war). The sense ‘banker, money-lender, pawnbroker’ was common in OFr., whence it passed to MLG. and MDu. The sense ‘bank, pawnbroker's shop’ was prob. developed in MLG. and MDu., and seems to have been adopted thence into Eng.; in this sense a fem. lombaerde occurs in MDu. beside the masc. lombaert (Du. lombard, lommerd). A special development of meaning belongs to the variant lumber n.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Engels
Lombard
[pandhuis; pandhuishouder]
-
▾ lomp
[plomp, grof]
-
▾ Arowaks
lompo
[onhandig]
-
▾ Berbice-Nederlands
lombo
[slecht, gevaarlijk]
-
▾ Arowaks
lompo
[onhandig]
-
▾ lomp
[vod]
-
▾ Deens
lump
†verouderd
[vod]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra ty. lump, lumpe(n)
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD, BO, NEO)
-
▾ Fins
lumppu
[vod]
<via Zweeds>
datering: 1738 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (KH, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Negerhollands
lomp
[vod]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: een lomp iemand = lompvolk
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Noors
lump
[vod]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: trol. fra lty, nederl lomp, 'klump, stykke, fille'; FuT: das mhd. lumpe soll aus dem nd. entlehgnt sein; dasselbe wort ist holl. lomp (älter lompe).
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
lump
[vod]
datering: 1913 (1901-1950)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1913; trol. lån från lågty.; jfr nederl. lomp 'trasa'; samma ord som sv. dial. lump '(trä)stump, kloss'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
lump
†verouderd
[vod]
-
▾ lomp
[benaming voor verschillende soorten van zoetwater- en zeevissen, waaronder de snotolf]
-
▾ Engels
lump
[snotolf]
datering: 16e eeuw (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Frans
lompe
†verouderd
[snotolf]
datering: 1793 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Lomp (fläm.) 'klumpfisch'. Der zweite teil des wissenschaftlichen namens ist aus dem fläm. oder aus e. lump übernommen und ist dann vorübergehend ins fr. übergegangen.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Italiaans
lompo
[snotolf]
<via Engels>
-
▾ Sranantongo
lompu
[slijmvis]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Zweeds
lumpfisk
[snotolf]
datering: 1852 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: sedan 1852; av lågty. lump, ty. Lump(fisch) med samma bet.; samma ord som 3lump
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Engels
lump
[snotolf]
-
▾ long
[ademhalingsorgaan]
-
▾ Menadonees
saki long, long
[ziekte aan de longen]
-
▾ Negerhollands
longe
[ademhalingsorgaan]
-
▾ Papiaments
long
†verouderd
[ademhalingsorgaan]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 60
bron: Ewijk 1875 Putman 1859 (Putman1859, Ewijk)
-
▾ Sranantongo
lon
[ademhalingsorgaan]
-
▾ Surinaams-Javaans
long
[ademhalingsorgaan]
<via Sranantongo>
-
▾ Menadonees
saki long, long
[ziekte aan de longen]
-
▾ long dress
[lange japon]
-
▾ Indonesisch
longd(e)rés, longrés
[lange japon]
-
▾ Indonesisch
longd(e)rés, longrés
[lange japon]
-
▾ longontsteking
[pneumonie]
-
▾ Chinees-Maleis
longontstèkèng
[pneumonie]
-
▾ Chinees-Maleis
longontstèkèng
[pneumonie]
-
▾ lonken
[een lokkende blik toewerpen]
-
▾ Fries
lonkje
[een lokkende blik toewerpen]
-
▾ Fries
lonkje
[een lokkende blik toewerpen]
-
▾ lont
[koord voor ontsteking]
-
▾ Ambons-Maleis
lont
[(Hollands) vuurwerk]
status: ontlening onzeker
etymologie: fagĕti lont 'idem'; bakar lont, bakar fagĕti lont 'vuurwerk afsteken'.
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Deens
lunte
[koord voor ontsteking]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk lunte vist egl. 'las, pjalt, snoet halmbånd, tællesnor' ¯ fællesgermansk *lunt@ 'las, sjat, slat' ¯ indoeuropæisk *lnd¤ afl. af *lnd-, *lind-, *lindh-, *slidh-, *sleidh-, *leidh- 'glat, glide'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Engels
lunt
[ontstekingsdraad; toorts; rook; stoom]
datering: 1550 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Du. lont a match. Cf. linstock.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Fins
lunttu
[koord van vlas ter ontsteking van een vuurwapen; scheldwoord voor een vrouw]
<via Zweeds>
-
▾ Makassaars
long, barâccung-long
[soort van grote voetzoeker (circa 10 cm lang en 2 cm in doorsnee, hetzij apart hetzij met meerdere door een streng verbonden)]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Noors
lunte
[koord voor ontsteking]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: lty, eg 'fille'; FuT: von mnd. lunte (holl. lont, nhd. Lunte, engl. lunt).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Pools
lont
[koord voor ontsteking]
datering: 1791 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: nm.dial.lont, lunt, nm.lunte, hol.lont: artyl. palić
bron: Bańkowski 2000 (A.Bańkowski)
-
▾ Schots
lunt
[lucifer, zekering, koord voor ontsteking; zuil van vuur en rook; wolkje van rook of stoom]
datering: 1501-1600 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ww.:1.doen ontbranden 2.vlam vatten, branden 3.roken, rookwolkjes uitstoten, roken (een pijp); ~ staff (mv.~ staves) 'een stok-houder voor een aangestoken lucifer' 17; set (a) ~ to 'aansteken' 19-e20; with/of ~ werk (van vuurwapens) 'een lontroer hebbend' e17
etymologie: chf Sc; eModDu lonte, MLowGer lunte = n 1; cf eModEng (once) and northern ModEng dial
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Zweeds
lunta
[koord voor ontsteking]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. lunta; av lågty. lunte med samma bet., urspr. 'trasa'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
lont
[(Hollands) vuurwerk]
-
▾ lontstok
[stok waarom de lont gerold werd]
-
▾ Engels
linstock
†verouderd
[stok waarom de lont gerold werd]
datering: 1575 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: In 16th c. lint-, linestocke, ad. (with assimilation to lint and line n.1) Du. lontstok, f. lont match (see lunt n.) + stok stick.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Engels
linstock
†verouderd
[stok waarom de lont gerold werd]
-
▾ loochenen
[ontkennen]
-
▾ Negerhollands
loogen
[ontkennen]
-
▾ Negerhollands
loogen
[ontkennen]
-
▾ lood
[chemisch element; zeker gewicht; schietlood, peillood]
-
▾ Ambons-Maleis
lod
[chemisch element]
-
▾ Bulgaars
lot
[peillood]
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
lodo
[peillood, Avram]
-
▾ Deens
lod
[gewicht (in uurwerk, weegschaal), oude Deense gewichtseenheid van 1/32 pond]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: 1-2. fra nedertysk l@t 'bly, vægt' ¯ fællesgermansk *lauÂa- 'metalklump, blylod' ¯ vist af keltisk *loudo- 'blylod, bevægelig genstand' ¯ indoeuropæisk *ploudo- 'bevægelig, flydende'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Deens
lood
[Nederlandse gewichteenheid van 10 gram]
-
▾ Ests
lood
[peillood]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
bron: Silvet 1980 (Thonus/Silvet, Bentlin)
-
▾ Fins
luoti
[gewicht; kogel; peillood]
<via Zweeds>
datering: 1540 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: Bentlin: of Nederduits
bron: Ginneken 1913-1914 Häkkinen 2004 Nurmi 1998 Bentlin 2008 (KH, Stjerncreutz, JvG, NSSK, SKP, TN, Bentlin)
-
▾ Frans
lode
(dialect)
[(fig.) ongevoelig, slap (oorspr.: zoals lood)]
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: Lood (ndl.) 'blei'. Vielleicht bildliche über- tragung aus der zeit der holländischen küsten- schiffahrt.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
lot
†verouderd
(dialect)
[inhoudsmaat voor vloeistoffen]
datering: 1101-1200 (1101-1150)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lotee 'inhoud van een 'lot'' 13e eeuw
etymologie: Im deutschen war das wort ursprünglich eine bezeichnung des bleis. Afr.mfr. lot, das haupt- sächlich flandr. pik. ist, ist aus dem ndl. entlehnt worden (mndl. loot, nndl. lood). Ganz seltsam ist abearn. lot, das in der bed. genau mit dem apik. wort übereinstimmt; vielleicht ist es durch handelsbeziehungen über das meer eingeschleppt worden.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Gimán
lot
[gewichtje (lood, steen, kromme spijker) aan een draad gebruikt bij het vissen]
-
▾ Javaans
elot
[paslood, loden gewichtje aan een draad]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngelot=loden (met schietlood)
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Kroatisch
lot
[gewichtseenheid]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
bron: Anić 2003 (Anić, Vladimir & Ivo Goldstein (2000), Rječnik stranih riječi, Zagreb, 2de druk.)
-
▾ Lets
lote
[peillood, toestel om de diepte van het water te peilen, ook wel om de gesteldheid van de bodem te onderzoeken]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: vācu Lot
bron: Baltutis 2005 (U. Baltutis)
-
▾ Litouws
lotas
[peillood, toestel om de diepte van het water te peilen, ook wel om de gesteldheid van de bodem te onderzoeken]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: ol. lood
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Macedonisch
lot
[peillood]
-
▾ Negerhollands
loodt, lōt
[chemisch element]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: loodt (old 1776), lōt (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Noord-Sotho
lota
[chemisch element]
<via Afrikaans>
-
▾ Noors
lodd
[gewicht, schietlood, peillood]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty lot, 'bly, vekt'; FuT: entlehnt aus mnd. lôt n, 'blei, kugel, ein gewisses gewicht' (holl. lood)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Oekraïens
lót
[chemisch element; gewicht]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
lót
[chemisch element; gewicht; peillood]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus nhd. Lot dass., bzw. ndl. lood, mhd. lôt, das für keltisch gilt (s. Kluge-Götze EW. 365), s. Berneker EW. 1,743, Meulen 125.
bron: Vasmer 1953-1958 (Vasmer)
-
▾ Saramakkaans
lotò
[chemisch element]
-
▾ Sarnami
loto
[chemisch element]
-
▾ Servisch
lot
[gewichtseenheid; peillood]
-
▾ Sloveens
lot
[gewichtseenheid]
-
▾ Sranantongo
loto
[chemisch element; hagel (uit een geweer)]
-
▾ Surinaams-Javaans
loto
[schietlood]
<via Sranantongo>
-
▾ Xhosa
lothe
[chemisch element]
<via Afrikaans>
-
▾ Zuid-Sotho
loto
[chemisch element]
<via Afrikaans>
-
▾ Zweeds
lod
[gewicht (in uurwerk, weegschaal), peillood]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: klocklod, murarlod, sänklod
etymologie: före 1520; fornsv. lodh; av lågty. lot 'bly; kula'; jfr löda, lödig
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
lod
[chemisch element]
-
▾ loodbak
[loodkuip, kuip van de loodlijn]
-
▾ Russisch
lotbák
[loodkuip, kuip van de loodlijn]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. loodbak dass., s. Meulen 125, Karl<_>owicz 349. Uit VdMeulen 1909: Loodbak. Hetzelfde als het bij v. L. genoemde: loodbalie (balie, een tobbe of back. W. blz. 483), tobbe, waar de natte loodlijn bij 't binnenhalen in wordt geborgen. Russ. lof bak, baille de sonde. V. verklaart: kadka dlja lotlinja (bak voor de loodlijn).
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
lotbák
[loodkuip, kuip van de loodlijn]
-
▾ loodgieter
[iemand die lood verwerkt en buizen repareert]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1346-1349;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Papiaments
loodgieter
[iemand die lood verwerkt en buizen repareert]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
loodgieter
[iemand die lood verwerkt en buizen repareert]
-
▾ loodje
[loden of blikken voorwerpje als bewijs van controle]
-
▾ Makassaars
lôcisí
[belastingplaatje aan fiets of driewieler]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Makassaars
lôcisí
[belastingplaatje aan fiets of driewieler]
-
▾ loodlijn
[lijn die loodrecht op een andere staat, lijn voor het dieplood]
-
▾ Oekraïens
lótlin'
[lijn die loodrecht op een andere staat, lijn voor het dieplood]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
lótlin'
[lijn die loodrecht op een andere staat, lijn voor het dieplood]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. loodlijn dass., s. Meulen 125. VdMeulen 1909: Loodlijn. Het touw daer men de diepte der zee mede peilt, niet boven 200 vadem langli: want dieper in zee zelden gront te werp en is met een gemeene lijn. W. De lijn, daar het dieplood aan vast is. WINSCH. P. M. vermelden loodlijnen op blz. 70 onder de soorten van touwwerk: loodlijnen, driestrengs kabelslag van 27 en 18 draden, geslagen van 8 ons garens Noordsche hennep, tot eene lengte van 200 ellen; zij blijven ongeteerd en zijn bestemd: de eerste voor het zware dieplood en de tweede voor het handlood. Russ. lotlin , ligne de sonde. De loodlijn voor het zware dieplood heet ook dieploodlijn, Russ. diplótlin V.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Oekraïens
lótlin'
[lijn die loodrecht op een andere staat, lijn voor het dieplood]
<via Russisch>
-
▾ loodrecht
[zuiver recht]
-
▾ Noors
loddrett
[rechtstandig, verticaal]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter lty; FuT: von nhd. lotrecht = holl. loodrecht.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Noors
loddrett
[rechtstandig, verticaal]
-
▾ loods
[schuur]
-
▾ Gimán
los
[tentdak]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: um los, um los-los = huis met tentdak
etymologie: um = huis
bron: Teljeur 1978-1980 (Telj 2005)
-
▾ Indonesisch
los
[schuur; (markt)stalletje]
-
▾ Jakartaans-Maleis
los
[schuur]
-
▾ Javaans
elos, los
[schuur]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngelosi=in de loods brengen
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Keiëes
los
[schuur, afdak, bergplaats]
-
▾ Madoerees
ēllos
[schuur]
-
▾ Menadonees
los
[schuur]
-
▾ Minangkabaus
los
[schuur]
-
▾ Papiaments
lots
[depot]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sasaks
los
[schuur]
-
▾ Sranantongo
lowsu
[schuur]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Surinaams-Javaans
los
[schuur]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: los-losan = barak
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Gimán
los
[tentdak]
-
▾ loods, loodsman
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
-
▾ Ambons-Maleis
los
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
-
▾ Atjehnees
lòih
[gids, spion]
-
▾ Bretons
loman
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
<via Frans>
-
▾ Bulgaars
locman
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
<via Russisch>
-
▾ Deens
lods, lodsman
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: iemand die schepen de weg wijst
etymologie: PNOE: fra nt. lots, ty. lotse, holl. loods, Hammerich 48: Nederlands
bron: Bartz 2007 Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Hammerich 1945 Marcussen 1997 Nielsen 1989 (PNOE, OOD, FuT, EO, Marcussen, Saabys, Hammerich 48, Bartz, Bluhme)
-
▾ Duits
Lotse
[stuurman, iemand die de schepen de weg wijst]
datering: 1601-1700 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: Smet: Nederlands, Bartz: Im 17. Jarh. verkürzt aus mittelniederdt. lootsmann, mittelniederländ. lotsmann, über engl. lodesman, altengl. ladmann aus altengl. lad "Weg". Bluhme: Nederlands
bron: Bartz 2007 Pfeifer 1989 Smet 2004 (Smet 04, Bartz, Pfeifer, Bluhme)
-
▾ Ests
loots
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
-
▾ Fins
luotsi
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
<via Zweeds>
datering: 1727 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
bron: Ginneken 1913-1914 Häkkinen 2004 Bentlin 2008 (KH, Stjerncreutz, JvG, NMS, Bentlin)
-
▾ Frans
lamaneur
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
datering: 1584 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lamanage (1355)
etymologie: L: anc. fr. laman, du néerl. lootsman, homme à la sonde
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1991 Wartburg 1928 (Larousse, Valkhoff, Walter 2, PRobert, FEW)
-
▾ Fries
loads
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
-
▾ Indonesisch
los
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst; loodsschip]
-
▾ Kroatisch
loc
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
bron: Anić 2003 (Anić, Vladimir & Ivo Goldstein (2000), Rječnik stranih riječi, Zagreb, 2de druk.)
-
▾ Lets
locis
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
<via Duits>
-
▾ Litouws
locmanas
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
-
▾ Noors
los
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: entlehnt asus nd. lôts (nhd. Lotse), holl. loods.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Oekraïens
lócman
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
<via Russisch>
-
▾ Papiaments
lots (ouder: loods, loos)
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Servisio di Haf i Lots (Dienst Haven- en Loodswezen) ; Uit: Putman1859 p.131 "Loods - Loods di barkoe;.."; Uit Ewijk p. 60
bron: (Joubert PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Pools
locman
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Russisch
lócman
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
datering: 1701 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. loodsman, mnd. lôtsman, von engl. loadsman (s. Kluge-Götze EW. 365) vgl. Meulen 125, Matzenauer LF. 9,213.
bron: Černych 1993 (Vasmer, Cernych)
-
▾ Servisch
loc
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
<via Duits>
-
▾ Singalees
lōs (kārayā)
†verouderd
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
status: ontlening onzeker
etymologie: verouderd
bron: Peeters 1975 Sannasgala 1976 (Peeters, Sannasgala 1975)
-
▾ Soendanees
ĕlos
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
-
▾ Wit-Russisch
lócman
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
<via Russisch>
-
▾ Zweeds
lots
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
datering: 1683 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1683; av lågty. lots, nederl. loods med samma bet., kortform för lotsman; jfr äldre eng. lodesman 'vägvisare'; besl. med 2led1
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
los
[stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
-
▾ loodsboot
[vaartuig waarmee de loodsen aan boord van de in- en uitgaande schepen gebracht worden]
-
▾ Sranantongo
lowsboto
[vaartuig waarmee de loodsen aan boord van de in- en uitgaande schepen gebracht worden]
status: ontlening onzeker
etymologie: een loods, loodsman is in het Sranantongo Lowsbotoman
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Sranantongo
lowsboto
[vaartuig waarmee de loodsen aan boord van de in- en uitgaande schepen gebracht worden]
-
▾ loodsen
[als loods door een vaarwater brengen; loodsdienst]
-
▾ Ambons-Maleis
los
[als loods door een vaarwater brengen]
-
▾ Bulgaars
locija
[loodsdienst]
<via Russisch>
-
▾ Lets
locija
[loodsdienst]
<via Russisch>
status: ontlening onzeker
etymologie: kr. лоция < hol. loodsen vadīt kuģi
bron: Baltutis 2005 (U. Baltutis)
-
▾ Litouws
locija
[loodsdienst]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: vok. Lotsen, ol. - loodsen - vairuoti laivą
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevčiūtė)
-
▾ Oekraïens
lócija
[loodsdienst]
<via Russisch>
-
▾ Pools
locja
[loodsdienst]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Russisch
lócija
[loodsdienst]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lóca 'loods' (Onega-G.)
etymologie: Wohl Neubildung von ndl. loods 'Lotse', s. Meulen 125, Matzenauer LF. 9,213.'Uit VdMeulen 1909: Loods of loodsman en in het getal van veele, loodslui, een man of luiden, die haar werk daarvan maaken, om de dieptens en ondieptens te peilen.... loodsen dan beteekend niet een lood de gronden peilen en daardoor de scheepen veiliglijk in see en binnen leeveren. WJNSCH., vgl. W. biz. 409: wanneer een lootsnian te scheep is, moet die op gronden en landtverkenningh paszen, oock op de loop van 't water en stroomen .... een lootsman oor¬deelt, wanneer het anker gesmeten moet werden en wanneer het gelicht dient te zijn. Russ. lócman, pilote. Op de Wolga en de Kas¬pische zee beteekent dit woord: schipper, scheepskapitein (škiper, korabel'scik). Van Russ. lócman afgeleid zijn de subst. lócmansa, vrouw van een loods; lócmanstvo, loodswezen; de adject. lócmanskij, b.v. in: lócmanskij bot, bateau pilote, loodsmansboot (WINSCII.) of in: lócmanskij jlag, pavillon pilote, loodsvlag; locmanov, lócmanśin (adj. bij lócmansa); ten slotte het ww. lócmaniť, loodsman zijn. Niet van Holl. loods mem, maar van loods of loodsen afgeleid is het subst. lócija, pilotage, direction de pilotage, sailing directions. Het in Arch. voorkomende lóca, dat in Onega gebruikelijk is voor algemeen Russ. lócman, is het Holl. loods; met het daar eveneens genoemde synonieme lukman weet ik geen weg.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Ambons-Maleis
los
[als loods door een vaarwater brengen]
-
▾ loodsmannetje
[vis van de familie van de makreelachtigen, die altijd (in gezelschap van een haai) de schepen volgt]
-
▾ Oekraïens
lócman
[makreelachtig zeevisje]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
lócman
[makreelachtig zeevisje]
status: ontlening onzeker
etymologie: Loodsman of loodsmannetje, makreelachtig zeevisje van 20-30 cM., aldus genoemd omdat zij, naar men vroeger meende, de haaien tot wegwijzers dienden, Naucrates ductor; als de haaien volgen zij de schepen in de oceaan om het afval (Ndl. Wdb. 8, 2749). Zie de afbeelding nc. 190 in het werk van De Bruyn (a°. 1714), waar men op blz. 352a leest (de schrijver bevindt zich aan de Malabaarse kust bij Mangaloor): Aen het visschen zynde, kregen wy ook veele wel gevoede visschen, waervan veele eenen voet lang waren, zynde een soort van zeebaerzen, daer ze heel naer gelyken. De zeeluiden noemen ze Lootsmannekens. Over hun lichaem hebben ze bruin blaeuwagtige strepen eenen vinger breet heen loopen. Digt aen den staert zyn ze byzonder smal. Zy houden zich gestadigh bij het roer van 't schip, waer ontrent wy ook dikwyls Hajen vernamen, die geen vyantschap tegen deze visjes voeren, maer in tegendeel groote gemeenzaemheit met hun houden. Vgl. nog Houttuyn, Nat. Hist. 1, 8, 17 Haaijen . . ., met haare kleine Gidsen of Voorloopers vergezeld, die de Oostindischvaarders Lootsen of Lootsmannetjes noemen, de wyl zy de Haaijen altoos vergezellen of voorgaan. Ten slotte Valentijn, Oost-Indien 3, 501a (a°. 1724): Den groenen Lootsman . . . een zeer goede smakelyke Visch. Russ. lócman, bij Dal' 2, 698: Locman ili vožak, ryba Centronotus, idušcaja obycno vperedi ili bliz akuly (Loodsman of wegwijzer, vis Centronotus, gaande gewoonlijk voor of in de nabijheid van een haai). Een bewijsplaats in de literatuur vindt men bij Stanjukovic, Koršun 155. Over loodsman: loods, russ. lócman, zie Zee- en Scheepst. 125.
bron: Meulen 1959 (VdMeulen 1959)
-
▾ Oekraïens
lócman
[makreelachtig zeevisje]
<via Russisch>
-
▾ loodwit
[soort verfstof]
-
▾ Madoerees
bi'lūt
[soort verfstof]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ēmbī'lūt, mī'lūt = met deze verfstof verven
etymologie: dialect van Bangkalan
bron: Kiliaan 1904 (KIL)
-
▾ Papiaments
loodwit
†verouderd
[soort verfstof]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Putman1859: p.30
bron: Putman 1859 (Putman1859)
-
▾ Madoerees
bi'lūt
[soort verfstof]
-
▾ loofstruik
[struik met bladeren (en niet met naalden)]
-
▾ Fries
loverstrûk
[struik met bladeren (en niet met naalden)]
-
▾ Fries
loverstrûk
[struik met bladeren (en niet met naalden)]
-
▾ loog
[oplossing van soda]
-
▾ Papiaments
loog
†verouderd
[oplossing van soda]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 60
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Papiaments
loog
†verouderd
[oplossing van soda]
-
▾ looien
[dierenhuiden behandelen]
-
▾ Deens
løje
[dierenhuiden behandelen; over de wind: zwakker worden]
-
▾ Deens
løje
[dierenhuiden behandelen; over de wind: zwakker worden]
-
▾ look
[(verouderd) afsluiting, afgesloten ruimte]
-
▾ Frans
loukrè, nukręñ, lukia
(dialect)
[klein vak in het binnenste van een koffer of kist]
datering: 1201-1300 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lokerele 1280; loquette 'stok met een bal/bol onderaan' 1789; plançon loqueté 'jachtspies, voorzien van een bal/bol' 1443
etymologie: Loke (mndl.) 'brett'. Von Gdf louche sind zitat 2-4 hierherzustellen.
bron: Wartburg 1928 (FEW loke)
-
▾ Frans
loukrè, nukręñ, lukia
(dialect)
[klein vak in het binnenste van een koffer of kist]
-
▾ look
[(gewestelijk) wervel van deur]
-
▾ Frans
loquet
[deurslot; deurklink]
datering: 1210 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: loqueteau; FEW: loqueter 'een klink heen en weer bewegen om aan te geven dat men wil binnenkomen' 1867
etymologie: PR: du moy.néerl. loke, ou de l'anglo-norm. loc, mot de l'a.angl.FEW: geeft enkele oudere Franse vormen en vele dialektvormen.FEW: Die vorliegende wortfamilie stammt aus dem germ., wo sie reich belegt ist: mndl. loke (m.f.) 'absperrung', ags. loca, loc m. 'schloss, riegel', nordholl. look 'riegel an einer tür', afries. lok n. 'schloss', anord. lok 'id., riegel'. Loquet ist aus mndl. loke entlehnt, wobei wohl von anfang an ein dim. geschaffen wurde. Zu den formen luquet, liquet s. LûKE (mndl.).
bron: Robert 1993 Wartburg 1928 (PRobert, FEW)
-
▾ Frans
loquet
[deurslot; deurklink]
-
▾ loon
[vergoeding]
-
▾ Negerhollands
loon
[betaling, beloning]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Old 1776: betalen = gie loon
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 196)
-
▾ Negerhollands
loon
[betaling, beloning]
-
▾ loongeld
[(verouderd) belasting om het loon (van bijvoorbeeld sluiswachters) te betalen]
-
▾ Frans
longhelt
†verouderd
(dialect)
[belasting geheven op de handel op de rivieren]
datering: 1440 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: Ein mndl. *loongelt ist nicht belegt. Es kann aber wohl bestanden haben, nach analogie von sluusgelt, pontgelt u.ä. Loon wäre in diesem fall wohl 'entschädigung an die arbeiter für die bedienung der schleusen'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
longhelt
†verouderd
(dialect)
[belasting geheven op de handel op de rivieren]
-
▾ loop
[geweerloop]
-
▾ Ambons-Maleis
lòp
[geweerloop]
-
▾ Arowaks
loporo
[kogel, ammunitie]
-
▾ Indonesisch
lop, lup
[geweerloop]
-
▾ Kupang-Maleis
lòp
[geweerloop]
-
▾ Madoerees
lop, ēllop
[geweerloop]
-
▾ Menadonees
lòp
[geweerloop]
-
▾ Muna
lopu
[geweerloop]
-
▾ Papiaments
lop
[geweerloop]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Ternataans-Maleis
lòp
[geweerloop]
-
▾ Ambons-Maleis
lòp
[geweerloop]
-
▾ loop
[het lopen, de gang]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
loop
[commando: voorwaarts, vort]
<via Afrikaans>
datering: 1811 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans, f. Du. imp. of lopen to walk.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Zweeds
lopp
[het lopen, de gang; wedren, wedloop, race]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: hundrameterslopp, stafettlopp, cykellopp, skidlopp, anlopp, gatlopp
etymologie: före 1520; fornsv. lop, lopp 'språng; rörelse; förlopp'; trol. av lågty. lop med samma bet.; bildat till 1löpa; jfr belopp, bröllop
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
loop
[commando: voorwaarts, vort]
<via Afrikaans>
-
▾ loopgat
[opening waardoor iets loopt]
-
▾ Engels
loop-hole, loophole
[ontsnappingsmogelijkheid; maas in de wet]
datering: 1663-1664 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: Perh. after Du. loopgat, in which the first element is the stem of loopen to run.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Engels
loop-hole, loophole
[ontsnappingsmogelijkheid; maas in de wet]
-
▾ loopgraaf
[gang in de grond voor dekking tegen de vijand]
-
▾ Fries
loopgraaf
[gang in de grond voor dekking tegen de vijand]
-
▾ Fries
loopgraaf
[gang in de grond voor dekking tegen de vijand]
-
▾ looppas
[snelle pas]
-
▾ Kupang-Maleis
lopas
[hollen]
-
▾ Kupang-Maleis
lopas
[hollen]
-
▾ loopplank
[plank die wordt neergelegd om uit een vaartuig op de wal te komen of omgekeerd]
-
▾ Fries
loopplanke, lantgong
[plank die wordt neergelegd om uit een vaartuig op de wal te komen of omgekeerd]
-
▾ Fries
loopplanke, lantgong
[plank die wordt neergelegd om uit een vaartuig op de wal te komen of omgekeerd]
-
▾ loops
[ritsig, tochtig]
-
▾ Fries
loopsk
[ritsig, tochtig]
-
▾ Noors
løpsk
[wild, onstuimig (vooral van paarden)]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: løpe løpsk = op hol slaan (ook fig.)
etymologie: BO: fra lty; FuT: von nd. löpsch < mnd. lôpisch, 'wild, unbändig, von pferden (holl. loops 'brunstig')
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Fries
loopsk
[ritsig, tochtig]
-
▾ loopschans
[vluchtschans]
-
▾ loopstag
[klimtouw aan de boegspriet]
-
▾ Russisch
lopštág
[klimtouw aan de boegspriet]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Entlehnt aus ndl. loopstag, s. Meulen 126. Uit VdMeulen 1909: Loopstag. De loopstagen behoren tot het tuig van den boeg¬spriet, z. P. M. bl. 173, 178, en vgl. v. L.: loopstags of leiers van den boegspriet, touwen, op gelijke hoogte evenwijdig aan weerszijden van den boegspriet gespannen, en tot steun dienende van de manschappen, die verplicht zijn langs dien mast op en neder te gaan. Rij W. komt het woord voor op blz. 63 (van 't blocks-werek onzes schips): tot de boeghspriet: 4 juffers tot de loopstagh. Een verklaring staat ald. blz. 61, hoewel de naam van het touw daar niet wordt genoemd: voor op de boegspriet vint men aan grote schepen een touw met knopen gespannen, 't geen door de mars en na voren vast is, waar bij de bootsgezellen langs opklim¬men. Russ. lopstag, garde-corps de beau pre. J. vermeldt naast lop-štagl na buspritë (loopstagen op den boegspriet), ook lobstagi na buspritë.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
lopštág
[klimtouw aan de boegspriet]
-
▾ loos
[leeg]
-
▾ Fries
loas
[niet echt, inhoudsloos]
-
▾ Fries
loas
[niet echt, inhoudsloos]
-
▾ lopen
[gaan]
-
▾ Frans
loper
†verouderd
(dialect)
[hard lopen]
datering: 1350 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lopinaille = hard lopend meisje
etymologie: 1 Nur in einer aus dem norden stammenden hand- schrift. Zu loopen 'laufen' hat das ndl. ablt. gebildet wie loopster 'mädchen das viel herum- streicht', fläm. loopege, looperigge. Solche ablt. bestanden wohl schon in älterer zeit, und aus einer derselben ist 2 entlehnt und im wort- ausgang umgestezt. Die umbildung hat wohl statt gefunden im anschluss an fr. lopin 'morceau'; vgl. etwa it. un bel pezzo.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Negerhollands
loop, loo, lōp, lō, lo, lu
[gaan]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: djdj 1926: lōpån = voortgaan, doorlopen
etymologie: loop, loo (old 1776), lōp, lō, lu (djdj 1926), lo (Robertson 1989). old 1776: naar beneden lopen = loop neer
bron: Josselin 1926 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (old 1776, djdj 1926, Robertson 1989)
-
▾ Skepi-Nederlands
lop
[gaan]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
loop
[te voet gaan, weggaan]
datering: 1822 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk., earlier S. Afr. Du. fr. Du., imperative of lopen to walk.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Frans
loper
†verouderd
(dialect)
[hard lopen]
-
▾ loper
[iemand die loopt, bode; voorwerp dat ergens over loopt, schuift of glijdt, katrol; zeer grote hagelkorrel]
-
▾ Azeri
lopar
[vleugel, hulpmiddel voor navigatie]
<via Russisch>
-
▾ Boeginees
lôporó
[krik]
-
▾ Deens
løber
[bovenste molensteen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Hammerich 45: Nederlands, OOD: geen etymologie, wel in deze betekenis.
bron: (Hammerich 45, OOD)
-
▾ Engels
loper
[springer, danser (verouderd); wiel aan het eind van een lijnbaan waaraan de garens zijn bevestigd; uitschuifbare plankdrager]
datering: 1483 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: f. lope v. + -er1.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Engels
leaper
†verouderd
[ongeregeld soldaat]
datering: 1604 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: After Du. looper.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Indonesisch
loper
[bode van een bank; besteller, bezorger]
-
▾ Javaans
lopor
(dialect)
[voorrijder]
-
▾ Madoerees
loper, lopēr
[inlandse palfrenier voor het aanzetten van de paarden bij hellingen van de weg]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: alopēr = met een loper (van een rijtuig), ēnlopērre = van een rijtuig loper zijn, palopērran = de plaats achter aan het rijtuig voor de loper
bron: Kiliaan 1904 (PH, KIL)
-
▾ Makassaars
lôporó
[katrol]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lôporang = takel, katrol (aan zonnescherm van latjes, aan bamboe waaraan vogelkooi is opgehangen), toestel met takel boven put, allôporó = ophijsen met gebruikmaking van een takel (bijv. zeil, vogelkooi, zonnescherm van latjes, emmer bij van een takel voorziene put); allôporó = ophijsen met gebruikmaking van een takel (bijv. zeil, vogelkooi, zonnescherm van latjes, emmer bij van een takel voorziene put)
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
louper
[iemand die kranten bezorgt en het abonnementsgeld inneemt]
-
▾ Petjoh
loper
[inlandse bode, loopjongen, boodschappenjongen; rond loden kogeltje voor jachtgeweer]
-
▾ Russisch
lópar'; lópyr'
[hijstouw, loper aan een takel]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. looper dass., s. Meulen 126, Croiset v.d. Kop IORJ. 15,4,21, Matzenauer 244. Uit VdMeulen 1909: Looper. Het touwwerk, dat gebruikt wordt om een takel zanien te stellen, draagt den naam van, looper. P. M. blz. 99. Het touw, door de blokken van een takel of lijn geschoren, heet de looper. T. Voor de 17e eeuw: het touw aan een taakel, daar men de goederen meede in of uit een vaartuig livsd. WINSCII., VÖ:1. W.: een touw, dat men in handen heeft, als het goet overgeheist wert. Russ. Lópar’ garant; op de Wolga wordt volgens 1). lópyr gezegd, met een kleine afwijking van betekenis: škentel', tolstaja, korotkaja verevka s blokami (schinkel, dik, kort touw met blokken). Rij lópar hoort een adject. lóparny.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Soendanees
lopor
[meeloper bij een postkar; palfrenier]
-
▾ Sranantongo
lopriki
[zelfgemaakte hagel]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
looper
[grove hagel(korrel)]
<via Afrikaans>
datering: 1886 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Du. looper, lit. `runner'.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Azeri
lopar
[vleugel, hulpmiddel voor navigatie]
<via Russisch>
-
▾ lor
[vod]
-
▾ Fries
lor
[vod]
-
▾ Fries
lor
[vod]
-
▾ lording
[garen tot het bekleden van touwwerk]
-
▾ Deens
lording
†verouderd
[garen tot het bekleden van touwwerk]
datering: 1685 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: sv. lårding; fra holl. lording, egl.: garn, der spindes af optrævlet tovværk; , foræld. Törnqvist: lårding (Seew. ca 1685), Kabelgarn, Schiemannsgarn, dän. lording, aus ndl. lording. - Vgl. nd. lurde, lurding, kabelweise geschlagenes Tauwerk, ostfries. lurt, lurd. Fetzen, Lumpen, mnld. lorlinc, lurlinc, Tauwerk. - Etymol. dunkel
bron: Dahlerup 1919-1956 Moberg-Bakker 1973 Törnqvist 1977 (OOD, Törnqvist, Moberg)
-
▾ Russisch
lórden', lórding
[dun touw]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dial.: lórlin'
etymologie: Aus ndl. lording, s. Meulen 127. VdMeulen 1909: Lording. Ken touw hebbende de dikte van een duim, daarmede kabels en andere touwen mede versorgt werden voor het inwateren: en is derhalve zeer zwaar geteerd. WINSCU., vgl. Y\ . blz. 281 onder de benodigdheden op een schip, die uit de lijn¬baan meegegeven worden: loerding* om te winden. P. M. vermelden lording onder de soorten van touwwerk op blz. 70, en v. L. heeft: lording, driedraads geteerd garen. Russ. lorden V., D., volgens den eerste: smolenaja verevka, skručennaja v dvě niti (geteerd touw, samen gedraaid in twee draden). 1). geeft daarnaast lorlin’, een vorm, die door bijgedachte aan lin uit Holl. lijn is ontstaan, dat in zoovele benamingen van touwsoorten als tweede lid der samenstelling fungeert (z. deze opgesomd in het art. Rust en Rustlijn). Uit VdMeulen 1909: Los. In verscheidene kommandos gebezigd, v. L. Zoo b.v. in: marszeil los (spr. marsel los)! Russ. Marse’lol! signál de partance J. V. heeft nog Russ. formarsel' los uit Hol], voormarszeil losl en grot-marsel'los uit Holi. grootmarszeil lo!l en voegt er bij, dat deze uitdrukkingen, die vroeger bij het vertrek ener vloot naar zee gebruikelijk waren, tegenwoordig in onbruik zijn geraakt. Bij VV. blz. 406, 407 leest men: als het schip ter rede legt, het anker en het touw gewonden zijn bij goede wint om t' zeil te gaan, spreekt de stuurman in volgende zin: de wint is ruim en goet, laat vallen de fok, stoot het voor- en grootmarszeil uit. . . .
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Zweeds
lårding
[garen tot het bekleden van touwwerk]
datering: 1687 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1687; av nederl. lording med samma bet.; jfr lurendrejare. Törnqvist: lårding (Seew. ca 1685), Kabelgarn, Schiemannsgarn, dän. lording, aus ndl. lording. - Vgl. nd. lurde, lurding, kabelweise geschlagenes Tauwerk, ostfries. lurt, lurd. Fetzen, Lumpen, mnld. lorlinc, lurlinc, Tauwerk. - Etymol. dunkel
bron: Moberg-Bakker 1973 NEO 1995 Törnqvist 1977 (NEO, Törnqvist, Moberg)
-
▾ Deens
lording
†verouderd
[garen tot het bekleden van touwwerk]
-
▾ lorentzkracht
[natuurkundige kracht, genoemd naar de Nederlandse natuurkundige Hendrik Antoon Lorentz]
-
▾ Engels
Lorentz force
[natuurkundige kracht, genoemd naar de Nederlandse natuurkundige Hendrik Antoon Lorentz]
-
▾ Litouws
lorencas
[natuurkundige kracht, genoemd naar de Nederlandse natuurkundige Hendrik Antoon Lorentz]
status: ontlening onzeker
etymologie: pagal olandų fiziko, elektroninės teorijos autoriaus, už ją 1902 gavusio Nobelio premiją, Hendriko Antono Lorenco (Lorentz; 1853-19280) pavardę; ši elektroninė teorija sudarė Alberto Einšteino (Einstei; 1879-1955) reliatyvumo teorijos pagrindą
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičūtė)
-
▾ Pools
lorenc
[natuurkundige kracht, genoemd naar de Nederlandse natuurkundige Hendrik Antoon Lorentz]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Engels
Lorentz force
[natuurkundige kracht, genoemd naar de Nederlandse natuurkundige Hendrik Antoon Lorentz]
-
▾ lorgnet
[knijpbril]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1759;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
lornyét
[knijpbril]
-
▾ Indonesisch
lornyét
[knijpbril]
-
▾ lori
[halfapensoort zonder staart]
-
▾ Bulgaars
lori
[halfapensoort zonder staart]
-
▾ Engels
loris
[halfapensoort zonder staart]
<via Frans>
datering: 1774 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. F. loris (Buffon); said to be a. Du. †loeris booby, clown. Used as a mod.L. generic name (E. Geoffroy Saint-Hilaire 1796, in Mag. Encycl. I. 48).
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Esperanto
loriso
[halfapensoort zonder staart]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
etymologie: Geleend via Fr loris met steun van Eng loris. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Frans
loris
[halfapensoort zonder staart]
datering: 1765 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR 1993: anc. néerl. loeris `clown'; PR 1990: mot holl.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1991 (PRobert, Walter 2, Larousse)
-
▾ Italiaans
lori
[halfapensoort zonder staart]
<via Frans>
-
▾ Kroatisch
lori
[halfapensoort zonder staart]
status: ontlening onzeker
bron: Anić 2003 (Anić, Vladimir & Ivo Goldstein (2000), Rječnik stranih riječi, Zagreb, 2de druk.)
-
▾ Macedonisch
lori
[halfapensoort zonder staart]
-
▾ Servisch
lori
[halfapensoort zonder staart]
-
▾ Sloveens
lori
[halfapensoort zonder staart]
-
▾ Bulgaars
lori
[halfapensoort zonder staart]
-
▾ lori
[papegaaiachtige]
-
▾ Frans
lori
[papegaaiachtige]
datering: 1688 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: 1170; loury, 1688; nori, v. 1525; mot malais par le néerl. lory; lori en lat. mod., Ray, 1713 (in Arveiller).
bron: Robert 2005 (GRobert)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
loerie
[papegaaiachtige]
<via Afrikaans>
datering: 1798 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans, f. Du. lori lory.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Frans
lori
[papegaaiachtige]
-
▾ lorrendraaien
[bedriegen, smokkelen]
-
▾ Deens
lurrendreje
[bedriegen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk lurrendreier 'bedrager' el. nederlandsk lorrendraaier 'smugler, bedrager'; i dansk er ordet sat i forbindelse med lure. OOD: fra nt. lurrendreier, bedrager, ell. holl. lorrendraaier, smugler, bedrager; oprindelse usikker, i da. sat i forb. m. II. lure) . FuT: via Nederduits uit Nederlands: Der ursprung erhellt aus der holl. redensart ieman einen loer draajen. etc.. Fremmed2: holl. lorrendraaier smugler, bedrager.
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Hårbøl 2004 Jessen 1883 (PNOE, OOD, FuT, Jessen, Fremmed2)
-
▾ Fins
luuntreijata
†verouderd
[bedriegen]
<via Zweeds>
-
▾ Zweeds
lurendreja
[bedriegen; smokkelen]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lurendreja fram (stiekem iets laten zien); lurendreja in (iets naar binnen smokkelen); lurendreja till (iets ergens heen smokkelen, verouderd); lurendreja ut (iets naar buiten smokkelen); lurendrejeri = het smokkelen; schuldig aan smokkelen; smokkelvaart; smokkelwaar
etymologie: SAOB; [jfr d. lurendreje; med anslutning till LURA v.2,, lånat av nt. lurrendreien l. holl. lorrendraaien, bedraga, smuggla, av det holl. uttr. ieman eene loer draaien, bedraga ngn, till holl. loer, trasa, lump, o. draaien, vrida, sno (jfr DREJA). Ordet har urspr. användts om förfalskning av tågvärk l. tyg]
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Deens
lurrendreje
[bedriegen]
-
▾ lorrendraaier
[bedrieger, smokkelaar]
-
▾ Deens
lurendrejer
[schelm, bedrieger, schipper of koopman die illegaalt handelt]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk lurrendreier 'bedrager' el. nederlandsk lorrendraaier 'smugler, bedrager'; i dansk er ordet sat i forbindelse med lure. OOD: fra nt. lurrendreier, bedrager, ell. holl. lorrendraaier, smugler, bedrager; oprindelse usikker, i da. sat i forb. m. II. lure) . FuT: via Nederduits uit Nederlands: Der ursprung erhellt aus der holl. redensart ieman einen loer draajen. etc.. Fremmed2: holl. lorrendraaier smugler, bedrager.
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Grimm 1854-1971 Hårbøl 2004 Jessen 1883 WNT 1882-1998 (PNOE, OOD, FuT, Jessen, Fremmed2, WNT, Grimm)
-
▾ Duits
Lorrendreher, ook: Lurrendreier
†verouderd
[bedrieger, smokkelaar]
-
▾ Engels
lorendriver
†verouderd
[smokkelaar]
datering: 1649 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: ad. Du. lorrendraaier smuggler.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Fins
luuntreijari
†verouderd
[bedrieger, smokkelaar]
<via Zweeds>
datering: 1862 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Stjerncreutz 1862 (KH, Stjerncreutz)
-
▾ Noors
lurendreier
[bedrieger, smokkelaar]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty, nederl; FuT: aus dem mnd. lurrendreier, 'einer, der mit falschem pass oder falscher flagge fährt, betrüger'= holl. lorrendraaier. Der ursprung erhellt aus der holl. redensart 'iemand een loer draaien'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
lurendrejare
[iemand die bedriegt, smokkelt; (verouderd) schip gebruikt bij smokkelen]
datering: 1658 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lurendrejarbrott (smokkelvergrijp, verouderd); lurendrejarfartyg (schip gebruikt bij smokkelen); lurendrejargods (smokkelwaar); lurendrejarnäste (verblijfplaats van smokkelaars); lurendrejarvara (smokkelwaar); lurendrejarinna (vrouwelijke smokkelaar)
etymologie: SAOB; jfr dan. o. nor. lurendrejer; av nt. lurrendreier l. holl. lorrendraaier; till LURENDREJA; NEO: NEO; sedan 1658; av lågty. lurrendreier med samma bet., med anslutning till lura; förleden är nära besl. med nederl. loer 'trasa, lump', efterleden med dreja
bron: SAOB 1898 (SAOB, NEO)
-
▾ Deens
lurendrejer
[schelm, bedrieger, schipper of koopman die illegaalt handelt]
-
▾ los
[niet gebonden]
-
▾ Ambons-Maleis
los
[niet gebonden]
-
▾ Balinees
los
[niet gebonden, kapot]
-
▾ Berbice-Nederlands
losi
[niet gebonden]
-
▾ Deens
(kaste) los
[(scheepvaart) niet gebonden; (commando) maak los!]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: EO: egl. mar.; lån fra nty., holl. los. OOD: fra nt. (holl.) los. PNOE: Nederduits, Saabys: Nederlands of Nederduits. Hammerich 45 p. 347: At losse er hollandsk, ogsaa at kaste los og Losseplads »Havn« (men ikke = »Affaldsplads«).
bron: (PNOE, EO, OOD, Saabys, Hammerich 45, Moberg p. 18)
-
▾ Indonesisch
los
[niet gebonden; losjes; toegeeflijk]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: meloskan = vrijlaten
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
los
[niet gebonden]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dilos = losgemaakt
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Kupang-Maleis
los
[niet gebonden]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: kasi los=toestemming geven
etymologie: kasi=geven
bron: Jacob 2003 (J&G)
-
▾ Madoerees
loslos, lesles
[losgaan van een touw]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: aloslos (idem), ēnloslos = alles wegnemen
bron: Safioedin 1977 (ASIS, PH)
-
▾ Menadonees
los
[vliegertouw laten vieren]
-
▾ Noors
kaste loss
[losgooien van een schip]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty, nederl los, 'løs'
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Moberg-Bakker 1973 (BO; FuT, Moberg p. 18)
-
▾ Papiaments
lòs (ouder: los)
[niet gebonden]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Uit: Putman1859 p.69: haci los: ontbinden
etymologie: Uit: Putman1859 p.65
bron: (Joubert PN, Putman1859)
-
▾ Sranantongo
lusu
[niet gebonden]
-
▾ Zweeds
(kasta) loss
[niet gebonden, scheepvaart: touwen en zeilen losmaken]
datering: 1788 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1788; av lågty., nederl. los med samma bet.; samma ord som 1lös; jfr förlossa
bron: Moberg-Bakker 1973 (NEO, Moberg p. 18)
-
▾ Ambons-Maleis
los
[niet gebonden]
-
▾ los
[katachtige]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1451-1500;
thema: dierenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
los
[katachtige]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk los fællesgermansk *lu´su- 'hanlos' ¯ indoeuropæisk *luksu- 'los', egl. 'det lyse el. hvide (pelsdyr)', afl. af *luk- 'lys'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Engels
loss
†verouderd
[lynx]
datering: 1481 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. MDu. los = OE. lox, OHG., MHG. luhs (mod.G. luchs); akin to Sw. lo of the same meaning. Caxton's lossem represents the unexplained variant lossen of the Du. original.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Deens
los
[katachtige]
-
▾ losgeld
[geld waarmee men een gegijzelde vrijkoopt]
-
▾ Negerhollands
losgeld
[geld waarmee men een gegijzelde vrijkoopt]
-
▾ Negerhollands
losgeld
[geld waarmee men een gegijzelde vrijkoopt]
-
▾ losgeraakt
[losgegaan]
-
▾ Madoerees
loklak
[los, uit elkaar]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ēnloklak, maloklak = van iets de delen uit elkaar nemen
etymologie: men gebruikt ook: giddhāl, bhuddhul
bron: Kiliaan 1904 (KIL)
-
▾ Madoerees
loklak
[los, uit elkaar]
-
▾ losmaken
[maken dat iets of iemand los komt]
-
▾ Negerhollands
maak los
[maken dat iets of iemand los komt, bevrijden]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 236)
-
▾ Negerhollands
maak los
[maken dat iets of iemand los komt, bevrijden]
-
▾ losplaats
[havenplaats waar een schip zijn lading lost]
-
▾ Deens
losseplads
[havenplaats waar een schip zijn lading lost]
status: ontlening onzeker
etymologie: Hammerich 45 p. 347: At losse er hollandsk, ogsaa at kaste los og Losseplads »Havn« (men ikke = »Affaldsplads«).
bron: (Hammerich 45)
-
▾ Deens
losseplads
[havenplaats waar een schip zijn lading lost]
-
▾ lossen
[uitladen; (verouderd) losmaken, losbinden]
-
▾ Deens
losse
[uitladen van een schip]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: 1. fra nedertysk el. nederlandsk lossen afl. af los 'løs, tom' . OOD: fra nt. holl. lossen, til nt. holl. los, løs; jf. III. losse samt losne. Jessen: Nederduits, DRW: nur nl.; auch in der erweiterten Form lossenen. Hammerich 45: Hammerich 45 p. 347: At losse er hollandsk, ogsaa at kaste los og Losseplads »Havn« (men ikke = »Affaldsplads«).
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Hammerich 1945 Jessen 1883 Nielsen 1989 Arnesen (PNOE, EO, OOD, FuT, Jessen, Hammerich 45, Arnesen, Bluhme, DRW)
-
▾ Duits
löschen
[uitladen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: Bluhme: Nederlands, Duden Universal: (m)niederd. lossen= ausladen, zu los, also eigtl.= frei, leer machen] (Seemannsspr.): Kluge See en Bartz: Nederduits, maar Bartz geeft wel een Nederlandstalig citaat uit 1359 (Brugge).
bron: Bartz 2007 Duden Universal 2003 Kluge 1911 Kluge 2002 (Bluhme, Duden Universal, Kluge See, Bartz)
-
▾ Engels
loss
†verouderd
[uitladen]
datering: 1482 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Du. lossen (whence G. löschen, Da. losse, Sw. lossa), f. los adj., loose (:-OTeut. *lusso-), cogn. w. loos (:-OTeut. *lauso-: see loose a.).
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Negerhollands
los
[losmaken, loslaten, opheffen]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Noors
losse
[uitladen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, nederl; FuT: von mnd. holl. lossen
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Papiaments
lòs (ouder: los)
[losmaken, losknopen, lossen (schot)]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Uit: Putman1859 p.69: haci los: ontbinden
etymologie: Uit: Putman1859 p.65
bron: (Joubert PN, Putman1859)
-
▾ Schots
los; lose
†verouderd
[uitladen (een schip)]
datering: 1401-1500 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: deelwoord: lost la16-e17; zelfst.ww.:los(s)ing 16-e17, lowsing la16-e17, loosing 17
etymologie: only Sc; MDu lossen 'free, redeem, unload a ship', MLowGer lossen, Dan losse, Sw lossa 'unload a ship'
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Sranantongo
lusu
[los maken]
-
▾ Surinaams-Javaans
los, ngelos
[uitladen, aflossen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: los-losan = lading, aflossing
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Zweeds
lossa
[bevrijden, losmaken, uitladen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. losa; av lågty. lossen med samma bet.; jfr loss
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
losse
[uitladen van een schip]
-
▾ lot
[gemerkt voorwerp waarmee geloot wordt]
-
▾ Arabisch (Egypte)
luṭṭ
[lot in een veiling]
<via Frans>
-
▾ Boeginees
ló
[gemerkt voorwerp waarmee geloot wordt]
-
▾ Duits
Los
[gemerkt voorwerp waarmee geloot wordt]
status: ontlening onzeker
etymologie: Schirmer: Los n. 'Lotterieschein', seit dem 18. Jhdt. {DWi 6, 1156 (10)), nach dem ndl. lot, das ebenso wie Lotterie im 16. Jhdt. zuerst in Holland aufkam ^) (vgl. Niete), In Deutschland galt dafür früher Hafen ^), Glüekshafen ^) (noch heute südd.). — Aus Italien (Genua) kam dazu noch im 17. Jlidt. Lotto % heute bes. in Österreich verbreitet.
bron: RhWB 1928-1971 (Schirmer, RhWB)
-
▾ Esperanto
loto
[voorwerp waarmee geloot wordt; dat wat men bij loting verkijgt]
<via Frans>
datering: 1889 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lotado ‘verloting’
etymologie: Geleend via Fr lot met ondersteunend bronwoord Eng lot. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 Vilborg 1989-2001 (Cherp, Vil 3)
-
▾ Frans
lot
[gemerkt voorwerp waarmee geloot wordt; deel van een geheel; gedeelte van een kanton; hoeveelheid koopwaar]
datering: 1140 (1101-1150)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: GR: V. 1138; francique *lôt; cf. anc. angl. hlot « sort, héritage », cette origine est contestée par Guiraud, qui voit dans lot un mot roman, de l'anc. franç. loter (→ Lotir), du lat. locitare « louer », de locus « lieu ».; PR: frq. *lôt
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse, Rey)
-
▾ Indonesisch
lot
[gemerkt voorwerp waarmee geloot wordt]
-
▾ Kupang-Maleis
lot
[gemerkt voorwerp waarmee geloot wordt]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: tarek lot=een lot trekken
bron: Jacob 2003 (J&G)
-
▾ Menadonees
lot
[gemerkt voorwerp waarmee geloot wordt]
-
▾ Minangkabaus
lot
[gemerkt voorwerp waarmee geloot wordt]
-
▾ Negerhollands
loot, lot
[gemerkt voorwerp waarmee geloot wordt]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: loot (old 1776), lot (Hesseling 1905: 258).
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 258)
-
▾ Papiaments
lòt (ouder: lot)
[gemerkt voorwerp waarmee geloot wordt; loten, verloten]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mat. 27:35
bron: (Joubert PN, Conradi)
-
▾ Sranantongo
lote
[gemerkt voorwerp waarmee geloot wordt]
-
▾ Surinaams-Javaans
lot
[lot, loterij]
-
▾ Arabisch (Egypte)
luṭṭ
[lot in een veiling]
<via Frans>
-
▾ loten
[door het lot krijgen, uit een loterij trekken]
-
▾ Papiaments
lòt
[door het lot krijgen, verloten]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mat. 27:35
bron: (Joubert PN, Conradi)
-
▾ Papiaments
lòt
[door het lot krijgen, verloten]
-
▾ loterij
[kansspel met lootjes]
-
▾ Ambons-Maleis
loterèi
[kansspel met lootjes]
-
▾ Arabisch (Egypte)
lutiriyya, lutariyya
[kansspel met lootjes]
<via Italiaans>
-
▾ Azeri
lotereya
[kansspel met lootjes]
<via Russisch>
-
▾ Balinees
lotré
[kansspel met lootjes]
-
▾ Bulgaars
lotarija
[kansspel; geluk]
<via Russisch>
-
▾ Deens
lotteri
[kansspel met lootjes]
datering: 1700 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nederlandsk loterij afl. af lot 'lod1'. OOD: vistnok laant ca. 1700 fra holl. loterij (af holl. lot, sa. ord som I. Lod), jf. fr. loterie, ital. lotteria; sml. Lotto samt Lykkepotte
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Hårbøl 2004 (PNOE, OOD, Fremmed2)
-
▾ Duits
Lotterie
[kansspel met lootjes]
datering: 1551-1600
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Lotteriekollekteur, Lotteriekollektion
etymologie: germ.-niederl.; die; -, ...ien. Schirmer: Los n. 'Lotterieschein', seit dem 18. Jhdt. {DWi 6, 1156 (10)), nach dem ndl. lot, das ebenso wie Lotterie im 16. Jhdt. zuerst in Holland aufkam ^) (vgl. Niete), In Deutschland galt dafür früher Hafen ^), Glüekshafen ^) (noch heute südd.). — Aus Italien (Genua) kam dazu noch im 17. Jlidt. Lotto % heute bes. in Österreich verbreitet. OTTERIE, f. ein glücksspiel, die fortsetzung des glückshafens oder glückstopfes, s. d. das fremdwort zeigt sich zunächst im niederländischen des 16. jahrh. in einer allgemeinen bedeutung: loterije, sortes, sortitio, sortitus, sortiendi actus, sortilegium Kilian, in nächster beziehung stehend zu loter sortitor, und lot sors, der niederländischen form unseres los;
bron: Duden Fremd 1990 Grimm 1854-1971 Kluge 2002 (Duden Fremd, Kluge, Schirmer, Grimm)
-
▾ Engels
lottery
[kansspel met lootjes]
datering: 1501-1600 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: prob. -Du.loterij (early xvi), whence modL. loteria; cf.F. loterie,-Du., or It.lotteria; see LOT, -ERY.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Esperanto
loterio
[kansspel; zaak van geluk]
<via Frans>
datering: 1889 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Geleend via Fr loterie met ondersteunende bronwoorden Eng lottery, Du Lotterie en Ru lotereja. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 Vilborg 1989-2001 (Cherp, Vil 3)
-
▾ Frans
loterie
[kansspel met lootjes; iets wat geregeld wordt door toeval]
datering: 1538 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR: néerl. loterije, ou it. loteria , v. lot.FEW: geeft tevens enkele dialektvormen, maar ook de nfr. vorm lot 'lot in de loterij' 1740 (deze betekenis komt in het woordenboek voor). FEW: Das lotteriespiel scheint in den Nieder- landen entstanden zu sein, wo es seit beginn des 16.jhs. vorkommt; der erste beleg für den namen ist ein latinisiertes loteria in einem brief von Chr. Longolius (1513). Das ndl. loterij ist einerseits ins d. gewandert (d. lotterie), anderseits ins fr. It. lotteria ist ein ganz spätes und nie wirklich eingebürgertes lehnwort aus dem fr. und kann nicht dessen quelle sein. Auf ndl. ursprung weist auch die herkunft des ältesten beleges. Fr. lot hat sekundär seine bed. entsprechend derjenigen von loterie erweitert. (Lot I 'deel, partij, perceel' < *lot (anfrk.))
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1997 Wartburg 1928 (PRobert, Walter, Larousse, FEW (*lot II))
-
▾ Grieks
lotaria
[kansspel met lootjes]
<via Italiaans>
-
▾ Hongaars
lottéria
[kansspel met lootjes]
<via Duits>
-
▾ Indonesisch
loteré, lotré
[kansspel met lootjes; lootje; prijs in de loterij]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: meloterékan = iets verloten; een prijs beschikbaar stellen
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Italiaans
lotteria
[kansspel met lootjes]
<via Frans>
-
▾ Jakartaans-Maleis
lotrèè
[kansspel met lootjes]
-
▾ Javaans
lotré
[kansspel met lootjes]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: nglotrékaké=verloten
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Kupang-Maleis
loterèi
[kansspel met lootjes]
-
▾ Lets
loterija
[kansspel met lootjes]
<via Russisch>
status: ontlening onzeker
etymologie: vācu Lotterie < hol. loterij
bron: Baltutis 2005 (U. Baltutis)
-
▾ Litouws
loterija
[kansspel met lootjes]
<via Russisch>
status: ontlening onzeker
etymologie: it. lotteria, pranc. loterie < lotir - traukti burtus
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Macedonisch
lotarija
[kansspel met lootjes]
<via Russisch>
-
▾ Madoerees
lūttrī, lūttre
[kansspel met lootjes]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mēnnang lūttre = een lot winnen
etymologie: mēnnang = winnen
bron: Safioedin 1977 (ASIS, PH)
-
▾ Makassaars
letterêi, leterêi
[kansspel met lootjes; toss (bij voetbalspel)]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Maltees
lotterija
[kansspel met lootjes]
<via Italiaans>
-
▾ Menadonees
loterèi
[kansspel met lootjes]
-
▾ Minangkabaus
lotere
[kansspel met lootjes]
-
▾ Noors
lotteri
[kansspel met lootjes]
-
▾ Oekraïens
lotereja
[kansspel met lootjes]
<via Russisch>
-
▾ Papiaments
loteria
[kansspel met lootjes]
-
▾ Perzisch
lâtâri
[kansspel met lootjes]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lâtâri gozâštan 'verloten'; lâtâri kešidan 'lot trekken'
bron: Lazard 2000 (Lazard)
-
▾ Pools
loteria
[kansspel met lootjes]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Portugees
loteria
[kansspel met lootjes; (fig.) kanszaak]
<via Frans>
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Do it. lotteria 'administraça<~>o do loto'.
bron: Cunha 1986 (Da Cunha)
-
▾ Roemeens
loterie
[kansspel met lootjes]
<via Frans>
-
▾ Russisch
loteréja
[kansspel met lootjes]
datering: 1731 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Ueber nhd. Lotterie, bzw. ndl. loterij, frz. loterie oder direkt aus ital. lotteria von lotto 'Anteil', s. Preobr. 1,471, Gamillscheg EW. 570.
bron: Černych 1993 (Vasmer, Cernych)
-
▾ Singalees
lotaräy-ya
[kansspel met lootjes]
-
▾ Sloveens
loterija
[kansspel, soort kaartspel]
<via Duits>
-
▾ Soendanees
lotre
[kansspel met lootjes]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngaloterekeun=iets verloten, het lot werpen
bron: Coolsma 1913 (Coo1913)
-
▾ Spaans
lotería
[kansspel met lootjes]
<via Frans>
datering: 1734 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: onder `lote' (1869) staat: Tom. del fr. lot `parte que toca a cada uno en un reparto', y éste del fráncico *lôt, compárense el gót. hlauts `lote', `herencia' y alem. los `parte que toca a cada uno'. Hierbij staat lotería als afl.
bron: Corominas 1983 (Corominas)
-
▾ Sranantongo
lotrèi
[kansspel met lootjes]
-
▾ Surinaams-Javaans
lotré
[kansspel met lootjes; lot]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: nglotré = verloten, nglotrèkké = laten verloten, een loterij houden voor
etymologie: men gebruikt ook: lot
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Ternataans-Maleis
loterèi
[kansspel met lootjes]
-
▾ Tsjechisch
loterie
[kansspel met lootjes]
<via Duits>
-
▾ Wit-Russisch
lataréja
[kansspel met lootjes]
<via Russisch>
-
▾ Zweeds
lotteri
[kansspel met lootjes]
-
▾ Ambons-Maleis
loterèi
[kansspel met lootjes]
-
▾ lotgeval
[datgene wat er geschiedt]
-
▾ Duits
Lottgefallen
†verouderd
(dialect)
[loten]
-
▾ Duits
Lottgefallen
†verouderd
(dialect)
[loten]
-
▾ lotion
[haarwassing, gezichtswater]
-
▾ Indonesisch
losion
[haarwassing, gezichtswater]
-
▾ Indonesisch
losion
[haarwassing, gezichtswater]
-
▾ Lotsyanisme
[kruisingstheorie van Jan Paulus Lotsy, volgens welke nieuwe soorten alleen ontstaan door kruising]
-
▾ Duits
Lotsyanismus
[kruisingstheorie van Jan Paulus Lotsy, volgens welke nieuwe soorten alleen ontstaan door kruising]
status: ontlening onzeker
etymologie: pagal olandų gamtininko Jano Pauliaus Lotsio (Lotsy; 1867-1931), šios teorijos pradininko, pavardę; sk. lotsijanizmas
bron: internet (internet)
-
▾ Engels
Lotsyanism
[kruisingstheorie van Jan Paulus Lotsy, volgens welke nieuwe soorten alleen ontstaan door kruising]
status: ontlening onzeker
etymologie: pagal olandų gamtininko Jano Pauliaus Lotsio (Lotsy; 1867-1931), šios teorijos pradininko, pavardę; sk. lotsijanizmas
bron: internet (internet)
-
▾ Litouws
lotsianizmas
[kruisingstheorie van Jan Paulus Lotsy, volgens welke nieuwe soorten alleen ontstaan door kruising]
status: ontlening onzeker
etymologie: pagal olandų gamtininko Jano Pauliaus Lotsio (Lotsy; 1867-1931), šios teorijos pradininko, pavardę; sk. lotsijanizmas
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Duits
Lotsyanismus
[kruisingstheorie van Jan Paulus Lotsy, volgens welke nieuwe soorten alleen ontstaan door kruising]
-
▾ lotting
[(verouderd) zitting van de etstoel]
-
▾ Duits
Lotding
(dialect)
[volksgerecht]
status: ontlening onzeker
etymologie: Teuchert p. 305: Dem altfriesischen liudthing, liodthing, dem ordentlichen Volksgericht, entspringt das "Lotding" der holländischen Siedlungsgebiet in der Altmark und der Kremper und Wilstermarsch.
bron: Frings 1966 Teuchert 1972 (FrL, Teuchert)
-
▾ Duits
Lotding
(dialect)
[volksgerecht]
-
▾ lotus
[waterlelie]
-
▾ Indonesisch
lotus
[waterlelie]
-
▾ Indonesisch
lotus
[waterlelie]
-
▾ louter
[zuiver]
-
▾ loven
[prijzen]
-
▾ Fries
loovje
[prijzen]
-
▾ Negerhollands
loov
[prijzen, roemen]
-
▾ Fries
loovje
[prijzen]
-
▾ lovertje
[geborduurd sierblaadje]
-
▾ Ambons-Maleis
loborci
[geborduurd sierblaadje]
-
▾ Indonesisch
loberci
[geborduurd sierblaadje]
-
▾ Javaans
barci(s), loberji, loberci, berji
[geborduurd sierblaadje]
-
▾ Kupang-Maleis
lobci
[geborduurd sierblaadje]
-
▾ Madoerees
mērci
(dialect)
[geborduurd sierblaadje]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: amērci = met lovertjes bezaaid, ēmmērci, ēmmērci'i = (een kledingstuk) met lovertjes bezaaien
etymologie: dialecten van Bangkalan en Pamēkasan
bron: Kiliaan 1904 (KIL)
-
▾ Menadonees
loborci
[geborduurd sierblaadje]
-
▾ Ambons-Maleis
loborci
[geborduurd sierblaadje]
-
▾ loyaal
[trouw]
-
▾ Indonesisch
loyal
[trouw]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: loyalitas = loyaliteit
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
loyal
[trouw]
-
▾ loze poorten
[borden waarmee men de geschutgaten vult om wind en water uit de openingen te weren]
-
▾ Russisch
los'pórty
[borden waarmee men de geschutgaten vult om wind en water uit de openingen te weren]
status: ontlening onzeker
etymologie: Entlehnt aus ndl. looze poorten, s. Meulen 127. uit VdMeulen 1909: Loze poorten. Borden, waarmede men de schutgaten vult, als de buszen te boort staen en men des niet nodig heeft, om wint en water uit de openingen te weren. W. Die dikke planken , die in de regte poorten geset werden, als men slaags is. WINSCH. RUSS. los'porty, slechts bij D., die er bij aantekent: podložnye pušecnye porty, čfcoby sudno kazalos' vooružonnym orudijami (onechte geschut-poorten, om het schip met kanonnen uitgerust te doen schijnen). Deze enigszins afwijkende betekenis van het Russ. woord heb ik in het Holl. niet gevonden; de betekenis van onechte poorten kan aan loze poorten echter ook zeer goed eigen geweest zijn.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
los'pórty
[borden waarmee men de geschutgaten vult om wind en water uit de openingen te weren]
-
▾ loze stag
[tweede stag]
-
▾ Russisch
los'štág
[tweede stag]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: los'stenštág uit ndl. 'looze stengestag', s. Meulen 127, Matzenauer 244.
etymologie: Aus ndl. looze stag, dass., s. Meulen 127. Uit VdMeulen 1909: Loze stag of Loosstag. Een tweede stag tot hulp van het stag, dat den mast van voren steunt, vgl. P. M. blz. 167: op oorlog-schepen zijn de grote en fokkestagen altijd dubbel, en het bezaan-stag "enkel. Zie ook v. L.: looze stag, die nevens een ander geplaatst is en weerstand bieden moet, als deze breekt. Bij W. blz. 386 in de ,,beroemde ordre voor de schepen van oorlog om zich klaar te houden binnen scheepsboort tegen den aanstaanden slag" leest men: de fockemast met een loze stag te bezorgen. Den vorm: loos stag geeft Tw.: loos stag, faux étai, preventer stay. Hieruit Russ. los stag, faux étai. De verschillende benamingen der respectieve loze stagen, die ik in de Russ. woordenboeken vond, zijn de volgende: voor het loze stag van den groten mast: Russ. grotlos'stag V., grotalos’ stag J., faux etai du grand mat, Holl. grote loosstag; voor het loze stag van den fokkemast: Russ. forlos'stag V., faux étai de misaine, Holl. voorloosstag; voor de loze stagen der stengen Russ. sten'los'slag V., faux étai de mät de hune, Holl. stengeloosslag, waarvoor D. geeft Russ. losslenstag d.i. loze stengestag; J. noemt nog afzonderlijk het loze stag van de groote steng: Russ. grot¬sten los'stag, faux étai du grand mat de hune, d. i. groolstengeloosstag.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
los'štág
[tweede stag]
-
▾ lozen
[losmaken, verwijderen]
-
▾ Fries
loaze
[losmaken, verwijderen]
-
▾ Papiaments
lòs un awa, lòs un keshi
[seksueel bevredigd worden (gezegd van een man)]
-
▾ Fries
loaze
[losmaken, verwijderen]
-
▾ lub, lob
[geplooide halskraag]
-
▾ Fries
lubbe
[geplooide halskraag]
-
▾ Negerhollands
lobbetje
[manchet, halskraag]
-
▾ Fries
lubbe
[geplooide halskraag]
-
▾ lubben
[castreren]
-
▾ Frans
liber; luber
(dialect)
[castreren (hond of kat); betrappen; (Bargoens) ruïneren (in het spel)]
status: ontlening onzeker
etymologie: Lubben (ndl.) 'kastrieren'. Der vokal erklärt sich aus der ndl. aussprache mit ü. Haust weist darauf hin, dass die übertragene bed. auch dem ndl. verbum eignet und meint, dass dieses zwei mal entlehnt worden sei, das eine mal in der ursprünglichen, das andere mal in der übertra- genen bed.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Schots
lib
[castreren; (fig.) verminken, beperken; aardappelen rooien zonder de toppen van de planten te beroeren]
datering: 1501-1600 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: ME libben, MDu lubben 'geld'
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Frans
liber; luber
(dialect)
[castreren (hond of kat); betrappen; (Bargoens) ruïneren (in het spel)]
-
▾ Lucas
[eigennaam]
-
▾ Kupang-Maleis
Uka
[eigennaam]
-
▾ Kupang-Maleis
Uka
[eigennaam]
-
▾ lucht
[gasmengsel van zuurstof en stikstof; reuk, geur]
-
▾ Deens
lugt
[geur]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk lucht 'lugt, luft, loft', opr. samme ord som loft og luft; egl. 'luftstrøm', Hammerich 45 en 48: Nederlands
bron: (PNOE, Hammerich 45, Hammerich 48)
-
▾ Fries
loft
[gasmengsel van zuurstof en stikstof]
-
▾ Japans
kūki
†verouderd
[gasmengsel van zuurstof en stikstof, lett. lege lucht]
-
▾ Javindo
luch, luh
[gasmengsel van zuurstof en stikstof]
-
▾ Negerhollands
loft
[gasmengsel van zuurstof en stikstof]
-
▾ Noors
luft
[gasmengsel van zuurstof en stikstof]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, ty; FuT: entlehnt aus mnd. luft, mnd. luft und lucht (holl. lucht).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Noors
lukt
[geur]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, ty; FuT: entlehnt aus mnd. luft, mnd. luft und lucht (holl. lucht).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
loktu
[gasmengsel van zuurstof en stikstof]
-
▾ Zweeds
luft
[gasmengsel van zuurstof en stikstof]
datering: 1623 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: luftförorening, luftombyte, lufttom, lufttryck, bergsluft, inandningsluft, skogsluft, varmluft, luftangrepp, luftlandsättning, luftaffär, luftslott
etymologie: sedan 1623; av lågty. luft, ty. Luft med samma bet.; samma ord som loft, med urspr. bet. 'täcke; tak'; jfr lukt, lyfta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zweeds
lukt
[geur]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: luktförnimmelse; luktorgan; luktsensation; tobakslukt
etymologie: före 1520; fornsv. lukt 'luft; lukt; luktsinne'; av lågty. lucht 'luft; lukt', sidoform till luft; jfr loft, luft
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
lugt
[geur]
-
▾ luchten
[aan de (frisse) lucht blootstellen; frisse lucht inlaten]
-
▾ Fries
luchte
[aan de (frisse) lucht blootstellen; frisse lucht inlaten]
-
▾ Fries
luchte
[aan de (frisse) lucht blootstellen; frisse lucht inlaten]
-
▾ luchthartig
[onbekommerd]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1731-1735;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
luchthertich
[onbekommerd]
-
▾ Fries
luchthertich
[onbekommerd]
-
▾ luchthartigheid
[onbekommerdheid]
-
▾ Fries
luchthertichheid
[onbekommerdheid]
-
▾ Fries
luchthertichheid
[onbekommerdheid]
-
▾ lucifer
[vlamhoutje]
-
▾ Duits
Lüssiferken, Luussifeer, Luussifeerken, Lüssifer, Lucifer
(dialect)
[vlamhoutje]
status: ontlening onzeker
etymologie: Foerste: Heute älteren Leuten im Reiderl., Krh. und auf Borkum noch als fremdes Wort bekannt, aber nie mehr gebraucht. Schlüter: Die Form beweist nl. Enlehnung.
bron: Foerste 1938 Kremer 1998 Schlüter 1952 (Kremer 98, Foerste, Schlüter)
-
▾ Fries
lúsjefers
[vlamhoutje]
-
▾ Negerhollands
lůsifer
[vlamhoutje]
-
▾ Papiaments
lusafè (ouder: lucifer)
[vlamhoutje]
datering: 1875 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Frans ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: palu di lusafè (luciferstokje)
etymologie: Uit Ewijk p. 60
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Duits
Lüssiferken, Luussifeer, Luussifeerken, Lüssifer, Lucifer
(dialect)
[vlamhoutje]
-
▾ ludiek
[speels]
-
▾ Fries
ludyk
[speels]
-
▾ Fries
ludyk
[speels]
-
▾ Ludolfiaans getal
[het getal pi, genoemd naar Ludolf van Ceulen]
-
▾ Bulgaars
Ludolfovo čislo
[het getal pi, genoemd naar Ludolf van Ceulen]
-
▾ Kroatisch
Ludolfov broj
[het getal pi, genoemd naar Ludolf van Ceulen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Ludolfov broj
bron: Anić 2003 (Anić, Vladimir & Ivo Goldstein (2000), Rječnik stranih riječi, Zagreb, 2de druk.)
-
▾ Macedonisch
Ludolfov broj
[het getal pi, genoemd naar Ludolf van Ceulen]
-
▾ Pools
ludolfina
[het getal pi, genoemd naar Ludolf van Ceulen]
status: ontlening onzeker
etymologie: matematyk hol. Ludolf van Ceulen(1539-1610)
bron: Kopaliński 2007 (Wladyslaw Kopalinski)
-
▾ Servisch
Ludolfov broj
[het getal pi, genoemd naar Ludolf van Ceulen]
-
▾ Sloveens
Ludolfovo število
[het getal pi, genoemd naar Ludolf van Ceulen]
-
▾ Bulgaars
Ludolfovo čislo
[het getal pi, genoemd naar Ludolf van Ceulen]
-
▾ lui
[vadsig, afkerig van werk of inspanning]
-
▾ Ambons-Maleis
loi
(dialect)
[vadsig]
-
▾ Berbice-Nederlands
loi
[vadsig]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
loi
[luiaard]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: loidade, looidade, luidade = luiheid
etymologie: -dade = Portugese uitgang
bron: Avram 2013 Ginneken 1913-1914 (JAC; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Creools-Portugees (Malakka)
loi
[afkerig van werk]
status: ontlening onzeker
bron: Baxter 2004 (Baxter, Alan N. & Patrick de Silva (2004), A Dictionary of Kristang (Malacca Creole Portuguese) with an English-Kristang finderlist (Pacific Linguistics 564), Canberra.; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Deens
løj
[vadsig, (scheepvaart of dialect) zonder grote kracht of beweging, stil en rustig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra mnt. loi, holl. lui (lo(o)i); af uvis oprindelse, Teuchert p. 315: Ndl. "lui", faul, träge, müde, dessen dialektische Sonderformen "loi", "looi", "lue" u.a. das Ndl. Wdb. 8, 2, 3195 zusammenstellt, ist an der Küste nach Schlewswig und Dänemark vorgedrungen und hat sich im westlichen Westfalen eingenistet (…)
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Richey 1755 Smet 1983 Smet 1992 Teuchert 1972 Wiese 1996 Arnesen (Fremmedordbogen, OOD, FuT, Teuchert, Arnesen, Smet 92, Wiese, Smet 83, Teuchert, Richey)
-
▾ Duits
loi, leu
(dialect)
[mat, moe, traag, afkerig van werk of inspanning]
status: ontlening onzeker
etymologie: Smet 92: dialect van Rostock, Wiese: - Ndl. Siedlerwort zu ndl. lui, mundartl. loi "matt, müde". Teuchert p. 315. Richey: "ex Belgico"
bron: Richey 1755 Smet 1983 Smet 1992 Teuchert 1972 Wiese 1996 (Smet 92, Wiese, Smet 83, Teuchert, Richey)
-
▾ Frans
lôye-èt-lôye, lôyeminôye; lôlôye
(dialect)
[lui, onverschillig; luie vrouw]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lôyeminer = treuzelen
etymologie: Lui (ndl.) 'träge'.Bovenstaande vormen hangen samen met de vormen afgeleid van 'luiaard' (zie aldaar).
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Negerhollands
lui, loi, looje
[afkerig van werk of inspanning]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: old 1776: lui iemand = lui volk
etymologie: lui (old 1776), loi (djdj 1926). Hesseling 1905; 249: luie = looje
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 249)
-
▾ Noors
løy
[zwak (van wind)]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty loi 'doven'; FuT: entlehnt aus mnd. loi, loie, 'träge, faul' (holl. lui)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Zweeds
loj
[sloom, lusteloos]
datering: 1830 (1801-1850)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1830; av lågty. loi, loie 'trög; lat'; ev. besl. med liderlig
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
loi
(dialect)
[vadsig]
-
▾ lui
[windas]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1923;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
løj
[windas]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: of Nederduits
bron: Brüel 1993 (Fremmedordbog)
-
▾ Deens
løj
[windas]
-
▾ lui, lieden
[mensen]
-
▾ Frans
leude
[getrouwe, kroonvazal (oorspr.: mensen)]
datering: 1301-1400 (1301-1350)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: lat. médiév. leudes, frq. *leudi, plur. `gens' (mensen); cf. all. Leute
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse)
-
▾ Petjoh
lui, luitjes
[mensen]
-
▾ Frans
leude
[getrouwe, kroonvazal (oorspr.: mensen)]
-
▾ luiaard
[lui mens]
-
▾ Berbice-Nederlands
loiri
[lui mens]
-
▾ Frans
lôya, loyâ-djîlèt; loûyâr
(dialect)
[lui; lui mens; sluw man]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: loyâmint 'dwaasheid', lôyèt 'gemaakt vriendelijk, lief', etc.
etymologie: Ndl. luiaard (s. noch lui, von dem luiaard ist abgeleitet) lautete im mndl. loyaert. Es ist in zwei weit aus einander liegenden gebieten des wallon. entlehnt worden und zwar mit verschie- denen bed. Die entlehnung von 1a,b ist viel- leicht älteren datums und hätte dann an die letztere form anzuschliessen. Bei 2 hat die bed. wandel vielleicht bei der übernahme des wortes, durch irrtümliche auffassung des fläm. wortes, stattgefunden.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Berbice-Nederlands
loiri
[lui mens]
-
▾ luiaard
[tandarm zoogdier]
-
▾ Sranantongo
loiri
[tandarm zoogdier]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Sranantongo
loiri
[tandarm zoogdier]
-
▾ luibuis
[luiaard]
-
▾ Fries
loaibuis
[luiaard]
-
▾ Fries
loaibuis
[luiaard]
-
▾ luiden
[(een klok, bel) geluid laten voortbrengen]
-
▾ Madoerees
laot
[schafttijd (aangegeven door het luiden van een bel)]
status: ontlening onzeker
etymologie: Waarschijnlijk afkomstig van het luiden van een bel of klok zoals aan boord gedaan wordt
bron: Penninga 1936 (PH)
-
▾ Sranantongo
loi
[(een klok, bel) geluid laten voortbrengen]
-
▾ Zweeds
lyda
[klinken, inhouden, betekenen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. lyþa 'ljuda; innehålla; betyda'; av lågty. luden med samma bet.; till ljud; nära besl. med lyda1
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Madoerees
laot
[schafttijd (aangegeven door het luiden van een bel)]
-
▾ luidspreker
[toestel dat geluid versterkt]
-
▾ Menadonees
losspèker
[toestel dat geluid versterkt]
-
▾ Menadonees
losspèker
[toestel dat geluid versterkt]
-
▾ luien
[touwen op- en neerhalen met een lui of windas]
-
▾ Deens
lodde
[touwen op- en neerhalen met een lui of windas]
status: ontlening onzeker
etymologie: dannet til Lodderi (ell. II. Lod 2.2) ell. maaske egl. (m. tilknytning til disse ord) laant fra holl. luien (se u. Lodderi); møl. (dial.), sj.) hejse (kornsække op ell. ned).
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
lodde
[touwen op- en neerhalen met een lui of windas]
-
▾ luier
[doek voor kinderen]
-
▾ Boeginees
lôweré
[doek voor kinderen]
-
▾ Deens
løjert
[open jurk voor kinderen die gebonden kan worden; (dialect) doopjurk; (scheepvaart) ring voor stagzeiltouwen]
status: ontlening onzeker
etymologie: FuT: ist aus holl. luier "windel, umwicklung" entlehnt., OOD: sv. dial. löjert; fra holl. luier (se u. II. Luder), jf. nt. leierkappe i sa. bet.) en til spædbørn brugt lang
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Arnesen (FuT, OOD, Arnesen)
-
▾ Jakartaans-Maleis
lowèr
[doek voor kinderen]
-
▾ Kupang-Maleis
loyor
[doek voor kinderen]
-
▾ Negerhollands
luur
[doek voor kinderen]
- ▾ Noors løyert [trappelzak; oog of ring van touwwerk dat aan het lijk van een zeil wordt vastgemaakt en wordt gebruikt om bijv. een schoot in te haken]
-
▾ Soendanees
loĕr
[doek voor een Europees kind]
-
▾ Boeginees
lôweré
[doek voor kinderen]
-
▾ luieren
[lui zijn]
-
▾ Negerhollands
löj
[lui zijn, niets doen]
-
▾ Negerhollands
löj
[lui zijn, niets doen]
-
▾ luierij
[toestel in een molen om zakken te verplaatsen]
-
▾ Deens
lodderi
[toestel in een molen om zakken te verplaatsen]
status: ontlening onzeker
etymologie: luierij (til luien, hejse (korn)sække op ell. ned, lui, vinde (spil) m. tilbehør; af uvis oprindelse), men sat i forb. m. II. Lod (2.2); jf. III. lodde 2.3; møl. (især gldgs. ell. dial.)
bron: Dahlerup 1919-1956 Foerste 1938 (OOD, Foerste)
-
▾ Duits
Leideree
(dialect)
[toestel in een molen om zakken te verplaatsen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Das Wort ist in der Müllersprache sehr bekannt. Als Fachwort der Mühlenbaukunst auch anderswo entlehnt, so in Schleswig-Holstein als Lojerie (Drube), im Dän als Lodderi ODS.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Deens
lodderi
[toestel in een molen om zakken te verplaatsen]
-
▾ luif, love
[(verouderd) afdak, luifel, overdekte gang of galerij, aan een huis aangebouwd laag gebouw of gebouwtje]
-
▾ Arabisch (Egypte)
lōg, lōj
[plaats in theater]
<via Frans>
-
▾ Esperanto
loĝio
[schouwburgloge; galerij; vrijmetselaarsloge]
<via Frans>
datering: 1889 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Geleend via Fr loge. De vorm loĝio is waarschijnlijk naar analogie van It loggia gekozen, omdat de wortel loĝ- ‘wonen’ als sinds 1887 bezet was. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 Vilborg 1989-2001 (Cherp, Vil 3)
-
▾ Frans
leuve
(dialect)
[galerij, zuilengang]
-
▾ Frans
loge
[hut, portiershokje, schouwburgloge]
datering: 1135 (1101-1150)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: frq. *laubja
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse)
-
▾ Koerdisch
loca
[schouwburgloge]
<via Frans>
-
▾ Arabisch (Egypte)
lōg, lōj
[plaats in theater]
<via Frans>
-
▾ luifel
[afdak]
-
▾ Fries
luif
[afdak]
-
▾ Fries
luif
[afdak]
-
▾ luiigheid
[luiheid]
-
▾ Negerhollands
luiigheit
[luiheid]
-
▾ Negerhollands
luiigheit
[luiheid]
-
▾ luik
[(houten) schot]
-
▾ Amerikaans-Engels
louk
(dialect)
[houten schot]
-
▾ Azeri
lyuk
[houten schot of metalen bord waarmee een opening in een vloer kan worden gesloten, scheepsluik]
<via Russisch>
-
▾ Bulgaars
ljuk
[houten schot op het dek waaronder zich de toegang tot het ruim bevindt]
<via Russisch>
-
▾ Deens
luge
[houten schot op het dek waaronder zich de toegang tot het ruim bevindt]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; betekenisontlening
etymologie: Uit Klein uitleenwoordenboek: In de Scandinavische talen Deens, Noors en Zweeds bestond al een woord dat verwant was met het Nederlandse luik, namelijk Deens luge, Noors luke en Zweeds lucka, maar deze woorden betekenden ‘loket’. De betekenis ‘scheepsluik’ is in de zeventiende of achttiende eeuw uit het Nederlands of Middelnederduits overgenomen, dankzij de Hanzehandel of de Hollandse scheepsbouw. Het Finse luukku, dat zowel ‘luik’ als ‘loket’ betekent en voor het eerst in 1741 is opgeschreven, is op zijn beurt ontleend aan het Zweeds. Volgens PNOE en OOD is het een erfwoord en geen leenwoord. Misschien betekenisontlening? De "g" ipv de "k" (klusilsvækkelse) wijst er in ieder geval op dat het al een erg oud woord moet zijn.
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (VdSijs 2006, PNOE, OOD)
-
▾ Duits
Luke
[(houten) schot]
datering: 16e eeuw (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
bron: Kluge 2002 (Kluge)
-
▾ Ests
luuk
[(houten) schot]
-
▾ Fins
luukku
[houten schot op het dek waaronder zich de toegang tot het ruim bevindt]
<via Zweeds>
datering: 1741 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006, KH, Stjerncreutz, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Frans
liquet; luquet
†verouderd
[klink van een deur; schot voor een raam]
datering: 1346 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
etymologie: FEW geeft nog vele dialektvormen.Mndl. lûke entspricht nndl. luik 'fensterladen; falltüre'; diese beiden bed. eignen auch schon mndd. lûke. Eine ablautform dazu ist mndl. loc 'loch', ahd. loh 'loch; verschluss', ags. loc 'riegel' (s. dieses). Das ndl. wort ist in zwei bed. ins gallorom. aufgenommen worden: 'riegel' (1) und, nur an der sprachgrenze, 'fenster- laden' (2). 1 ist auch gewandert: it. lucchetto 'hängeschloss', gen. lükè<,>tu, lomb. piem. lüket, V-Antr. likęt, neap. licchetto, siz. licchettu, aobit. lucheta, bret. liked.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
lûte
(dialect)
[(tussen)schot (in de mijnbouw)]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lûter 'afschutten'
etymologie: Luik (ndl.) 'bretterwand'. Gesch 180 möchte lieber von dem mndl. lûken 'zuschliessen' ausgehen, welches in der tat für den vokal besser passen würde. Man müsste in diesem fall annehmen, dass das subst. vom verbum zurückgebildet wäre und dieses sein -t- durch den einfluss eines andern wortes erhalten hätte.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Lets
lūka
[(houten) schot]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: hol. luik
bron: Trumpickaitė 2004 (A. Trumpickaitė)
-
▾ Litouws
liukas
[houten schot op het dek waaronder zich de toegang tot het ruim bevindt]
status: ontlening onzeker
etymologie: vok. Luke < ol. luik
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Noors
luke
[houten schot op het dek waaronder zich de toegang tot het ruim bevindt]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; betekenisontlening
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006)
-
▾ Oekraïens
ljuk
[houten schot op het dek waaronder zich de toegang tot het ruim bevindt]
<via Russisch>
-
▾ Pools
luk
[houten schot]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: nm.Luke "zamykany otwór"
bron: Bańkowski 2000 (Wladyslaw Kopalinski, A.Bańkowski)
-
▾ Russisch
ljuk
[scheepsluik]
datering: 1698 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. luik dass., mnd. lûke, s. Meulen 128. Unrichtig ist die Herleitung aus nhd. Lücke (gegen MiEW. 175, Preobr. 1,494). VdMeulen: Luik, houten schot of metalen bord waarmede een opening in een vloer kan worden gesloten, opening in een vloer waardoor men toegang krijgt tot de daaronder gelegen ruimte (Ndl. Wdb. 8, 3232). Russ. Ijuk, volgens Dal' 2, 738: voobšce, vchod v podpol'e, v pogreb, laz; ležacaja dver', zapadnja, ljada (in 't algemeen, toegang tot een ruimte onder de vloer, tot een kelder, nauwe doorgang; liggende deur, val, luik). Zo wordt het b.v. gebezigd voor een luik in de vloer van een molen in het werkje van P. R. Furman, Saardamskij Plotnik (de timmerman van Zaandam) 10 (Moskou 1913): on naklonilsja, otkryl Ijuk v polu i zakrical vniz (hij boog zich voorover, opende het luik in de vloer en riep naar beneden), vgl. aid.: rabotnik . . . prosunuv golovu v otverstie Ijuka, skazal (de werkman . .. zijn hoofd in de opening van het luik stekend, zeide). Ušakov 2, 107 vermeldt het woord bepaaldelijk in de zin van: otverstie v polu sceny, služašcee dlja ustrojstva razlicnogo roda teatralnych effektov (opening in de vloer van het toneel, dienend om theatereffecten van verschillende aard te weeg te brengen), waarbij als voorbeelden worden gegeven: Don Žuan i komandor provalivajutsja v Ijuk (Don Juan en de commandeur vallen, verdwijnen door een luik) en: projavit'sja iz Ijuka (zich uit het luik vertonen). Voor Ijuk in de betekenis: luik op een schip, zie Zee- en Scheepst. 128. Het komt als zodanig reeds voor in de Morsk. Ust. 162 van 1720 (Smirnov 182); in de P. . .. Petra Vel. 1, 236 vindt men de vorm Ijujk (a°. 1697-98). Door de dichter Lermontov (1814-1841) worden ook de geschutpoorten op een oorlogsschip Ijuk genoemd: i molca v otkrytye Ijuki cugunnyja puški gljadjat (en zwijgend kijken de kanonnen van gegoten ijzer uit de open luiken). Aan hd. luke is russ. Ijuk zeker niet ontleend en evenmin aan hd. lücke, zoals Miklosich 175, Preobraženskij 1, 494 en Ušakov 2, 107 ons willen doen geloven. Uit VdMeulen 1909: Luik. 1°. Sluiting, bord, bepaald zulk een als dient om een opening te luiken of dicht te maken, en van hier, door toepassing: 2°. de opening zelve en wel zoodanig vierkante opening als in de dikte van een dek of bak gemaakt is, om de gemeenschap tussen de verdiepingen van een vaartuig tot stand te brengen. Zoo heeft men aan boord van een schip het achterluik, het grootluik, het voorluik, en andere meergenoemd naar de plaats, waar zij heen geleiden, v. L. W. vermeldt luiken o.a. op blz. 70, 85 (van de luvcken) en vgl. nog WINSOH. : de luiken van vaartuigen, en in het bijzonder de stulpluiken op de luikgaten (sijn) niet anders, als stopsels, die op de gaten geleit en gestulpt werden. Russ. ljuk, écoutille. Hierbij een adject. ljucnyj. J. geeft nog het diminutivum ljucik, écoutillon. Zie verder de art. Achterluik, Grootluik, Voorluik. uit VdMeulen 1909: Luitenant. Een siegt luitenant x), die maar onder een siegt kapitein staat. WINSÜTI., vgl. W. blz. 405: de luitenants zijn de tweede beambten te scheep: deze gebieden in 't afzijn van den hopman: moeten alle twist onder 't volek weeren. Russ. Jej tenant, vtoroj oficerskij čin v russkom voennom flotě (tweede 2) officiers¬rang op de Russische oorlogsvloot). In het Zeereglement van PETER DEN GROTE komen voor op de lijst van de officieren en het scheeps¬volk (Reglement van 't volks gedaan, hoeveel dat op een schip van rang van versehenden qualiteyden zullen zijn, chargies der officieren en andere zeebedienende), bij blz. 79: lei tenanty, leyte-nants, leitenanty artilerii, leytenants van de artelerie,. . . . under-leitenanty, onderleytenants, underleitenanty artilerii, onderleytenants van de artelerie. Terwijl Russ. lejtenant nog steeds een rang is bij de Russische oorlogsmarine (1). geeft de volgende afleidingen: lejtenántsa, luitenantsvrouw, lejtenántskij, wat op een luitenant betrekking heeft, lejtenantov, aan een luitenant toebehorende, lejtenantami, aan een luitenantsvrouw toebehoorende), is Russ. under-lej tenant thans geheel verouderd. Toch vermelden de woordenboeken dezen titel nog: D. zegt: v morsk. artilerii byli underlejtenanty (bij de zeeartillerie waren onderluitenants); V. schrijft: unter Iej'tenant (voor dezen vorm z. het art. Onder-), mladšij lejtenant, pervyj oticerskij čin, kogda miëmana ne imeli oficersk. činov (jongste luitenant; eerste officiersrang, toen de mitsmans geen officiersrangen hadden); J. heeft podlej tenant (pod- is het Russ. woord voor onder-) en verklaart: sous-lieutenant, — au commencement du XVIIF siècle, lorsque Pierre Ie Grand rédigea lc Reglement de marine.... la marine russe avait deux espèces de sous-lieutenants: les sous-lieutenants de vaisseau et les sous-lieutenants d'artillerie.... en 1795 les sous-lieutenants de vaisseau avaient disparu du cadre de 1'etat major de la flotte. . . . c'est 1'enseigne ou mičman qui avait remplacè Ie sous-lieutenant. l)
bron: Černych 1993 Meulen 1959 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, Cernych, VdMeulen 1959, VdMeulen 1909)
-
▾ Sranantongo
loiki
[(houten) schot]
-
▾ Wit-Russisch
ljuk
[scheepsluik]
<via Russisch>
-
▾ Zweeds
lucka
[houten schot op het dek waaronder zich de toegang tot het ruim bevindt]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; betekenisontlening
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006)
-
▾ Amerikaans-Engels
louk
(dialect)
[houten schot]
-
▾ luiken
[sluiten, (over iets heen) trekken]
-
▾ Duits
Lücke
(dialect)
[Tau, das den Segelsaum bildet u. die Mühlensegel oben u. unten an den Flügeln der Windmühle befestigt; jeder Saum hat zwei Enden]
-
▾ Duits
Lücke
(dialect)
[Tau, das den Segelsaum bildet u. die Mühlensegel oben u. unten an den Flügeln der Windmühle befestigt; jeder Saum hat zwei Enden]
-
▾ Luiks
[uit, gemaakt in de Belgische plaats Luik]
-
▾ Engels
lukes (velvet)
†verouderd
[(fluweel) gemaakt in Luik]
datering: 1472 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: ad. Du. Luiksch, f. Luik LiÅge, a town and province of Belgium.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Zweeds
lukassammet
†verouderd
[fluweel gemaakt in Luik]
status: ontlening onzeker
etymologie: SAOB; jfr ä. eng. lukes velvet; första ssgsleden av holl. luiksch, adj. till Luik, det holl. namnet på en stad i Belgien (t. Lüttich, fr. Lége)
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Engels
lukes (velvet)
†verouderd
[(fluweel) gemaakt in Luik]
-
▾ luilekkerland
[een denkbeeldig land waar men lui leven en lekker eten en drinken kan]
-
▾ Duits
Leileckerlant, Leuleckerlant
(dialect)
[een denkbeeldig land waar men lui leven en lekker eten en drinken kan]
status: ontlening onzeker
etymologie: Der Name ist alten Leuten im Krh. und Reiderl. noch bekannt.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Leileckerlant, Leuleckerlant
(dialect)
[een denkbeeldig land waar men lui leven en lekker eten en drinken kan]
-
▾ luipen
[(verouderd) loeren]
-
▾ Frans
elleuper
†verouderd
(dialect)
[bedriegen, verraden]
datering: 1280 (1251-1300)
status: ontlening onzeker
etymologie: Luipen (mndl.) 'verräterisch überfallen'.Afr. elleuper v.a. (norm. ca.1280).
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
elleuper
†verouderd
(dialect)
[bedriegen, verraden]
-
▾ luis
[insect]
-
▾ Negerhollands
loes, lues
[insect]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: loes (old 1776), lues (Hesseling 1905). Hesseling 1905, p.34: ik heb hulp nodig (zegswijze) = één finger no kan vang lues = (letterlijk): één vinger kan geen luizen vangen.
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Sranantongo
loso
[insect]
-
▾ Negerhollands
loes, lues
[insect]
-
▾ luisteren
[horen; gehoorzamen]
-
▾ Deens
lystre
[gehoorzamen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: af lykke + salig efter nedertysk luckesalich 'lyksalig'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Duits
laustern
†verouderd
[0]
status: ontlening onzeker
etymologie: laustern, raunen: item, was es bedeute, dasz er seine heimlichkeit und secret dem brot und wein also in die oren raumt und laustert, als wolt er ein heimliche losung geben. Fischart bienk. 158a ist wol dem niederländischen nachgebildet
bron: Grimm 1854-1971 (Grimm)
-
▾ Negerhollands
luster, listǝ, listu
[horen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
etymologie: luster (old 1776), listǝ, listu (djdj 1926). djdj 1926: listǝ a = luisteren naar
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Noors
lystre
[gehoorzamen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty lusteren; FuT: entlehnt aus mnd. lûsteren, 'horchen, hören' (holl. luisteren).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
lystra
[gehoorzamen]
datering: 1646 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1646; av lågty. lusteren med samma bet.; besl. med ljud, lyda
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
lystre
[gehoorzamen]
-
▾ luit
[snaarinstrument]
-
▾ Deens
lut
[snaarinstrument]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk lûte ¯ oldfransk lëut ¯ spansk laúd ¯ arabisk al bestemt artikel + ‘[d 'lut', egl. 'stok, træ'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Fins
luuttu
[snaarinstrument]
<via Zweeds>
datering: 1637 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 Schroderus 1637 (Schroderus, KH, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Noors
lutt
[snaarinstrument]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: gj lty fra fr, opph arab al'ud
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
luta
[snaarinstrument]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. luta; av lågty. lute, fra. luth med samma bet.; ur arab. alu-d, eg. 'trä(instrument)'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
lut
[snaarinstrument]
-
▾ luitenant
[officier van lagere orde]
-
▾ Atjehnees
lè'nan
[officier van lagere orde]
-
▾ Indonesisch
létnan
[officier van lagere orde]
-
▾ Javaans
lutnan
[officier van lagere orde]
-
▾ Madoerees
letnan, le'nan
[officier van lagere orde]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: letnan kornel = luitenant-kolonel
bron: Safioedin 1977 (ASIS, PH)
-
▾ Makassaars
lếnang
[officier van lagere orde]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Muna
tunani
[officier van lagere orde]
-
▾ Tamil
luyittuṇāntu
(dialect)
[officier van lagere orde]
-
▾ Atjehnees
lè'nan
[officier van lagere orde]
-
▾ luiwagen
[soort bezem]
-
▾ Deens
levang
[soort bezem]
status: ontlening onzeker ; verbastering
etymologie: Marcussen: E. fra holl. luiwagen, men af uvis betydning og fra 1900 gl. OOD: sv. levang; fra fris. lei-, leuwagen, nt. leuwagen, holl. luiwagen; af uvis oprindelse se FalkT.EtymO.I.455. Mensing. Wb.III.461f.. Hammerich p. 344: Mindre kendt er Levang (ældre Legvang, norsk Løvang) der betegner I) et Underlag (i Form af en Cirkelbue) for Rorpinden, 2) en Svaber og 3) en Slags Tovfenter paa Ræerne; her er to hollandske leguaan, der egtl. betegner Dyret »Leguan«, men dernæst billedligt bruges i Betydningen 2 og i Betydningen 3 (hvor luiwagen »Underlag « spiller ind).
bron: Dahlerup 1919-1956 Foerste 1938 Hammerich 1945 Kluge 1911 Kluge 2002 Marcussen 1997 Schlüter 1952 Schuetze 1802 Smet 1983 Smet 1992 Teuchert 1972 Arnesen (Marcussen, OOD, Arnesen, Hammerich, Smet 92, HID, Teuchert, Smet 83, Foerste, Kluge See, VBrWb, Schlüter)
-
▾ Duits
Leuwagen
[soort bezem]
status: ontlening onzeker
etymologie: Foerste: Heute fast überall bekannt'in der form Leuwagen vor allem im Krh. und der Auricher Gegend (Barstede, Moordorf). Auch anderswo an der Küste entlehnt, sie BrWb. 3, 56: Leuwagen … Wir haben es von den Holländern. Richey: Leuwagen. - Schütze 3, 27: Leuwagen - Mensing 3, 461: Leu-, Leiwagen. - Sieh auch Kluge, Seem. 537. VBrWb: Wir haben es von den Holländern. Schlüter: früher in Anholt
bron: Foerste 1938 Kluge 1911 Kluge 2002 Schlüter 1952 Schuetze 1802 Smet 1983 Smet 1992 Teuchert 1972 (Smet 92, HID, Teuchert, Smet 83, Foerste, Kluge See, VBrWb, Schlüter)
-
▾ Frans
leûwâ
(dialect)
[soort bezem]
-
▾ Noors
løvang
[soort bezem]
-
▾ Zweeds
levang
[soort bezem]
datering: 1837 (1801-1850)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1837; efter lågty. leiwagen, leuwagen, nederl. luiwagen med samma bet.; av ovisst urspr.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
levang
[soort bezem]
-
▾ luizen
[erin luizen, erin laten lopen]
-
▾ Fries
luize
[erin luizen, erin laten lopen]
-
▾ Fries
luize
[erin luizen, erin laten lopen]
-
▾ lukken
[slagen]
-
▾ Deens
lykkes
[slagen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: af lykke efter nedertysk lucken 'lykkes'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Engels
luck
†verouderd
[(toevallig) gebeuren; slagen; geluk brengen]
datering: 1481 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: ? a. Du. lukken, f. luk luck n. (But possibly an Eng. formation, though in our quots. appearing earlier than the vb.)
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Noors
lykkes
[slagen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty lucken, jf. lykke; FuT: […] entlehnt aus mnd. (ge)lucke n,. 'los, geschick, glück' (holl. luk, geluk').
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
lyckas
[slagen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. lykkas; efter lågty. lücken med samma bet.; till 1lycka
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
lykkes
[slagen]
-
▾ lul
[(gewestelijk) pijp; doedelzak]
-
▾ Engels
lull
[buis waardoor walvisspek naar het scheepsruim getransporteerd wordt]
datering: 1836 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Du. lul tube.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Schots
lill
†verouderd
[een van de gaten in een blaasinstrument, zoals een doedelzak]
datering: 1701-1800 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: appar Du lul 'a pipe', MDu lul(le)pijp 'a bagpipe'; cf LILT
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Engels
lull
[buis waardoor walvisspek naar het scheepsruim getransporteerd wordt]
-
▾ lullen
[kletsen]
-
▾ Fries
lulle
[kletsen]
-
▾ Sranantongo
lùl
[kletsen]
-
▾ Fries
lulle
[kletsen]
-
▾ lumieren
[(verouderd) dageraad]
-
▾ Negerhollands
lemier, lamier
[dageraad]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: lemier (old 1776), lamier (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Negerhollands
lemier, lamier
[dageraad]
-
▾ lunderaar
[(verouderd) treuzelaar, lanterfant]
-
▾ lunderen
[(verouderd) talmen]
-
▾ luppensbier
[Vlaamse biersoort]
-
▾ Frans
lopète
(dialect)
[biersoort]
status: ontlening onzeker
etymologie: Luppensbier (fläm.) 'art bier'. HaustBTDial, wo auch auf ein d. loppensbier hingewiesen wird; doch fehlt dieses in allen zugänglichen quellenwerken.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
lopète
(dialect)
[biersoort]
-
▾ lurken
[hoorbaar zuigen]
-
▾ Duits
lurzen
(dialect)
[aan een fopspeen zuigen, van dranken nippen]
status: ontlening onzeker
etymologie: das Wort, eine Ableitung zu ndl. lurken, ist in Geld, Klev verbr. als lurtsə(n) schw. Kleverländisch
bron: RhWB 1928-1971 (RhWB)
-
▾ Duits
lurzen
(dialect)
[aan een fopspeen zuigen, van dranken nippen]
-
▾ lurven
[fictief lichaamsdeel]
-
▾ Fries
by de lurven krije
[bij de lurven pakken]
-
▾ Fries
by de lurven krije
[bij de lurven pakken]
-
▾ lus
[tot een oog gedraaid touw]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1651-1652;
thema: sociale leven
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Saramakkaans
lásu
[tot een oog gedraaid touw]
-
▾ Saramakkaans
lásu
[tot een oog gedraaid touw]
-
▾ lussenkoord
[koord met lussen]
-
▾ Zweeds
litsqvard
†verouderd
[zoom, koord met lussen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Törnqvist: aus ndl. liskoord, litskoord, In derselben Bed. auch ä. schwed. qval, qvard
bron: Törnqvist 1977 (Törnqvist)
-
▾ Zweeds
litsqvard
†verouderd
[zoom, koord met lussen]
-
▾ lust
[begeerte]
-
▾ Fries
lust
[begeerte]
-
▾ Negerhollands
lyst
[begeerte]
-
▾ Noors
lyst
[begeerte]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: trol fra lty lust; FuT: entweder ein ostnordisches wort oder aus mnd. lust (luste) = got. lustus, ags. lust (engl. lust), afries lust, as. lust (holl. lust)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT:)
-
▾ Sranantongo
lostu
[begeerte]
-
▾ Fries
lust
[begeerte]
-
▾ lustelijk
[(verouderd) bekoorlijk, aangenaam]
-
▾ lusten
[zin hebben in]
-
▾ Sranantongo
lostu
[zin hebben in]
-
▾ Sranantongo
lostu
[zin hebben in]
-
▾ lusthuis
[buitenhuis, buitenplaats]
-
▾ lustig
[vrolijk]
-
▾ Engels
lustick
†verouderd
[vrolijk; aangeschoten]
datering: 1601 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Du. lustig; cf. F. (from Du. or Ger.) loustic, regimental buffoon.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Frans
loustic, luštik, lustic, lustih
(dialect)
[vrolijk; goed gezond, nog krachtig, levendig]
status: ontlening onzeker
etymologie: Lustig (d.). In bed.1 liegt neuentlehnung aus den d. ndl. grenzmundarten vor, ebenso bei bed.2. Bei 1 hängt die verschiedenheit des vokals vielleicht damit zusammen, dass das wort innerhalb von dialekten weitergegeben wurde, von denen die einen lt. u<_> mit u, andere mit ü wiedergeben. Bei 2 hat sich auch die bed. verschoben. Vielleicht hat d. rüstig dabei mitgewirkt; durch die saun. form ist das auch lautlich naheliegend.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Negerhollands
loestig, lostig
[vrolijk, levendig, opgewekt]
-
▾ Engels
lustick
†verouderd
[vrolijk; aangeschoten]
-
▾ lustrum
[vijfjarig tijdvak]
-
▾ Indonesisch
lustrum
[vijfjarig tijdvak]
-
▾ Indonesisch
lustrum
[vijfjarig tijdvak]
-
▾ luxe
[weelde]
-
▾ Indonesisch
luks
[weelde; weelderig]
-
▾ Indonesisch
luks
[weelde; weelderig]
-
▾ lymfe
[weefselvocht]
-
▾ Chinees
linba
[weefselvocht]
<via Japans>
status: ontlening onzeker ; verbastering
etymologie: via Jap. rinpa. Containing meaningful character 'lin', "to drip".
bron: Kuiper 1993 (Kuiper)
-
▾ Japans
rimpa
[weefselvocht]
-
▾ Chinees
linba
[weefselvocht]
<via Japans>
-
▾ lyrisch
[m.b.t. lyriek; heel enthousiast]
-
▾ Indonesisch
liris
[m.b.t. lyriek; emotioneel]
-
▾ Indonesisch
liris
[m.b.t. lyriek; emotioneel]