Uitleenwoordenbank van het Nederlands

Zoekresultaten: 620 Nederlandse woorden gevonden (beginnend met L)

Gebruikte filters:

A| B| C| D| E| F| G| H| I| J| K| L| M| N| O| P| Q| R| S| T| U| V| W| X| Y| Z| Toon/Verberg alle informatie in de uitklapmenu's
Visualiseer de resultaten
Toon op de kaart
één cirkeltje per uitleenwoord
Toon op de kaart
één cirkeltje per taal
Toon op een tijdslijn

  • ▾ laadbrief [cognossement, vrachtbrief]
  • ▾ laadstok [stok om geweer mee aan te stampen]
  • ▾ laag [niet hoog; gemeen, laaghartig]
  • ▾ laag [hoeveelheid die ergens tussen of boven ligt]
  • ▾ laag [gezamenlijke stukken geschut die op hetzelfde dek van een schip geplaatst zijn]
  • ▾ laag [hinderlaag]
  • ▾ laagte [laaggelegen vlakte]
  • ▾ laagveld [laag gelegen veld]
  • ▾ laagwater [toestand van volkomen eb]
  • ▾ laak [wetering, poel, plas]
  • ▾ laar [(verouderd) onbeduidend vrouwspersoon]
  • ▾ laars [schoeisel]
  • ▾ laarzenknecht [gereedschap dat men gebruikt om zijn laarzen uit te trekken]
  • ▾ laat [niet vroeg]
  • ▾ laat maar! [uitroep]
  • ▾ laat staan dat [om maar niet te spreken van]
  • ▾ laatste [de achterste in tijd of plaats]
  • ▾ laatstelijk [de laatste keer, het laatst]
  • ▾ labadist [lid van een sekte van radicale piëtisten]
  • ▾ Laban [bijbelse naam van de inhalige en bedrieglijke schoonvader van Jakob]
  • ▾ labbei [(Vlaams) kletskous, praatziek wijf]
  • ▾ labber [zich slap bewegend, flauw (van wind)]
  • ▾ labberdaan [gezouten kabeljauw]
  • ▾ labberdoedas [oorveeg]
  • ▾ labberen [zich slap heen en weer bewegen]
  • ▾ labberkoeltje [koele wind, zwakke luchtstroming]
  • ▾ labberlot [stumper, kruiperd, wat slecht is in zijn soort]
  • ▾ label [etiket]
  • ▾ labiaal [lip-]
  • ▾ labiel [wankelbaar]
  • ▾ laborant [assistent in een laboratorium]
  • ▾ laboratorium [werkvertrek voor technisch onderzoek]
  • ▾ labyrint [doolhof]
  • ▾ lachen [met het gezicht vrolijkheid uitdrukken]
  • ▾ laconiek [zonder zich druk te maken]
  • ▾ lade, laatje [schuifbak]
  • ▾ laden [bevrachten, inladen; kogels indoen; een elektrische lading geven]
  • ▾ lading [last, vracht]
  • ▾ ladingklerk [administrateur van de lading]
  • ▾ laf [vreesachtig; flauw]
  • ▾ lager [minder hoog]
  • ▾ lager [deel van een werktuig waarop de as steunt]
  • ▾ lager [legerkamp]
  • ▾ lagerwal [oever waar de wind op staat]
  • ▾ lagune [strandmeer]
  • ▾ lak [harsachtig product, verf]
  • ▾ lakei [huisbediende in livrei]
  • ▾ laken [textiel]
  • ▾ lakken [schilderen met lak]
  • ▾ lakmoes [soort kleurstof, chemische indicator]
  • ▾ lakris [zoethout]
  • ▾ lam [jong van een schaap]
  • ▾ lam [verlamd]
  • ▾ lambiek [Vlaamse biersoort]
  • ▾ lamel [dunne strook]
  • ▾ lamen [(verouderd) verminderen, verzwakken]
  • ▾ lamenteren [jammeren]
  • ▾ lamfer, lamper(s) [fijn gaas]
  • ▾ lammervanger [vogelsoort]
  • ▾ lamp [tot verlichting dienend voorwerp]
  • ▾ lampenkousje [pit van een olielamp]
  • ▾ lampet [waterkan]
  • ▾ lampion [feestverlichting]
  • ▾ lamprei [kaakloze vis]
  • ▾ lamziekte [veeziekte]
  • ▾ lanceren [afvuren]
  • ▾ lancet [plat mesje]
  • ▾ land [grond, bouwland; staat]
  • ▾ landbouw [agricultuur]
  • ▾ landcommandeur [hoogste rang bij sommige ridderlijke orden]
  • ▾ landdrost [rechterlijk ambtenaar]
  • ▾ landen [aan land zetten of komen]
  • ▾ landgerecht [plaatselijk gerechtshof]
  • ▾ landgoed [grondbezit; groot buitenverblijf]
  • ▾ landgraaf [titel van onmiddellijk aan de koning ondergeschikte graven]
  • ▾ landheer [grondeigenaar]
  • ▾ landhervorming [nieuwe indeling van grondstukken]
  • ▾ landhouder [middeleeuwse stadsambtenaar, burgemeester]
  • ▾ landhuis [monumentaal huis of buitenverblijf op het land]
  • ▾ landing [het landen (van vliegtuig)]
  • ▾ landkaart [aardrijkskundige kaart]
  • ▾ landkrab [scheldnaam van zeelieden voor niet-zeelieden]
  • ▾ landloper [zwerver]
  • ▾ landmacht [krijgsmachtonderdeel dat strijdt te land]
  • ▾ landmeter [iemand wiens beroep het is land op te meten]
  • ▾ landouw [veld]
  • ▾ landraad [gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
  • ▾ landreform [landhervorming]
  • ▾ landrente [belasting geheven op de opbrengst van landerijen]
  • ▾ landridder [middeleeuwse bereden politiebeambte]
  • ▾ Lands Kas, 's [geldmiddelen van de staat]
  • ▾ landschap [landstreek, landelijke omgeving; schilderstuk, geschilderd landschap]
  • ▾ landsman [iemand die behoort tot of thuishoort in een zeker land]
  • ▾ landstol [(verouderd) belasting op land]
  • ▾ landstorm [de nog overblijvende weerbare mannen die in tijd van nood onder de wapens konden worden geroepen]
  • ▾ landvoogd [iemand die in naam van de afwezige soeverein het land bestuurt]
  • ▾ landvrede [in de middeleeuwen algemeen vredegebod dat een geheel gebied omvatte]
  • ▾ landwaarts [dieper het land in]
  • ▾ landweer [wal opgeworpen ter bescherming tegen water of vijand]
  • ▾ landzegge, landsage [(verouderd) verklaring, uitspraak in geschillen over grondeigendom]
  • ▾ landziekig, landziek [niet wel (vanwege heimwee); ontevreden, gemelijk, knorrig]
  • ▾ landzij(de) [de naar het land gekeerde zijde]
  • ▾ lang [met een grote lengte; (van vloeistof) slap, dun]
  • ▾ lang takelblok [lang hijsblok]
  • ▾ langdurig [gedurende lange tijd]
  • ▾ lange lijs [bepaald type porselein]
  • ▾ lange splitsing [verbinding van touwwerk die de tros niet of weinig verdikt]
  • ▾ lange tanden [tegenzin]
  • ▾ lange vingers hebben [stelen]
  • ▾ lange zaling [dwarshouten die net onder de toppen van de mast kruisgewijs in elkaar zijn gevoegd]
  • ▾ langen [(verouderd) aangeven]
  • ▾ langlevendheid [heel oud worden]
  • ▾ langs [bijwoord van richting]
  • ▾ langwerpig [meer lang dan breed]
  • ▾ langzaam [niet snel]
  • ▾ lank [(verouderd) zijde]
  • ▾ lankmoedig [toegevend]
  • ▾ lanoline [wolvet]
  • ▾ lans [stoot- en werpwapen]
  • ▾ lansier [met een lans gewapende ruiter]
  • ▾ lantaarn [verlichtingstoestel]
  • ▾ lantaarnpaal [paal waarop een straatverlichting staat]
  • ▾ lap [klap, mep]
  • ▾ lap, lapje [stuk doek; klein of dun stuk van bijv. vlees]
  • ▾ lappen [een klap geven]
  • ▾ lappen [verstellen, goedmaken, repareren; schoonmaken met een lap]
  • ▾ lapperij [(verouderd) knoeierij, knoeiwerk, lapwerk]
  • ▾ lapskous [scheepsgerecht, bestaande uit stamppot van vlees, groente, scheepsbeschuit of andere ingrediënten]
  • ▾ lapzalven [kwakzalven]
  • ▾ lapzalver [kwakzalver]
  • ▾ larie [onbeduidend gepraat, onzin]
  • ▾ larynx [strottenhoofd]
  • ▾ las [verbinding]
  • ▾ lassen [een verbinding maken]
  • ▾ lasser [iemand die beroepsmatig last]
  • ▾ lasso [werpkoord met strik]
  • ▾ last [vracht]
  • ▾ last [hinder]
  • ▾ lastage [(verouderd) laad- of losplaats]
  • ▾ lastbarend [(verouderd) lastdragend]
  • ▾ laster [kwaadsprekerij]
  • ▾ lasteraar [iemand die leugenachtig kwaad vertelt over een persoon met de bedoeling hem in zijn eer of goede naam te kwetsen]
  • ▾ lastering [het vertellen van laster]
  • ▾ lastgeld [(verouderd) heffing die in Holland werd betaald om een haven binnen te komen of te verlaten]
  • ▾ lastigvallen [iemand met oneerbare bedoelingen benaderen]
  • ▾ lat [lang stuk hout]
  • ▾ lat-relatie [leefsituatie waarin partners hun zelfstandigheid niet opgeven, living apart together (titel van film van Pim de la Parra)]
  • ▾ latafel [ouderwetse ladekast]
  • ▾ lateihout [houten latei]
  • ▾ laten [niet verhinderen; nalaten; afstaan]
  • ▾ laten staan [achterlaten, nalaten]
  • ▾ latent [verborgen]
  • ▾ lateraal [ter zijde]
  • ▾ lateriet [ijzer- en aluminiumrijke grond die ontstaat door chemische verwering van bepaalde gesteenten in de tropen]
  • ▾ latex [melksap van rubberbomen]
  • ▾ latierboom [afscheidingsboom in paardenstal]
  • ▾ Latijn [taal der Romeinen]
  • ▾ laurier [in Zuid-Europa inheemse sierboom]
  • ▾ lauw [tussen heet en koud]
  • ▾ lauwer [krans van laurieren]
  • ▾ lava [door vulkanische uitbarsting uitgeworpen stoffen]
  • ▾ laven [verkwikken]
  • ▾ lavendel [geslacht van lipbloemige halve heesters, de bloemen daarvan]
  • ▾ laveren [telkens aan de wind overstag gaan; zich naar de omstandigheden schikken]
  • ▾ lawaai [herrie]
  • ▾ lawaaien [rumoer maken]
  • ▾ laweit [(gewestelijk) lawaai]
  • ▾ Lazarus [eigennaam]
  • ▾ lazarusziekte [melaatsheid]
  • ▾ lector [titel aan universiteit]
  • ▾ lectuur [leesstof]
  • ▾ lede, lee [waterloop]
  • ▾ ledematen [armen en benen]
  • ▾ ledenvergadering [vergadering van de leden van een vereniging]
  • ▾ ledikant [bed]
  • ▾ leed [(verouderd) een onaangename indruk makend, hatelijk]
  • ▾ leedwezen [verdriet, spijt]
  • ▾ leefbaarheid [het leefbaar zijn]
  • ▾ leeftijd [tijd dat iemand leeft]
  • ▾ leeftocht [proviand]
  • ▾ leeg, ledig [zonder inhoud; vrij, werkloos]
  • ▾ leegloper [iemand die niets doet]
  • ▾ leek [niet-geestelijke; iemand die van een bepaald vak geen verstand heeft]
  • ▾ leeman [ledenpop]
  • ▾ leen [onroerende zaak die door een heer aan een vazal ten gebruike werd afgestaan; wat men voor tijdelijk gebruik ontvangt]
  • ▾ leep [sluw]
  • ▾ leer [doctrine]
  • ▾ leer [stof uit dierenhuiden]
  • ▾ leer [trap]
  • ▾ leerdammer [kaassoort]
  • ▾ leerjongen [beginneling, leerling]
  • ▾ leerling [iemand die onderwijs krijgt]
  • ▾ leervis [soort vis]
  • ▾ leesbril [bril die men opzet bij het lezen]
  • ▾ leeskaart [een beschrijving van zee en kust voor zeevaarders]
  • ▾ leest [schoenvorm]
  • ▾ leestrommel [leesportefeuille, geleverd in blikken trommels]
  • ▾ leeuw [katachtige; naam voor een munt met een leeuw erop]
  • ▾ leeuwendaalder [munt]
  • ▾ leeuwerik [zangvogel]
  • ▾ lef [Bargoens: moed]
  • ▾ leffelen [(verouderd) babbelen, kletsen]
  • ▾ leg [het eieren leggen van vogels]
  • ▾ legaal [wettelijk]
  • ▾ legaat [testamentaire beschikking]
  • ▾ legalisatie [het legaliseren]
  • ▾ legaliseren [voor echt verklaren]
  • ▾ legatie [gezantschap]
  • ▾ legen [leeg maken]
  • ▾ legendarisch [tot de legende behorend]
  • ▾ legende [verhaal van een wonder, sage]
  • ▾ leger [krijgsmacht te land]
  • ▾ leger [ligplaats van dieren]
  • ▾ legerdump [winkel voor afgedankt legermateriaal]
  • ▾ legerig [liggend of neiging tot liggen vertonend]
  • ▾ leges [administratieve heffingen]
  • ▾ leggen [doen liggen; eieren leggen]
  • ▾ legger [groot vat]
  • ▾ legger [iemand die de handeling verricht van het leggen]
  • ▾ legger [register, grootboek]
  • ▾ legger [balk]
  • ▾ legger, ligger [onderste molensteen waarop de loper ronddraait]
  • ▾ legio [zeer talrijk]
  • ▾ legioen [legerafdeling]
  • ▾ legionair [legioensoldaat]
  • ▾ legislatie [wetgeving]
  • ▾ legislatief [wetgevend]
  • ▾ legitimaris [rechthebbende op een erfdeel]
  • ▾ legitimatie [het legitimeren]
  • ▾ leguaan [hagedissensoort]
  • ▾ leguaan [kussen van touwwerk (lijkend op een hagedis), dienend tot steun van een ra of ter bescherming van de steven]
  • ▾ lei [gesteente; plaat daarvan om op te schrijven]
  • ▾ leiband [loopband]
  • ▾ leiden [doen gaan, aanvoeren]
  • ▾ leider, leier [rechtstandig, schuin of vlak gespannen touw, dienend om iets erlangs te leiden; touw waaraan stagzeil gehesen kan worden]
  • ▾ leiding [buis, samenstel van buizen waar iets (bijv. water) doorheen geleid wordt]
  • ▾ Leidse fles [type condensator, uitgevonden in Leiden in 1745]
  • ▾ Leidse kaas [kaassoort]
  • ▾ leidsel [teugel]
  • ▾ leidsman [iemand die een ander ergens heenvoert, hem de weg wijst, gids]
  • ▾ lek [niet dicht; plaats waar iets lek is]
  • ▾ lekkage [lek; weglopen van vocht als gevolg van een lek]
  • ▾ lekken [niet dicht zijn]
  • ▾ lekker [aangenaam van smaak of geur]
  • ▾ lekkere kost [lekkere dingen]
  • ▾ lekkers [lekkere dingen]
  • ▾ leksteen [steen die het water laat doorsijpelen]
  • ▾ lel [lapje (bijvoorbeeld van oor); oorvijg]
  • ▾ lelie [bloem]
  • ▾ lelijk [niet mooi]
  • ▾ lemmet [snijkant van mes]
  • ▾ lende [deel van rug en zijden]
  • ▾ lenen [te leen geven of krijgen]
  • ▾ leng [strop die dient om vaten en andere zware voorwerpen op te hijsen]
  • ▾ leng, lengvis [soort kabeljauw, die o.a. als stokvis wordt gegeten]
  • ▾ lengte [langste afmeting]
  • ▾ lening [het lenen]
  • ▾ leninisme [vorm van het marxisme]
  • ▾ lens [slap, krachteloos; leeg]
  • ▾ lens [vergrootglas]
  • ▾ lente [voorjaar]
  • ▾ lenzen [leegmaken; met weinig zeil voor de wind varen]
  • ▾ lepel [eetgereedschap]
  • ▾ lepel [(jagersterm) oor van een haas of konijn]
  • ▾ lepelaar [reigerachtige]
  • ▾ lepelblad [kruisbloemsoort]
  • ▾ lepelkost [vloeibare spijs]
  • ▾ lepeltje lepeltje [als twee lepeltjes tegen elkaar aan in bed liggen]
  • ▾ lepra [melaatsheid]
  • ▾ leprozerie [inrichting voor de verpleging van melaatsen]
  • ▾ leraar [onderwijzer]
  • ▾ lerares [vrouwelijke leraar]
  • ▾ leren [kennis verwerven, onderrichten]
  • ▾ lering [het leren]
  • ▾ les [onderricht]
  • ▾ lesbisch [homoseksueel (gezegd van vrouwen)]
  • ▾ lessen [blussen]
  • ▾ lessenaar [schuin blad op voetstuk ter ondersteuning van geschrift]
  • ▾ letten (op) [aandacht geven, met aandacht toezicht houden op iets of iemand]
  • ▾ letter [schriftteken]
  • ▾ letterhout [meubelhout uit Suriname]
  • ▾ letterlijk [naar de letter]
  • ▾ letterzetter [werkman die de letters voor een drukwerk zet]
  • ▾ leugen [onwaarheid]
  • ▾ leugenaar [iemand die liegt, iemand die onwaarheid spreekt]
  • ▾ leukemie [bloedkanker]
  • ▾ leunen [steunen op of tegen]
  • ▾ leuning [steun voor armen]
  • ▾ leus [zinspreuk]
  • ▾ leuteraar [treuzelaar, kletser]
  • ▾ leuteren [kletsen, treuzelen, talmen]
  • ▾ leuver [oog in het touw langs een zeil]
  • ▾ leven [lawaai]
  • ▾ leven [niet dood zijn]
  • ▾ levendig [beweeglijk]
  • ▾ levensdag [dag van iemands leven, levenstijd]
  • ▾ lever [klier]
  • ▾ leverancier [die waren levert]
  • ▾ leverantie [het leveren van koopwaar]
  • ▾ leverbotziekte [door de leverbot veroorzaakte ziekte]
  • ▾ leveren [verschaffen]
  • ▾ levering [geleverde koopwaar]
  • ▾ lexicograaf [woordenboekschrijver]
  • ▾ lexicon [woordenboek]
  • ▾ lezen [opnemen van schrift]
  • ▾ lezer [iemand die leest]
  • ▾ lezing [het voorlezen van een tekst]
  • ▾ liaison [liefdesbetrekking]
  • ▾ libel [insect]
  • ▾ liberaal [een democratische regering aanhangend]
  • ▾ libido [geslachtsdrift]
  • ▾ licentie [verlof]
  • ▾ lichaam [lijf]
  • ▾ lichamelijk [tot het lichaam behorend of daarop betrekking hebbend]
  • ▾ licht [uitstraling van zon e.d.]
  • ▾ licht [niet zwaar]
  • ▾ licht [baarmoeder van een koe, nageboorte van een koe of paard]
  • ▾ licht [niet donker]
  • ▾ lichten [optillen]
  • ▾ lichter, lichterschip [vaartuig voor vervoer van lading van en naar zeeschepen]
  • ▾ lichtgelovig [geneigd om iets gauw te geloven]
  • ▾ lichting [gezamenlijk opgeroepen mensen, soldaten]
  • ▾ lichtvaardig [onbezonnen]
  • ▾ lichtzinnig [onberaden]
  • ▾ lid [persoon die deel uitmaakt van een gemeenschap of kring]
  • ▾ lid [lichaamsdeel]
  • ▾ lidmaat [lid van een protestants kerkgenootschap]
  • ▾ liederlijk [losbandig]
  • ▾ liedje [populair gezang]
  • ▾ liedjes, liederen [zangstukjes]
  • ▾ lief [bemind, aardig]
  • ▾ lief, liefje [schatje]
  • ▾ liefde [genegenheid]
  • ▾ liefdevlam [brandende liefde, grote verliefdheid]
  • ▾ liefhebben [beminnen, houden van]
  • ▾ liefhebber [iemand die veel van iets houdt, zich erg interesseert voor iets]
  • ▾ liefhebberij [genoegen, plezier]
  • ▾ lieflijk [vriendelijk, bekoorlijk]
  • ▾ liefste [geliefde, beminde]
  • ▾ liegen [onwaarheid spreken]
  • ▾ lier [horizontaal geplaatste kaapstander]
  • ▾ lies [plooi tussen onderlijf en bovenbeen]
  • ▾ lies [aan of in het water groeiende plant]
  • ▾ liesei, liezenei [(Vlaams) ei dat alleen door een vlies is omgeven en geen schaal heeft]
  • ▾ Liesje [eigennaam]
  • ▾ liever [met meer lust, bij voorkeur, veeleer]
  • ▾ lieverd [bemind persoon]
  • ▾ lieverlede: van - [beetje voor beetje, langzamerhand]
  • ▾ liflaf [flauwe kost]
  • ▾ lift [hijstoestel]
  • ▾ liften [gratis meerijden in andermans auto]
  • ▾ liftkoker [schacht waarin een lift op en neer gaat]
  • ▾ liga [verbond]
  • ▾ liggen [uitgestrekt zijn, zich bevinden]
  • ▾ ligger [ijkmaat, standaardmaat]
  • ▾ ligging [het feit of de wijze van liggen]
  • ▾ lijden [verduren, ondergaan]
  • ▾ lijf [lichaam]
  • ▾ lijfgarde [lijfwacht]
  • ▾ lijfje [kledingstuk dat het bovenlijf bedekt]
  • ▾ lijfknecht [lakei, bediende]
  • ▾ lijfkoop [fooi, drinkgeld bij het sluiten van een koop]
  • ▾ lijfwacht [bewakers van een belangrijk persoon]
  • ▾ lijk [touw om rand van zeil]
  • ▾ lijk [dood lichaam]
  • ▾ lijken [(een zeil) met touwwerk omzomen]
  • ▾ lijkewel, lijkwel [(verouderd) evenwel, toch, nochtans]
  • ▾ lijktros [bepaald soort touw, raband]
  • ▾ lijm [plakmiddel]
  • ▾ lijmen [met lijm bestrijken en vasthechten]
  • ▾ lijn [streep; verbinding (van openbaar vervoer), route]
  • ▾ lijn [touw]
  • ▾ lijnbaan [deel van de werkplaats van een touwslager]
  • ▾ lijnzaad [vlaszaad]
  • ▾ lijsbed [(Vlaams) middeleeuwse draagstoel]
  • ▾ lijspond [oud gewicht]
  • ▾ lijst [rand; opsomming, reeks]
  • ▾ lijster [zangvogel]
  • ▾ lijstplank [plank van een kroonlijst]
  • ▾ lijvig [dik (ook gezegd van tabaksblad)]
  • ▾ lijwaarts [naar de lijzijde (door schip met zeil of stok te sturen)]
  • ▾ lijzeil [zeil dat ter zijde van een hoofdzeil wordt gevoerd]
  • ▾ lijzeilsblok [blokken op de nokken van de marsenra's en bramra's, waardoor de lijzeilvallen lopen]
  • ▾ lijzeilsgeitouw [touw, dienende om de onderpunten van een vierkant of razeil te lichten]
  • ▾ lijzeilshals [lijn of touw dat de onderloefpunt van een zeil neerhoudt]
  • ▾ lijzeilsra [ra voor het lijzeil]
  • ▾ lijzeilsschoot [touw aan de benedenhoek van het lijzeil vastgemaakt en dienend om dit te spannen]
  • ▾ lijzeilsspier [stok of spriet waarmee het lijzeil wordt uitgezet]
  • ▾ lijzeilsstaart [tros (staart), behorende tot het tuig van de lijzeilspieren]
  • ▾ lijzeilstakelage [touwwerk dat deel uitmaakt van het tuig van een schip, zowel het staand als het lopend touwwerk]
  • ▾ lijzeilsval [lopend touw]
  • ▾ likdoorn [eksteroog]
  • ▾ likeur [alcoholische drank]
  • ▾ likhand, likan [(Surinaams-Nederlands) miereneter (die bij honger de poten likt)]
  • ▾ likhout [glanshout]
  • ▾ likkebroer [drinkebroer]
  • ▾ likken [met de tong over iets heen gaan]
  • ▾ likken [glad, effen maken]
  • ▾ likkepot [naam van de wijsvinger in een kinderrijmpje, waarmee het laatste restje voedsel wordt afgeschraapt]
  • ▾ liksteen [zoutsteen voor het vee]
  • ▾ lila [lichtblauw paars]
  • ▾ lilliputter [dwerg]
  • ▾ Limburger, Limburgse kaas [kaassoort]
  • ▾ limnologie [zoetwaterbiologie]
  • ▾ limoen, lemmetje, limmetje [citroen]
  • ▾ limonade [drank van vruchtensap]
  • ▾ limousine [gesloten luxeauto]
  • ▾ lindaan [insecticide, genoemd naar de ontdekker, de Nederlandse chemicus T. van der Linden]
  • ▾ lindeboom [boomsoort]
  • ▾ lingot [(verouderd) hoeveelheid metaal in de vorm waarin het uit de oven gekomen is]
  • ▾ linguaal [m.b.t. de tong]
  • ▾ linguïst [taalkundige]
  • ▾ liniaal [meetlat]
  • ▾ linie [streep, lijn]
  • ▾ liniëren [lijnen]
  • ▾ linker [tegenover rechter]
  • ▾ linkerhand [de hand die zich aan de zijde van het lichaam bevindt waar het hart zit]
  • ▾ links [aan de linkerzijde]
  • ▾ linnen [weefsel van vlas]
  • ▾ linoxyne [stof gemaakt van geoxideerde lijnolie, ontdekt door de Nederlander G. J. Mulder]
  • ▾ lint [vezels van katoenzaad, band]
  • ▾ linze [plant]
  • ▾ lip [rand van mondopening]
  • ▾ liplap [Indo-Europeaan]
  • ▾ lippen, lijpen [(gewestelijk) pruilen]
  • ▾ lippenstift [lipstick]
  • ▾ liquide [onmiddellijk vereffenbaar (kapitaal)]
  • ▾ liquideren [verrekenen, afrekenen]
  • ▾ list [slimheid]
  • ▾ litanie [smeekbeden]
  • ▾ liter [inhoudsmaat]
  • ▾ literatuur [letterkunde]
  • ▾ lithium [chemisch element]
  • ▾ lithografie [steendruk]
  • ▾ litigatie [het voeren van een proces]
  • ▾ litotes [retorische figuur waarbij men schijnbaar iets verkleint of ontkent]
  • ▾ liturgie [gebeden en ceremoniën van eredienst]
  • ▾ livrei [bijzondere kleding]
  • ▾ lob [kwab]
  • ▾ lob [techniek waarbij men de bal met een boog (over de tegenstander) speelt]
  • ▾ lobbes [goedaardig dier of mens]
  • ▾ lobbig [(van kleren) ruim, wijd]
  • ▾ lobby [pressiegroep; vestibule]
  • ▾ lobelia [plantengeslacht, genoemd naar de Nederlandse botanicus M. de Lobel]
  • ▾ locomotief [treintrekker]
  • ▾ loden [peilen; van loodglazuur voorzien]
  • ▾ loeder [gemeen persoon; (verouderd) lokaas]
  • ▾ loef [windzijde]
  • ▾ loefgierig [als een schip de neiging heeft in de wind op te loeven]
  • ▾ loefhout [hout dat voor onder, tegen de steven gezet wordt]
  • ▾ loefwaart(s) [(aan of naar) de windzijde]
  • ▾ loeken [(verouderd) kijken, gluren]
  • ▾ loeme [wak]
  • ▾ loempia [gevuld hartig pannenkoekje]
  • ▾ loen [(verouderd) domme, onhandige vent, knul]
  • ▾ loep [vergrootglas]
  • ▾ loerefas [(verouderd) sluw persoon]
  • ▾ loeren [spieden]
  • ▾ loeris [onnozele, botterik]
  • ▾ loet [werktuig]
  • ▾ loeven [in de wind opdraaien]
  • ▾ lof [het prijzen]
  • ▾ loffelijk [prijzenswaardig]
  • ▾ lofpsalm [psalm ter verheerlijking van God]
  • ▾ lofzang [zangstuk]
  • ▾ log [plomp]
  • ▾ log [snelheidsmeter van schip]
  • ▾ logaritme [exponent van de macht waartoe een getal moet worden verheven om een tweede getal te verkrijgen]
  • ▾ loge [loods, bergplaats, handelskantoor]
  • ▾ loge [plaats in theater]
  • ▾ logement [gelegenheid tot logeren; (in belegering) loopgraaf waaruit men moeilijk verjaagd wordt]
  • ▾ logen [met loog bewerken]
  • ▾ logeren [als gast zijn intrek nemen]
  • ▾ logger [vaartuig]
  • ▾ logica [leer van de wetten van het denken]
  • ▾ logisch [m.b.t. de logica]
  • ▾ logistiek [voorzieningen van troepen]
  • ▾ loglijn [lijn waaraan een log is bevestigd]
  • ▾ logo [vignet]
  • ▾ lok [haar; (verouderd) vlok, wol]
  • ▾ lokaal [plaatselijk]
  • ▾ lokaas [aas om (vis, wild) te lokken]
  • ▾ lokaliseren [tot een plaats beperken, een plaats toekennen]
  • ▾ lokatie [plaats(ing)]
  • ▾ loker [(Vlaams) bakje, laatje]
  • ▾ loket [doorgeefraampje]
  • ▾ lokken [aantrekken]
  • ▾ lokus [(Surinaams-Nederlands) wit bloeiende heester, hout daarvan]
  • ▾ lol [pret]
  • ▾ lollarden, lollards [leden van een middeleeuwse geestelijke vereniging die optraden als broeders-ziekenverplegers, alexianen; eigenlijk: stotteraars, mompelaars]
  • ▾ lolly [lekkernij]
  • ▾ lom [(gewestelijk) wak]
  • ▾ lommerd, † lombard [pandjeshuis; (verouderd) pandhuishouder]
  • ▾ lomp [plomp, grof]
  • ▾ lomp [vod]
  • ▾ lomp [benaming voor verschillende soorten van zoetwater- en zeevissen, waaronder de snotolf]
  • ▾ long [ademhalingsorgaan]
  • ▾ long dress [lange japon]
  • ▾ longontsteking [pneumonie]
  • ▾ lonken [een lokkende blik toewerpen]
  • ▾ lont [koord voor ontsteking]
  • ▾ lontstok [stok waarom de lont gerold werd]
  • ▾ loochenen [ontkennen]
  • ▾ lood [chemisch element; zeker gewicht; schietlood, peillood]
  • ▾ loodbak [loodkuip, kuip van de loodlijn]
  • ▾ loodgieter [iemand die lood verwerkt en buizen repareert]
  • ▾ loodje [loden of blikken voorwerpje als bewijs van controle]
  • ▾ loodlijn [lijn die loodrecht op een andere staat, lijn voor het dieplood]
  • ▾ loodrecht [zuiver recht]
  • ▾ loods [schuur]
  • ▾ loods, loodsman [stuurman, iemand die schepen de weg wijst]
  • ▾ loodsboot [vaartuig waarmee de loodsen aan boord van de in- en uitgaande schepen gebracht worden]
  • ▾ loodsen [als loods door een vaarwater brengen; loodsdienst]
  • ▾ loodsmannetje [vis van de familie van de makreelachtigen, die altijd (in gezelschap van een haai) de schepen volgt]
  • ▾ loodwit [soort verfstof]
  • ▾ loofstruik [struik met bladeren (en niet met naalden)]
  • ▾ loog [oplossing van soda]
  • ▾ looien [dierenhuiden behandelen]
  • ▾ look [(verouderd) afsluiting, afgesloten ruimte]
  • ▾ look [(gewestelijk) wervel van deur]
  • ▾ loon [vergoeding]
  • ▾ loongeld [(verouderd) belasting om het loon (van bijvoorbeeld sluiswachters) te betalen]
  • ▾ loop [geweerloop]
  • ▾ loop [het lopen, de gang]
  • ▾ loopgat [opening waardoor iets loopt]
  • ▾ loopgraaf [gang in de grond voor dekking tegen de vijand]
  • ▾ looppas [snelle pas]
  • ▾ loopplank [plank die wordt neergelegd om uit een vaartuig op de wal te komen of omgekeerd]
  • ▾ loops [ritsig, tochtig]
  • ▾ loopschans [vluchtschans]
  • ▾ loopstag [klimtouw aan de boegspriet]
  • ▾ loos [leeg]
  • ▾ lopen [gaan]
  • ▾ loper [iemand die loopt, bode; voorwerp dat ergens over loopt, schuift of glijdt, katrol; zeer grote hagelkorrel]
  • ▾ lor [vod]
  • ▾ lording [garen tot het bekleden van touwwerk]
  • ▾ lorentzkracht [natuurkundige kracht, genoemd naar de Nederlandse natuurkundige Hendrik Antoon Lorentz]
  • ▾ lorgnet [knijpbril]
  • ▾ lori [halfapensoort zonder staart]
  • ▾ lori [papegaaiachtige]
  • ▾ lorrendraaien [bedriegen, smokkelen]
  • ▾ lorrendraaier [bedrieger, smokkelaar]
  • ▾ los [niet gebonden]
  • ▾ los [katachtige]
  • ▾ losgeld [geld waarmee men een gegijzelde vrijkoopt]
  • ▾ losgeraakt [losgegaan]
  • ▾ losmaken [maken dat iets of iemand los komt]
  • ▾ losplaats [havenplaats waar een schip zijn lading lost]
  • ▾ lossen [uitladen; (verouderd) losmaken, losbinden]
  • ▾ lot [gemerkt voorwerp waarmee geloot wordt]
  • ▾ loten [door het lot krijgen, uit een loterij trekken]
  • ▾ loterij [kansspel met lootjes]
  • ▾ lotgeval [datgene wat er geschiedt]
  • ▾ lotion [haarwassing, gezichtswater]
  • ▾ Lotsyanisme [kruisingstheorie van Jan Paulus Lotsy, volgens welke nieuwe soorten alleen ontstaan door kruising]
  • ▾ lotting [(verouderd) zitting van de etstoel]
  • ▾ lotus [waterlelie]
  • ▾ louter [zuiver]
  • ▾ loven [prijzen]
  • ▾ lovertje [geborduurd sierblaadje]
  • ▾ loyaal [trouw]
  • ▾ loze poorten [borden waarmee men de geschutgaten vult om wind en water uit de openingen te weren]
  • ▾ loze stag [tweede stag]
  • ▾ lozen [losmaken, verwijderen]
  • ▾ lub, lob [geplooide halskraag]
  • ▾ lubben [castreren]
  • ▾ Lucas [eigennaam]
  • ▾ lucht [gasmengsel van zuurstof en stikstof; reuk, geur]
  • ▾ luchten [aan de (frisse) lucht blootstellen; frisse lucht inlaten]
  • ▾ luchthartig [onbekommerd]
  • ▾ luchthartigheid [onbekommerdheid]
  • ▾ lucifer [vlamhoutje]
  • ▾ ludiek [speels]
  • ▾ Ludolfiaans getal [het getal pi, genoemd naar Ludolf van Ceulen]
  • ▾ lui [vadsig, afkerig van werk of inspanning]
  • ▾ lui [windas]
  • ▾ lui, lieden [mensen]
  • ▾ luiaard [lui mens]
  • ▾ luiaard [tandarm zoogdier]
  • ▾ luibuis [luiaard]
  • ▾ luiden [(een klok, bel) geluid laten voortbrengen]
  • ▾ luidspreker [toestel dat geluid versterkt]
  • ▾ luien [touwen op- en neerhalen met een lui of windas]
  • ▾ luier [doek voor kinderen]
  • ▾ luieren [lui zijn]
  • ▾ luierij [toestel in een molen om zakken te verplaatsen]
  • ▾ luif, love [(verouderd) afdak, luifel, overdekte gang of galerij, aan een huis aangebouwd laag gebouw of gebouwtje]
  • ▾ luifel [afdak]
  • ▾ luiigheid [luiheid]
  • ▾ luik [(houten) schot]
  • ▾ luiken [sluiten, (over iets heen) trekken]
  • ▾ Luiks [uit, gemaakt in de Belgische plaats Luik]
  • ▾ luilekkerland [een denkbeeldig land waar men lui leven en lekker eten en drinken kan]
  • ▾ luipen [(verouderd) loeren]
  • ▾ luis [insect]
  • ▾ luisteren [horen; gehoorzamen]
  • ▾ luit [snaarinstrument]
  • ▾ luitenant [officier van lagere orde]
  • ▾ luiwagen [soort bezem]
  • ▾ luizen [erin luizen, erin laten lopen]
  • ▾ lukken [slagen]
  • ▾ lul [(gewestelijk) pijp; doedelzak]
  • ▾ lullen [kletsen]
  • ▾ lumieren [(verouderd) dageraad]
  • ▾ lunderaar [(verouderd) treuzelaar, lanterfant]
  • ▾ lunderen [(verouderd) talmen]
  • ▾ luppensbier [Vlaamse biersoort]
  • ▾ lurken [hoorbaar zuigen]
  • ▾ lurven [fictief lichaamsdeel]
  • ▾ lus [tot een oog gedraaid touw]
  • ▾ lussenkoord [koord met lussen]
  • ▾ lust [begeerte]
  • ▾ lustelijk [(verouderd) bekoorlijk, aangenaam]
  • ▾ lusten [zin hebben in]
  • ▾ lusthuis [buitenhuis, buitenplaats]
  • ▾ lustig [vrolijk]
  • ▾ lustrum [vijfjarig tijdvak]
  • ▾ luxe [weelde]
  • ▾ lymfe [weefselvocht]
  • ▾ lyrisch [m.b.t. lyriek; heel enthousiast]
Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (2015), Uitleenwoordenbank, op uitleenwoordenbank.ivdnt.org
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal