Uitleenwoordenbank van het Nederlands

Zoekresultaten: 700 Nederlandse woorden gevonden (beginnend met K3)

Gebruikte filters:

A| B| C| D| E| F| G| H| I| J| K| L| M| N| O| P| Q| R| S| T| U| V| W| X| Y| Z| Toon/Verberg alle informatie in de uitklapmenu's
Visualiseer de resultaten
Toon op de kaart
één cirkeltje per uitleenwoord
Toon op de kaart
één cirkeltje per taal
Toon op een tijdslijn

  • ▾ K.P.M. [Koninklijke Pakketvaart Maatschappij (Nederlands-Indië)]
  • ▾ knaak [groot muntstuk, rijksdaalder]
  • ▾ knaap [jongen]
  • ▾ knaapje [dragend of steunend voorwerp, klerenhanger, klamp]
  • ▾ knabbelen [kort op iets bijten]
  • ▾ knagen [kleine stukjes afbijten; een aanhoudende onaangename gewaarwording veroorzaken]
  • ▾ knakworst [soort worst]
  • ▾ knalpot [verwijding in de leiding van afgewerkte gassen; uitlaat]
  • ▾ knap [krap, schaars]
  • ▾ knap [slim, aantrekkelijk]
  • ▾ knaphandig [(verouderd) vlug en bekwaam met de hand, vlug]
  • ▾ knappen [een geluid (knap) maken, met een knappend geluid eten]
  • ▾ knapzak [draagzak met etenswaren]
  • ▾ knarsing [het knarsen]
  • ▾ knaster, kanaster [soort tabak; mand waarin die is verpakt]
  • ▾ knecht [bediende; voorwerp dat dienst bewijst; windas; klos]
  • ▾ knechtoog [(scheepsterm) aan knecht bevestigd oog om de giek aan te hangen]
  • ▾ kneden [door knijpen dooreenmengen]
  • ▾ kneedmachine [machine om deeg mee te kneden]
  • ▾ kneep [kunstgreep]
  • ▾ knerpen [krakend geluid maken]
  • ▾ knetteren [scherpe geluiden doen horen]
  • ▾ kneuzen [beschadigen]
  • ▾ knevel [stokje om het losdraaien te beletten, boei]
  • ▾ knevel(baard) [snor]
  • ▾ knevelen [vastbinden]
  • ▾ knie [verbinding tussen boven- en onderbeen; voorwerp in de vorm daarvan]
  • ▾ knielen [de knieën tot op de grond buigen]
  • ▾ knieval [het vallen op de knieën]
  • ▾ knijf [(gewestelijk) knipmes]
  • ▾ knijp (in de knijp) [in het nauw]
  • ▾ knijpen [druk uitoefenen]
  • ▾ knijper [knijpend voorwerp]
  • ▾ knijptang [tang om spijkers mee uit te trekken]
  • ▾ knikken [half doorbreken]
  • ▾ knikken [het hoofd heen en weer bewegen]
  • ▾ knikker [glazen of stenen balletje als kinderspel]
  • ▾ knip [het knippen; (vogel)val (die knippend dichtslaat)]
  • ▾ knippa [(Surinaams-Nederlands) vruchtboom met eetbare vruchten]
  • ▾ knippen [met een schaar snijden]
  • ▾ knisteren [een knetterend geluid maken]
  • ▾ knock-out [bewusteloos geslagen]
  • ▾ knoeien [morsen; slordig werken; rommelen; zwoegen]
  • ▾ knoeierij [oneerlijk handelen]
  • ▾ knoesel [(gewestelijk) enkel]
  • ▾ knoest [uitwas aan boom]
  • ▾ knoflook [kruiderij]
  • ▾ knokkel [vingergewricht]
  • ▾ knokploeg [verzetsgroep; groep hardhandige ordebewaarders]
  • ▾ knol [vlezige wortel; iets in de vorm van een knol; groot horloge]
  • ▾ knolkool [koolrabi]
  • ▾ knook [bot]
  • ▾ knoop [ronde sluiting aan kleding]
  • ▾ knoop [toegehaalde lus aan een touw; eenheid waarin de snelheid van schepen wordt uitgedrukt]
  • ▾ knoopsgat [spleet in kleding]
  • ▾ knop, knopje [rond voorwerp als versiering, bescherming of handvat; bloemknop]
  • ▾ knopen [d.m.v. knopen vastmaken]
  • ▾ knopnaald [speld]
  • ▾ knorhaan [bepaalde vogel]
  • ▾ knorhaan [beenvis]
  • ▾ knorren [het natuurlijke geluid dat varkens maken]
  • ▾ knorrig [wrevelig]
  • ▾ knot [bosje haar]
  • ▾ knuffelig [verfrommeld, verstijfd van de kou]
  • ▾ knul [jongen]
  • ▾ knuppel [jongen, knul, pummel, lomperd]
  • ▾ knuppel, knippel [dikke stok]
  • ▾ knus [behaaglijk-vertrouwd]
  • ▾ knutselen [fabrieken]
  • ▾ knuttel [stukje touw om zeil of touw bij elkaar te houden]
  • ▾ kobalt [chemisch element]
  • ▾ kobbe [zilvermeeuw]
  • ▾ kodak [merknaam van een camera]
  • ▾ kodde [knots, knuppel]
  • ▾ koddig [grappig]
  • ▾ kode [kweeappel, kweepeer]
  • ▾ koe [herkauwer, vrouwelijk rund]
  • ▾ koebrug [laaggelegen dek]
  • ▾ koek, koekje [zoet gebak; kleine koek als versnapering]
  • ▾ koekeloeren [zonder bezigheid uitkijken]
  • ▾ koekjes [kleine koeken als versnapering]
  • ▾ koekoek [vogelsoort]
  • ▾ koel [matig koud]
  • ▾ koelbak [bak waarin iets gezet wordt om te verkoelen]
  • ▾ koelen [koeler doen worden]
  • ▾ koelie [dagloner]
  • ▾ koeling [het koelen of gekoeld worden]
  • ▾ koelkast [kast waarin etenswaar koel gehouden wordt]
  • ▾ koelte [frisheid]
  • ▾ koeltje [wind; zwakke luchtstroming]
  • ▾ koelzeil [zeil dat frisse lucht moet binnenleiden]
  • ▾ koepel [halfbolvormige overwelving]
  • ▾ koer(t)huis [wachthuis, wachttoren]
  • ▾ koerier [bode]
  • ▾ koers [richting, route; prijs van geld, waardepapieren]
  • ▾ koertoren [wachttoren, uitkijktoren]
  • ▾ koeskoes [matrozenkost van gortepap met azijn en kruiden]
  • ▾ koeskoes [buideldier dat onder andere in Indonesië voorkomt]
  • ▾ koeskoesen [door elkaar stampen van eten]
  • ▾ koest [rustig]
  • ▾ koesteren [verwarmen, vertroetelen]
  • ▾ koet [ralvogel]
  • ▾ koets [rijtuig]
  • ▾ koetsier [bestuurder van een koets]
  • ▾ koevoet [spaak die eindigt in een klauw]
  • ▾ kof [zeilschip]
  • ▾ kof(schip) [zeilschip]
  • ▾ koffer [reistas]
  • ▾ koffie [drank uit koffiebonen]
  • ▾ koffiebroodje [lekkernij]
  • ▾ koffiedik [bezinksel van koffie]
  • ▾ koffiedikkijker [iemand die de toekomst voorspelt]
  • ▾ koffiekan [kan om koffie in te zetten en te laten trekken]
  • ▾ koffieketel [koffiepot]
  • ▾ kog, kogge [scheepstype]
  • ▾ kogel [projectiel]
  • ▾ kogellager [ondersteuning van draaiende as in bus met bolletjes]
  • ▾ kohier [register]
  • ▾ kok [die spijzen toebereidt]
  • ▾ kokarde [onderscheidingsteken op hoofddeksel]
  • ▾ koken [verhitten, spijzen toebereiden]
  • ▾ koker [etui, huls; ondergrondse buis voor waterlozing]
  • ▾ kokerboom [plantensoort]
  • ▾ kokernoot [kokosnoot]
  • ▾ kokinje [gesmolten suiker als lekkernij]
  • ▾ kokkel [schelpdier]
  • ▾ kokkerd [iets groots; grote neus]
  • ▾ kokos [benaming voor boom en vrucht]
  • ▾ kokosnoot [vrucht van de kokospalm]
  • ▾ koksmaat [assistent van de kok]
  • ▾ kolderstok [onderdeel van de stuurinrichting van een schip]
  • ▾ kolf [slaghout voor het kolfspel]
  • ▾ kolf [achterste deel van een hand- of vuistvuurwapen; glas voor het koken of destilleren van vloeistoffen; bloeikolf]
  • ▾ kolfbaan [baan voor een spel gespeeld met een bal en stok]
  • ▾ kolibrie [vogelsoort]
  • ▾ koliek [darmkramp]
  • ▾ kolk [maalstroom]
  • ▾ kollumer [Nederlandse kaassoort]
  • ▾ kolokwint [komkommerachtige plant]
  • ▾ kolom [zuil; iets in de vorm van een zuil]
  • ▾ kolombijntje [zacht soort gebakje]
  • ▾ kolonel, kornel [hoofdofficier]
  • ▾ koloniaal [m.b.t. een kolonie]
  • ▾ kolonialisme [systeem waarbij een land vreemde kolonies in stand houdt, speciaal voor economische doeleinden]
  • ▾ kolonie [nederzetting]
  • ▾ kolonisatie [het koloniseren]
  • ▾ koloniseren [een kolonie stichten]
  • ▾ kolossaal [enorm, gigantisch]
  • ▾ kom, kommetje [vaatwerk; iets komvormigs]
  • ▾ kombaars [grove wollen matrozendeken]
  • ▾ kombof [(verouderd) schuurtje, hokje waarin gekookt wordt]
  • ▾ kombuis, kabuis [scheepskeuken]
  • ▾ komedie [blijspel]
  • ▾ komeet [staartster]
  • ▾ komen [een plaats bereiken]
  • ▾ komfoor [toestel om iets warm te houden]
  • ▾ komiek [grappenmaker, humorist]
  • ▾ komijn [plantengeslacht; zaad daarvan]
  • ▾ komijnekaas [kaas met komijnzaad]
  • ▾ komisch [lachlust opwekkend]
  • ▾ komkommer [langwerpige vrucht]
  • ▾ komma [leesteken]
  • ▾ kommer [leed]
  • ▾ kompaan [kameraad]
  • ▾ kompas [instrument dat de windstreken aanwijst]
  • ▾ kompres [natte omslag]
  • ▾ komst [het komen]
  • ▾ kondschap [bericht, informatie; (verouderd) kennis]
  • ▾ konfijt [in suiker ingelegde vruchten]
  • ▾ konijn [haasachtige; (Surinaams-Nederlands) goudhaas]
  • ▾ koning [regerend vorst]
  • ▾ koning(inne)verjaring [dag waarop koning of koningin jarig is, koninginnedag]
  • ▾ koningin [regerend vorstin]
  • ▾ koningskind [kind van een koning]
  • ▾ koningsklipvis [vissensoort]
  • ▾ koningsstuk [stuk hout dat loodrecht op het midden van de slagbalk van een sluis wordt gezet en naar buiten uitsteekt]
  • ▾ koningsvis [naam voor verschillende opvallend grote en mooie vissen]
  • ▾ koningszeer [kliergezwel]
  • ▾ koninklijk [als een koning]
  • ▾ koninkrijk [land waarover een koning of een koningin regeert]
  • ▾ konkel [slag, draai om de oren]
  • ▾ konkelen [intrigeren]
  • ▾ konkelpot [roddelaarster]
  • ▾ konstabel [onderofficier bij de marine; kanonnier; toezichthouder]
  • ▾ kont [achterste, achterwerk]
  • ▾ kontlikker [slijmerd]
  • ▾ kontwachter [touw over de klamp]
  • ▾ konvooi [gewapende geleide]
  • ▾ konvooier [begeleidingsschip]
  • ▾ koog [buitendijks land]
  • ▾ kooi [hok, stal; slaapvertrek op schip]
  • ▾ kooikerhond [hondensoort]
  • ▾ kookboek [handboek met recepten voor de bereiding van spijzen]
  • ▾ kookhuis [keuken]
  • ▾ kookkachel [kachel om op te koken]
  • ▾ kookmoor [(Vlaams) ketel om te koken]
  • ▾ kookplaat [elektrisch kooktoestel]
  • ▾ kookvlees [vlees dat gekookt moet worden]
  • ▾ kool [plantengeslacht, groente]
  • ▾ kool [verkoolde materie, steenkool]
  • ▾ koolpot [klein rond kooktoestel dat met houtskool gestookt wordt]
  • ▾ koolsla [salade van ongekookte, fijngesneden rodekool of wittekool]
  • ▾ koolteer [uit steenkolen verkregen teer]
  • ▾ kooltjevuur [sierplant]
  • ▾ koolvis [beenvis]
  • ▾ koolwater [(Indisch-Nederlands) gegist palmsap]
  • ▾ koolzaad [koolsoort waarvan de zaden gebruikt worden voor olieproductie; zaad van die plant]
  • ▾ koolzuur [verbinding van koolstof met zuurstof en waterstof]
  • ▾ koopbrief [koopakte]
  • ▾ koopje [voordeeltje]
  • ▾ koopman [handelaar]
  • ▾ koopmanschap [manier waarop men handel drijft]
  • ▾ koopvaardij [handelsscheepvaart]
  • ▾ koopvaardijman [koopvaarder]
  • ▾ koopvaardijvaartuig [handelsvaartuig]
  • ▾ koor [meerstemmige zangmelodie; zanggroep]
  • ▾ koord [touw]
  • ▾ koorddansen [het dansen op een koord]
  • ▾ koorts [verhoogde lichaamstemperatuur]
  • ▾ koortsachtig [aan koorts lijdend; gejaagd]
  • ▾ koortsig [koortsachtig]
  • ▾ koosjer [ritueel toegestaan]
  • ▾ koot [beentje]
  • ▾ kop [hoofd; briefhoofd; hoofdvormig voorwerp]
  • ▾ kop, kopje [drinkgerei]
  • ▾ kopal [harssoort]
  • ▾ kopbal [hoofdstoot tegen de voetbal]
  • ▾ kopdoek [hoofddoek]
  • ▾ kopen [door betaling verwerven]
  • ▾ koper [metaal]
  • ▾ koper [iemand die koopt of wenst te kopen]
  • ▾ kopercent [munt van koper]
  • ▾ koperdraad [draadvormig koper; benaming voor het gewoon struisgras]
  • ▾ koperrood [rode kleur van koper; naam voor in de lakenververij gebezigde metaalsulfaten]
  • ▾ kopie [afschrift]
  • ▾ kopiëren [een afschrift maken]
  • ▾ kopij [handschrift voor de pers]
  • ▾ kopje [heuvel]
  • ▾ koplamp [lamp aan de voorzijde van een auto, fiets of motorfiets]
  • ▾ kopman [leider, aanvoerder]
  • ▾ koppel [stel, paartje]
  • ▾ koppel [gordel, band]
  • ▾ koppelen [aan iets verbinden]
  • ▾ koppeling [verbinding door overbrenging van beweging (motor); verbindingsstuk]
  • ▾ koppelriem [legerriem]
  • ▾ koppen [een bal met het hoofd terugstoten]
  • ▾ koppen [aderlaten, door het zetten van laatkoppen bloed aftappen]
  • ▾ koppig [obstinaat, eigenwijs]
  • ▾ koppijn [pijn aan je hoofd]
  • ▾ kopra [gedroogd vruchtvlees van de kokosnoot]
  • ▾ koprol [buiteling over het hoofd]
  • ▾ kopstuk [op de voorgrond tredende figuur]
  • ▾ koptelefoon [hoofdtelefoon]
  • ▾ kopzeer [hoofdpijn]
  • ▾ kor [sleepnet, aanvankelijk een net dat vooruit werd geduwd]
  • ▾ koraal [poliepenskelettenmassa]
  • ▾ kordaat [ferm]
  • ▾ kordon [rij van militairen of politieagenten ter afsluiting van een gebied]
  • ▾ koren [graan]
  • ▾ korenblauw [blauw als korenbloemen]
  • ▾ korenbloem [plant]
  • ▾ korenhuis [korenschuur]
  • ▾ korenkrekel, korenkriek [sabelsprinkhaan]
  • ▾ korenschop [holle houten schop waarmee men koren schept of verschiet]
  • ▾ korenspork, koornspork [(Gronings) grauwe gors]
  • ▾ korenvitse [plantennaam]
  • ▾ korf [mand]
  • ▾ korfbal [balspel met bal die in korfje gemikt wordt]
  • ▾ korfharing [haring in manden aan wal gebracht]
  • ▾ korhaan [mannetje van het korhoen]
  • ▾ koriander [plant, specerij]
  • ▾ Korintiërs [boek uit de bijbel]
  • ▾ kornet [vaandrig; (Indisch-Nederlands) helper]
  • ▾ kornoelje [plantengeslacht]
  • ▾ kornuit [makker]
  • ▾ korporaal [militaire rang]
  • ▾ korps [vereniging]
  • ▾ korrel [vizierkorrel]
  • ▾ korrel [graantje, rond, hard lichaampje]
  • ▾ korset [rijglijf]
  • ▾ korst [rand van iets die taaier is dan de rest]
  • ▾ kort [niet lang]
  • ▾ korte pij [korte mantel]
  • ▾ kortegaard [(verouderd) wachthuis]
  • ▾ kortelijk [in het kort, in korte woorden, op beknopte wijze]
  • ▾ korten [inhouden, aftrekken]
  • ▾ korting [afgetrokken bedrag of hoeveelheid]
  • ▾ kortjan [matrozenmes]
  • ▾ kortom [om kort te gaan]
  • ▾ Kortrijk [Belgische plaatsnaam bekend om zijn lakenindustrie]
  • ▾ kortsluiting [directe verbinding of aanraking tussen twee punten van een geleider, waardoor de weerstand van de stroomkring verkleind wordt en de stroomsterkte vergroot]
  • ▾ korver [haringvaarder]
  • ▾ korvet [oorlogsvaartuig]
  • ▾ kosmisch [het heelal betreffend]
  • ▾ kosmografie [wiskundige aardrijkskunde]
  • ▾ kosmonaut [ruimtevaarder]
  • ▾ kosmopoliet [wereldburger]
  • ▾ kosmos [heelal]
  • ▾ kossaard [(gewestelijk) keuterboer]
  • ▾ kost [levensonderhoud; dagelijkse voeding en inwoning]
  • ▾ kostbaar [duur]
  • ▾ kostbaas [iemand bij wie men in de kost is, inwoont]
  • ▾ kostelijk [grappig; (verouderd) kostbaar, duur]
  • ▾ kosten [voor een bedrag verkrijgbaar zijn]
  • ▾ koster [kerkbewaarder]
  • ▾ kostgeld [bijdrage voor kosten]
  • ▾ kosthuis [huis waar men in de kost is, pension]
  • ▾ kostuum [kleding, pak]
  • ▾ kot [armoedig huis; hoek; (Belgisch-Nederlands) studentenkamer]
  • ▾ kotelet [ribstuk]
  • ▾ kotsen [braken]
  • ▾ kotsmisselijk [erg misselijk]
  • ▾ kotter [zeilschip]
  • ▾ kou, koude [lage temperatuur]
  • ▾ koubeitel [beitel voor bewerking op koud ijzer]
  • ▾ koud [guur, kil]
  • ▾ koudachtig [de hoedanigheid van koud]
  • ▾ koude koorts [rillen van de kou en daarna uitbreken in zweten]
  • ▾ koudeschaal [(verouderd) zomergerecht van koud bier en andere ingrediënten]
  • ▾ koudvuur [gangreen]
  • ▾ kous [sok; waterdicht bekleedsel; kabelbekleedsel; metalen ring in een lus in een touw]
  • ▾ kousenband [(Surinaams-Nederlands) groente]
  • ▾ kousenband [band om een kous op te houden; iets dat daarop lijkt]
  • ▾ kousenvoet [voetdeel van de kous]
  • ▾ kouten [kletsen]
  • ▾ kouter [ploegijzer]
  • ▾ kozijn [raamwerk]
  • ▾ kozijn [neef]
  • ▾ kraag [rand langs halsopening van kledingstuk; voorwerp dat daarop lijkt]
  • ▾ kraai [zangvogel]
  • ▾ kraaien [het natuurlijke geluid dat hanen maken]
  • ▾ kraaier [koopvaardijschip met drie masten]
  • ▾ kraak [schip]
  • ▾ kraak [diefstal]
  • ▾ kraakamandel [amandel in dop of bast]
  • ▾ kraakbeen [buigzaam benig weefsel]
  • ▾ kraakbes, krakebezie [bosbes]
  • ▾ kraakporselein [Chinees 17e-eeuws exportporselein]
  • ▾ kraal [omsloten ruimte voor vee]
  • ▾ kraal [element van sierketting]
  • ▾ kraam [tent waarin koopwaar wordt aangeboden]
  • ▾ kraam [(verouderd) kraambed]
  • ▾ kraan [hijswerktuig]
  • ▾ kraan [tap aan een vat of waterleiding]
  • ▾ kraan [kraanvogel]
  • ▾ kraanbalk [twee knievormige balken terzijde van de steven, waaraan het anker wordt opgehesen en bevestigd]
  • ▾ kraanhals [lange, dunne nek als van een kraanvogel; voorwerp in die vorm; ooievaarsbek (plant)]
  • ▾ kraanwagen [takelwagen]
  • ▾ kraanwater [leidingwater]
  • ▾ kraanzaag [lange zaag]
  • ▾ krab [schaaldier]
  • ▾ krab [schram]
  • ▾ krabben [de nagels over iets heen halen]
  • ▾ krabschuit [kleine vissersboot]
  • ▾ kracht [sterkte]
  • ▾ krachtdadig [resoluut, vastberaden]
  • ▾ krachtig [sterk]
  • ▾ krakeel [ruzie met rumoer]
  • ▾ krakelen [kibbelen]
  • ▾ krakeling [bros achtvormig koekje]
  • ▾ kraken [een scherp geluid maken]
  • ▾ kraker [iemand die een leegstaand huis binnendringt voor bewoning]
  • ▾ kram [bevestigingshaakje; wondhaakje]
  • ▾ kramer [venter]
  • ▾ kramiek [(Belgisch-Nederlands) tarwebrood met krenten]
  • ▾ krammen [een dijkglooiing of ander aardwerk met een door krammen bevestigde stromat bedekken]
  • ▾ kramp [spiersamentrekking]
  • ▾ kramp [haakje (van bijv. een ritssluiting), krammetje]
  • ▾ krampachtig [als in kramp]
  • ▾ kramsvogel [soort lijster]
  • ▾ kranekijn [middeleeuwse kruisboog waarvan de vorm aan een kraanvogel deed denken]
  • ▾ kranig [flink]
  • ▾ krank [ziek]
  • ▾ krankzinnig [gek]
  • ▾ krans [ring van gevlochten bloemen; ringvormig voorwerp]
  • ▾ kransen [met een krans versieren]
  • ▾ krant, courant [dagblad]
  • ▾ krap [meekrap, verfstof gemaakt met meekrap]
  • ▾ krap [nauw]
  • ▾ kraprood [rode kleurstof, oorspronkelijk uit de meekrapwortel bereid]
  • ▾ kras [sterk, flink]
  • ▾ krassen [een scherp geluid geven; inkervingen maken]
  • ▾ krat [kist van open latwerk]
  • ▾ krauwage [schurft]
  • ▾ krauwen [(zacht) krabben]
  • ▾ krawaat [(verouderd) deugniet; iemand die niet deugt, eigenlijk: bewoner van Kroatië]
  • ▾ krediet [vertrouwen in betalingsmogelijkheid]
  • ▾ krediteren [iemand krediet verstrekken]
  • ▾ kreeft [schaaldier]
  • ▾ kreek [smal water]
  • ▾ krek [bijwoord van hoedanigheid: precies]
  • ▾ krekel [insect]
  • ▾ kremetart [gezuiverde wijnsteen]
  • ▾ kreng [aas]
  • ▾ krengen [een schip laten overhellen]
  • ▾ krenken [beschadigen, beledigen]
  • ▾ krent, korint [gedroogde druif]
  • ▾ kreukel [valse vouw]
  • ▾ kreukelen [gekreukeld maken]
  • ▾ kreuken [vouwen maken]
  • ▾ kreunen [steunen]
  • ▾ kreupel [mank]
  • ▾ kreupelboom [(verouderd) lage boom met kromme takken]
  • ▾ kreupelhout [laag gewas met dooreengegroeide takken]
  • ▾ kreupelspil [losse gangspil]
  • ▾ krib [voederbak]
  • ▾ kribbig [prikkelbaar]
  • ▾ kribwerk [landaanwinning door kribwerken; het aanbrengen van kribwerken]
  • ▾ kriebelen [krabbelen]
  • ▾ kriebels [gevoel van kriebelen]
  • ▾ kriek [bepaalde vrucht]
  • ▾ kriek [krekel]
  • ▾ krieken [het aanbreken van de dag]
  • ▾ kriel [klein mens of dier, vooral kip]
  • ▾ krijg [oorlog]
  • ▾ krijgen [verwerven]
  • ▾ krijghouder [in de middeleeuwen soort officier van justitie]
  • ▾ krijgsgevangenschap [het krijgsgevangene-zijn]
  • ▾ krijgsraad [militaire rechtbank]
  • ▾ krijsen [schel schreeuwen]
  • ▾ krijt [kalk; tekenmateriaal]
  • ▾ krijten [luid roepen]
  • ▾ krik [houtskool]
  • ▾ krik [dommekracht]
  • ▾ krimpen [zich samentrekken, kleiner worden]
  • ▾ kring [cirkel]
  • ▾ kringel [ringvormig koekje]
  • ▾ kringelen [tal van kringen vormen]
  • ▾ krioelen [wemelen]
  • ▾ kris [langwerpig steekwapen]
  • ▾ krispelen [bewerking van leer]
  • ▾ kristal [glanzend glas, kwarts]
  • ▾ kristalliseren [kristallen vormen]
  • ▾ kritiek [beoordeling]
  • ▾ kritisch [geneigd tot beoordelen; op het punt staand over te gaan van de ene toestand in de andere]
  • ▾ kroef [(Limburgs) bult, bochel]
  • ▾ kroeg [herberg]
  • ▾ kroeger [(verouderd) waard]
  • ▾ kroegjool [(luidruchtig) feest in de sociëteit]
  • ▾ kroep [achterdeel van paard]
  • ▾ kroepoek [viskoekjes]
  • ▾ kroes [drinkbeker]
  • ▾ kroes [gekruld]
  • ▾ kroezel [(gewestelijk) kruisbes]
  • ▾ kroezen [gekruld maken]
  • ▾ kroezig [als kroeshaar]
  • ▾ kroket [rol gehakt vlees]
  • ▾ krokodil [groot dier, reptiel]
  • ▾ krokus [plantengeslacht]
  • ▾ krols [hitsig]
  • ▾ krom [gebogen]
  • ▾ krombek [vogel met gebogen snavel]
  • ▾ krommen [buigen]
  • ▾ kromnekziekte [plantenziekte]
  • ▾ kromstaart [bepaalde munt]
  • ▾ kromsteven [binnenvaartuig]
  • ▾ kronen [de kroon opzetten, de vorstelijke waardigheid verlenen]
  • ▾ kroniek [jaarboek]
  • ▾ kronkel [sterke kromming]
  • ▾ kronkelpad [bochtig pad, dwaalspoor]
  • ▾ kroon [hoofdsieraad van vorsten]
  • ▾ kroon [munt]
  • ▾ kroonglas [zeer helder kalkglas]
  • ▾ kroonprins [oudste zoon van een koning; aangewezen vermoedelijke opvolger]
  • ▾ kroontje [kleine kroon]
  • ▾ kroos [(gewestelijk) klokhuis van appel]
  • ▾ kroos [waterplantje]
  • ▾ kroost [kinderen]
  • ▾ kroot, karoot [biet; (oorspronkelijk) peen]
  • ▾ krop [keelgezwel, struma]
  • ▾ krop [ongebuild meel]
  • ▾ kropduif, kropper(d) [duivensoort]
  • ▾ kropkoek [(verouderd) in zoetemelk geweekte boekweitkoek]
  • ▾ kropsla [sla in kropvorm]
  • ▾ krot [vervallen huis]
  • ▾ Krugerrand [gouden munt die sinds 1967 in opdracht van de Zuid-Afrikaanse regering geslagen wordt]
  • ▾ kruid [specerij]
  • ▾ kruid [gewas]
  • ▾ kruiden [kruiden toevoegen]
  • ▾ kruidenier [handelaar in kruiderijen en vervolgens ook in grutterswaren]
  • ▾ kruideniersvak [beroep van kruidenier]
  • ▾ kruidenierswinkel [winkel waar kruidenierswaren worden verkocht]
  • ▾ kruiderij [kruid, specerij]
  • ▾ kruidje-roer-mij-niet [plantensoort; lichtgeraakt persoon]
  • ▾ kruidnagel [specerij]
  • ▾ kruien [een kruiwagen voortduwen; een molen in de wind draaien]
  • ▾ kruier [iemand die met de kruiwagen grond vervoert bij de aanleg van dijken]
  • ▾ kruihaspel [molenwindas]
  • ▾ kruik [vat]
  • ▾ kruiketting [ketting waarmee de molen wordt verkruid]
  • ▾ kruim [kruimel, binnenste van brood]
  • ▾ kruimel [broodkorreltje]
  • ▾ kruin [bovenste deel van hoofd of van een voorwerp]
  • ▾ kruipen [zich op handen en voeten voortbewegen]
  • ▾ kruis [twee balken die elkaar rechthoekig snijden]
  • ▾ kruis [lichaamsdeel, stuit]
  • ▾ kruis of munt [spel]
  • ▾ kruisappel [soort appel]
  • ▾ kruisbes [klapbes]
  • ▾ kruisbloem [plant waarvan de bloem kruiselings geplaatste blaadjes heeft]
  • ▾ kruisboom [kruishout als strafwerktuig van Christus]
  • ▾ kruisbovenbram [bovengrietje]
  • ▾ kruisbovenbrambakstag [touw aan beide zijden van de nok om deze zijdelings te steunen]
  • ▾ kruisbovenbrambras [touw om de bramra op de nok te steunen en deze een zekere hoek met de kiel te doen aannemen]
  • ▾ kruisbovenbrambuikgording [touwen om de zeilen voort te gorden]
  • ▾ kruisbovenbramgeitouw [touw om de onderpunten van een vierkant of razeil te lichten]
  • ▾ kruisbovenbrampardoen [staande touwen achter de hoofdtouwen]
  • ▾ kruisbovenbramra [bepaalde ree]
  • ▾ kruisbovenbramschoot [touwwerk waardoor de onderste, van de windzijde meest verwijderde, hoek van een zeil vastgehouden wordt]
  • ▾ kruisbovenbramstag [zwaar touw dat de masten naar voren toe houdt]
  • ▾ kruisbovenbramsteng [bepaalde steng]
  • ▾ kruisbovenbramtoppenant [soort touw dat aan de top of nok van de ra gebruikt werd]
  • ▾ kruisbovenbramval [lopend touw waarmee men een zeil of ander voorwerp hijst]
  • ▾ kruisbovenbramwant [alle hoofdtouwen die de mast zijdelings steunen]
  • ▾ kruisbovenbramzaling [bepaalde dwarshouten]
  • ▾ kruisbovenbramzeil [zeil boven het marszeil]
  • ▾ kruisbram [bovenkruis]
  • ▾ kruisbrambakstag [touw aan beide zijden van de nok]
  • ▾ kruisbramboelijn [touw]
  • ▾ kruisbrambras [touw om de bramra op de nok te steunen en deze een zekere hoek met de kiel te doen aannemen]
  • ▾ kruisbrambuikgording [touwen om de zeilen voort te gorden]
  • ▾ kruisbramgeitouw [touw dat dient om de onderpunten van een vierkant of razeil te lichten]
  • ▾ kruisbramgording [touw dat dient om een zeil in te halen]
  • ▾ kruisbrampardoen [staande touwen achter de hoofdtouwen van de ondermasten]
  • ▾ kruisbramra [bepaalde ra]
  • ▾ kruisbramschoot [touwwerk waardoor de onderste, van de windzijde meest verwijderde, hoek van een zeil vastgehouden wordt]
  • ▾ kruisbramstag [zwaar touw dat de masten naar voren toe houdt]
  • ▾ kruisbramstagzeil [driehoekig zeil]
  • ▾ kruisbramstagzeilschoot [touwwerk waardoor de onderste, van de windzijde meest verwijderde, hoek van een zeil vastgehouden wordt]
  • ▾ kruisbramstagzeilval [lopend touw]
  • ▾ kruisbramsteng [bepaalde steng]
  • ▾ kruisbramtoppenant [bepaalde toppenant]
  • ▾ kruisbramval [bepaald touw]
  • ▾ kruisbramwant [hoofdtouwen die de mast zijdelings steunen]
  • ▾ kruisbramzeil [zeil boven het marszeil]
  • ▾ kruisen [een kruis doen vormen; snijden; met een schip heen en weer varen]
  • ▾ kruiser [oorlogsschip]
  • ▾ kruishout [hout tot belegging van schoten e.d.; houten kruis als strafwerktuig]
  • ▾ kruisigen [aan een kruis slaan]
  • ▾ kruisiging [het kruisen, kruisigen]
  • ▾ kruising [kruispunt]
  • ▾ kruisjassen [bepaald kaartspel]
  • ▾ kruisje, kruiske [kruisvormig voorwerp of verbinding]
  • ▾ kruismars [bepaald platform aan een mast]
  • ▾ kruismarsenbras [touwen waarmee men de ra's en zeilen omhaalt]
  • ▾ kruismarsenbuikgording [touw om de zeilen voort te gorden]
  • ▾ kruismarsengeitouw [touw, dienende om de onderpunten van een vierkant of razeil te lichten]
  • ▾ kruismarsenra [dwarsscheeps geplaatst horizontaal rondhout, door een mast of steng gedragen en dienend om een vierhoekig zeil uit te spannen]
  • ▾ kruismarsenriftalie [talie op de staande lijken van een razeil om dat zeil te lichten]
  • ▾ kruismarsenschoot [touwwerk waardoor de onderste, van de windzijde meest verwijderde, hoek van een zeil vastgehouden wordt]
  • ▾ kruismarsentoppenant [soort touw dat aan de top of nok van de ra gebruikt werd]
  • ▾ kruismarsenval [lopend touw]
  • ▾ kruispeiling [het richting bepalen door de kruising van twee richtingslijnen]
  • ▾ kruispolka [gezelschapsdans]
  • ▾ kruissteek [naaisteek waarbij de draad kruiselings komt te liggen]
  • ▾ kruissteng [steng die de masten naar boven verlengt]
  • ▾ kruisstengenbakstag [touw, aan beide zijden van de nok van een rondhout vastgemaakt en stijf gezet om het zijdelings te steunen]
  • ▾ kruisstengenpardoen [staande touwen achter de hoofdtouwen van de ondermasten]
  • ▾ kruisstengenstag [zwaar touw dat de masten naar voren toe houdt]
  • ▾ kruisstengenstagzeil [driehoekig zeil]
  • ▾ kruisstengenstagzeilschoot [touwwerk waardoor de onderste van de windzijde meest verwijderde hoek van een zeil vastgehouden wordt]
  • ▾ kruisstengenstagzeilval [lopend touw]
  • ▾ kruisstengenwant [verzameling van alle hoofdtouwen die de mast zijdelings steunen]
  • ▾ kruisstengezelshoofd [halfrond blok boven op de mast, waarin de steng gezet wordt]
  • ▾ kruisteken [het teken van het kruis, dat wordt gemaakt met de rechterhand van het voorhoofd naar de borst en van linker- naar rechterschouder]
  • ▾ kruiszaling [dwarshouten beneden de toppen van de mast]
  • ▾ kruiszeil [marszeil]
  • ▾ kruiszeilsboelijn [bepaald touw]
  • ▾ kruiszeilsbras [touw waarmee men de ra's en zeilen omhaalt]
  • ▾ kruiszeilsgeitouw [touw dat dient om de onderpunten van een vierkant of razeil te lichten]
  • ▾ kruiszeilsra [bepaalde ra]
  • ▾ kruiszeilsschoot [touwwerk waardoor de onderste van de windzijde meest verwijderde hoek van een zeil vastgehouden wordt]
  • ▾ kruiszeilsval [lopend touw]
  • ▾ kruit [ontplofbaar mengsel]
  • ▾ kruitkamer [bewaarplaats van buskruit op een schip]
  • ▾ kruiwagen [eenwielig voertuig]
  • ▾ kruizemunt [plant]
  • ▾ kruk [handvat]
  • ▾ kruk [hulpmiddel bij het lopen]
  • ▾ krukas [as met een of meer krukken]
  • ▾ krul [omgebogen vorm, bijvoorbeeld van haar]
  • ▾ krulkoek [koek in krulvorm]
  • ▾ krullelie [bepaalde leliesoort]
  • ▾ krullen [krullen maken, hebben of krijgen]
  • ▾ krullenkop [krullenbol]
  • ▾ krullig [vol krullen]
  • ▾ kubboot [soort botter]
  • ▾ kubiek [inhoudsmaat]
  • ▾ kubisme [richting in de beeldende kunst]
  • ▾ kubus [figuur of regelmatig lichaam, begrensd door zes vierkanten, hexaëder]
  • ▾ kudde [troep]
  • ▾ kuf [slechte kroeg, bordeel; (Vlaams) lichtekooi]
  • ▾ kuieren [op zijn gemak lopen]
  • ▾ kuif [opstaand voorhaar]
  • ▾ kuiken [jong van een kip]
  • ▾ kuil [holte]
  • ▾ kuip [vat]
  • ▾ kuipen [door ongeoorloofde middelen trachten iets te verkrijgen]
  • ▾ kuipen [vaten maken]
  • ▾ kuiper [vatenmaker]
  • ▾ Kuipergordel [wolk van miljarden komeetachtige objecten, vernoemd naar Gerard Kuiper]
  • ▾ kuis [rein, ingetogen]
  • ▾ kuit [deel van het onderbeen]
  • ▾ kuit [bepaalde biersoort]
  • ▾ kuit [visseneitjes]
  • ▾ kul [flauwigheid]
  • ▾ kullekenskruid [standelkruid, een orchis, lett. klootjeskruid, naar de testikelachtige wortelknollen]
  • ▾ kullen [voor de gek houden]
  • ▾ kunde [het kunnen]
  • ▾ kundig [kunde bezittend]
  • ▾ kunnen [in staat zijn]
  • ▾ kunst [kunstvaardigheid, creatieve uiting]
  • ▾ kunstdruk [zeer glad gewalst papier]
  • ▾ kunstenaar [artiest]
  • ▾ kunstenares [vrouwelijke kunstenaar]
  • ▾ kunstenmaker [iemand die acrobatische toeren, goocheltoeren e.d. verricht]
  • ▾ kunstig [nagemaakt, kunstmatig]
  • ▾ kunstje [aangeleerd vaardigheidsstukje]
  • ▾ kunstmatig [niet volgens de natuur]
  • ▾ kunstmest [chemisch bereide mest]
  • ▾ kunstnijverheid [het vervaardigen van gebruiksvoorwerpen met kunstwaarde]
  • ▾ kurk [schors van kurkeik; materialen daarvan]
  • ▾ kurkeik [boom]
  • ▾ kurken [van of met kurk vervaardigd]
  • ▾ kurkentrekker [werktuig voor het ontkurken]
  • ▾ kus [zoen]
  • ▾ kussen [zoenen]
  • ▾ kussen, kussentje [gevulde zachte zak]
  • ▾ kussensloop [losse stoffen zak om een beddenkussen]
  • ▾ kust [grens tussen land en zee]
  • ▾ kut [vrouwelijk schaamdeel]
  • ▾ kuur [geneeswijze]
  • ▾ kwaad [boosaardig, boos]
  • ▾ kwaad doen [benadelen]
  • ▾ kwaadaardig [boosaardig]
  • ▾ kwaadaardigheid [slechte gezindheid, kwaadwilligheid]
  • ▾ kwaaddoener [iemand die (herhaaldelijk) kwaad doet of gedaan heeft]
  • ▾ kwaadkruid [onkruid]
  • ▾ kwab [vetmassa]
  • ▾ kwadraat [vierkant]
  • ▾ kwadrant [vierde deel van een cirkel; navigatietoestel]
  • ▾ kwajongen [ondeugende jongen]
  • ▾ kwakkelen [sukkelen]
  • ▾ kwakzalver [onbevoegd beoefenaar van de geneeskunst]
  • ▾ kwal [holtedier]
  • ▾ kwalificatie [toekenning van eigenschap]
  • ▾ kwalijk [slecht]
  • ▾ kwaliteit [hoedanigheid]
  • ▾ kwalm [vettige rook of walm]
  • ▾ kwanselen [op knoeierige wijze ruilen, bedriegen]
  • ▾ kwant [vent]
  • ▾ kwantiteit [hoeveelheid]
  • ▾ kwart [vierde deel]
  • ▾ kwartaal [periode van drie maanden]
  • ▾ kwartet [groep van vier zangers of instrumentalisten; muziekstuk voor vier partijen]
  • ▾ kwartier [vierde deel van een uur]
  • ▾ kwartier [verblijfplaats]
  • ▾ kwartier [(verouderd) vierde deel, kwart, ook: oude maat]
  • ▾ kwartiermeester [officier belast met de zorg voor kwartieren en bevoorrading]
  • ▾ kwartje [een vierde gulden]
  • ▾ kwarts [delfstof]
  • ▾ kwassie [Surinaams boompje, bitterhout; koortswerend middel daaruit]
  • ▾ kwast [franje, bundeltje]
  • ▾ kwast [knoest, uitwas]
  • ▾ kwast [verfgereedschap]
  • ▾ kwast [drank]
  • ▾ kwasten [met een kwastje vegen, verven]
  • ▾ kwatrijn [vierregelig gedicht of strofe]
  • ▾ kweb [(gewestelijk) moerassige grond]
  • ▾ kweek [het gekweekte]
  • ▾ kweek [tarwegras]
  • ▾ kweekspel, kweekbord [(verouderd) soort triktrakspel]
  • ▾ kween [onvruchtbare koe]
  • ▾ kweepeer [peervormige vrucht van de kwee]
  • ▾ kweken [verbouwen]
  • ▾ kwelder [buitendijks land]
  • ▾ kwellen [pijnigen; (verouderd) lijden]
  • ▾ kwelwater [water dat door de dijk sijpelt, drangwater]
  • ▾ kwestie [vraag, zaak]
  • ▾ kwetsen [beschadigen; bezeren]
  • ▾ kwetsing [het kwetsen]
  • ▾ kwetsuur [wond]
  • ▾ kwetteren [druk geluid maken (van vogels)]
  • ▾ kwezel [(overdreven) vroom iemand]
  • ▾ kwidam [gek, kwibus, dwerg]
  • ▾ kwijlen [speeksel afscheiden]
  • ▾ kwijnen [verzwakken]
  • ▾ kwijt [vrij van, niet meer in het bezit zijn van]
  • ▾ kwijtbrief [kwitantie]
  • ▾ kwijten, zich [doen, vervullen]
  • ▾ kwik [metaal]
  • ▾ kwikstaart [zangvogel]
  • ▾ kwikwi [(Surinaams-Nederlands) vissoort]
  • ▾ kwikzilver [chemisch element]
  • ▾ kwint [(verouderd) gril, nuk, kuur]
  • ▾ kwintaal [gewichtseenheid, honderd kilo]
  • ▾ kwintet [groep van vijf zangers of instrumentalisten; muziekstuk voor vijf partijen]
  • ▾ kwispedoor [spuwpotje]
  • ▾ kwitantie [kwijting]
  • ▾ kwiteren [vrijstelling verlenen; voor voldaan tekenen]
Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (2015), Uitleenwoordenbank, op uitleenwoordenbank.ivdnt.org
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal