Uitleenwoordenbank van het Nederlands

Zoekresultaten: 540 Nederlandse woorden gevonden (beginnend met K1)

Gebruikte filters:

A| B| C| D| E| F| G| H| I| J| K| L| M| N| O| P| Q| R| S| T| U| V| W| X| Y| Z| Toon/Verberg alle informatie in de uitklapmenu's
Visualiseer de resultaten
Toon op de kaart
één cirkeltje per uitleenwoord
Toon op de kaart
één cirkeltje per taal
Toon op een tijdslijn

  • ▾ kaag [vaartuig]
  • ▾ kaaien [de ra's stellen]
  • ▾ kaaien [gooien]
  • ▾ kaaier [gier of bons van een schip]
  • ▾ kaaiman [krokodilachtige]
  • ▾ kaak [deel van skelet waarin tanden en kiezen zitten]
  • ▾ kaak [schandpaal]
  • ▾ kaak [plotseling opkomende harde wind, zware bui, oude scheepsterm voor buien van wind en regen ]
  • ▾ kaakbeen [deel van het skelet waarin tanden en kiezen zitten]
  • ▾ kaakmes [mesje om haringen mee te kaken]
  • ▾ kaal [zonder haar]
  • ▾ kaan [stukje uitgebraden spek]
  • ▾ kaap [landtong]
  • ▾ kaap [het kapen]
  • ▾ Kaap, de [Kaap de Goede Hoop]
  • ▾ kaaphoorner [oud zeilschip (waarmee rond Kaap Horn werd gezeild)]
  • ▾ Kaapman [inboorling van de Kaapprovincie]
  • ▾ Kaaps [van of uit Kaapstad of de Kaapprovincie]
  • ▾ Kaapstad [stad in Zuid-Afrika]
  • ▾ kaapstander [windas]
  • ▾ kaar [(verouderd) lief, dierbaar]
  • ▾ kaarde [plant; gereedschap om wol te kaarden]
  • ▾ kaars [vetstaaf met pit voor verlichting]
  • ▾ kaarssmeer [de stof waarvan smeer- en vetkaarsen worden gemaakt]
  • ▾ kaarsstok [(verouderd) kandelaar]
  • ▾ kaart [rechthoekig stuk karton voor bepaald doel; speelkaart; landkaart]
  • ▾ kaarten [kaartspelen]
  • ▾ kaartenhuis [uit speelkaarten nagebootst gebouwtje]
  • ▾ kaarter [iemand die kaart]
  • ▾ kaartjes [toegangsbewijzen]
  • ▾ kaas [zuivelproduct]
  • ▾ kaashorde [raamwerk om kaas op te laten uitdruipen]
  • ▾ kaaskop [scheldnaam voor Nederlander]
  • ▾ kaasstengel [stengel met kaassmaak]
  • ▾ kaatsen [het kaatsspel spelen]
  • ▾ kaatsspel [balspel]
  • ▾ kabaai [baadje, jasje]
  • ▾ kabaal [lawaai]
  • ▾ kabaan [hut, hokje]
  • ▾ kabas, kalbas [(gewestelijk) hengselmand]
  • ▾ kabbelen [zacht golven]
  • ▾ kabel [dik touw of staal]
  • ▾ kabelaring, kabellarga [touw dat met de ankerketting binnengehaald wordt]
  • ▾ kabelaringblok [blok voor kabeltouw]
  • ▾ kabelgaren [dunne draad]
  • ▾ kabelgat [berghok voor kabels en touwwerk]
  • ▾ kabeljauw [beenvis]
  • ▾ kabelkleed [bekleding van een kabel op plaatsen waar hij schuren kan]
  • ▾ kabelkraan [machine voor het omhoogbrengen, verplaatsen en laten zakken van een lading]
  • ▾ kabeltouw [ankertouw]
  • ▾ kabinet [meubelstuk]
  • ▾ kabinet [college van ministers in regering]
  • ▾ kabinet [stuurhuis van een houten schip]
  • ▾ kabouter [aardmannetje; (verouderd) lid van Nederlandse politieke protestbeweging]
  • ▾ kaboutermannetje [kabouter]
  • ▾ kabret [(verouderd) kroeg]
  • ▾ kabriet [(Surinaams-Nederlands) geit]
  • ▾ kachel [verwarming]
  • ▾ kachel [(gewestelijk) veulen]
  • ▾ kacheloven [ingebouwde kachel]
  • ▾ kadaster [grondbeschrijving]
  • ▾ kadastraal [tot het kadaster behorend]
  • ▾ kadaver [lijk]
  • ▾ kade, kaai [wal]
  • ▾ kademeester [beambte die het aanleggen, laden en lossen aan een kade regelt]
  • ▾ kader [militair kader]
  • ▾ kader [frame, lijst]
  • ▾ kaderschool [school waar het kader wordt opgeleid]
  • ▾ kadetje [broodje]
  • ▾ kadijk [lichte dijk]
  • ▾ kadraai, kadraaier [parlevinker; zoetelaarsschuit]
  • ▾ kadraaien [met een klein vaartuig grote schepen langsgaan om eetwaren te verkopen]
  • ▾ kaduuk [bouwvallig, kapot]
  • ▾ kaempferia [tropische plant, genoemd naar de Nederlandse botanicus Engelbert Kaempfer]
  • ▾ kaf [hulzen van aren]
  • ▾ Kaffer [naam voor de Bantoenegers]
  • ▾ kaft [omslag]
  • ▾ kaften [van een omslag voorzien]
  • ▾ kajapoet(boom) [plant]
  • ▾ kajuit [passagiersverblijf op een boot of in een vliegtuig]
  • ▾ kajuitsjongen [knaap als bediende van de kapitein]
  • ▾ kak [drek]
  • ▾ kakebeen [lichaamsdeel]
  • ▾ kakelaar [(Vlaams) bepaalde vogel, grasmus]
  • ▾ kakelen [een geluid als een kip maken]
  • ▾ kaken [ingewanden van haring verwijderen via de kieuw]
  • ▾ kaketoe [papegaaiachtige]
  • ▾ kakhuis(je) [toilet]
  • ▾ kakkedoor [(gewestelijk) nachtstoel, stilletje]
  • ▾ kakken [zich ontlasten]
  • ▾ kakkerlak [insect; (verouderd) albino]
  • ▾ kakofonie [herrie]
  • ▾ kalamink [glanzende wollen stof]
  • ▾ kalander [machine om stoffen, papier en leer glad en glanzend te maken]
  • ▾ kalander [(verouderd) korenworm]
  • ▾ kalebas [vrucht]
  • ▾ kalender [tijdoverzicht]
  • ▾ kalf [jong van een koe]
  • ▾ kalfaatbank [buiten boord hangend zitbankje van de breeuwer]
  • ▾ kalfaten, kalefaten, kalfateren [voegen dichten (op schepen)]
  • ▾ kali [kaliumzout]
  • ▾ kaliber [middellijn van de loop van een vuurwapen]
  • ▾ kalibratie [het kalibreren]
  • ▾ kalisse [zoethout, drop]
  • ▾ kalium [chemisch element]
  • ▾ kaliumcarbonaat [chemische stof]
  • ▾ kalk [bouwmateriaal, wit mineraal]
  • ▾ kalken [(muren) met kalk besmeren]
  • ▾ kalkoen [hoendervogel]
  • ▾ kalkoen [paardenhoef]
  • ▾ kalkoens [als van een kalkoen; rood (gezegd over een neus)]
  • ▾ kalkoensnuit [snuit van een kalkoen, iets in de vorm daarvan]
  • ▾ kalksteen [natuurlijk gesteente dat bestaat uit kalk]
  • ▾ kallen [praten]
  • ▾ kalligrafie [schoonschrijfkunst]
  • ▾ kalm [rustig]
  • ▾ kalmte [rust]
  • ▾ kalomel [kwikchloride]
  • ▾ kalotje [mutsje]
  • ▾ kalven [afbrokkelen, instorten]
  • ▾ kam [gereedschap om haar te ontwarren of bijeen te houden; tandwiel]
  • ▾ kameel [hoefdier]
  • ▾ kameel [toestel om schepen over ondiepten te lichten]
  • ▾ kameeldoorn [acaciasoort]
  • ▾ kameelhaar [het haar van kamelen (als grondstof voor de weverij)]
  • ▾ kameleon [hagedis]
  • ▾ kamelot [weefsel]
  • ▾ kamer [vertrek; ruimte in vuurwapen waarin buskruit komt te liggen]
  • ▾ kameraad [makker]
  • ▾ kamerdoek [zeer fijn linnen]
  • ▾ kamerijks(doek) [doek uit de plaats Kamerijk in Noord-Frankrijk]
  • ▾ kamerjas [lange huisjas]
  • ▾ kamerlid [volksvertegenwoordiger]
  • ▾ kamerling [kamerheer]
  • ▾ kamerloop [soort kanon]
  • ▾ kamerwacht [man belast met de orde en netheid in de kamer van een kazerne]
  • ▾ kamfer [middel tegen motten, geneesmiddel]
  • ▾ kamgaren [garen uit kamwol gesponnen; de daarvan geweven stof]
  • ▾ kamille [plantengeslacht]
  • ▾ kamillebloem [bloem van de kamille]
  • ▾ kamizool [kledingstuk]
  • ▾ kammen [haar ontwarren]
  • ▾ kammen [in elkaar grijpen (van kammen van molenwieken)]
  • ▾ kamp [strijd]
  • ▾ kamp [legerplaats]
  • ▾ kampanje [verhoogd achterdek]
  • ▾ kampeerboerderij [boerderij met accommodatie voor overnachting]
  • ▾ kampement [kamp, legerplaats]
  • ▾ kamperen [tijdelijk in tenten verblijven]
  • ▾ kampioen [de beste in een sport]
  • ▾ kampong [gehucht]
  • ▾ kamrad [tandwiel]
  • ▾ kan [pot]
  • ▾ kan [inhoudsmaat voor natte stoffen]
  • ▾ kan niet verstaan [sorry, wat zeg je?]
  • ▾ kanaal [kunstmatige waterweg]
  • ▾ kanalisatie [het kanaliseren]
  • ▾ kanarie [zangvogel]
  • ▾ kanariebijter [Afrikaanse klauwier]
  • ▾ kanariesek(t) [(verouderd) wijnsoort]
  • ▾ kandeel [warme wijndrank]
  • ▾ kandelaar [kaarsdrager]
  • ▾ kandidaat [gegadigde]
  • ▾ kandij [soort suikerklontjes]
  • ▾ kandijsuiker [brokken bruingelige suiker]
  • ▾ kaneel [specerij]
  • ▾ kanefas [zeildoek]
  • ▾ kangoeroe [buideldier]
  • ▾ kanjer [voortreffelijk persoon]
  • ▾ kanjer [iets dat groot is]
  • ▾ kanker [ziekte]
  • ▾ kankerbos [geneeskrachtige struik]
  • ▾ kankeren [zich morrend beklagen]
  • ▾ kannengeluk [het onderste uit de kan, staartje, als gelukkig voorteken beschouwd]
  • ▾ kannetje [kleine kan]
  • ▾ kannibaal [menseneter]
  • ▾ kannibalisme [het eten van vlees van de eigen soort]
  • ▾ kano [bootje]
  • ▾ kanon [vuurwapen met lange loop]
  • ▾ kans [waarschijnlijkheid, goede gelegenheid]
  • ▾ kans(biljet) [loterijbrief voor de jaarlijkse uitloting tot bepaling van de overgang van uitgestelde tot rentegevende Nederlandse staatsschuld]
  • ▾ kansel [preekstoel]
  • ▾ kanselarij [griffie]
  • ▾ kant [zijde, rand]
  • ▾ kant [weefsel]
  • ▾ kant [kantig, rechthoekig; kloek, flink]
  • ▾ kant-en-klaar [gereed, helemaal af]
  • ▾ kantelen [omkeren]
  • ▾ kanthaak [grote haak om balken te kantelen]
  • ▾ kantine [schaftlokaal]
  • ▾ kantje [haringvaatje]
  • ▾ kantje [(verouderd) restje, kliekje, staartje]
  • ▾ kantonnement [inkwartiering]
  • ▾ kantoor [werkvertrek, bureau]
  • ▾ kantstof [weefsel, kant]
  • ▾ kaolien [porseleinaarde]
  • ▾ kap [hoofddeksel; bovendeel van iets]
  • ▾ kapel [vlinder]
  • ▾ kapel [bedehuisje; orkest]
  • ▾ kapelaan [hulppriester]
  • ▾ kapen [kaapvaart uitoefenen, overmeesteren]
  • ▾ Kapenaar [iemand of iets uit Kaapstad]
  • ▾ kaper [zeerover; piratenschip]
  • ▾ kaper [muts]
  • ▾ kaperij [het kapen]
  • ▾ kapes(s)on, kapezoen [(verouderd) soort toom of breidel voor onhandelbare paarden]
  • ▾ kapitaal [vermogen]
  • ▾ kapitalist [rijk persoon, bezitter van kapitaalgoederen]
  • ▾ kapitein, kaptein [scheepsgezagvoerder, militaire rang]
  • ▾ kapittel [hoofdstuk]
  • ▾ kapje [hoedje, mutsje]
  • ▾ kapkar [rijtuig met kap]
  • ▾ kaplaars [laars met hoog beenstuk]
  • ▾ kaplaken [premie die aan de schipper boven de vracht betaald wordt voor extra zorg voor schip en lading]
  • ▾ kapman [beul]
  • ▾ kapmes [hakmes]
  • ▾ kapoen [gecastreerde haan]
  • ▾ kapok [zaadpluis van de kapokboom]
  • ▾ kapot [stuk]
  • ▾ kapotjas, kapot [soldatenjas]
  • ▾ kapotje [condoom]
  • ▾ kapotteren [dood maken]
  • ▾ kappelen [(verouderd) zuur worden, schiften]
  • ▾ kappen [hakken]
  • ▾ kappen [haar opmaken]
  • ▾ kapper [haarknipper]
  • ▾ kappers [bloemknoppen van de kapperstruik; kapperstruik]
  • ▾ kapraaf [(gewestelijk) dakspar]
  • ▾ kaproen [(verouderd) muts]
  • ▾ kapsalon [kapperswinkel]
  • ▾ kapseizen [omslaan]
  • ▾ kapsel [haardracht]
  • ▾ kapsones [kouwe drukte]
  • ▾ kapster [vrouwelijke kapper]
  • ▾ kapstijlhuis [hut van stammetjes en bladeren]
  • ▾ kapstok [lat om kledingstukken aan te hangen]
  • ▾ kapucijner [soort van erwt]
  • ▾ kapzaag [zaag met verdikte rug]
  • ▾ kapzolder [bovenste zolder in den kap van een windmolen ]
  • ▾ kar [voertuig]
  • ▾ karaat [eenheid van diamantgewicht en goudgehalte]
  • ▾ karabijn [buks]
  • ▾ karaf [tafelfles]
  • ▾ karakter [aard, kenmerk]
  • ▾ karakteriseren [kenmerken]
  • ▾ karakteristiek [kenmerkend]
  • ▾ karamel [gebrande suiker]
  • ▾ karavaan [troep kameelrijders]
  • ▾ karbeel [schoorbalkje]
  • ▾ karbonade, karbonaadje [stuk vlees]
  • ▾ karbonkel [edelsteen; grote puist]
  • ▾ kardeel, kordeel [scheepstouwwerk]
  • ▾ kardeel, kwarteel [vat voor walvisspek en -traan]
  • ▾ kardeelblok [blok waar kardeel doorheen gaat]
  • ▾ kardeelreep [bepaald touw]
  • ▾ kardemom, kardamom [specerij]
  • ▾ kardinaal [hoogwaardigheidsbekleder in de rooms-katholieke kerk]
  • ▾ kardoes [stevig papier, karton]
  • ▾ kardoes [kruithuls; rolletje snuiftabak]
  • ▾ kardoes [steunklamp]
  • ▾ kardoeskoker [koker waarin de geladen kardoes bewaard wordt]
  • ▾ Karel [eigennaam]
  • ▾ karet [zeeschildpad]
  • ▾ karig [schraal, gierig]
  • ▾ karikatuur [spotbeeld]
  • ▾ karkas [geraamte]
  • ▾ karmijn [rode kleur(stof)]
  • ▾ karnaat, garnaat [takel]
  • ▾ karnemelk [gekarnde melk]
  • ▾ karnen [de boter uit de melk afzonderen]
  • ▾ karnmolen [toestel om mechanisch te karnen]
  • ▾ karonje [feeks]
  • ▾ karos [rijtuig]
  • ▾ karper [beenvis]
  • ▾ karpet [vloerkleed]
  • ▾ karpoets, kapoets [(verouderd) monnikskap, muts]
  • ▾ karreldoek [het stijfste soort zeildoek]
  • ▾ karrenman [voerman van een kar]
  • ▾ karsaai [grof gekeperd laken]
  • ▾ karst [gebied met kalksteenbodem]
  • ▾ kartel [aaneensluiting van producenten]
  • ▾ karton [bordpapier]
  • ▾ kartonnen doos [doos van karton]
  • ▾ kartouw [kanon]
  • ▾ karveel [schip]
  • ▾ karveel(bouw) [gladde constructie van scheepshuiden]
  • ▾ karveelhout [verbindingsstuk]
  • ▾ karvielnagel, korvijnagel [grote scheepsspijker voor de verbinding van twee karvielhouten]
  • ▾ karwats [zweep]
  • ▾ karwei [werk]
  • ▾ karweier [iemand die werk verricht, vrachtrijder]
  • ▾ karweitje [klusje]
  • ▾ karwij [specerijplant]
  • ▾ kas [geldkist; kassa; kasgeld; contanten]
  • ▾ kasboek [kantoorboek waarin inkomsten en uitgaven geboekt staan]
  • ▾ kasbon [soort spaarcertificaat]
  • ▾ kasjmier [wollen stof]
  • ▾ kaskenade [grootspraak]
  • ▾ kassa [loket]
  • ▾ kassier [kashouder]
  • ▾ kast [opbergmeubel]
  • ▾ kaste [stand binnen het hindoeïsme]
  • ▾ kasteel [burcht]
  • ▾ kastelein [caféhouder]
  • ▾ kastie [balspel]
  • ▾ kastje [kleine kast]
  • ▾ kastoor [beverhaar]
  • ▾ kastrol [braadpan]
  • ▾ kasuaris [loopvogel]
  • ▾ kat [installatie voor het ophijsen van een anker]
  • ▾ kat [vaartuig]
  • ▾ kat [spinnend huisdier]
  • ▾ kat [verdedigingswerk]
  • ▾ katafalk [verhevenheid onder doodkist]
  • ▾ katalysator [dat wat een proces bespoedigt of vertraagt]
  • ▾ katalyse [ontbinding]
  • ▾ katanker [licht anker met één vloei dat men met de hand achter de kat legt]
  • ▾ katapult [werptuig voor jongens]
  • ▾ katbalk [kraanbalk]
  • ▾ katblok [het onderste blok van de kat of kattalie]
  • ▾ kater [mannetjeskat]
  • ▾ kathaak [haak aan het katblok]
  • ▾ kathalzen [zich afsloven, reikhalzen]
  • ▾ kathedraal [hoofdkerk]
  • ▾ katheter [buis om lichaamsvocht af te tappen]
  • ▾ kathode [negatieve elektrode]
  • ▾ katholiek [rooms]
  • ▾ katje [bloeiwijze]
  • ▾ katloper [touw om het anker te hijsen]
  • ▾ katoen [geweven stof]
  • ▾ katoenboom [kapokboom]
  • ▾ katoenflanel [stof]
  • ▾ katrol [hijsblok]
  • ▾ kattalie [zware lijn waarvan de schijven in de kraanbalk het bovenblok vormen]
  • ▾ kattebelletje [kort briefje]
  • ▾ kattegat [gevaarlijk, moeilijk vaarwater]
  • ▾ katten [koopwaar weigeren]
  • ▾ kattendoorn [benaming voor verschillende doornige planten]
  • ▾ kattenkop [instrument om anker te lichten]
  • ▾ kattenkruid [plantensoort]
  • ▾ kattenspoor [verstevigingsbalken op een schip]
  • ▾ kattig [snibbig]
  • ▾ kauw [zangvogel]
  • ▾ kauwen [met de kiezen vermalen]
  • ▾ kauwtabak [pruimtabak]
  • ▾ kavel [deel, perceel]
  • ▾ kaveling [verdeling in kavels; gedeelte van een te verkopen geheel]
  • ▾ kaviaar [viskuit]
  • ▾ kazerne [gebouw voor huisvesting van soldaten]
  • ▾ kedonzels [(Gronings) aardappels]
  • ▾ keel [strot]
  • ▾ keelduivel [naam voor rum]
  • ▾ keelgereutel [rochelend keelgeluid]
  • ▾ keep, kip [inkeping, kerf]
  • ▾ keeper [doelverdediger]
  • ▾ keer [telkens terugkerend tijdstip waarop iets gebeurt; wending, verandering]
  • ▾ keerlijk [keerbaar]
  • ▾ keertouw [touw om iets tegen te houden, af te houden of te richten]
  • ▾ keerzijde [de andere kant]
  • ▾ Kees [eigennaam]
  • ▾ keeshond [hondenras]
  • ▾ keest [(gewestelijk) kiem]
  • ▾ keesten [ontkiemen]
  • ▾ keet [schuur]
  • ▾ keet [(in Indië) meisje]
  • ▾ kegel [conus; flesvormig object voor het kegelspel]
  • ▾ kei [rolsteen]
  • ▾ keilbout [bout die in een plug gedraaid wordt en zich zo vastzet]
  • ▾ keizer [titel van de hoogste vorst]
  • ▾ keizerrijk [rijk waarover een keizer heerst]
  • ▾ keizersvlag [(verouderd) vlag, gehesen om de aanwezigheid van een grootvorst aan te duiden]
  • ▾ kek [kittig]
  • ▾ kelder [deel van gebouw onder de begane grond]
  • ▾ kelen [slachten, vermoorden]
  • ▾ kelk [bloemkroon; drinkbeker]
  • ▾ kemp [(verouderd) kampvechter, kampioen]
  • ▾ kempen [strijden, vechten]
  • ▾ kemphaan [steltloper]
  • ▾ kennelijk [blijkbaar, onmiskenbaar]
  • ▾ kennen [weten]
  • ▾ kennis [het kennen]
  • ▾ kenteken [teken waaraan men iets of iemand kan herkennen]
  • ▾ kenteren [omslaan, veranderen]
  • ▾ keper [dakspar; visgraat (in weefsel)]
  • ▾ keperen [met een keper weven]
  • ▾ keramiek [pottenbakkerskunst]
  • ▾ kerel [man]
  • ▾ keren [wenden]
  • ▾ kerf [keep]
  • ▾ kerk [bedehuis]
  • ▾ kerkelijk [m.b.t. tot de kerk of een kerk; bij een kerk horend]
  • ▾ kerkenraad [college van ouderlingen, diakenen en predikant(en) dat het toezicht heeft over een protestantse kerkelijke gemeente]
  • ▾ kerker [gevangenis]
  • ▾ kerkhof [begraafplaats]
  • ▾ kerkmeester [koster]
  • ▾ kerkrover [tempeldief of heiligschenner in het algemeen]
  • ▾ kermis [volksfeest met jaarmarkt]
  • ▾ kern [binnenste, essentie]
  • ▾ kernkabinet [in België: kernkabinet waarin de premier en een topminister van elke regeringspartij zitting hebben]
  • ▾ kerosine [vliegtuigbenzine]
  • ▾ kers [kruisbloemige plant, waterkers e.d.]
  • ▾ kers [vrucht]
  • ▾ kerstboom [versierde boom op het kerstfeest]
  • ▾ Kerstmis [feest van Jezus' geboorte]
  • ▾ kert [(gewestelijk) inkeping, kerf]
  • ▾ kervel [plantengeslacht]
  • ▾ kerven [insnijdingen maken]
  • ▾ ketel [vat]
  • ▾ ketelkoek [koek toebereid in een blikken vorm, die in kokend water wordt geplaatst]
  • ▾ ketellappen [ketels repareren]
  • ▾ ketellapper [iemand die ketels repareert]
  • ▾ ketelpak [overall]
  • ▾ keten [ketting]
  • ▾ ketenen [boeien, met een keten vastmaken]
  • ▾ ketjap [saus van sojabonen]
  • ▾ ketje [klein soort paard]
  • ▾ ketsen [afwijzen, afspringen]
  • ▾ ketter [die afwijkt van de geloofsleer]
  • ▾ ketting [samenstel van schakels]
  • ▾ kettingganger [(Nederlands-Indisch) gevangene of dwangarbeider die in ketenen loopt]
  • ▾ kettingkast [afdekking voor fietsketting]
  • ▾ kettingpomp [dubbele scheepspomp met ketting-zonder-eind]
  • ▾ keu [big]
  • ▾ keu [biljartstok]
  • ▾ keuken [kookvertrek]
  • ▾ keukenmeester [opzichter van de keuken van een aanzienlijk persoon]
  • ▾ keulenaar [soort rijnaak]
  • ▾ Keulse pot [pot van Keuls aardewerk]
  • ▾ keur [handvest]
  • ▾ keur [het beste, de bloem]
  • ▾ keurboom [boomsoort]
  • ▾ keurder [iemand die keurt]
  • ▾ keuren [(het) onderzoeken en beoordelen]
  • ▾ keurig [net]
  • ▾ keuring [het keuren, keer dat gekeurd wordt]
  • ▾ keurman [scheidsrechter]
  • ▾ keurmeester [keurend ambtenaar]
  • ▾ keurs [kledingstuk om bovenlijf]
  • ▾ keus [het kiezen]
  • ▾ keus, koes [varken]
  • ▾ keuvelen [babbelen]
  • ▾ keuzelen, kuizelen [(verouderd) knikkeren]
  • ▾ kever [insect]
  • ▾ kevie [(gewestelijk) vogelkooi]
  • ▾ kezen [neuken]
  • ▾ kiatenboom [boomsoort, djatiboom]
  • ▾ kibbelen [ruzie maken]
  • ▾ kickxia [eironde leeuwenbek, vernoemd naar de Belgische botanicus J. Kickx]
  • ▾ kiekeboe [tussenwerpsel: uitroep als men tevoorschijn komt]
  • ▾ kieken [jong van een kip]
  • ▾ kieken [fotograferen]
  • ▾ kiekendief [roofvogel]
  • ▾ kiekje, kiek [amateurfoto]
  • ▾ kiel [kielbalk, onderkant van een schip]
  • ▾ kiel [kledingstuk]
  • ▾ kiel [keg, geer; iets in de vorm van een keg]
  • ▾ kielblok [kiellichtersblok]
  • ▾ kielboot [boottype]
  • ▾ kiele-kiele [op het nippertje]
  • ▾ kielen [een schip op de zijkant leggen]
  • ▾ kielhalen [schip op de zijkant leggen om het te herstellen; iemand als straf onder de kiel van een schip doorhalen]
  • ▾ kiellichter [breed, zwaar, vierkant vaartuig met platte bodem, om zware lasten te vervoeren of om schepen te kielen, als er geen kielkade is]
  • ▾ kielwater [spoor in het water dat een schip achterlaat]
  • ▾ kiem [beginsel, uitloper]
  • ▾ kiem [(Zuid-Nederlands) kieskeurig met eten en drinken]
  • ▾ kienen [het kienspel spelen]
  • ▾ kienspel [lottospel]
  • ▾ kies [maaltand; iets in de vorm van een kies]
  • ▾ kies [kieskeurig, welvoeglijk]
  • ▾ kiesetig [(verouderd) kieskeurig met eten]
  • ▾ kieskauwen [treuzelend eten]
  • ▾ kieskeurig [veeleisend]
  • ▾ kieskring [kiesdistrict]
  • ▾ kiespijn [pijn aan één of meer kiezen]
  • ▾ kietelen [een kriebeling opwekken]
  • ▾ kievit [waadvogel]
  • ▾ kiezel [grind]
  • ▾ kiezelsteen [grindsteen, rond stukje kwarts]
  • ▾ kiezelwier [bepaald soort wier]
  • ▾ kiezelzuur [bepaald zuur]
  • ▾ kiezen [een keus doen]
  • ▾ kijk [het kijken, blik]
  • ▾ kijken [zien]
  • ▾ kijker [optisch instrument]
  • ▾ kijven [schelden]
  • ▾ kikken [een geluid voortbrengen]
  • ▾ kikker [kikvorsachtige]
  • ▾ kikker [dubbele haak ter bevestiging van een lijn, bijvoorbeeld voor het bevestigen van zeilen op een molen]
  • ▾ kikvors [kikvorsachtige]
  • ▾ kil [geul]
  • ▾ kilo [kilogram]
  • ▾ kilogram [1000 gram]
  • ▾ kiloliter [1000 liter]
  • ▾ kilometer [1000 meter]
  • ▾ kilvis [(Amerikaans-Nederlands) vis die voorkomt in killen of kreken]
  • ▾ kim [witte, vlokkige stof die zich vormt op bier, wijn, karnemelk]
  • ▾ kim, † kimming [horizon; plaats van de ronding (in dwarsprofiel) van een scheepsbuik]
  • ▾ kimweger [balk die ter versteviging langs de kimmen in de zijden van het vaartuig gelegd wordt]
  • ▾ kin [deel van de onderkaak]
  • ▾ kina [boom; bast daarvan]
  • ▾ kinagom [gom van bepaalde boom]
  • ▾ kind [jong mens, zoon of dochter]
  • ▾ kinderbewijs [verklaring van langstlevende echtenoot omtrent het erfrecht van minderjarige kinderen]
  • ▾ kinderbijslag [uitkering wegens het hebben van kinderen]
  • ▾ kinderlijk [zoals een kind]
  • ▾ kinderschoenen (in de - staan) [nog zeer onontwikkeld, primitief zijn]
  • ▾ kindheid [kinderlijke gezindheid]
  • ▾ kinds [kinderlijk]
  • ▾ kindskind [kind van iemands zoon of dochter]
  • ▾ kinematica [leer van de bewegingen]
  • ▾ kinescoop [beeldrecorder]
  • ▾ kinetica [dynamica]
  • ▾ kinine [extract van kinabast tegen koorts]
  • ▾ kink [valse draai of slag in een kabel of touw]
  • ▾ kinkel [botterik]
  • ▾ kinken [knikken, knakken]
  • ▾ kinkhoest [ziekte]
  • ▾ kinkhoorn [(eetbare) zeeslak]
  • ▾ kinnebak [bijnaam, verbasterd tot (Diedrich) Knickerbocker, het pseudoniem waaronder de schrijver-journalist Washington Irving (1783-1859) ‘A History of New York from the Beginning of the World to the End of the Dutch Dynasty’ (1809) publiceerde, en waarin hij de draak stak met de vroegste Nederlandse kolonisten in Amerika, die in zijn boek werden afgebeeld met een kniebroek]
  • ▾ kinnebak [onderkaak; (scheepvaart) knie waarmee een steven aan de kiel wordt verbonden]
  • ▾ kinnebaksblok [bepaald langwerpig blok]
  • ▾ kinnetje, kimmetje [(verouderd) half vat]
  • ▾ kino [bioscoop]
  • ▾ kiosk [verkoopstalletje]
  • ▾ kip [hoendervogel]
  • ▾ kip [(gewestelijk) vogelknip, visnet]
  • ▾ kip [bundel, baal, bepaalde hoeveelheid]
  • ▾ kipkap [(Vlaams) mengelmoes, onsamenhangende praat]
  • ▾ kippen [kantelen]
  • ▾ kips [(Vlaams) vrouwenhoed]
  • ▾ kis, kies [lokroep voor koeien en kalveren]
  • ▾ kiskassen [steentjes keilen]
  • ▾ kist [bak met deksel]
  • ▾ kistdam [dam die bestaat uit een door twee evenwijdig lopende wanden gevormde kist ]
  • ▾ kisten [beetnemen]
  • ▾ kistluik [koker door een dak, met een of twee luiken voor ventilatie]
  • ▾ kit [huis]
  • ▾ kit [kan, vat]
  • ▾ kits [type zeilschip]
  • ▾ kits [fijn, in orde]
Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (2015), Uitleenwoordenbank, op uitleenwoordenbank.ivdnt.org
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal