Uitleenwoordenbank van het Nederlands

Toelichting op de vreemde woorden


De woorden in de vreemde talen

De woorden in de 138 vreemde talen zijn overgenomen in de originele spelling; wanneer het gaat om een taal dat een niet-Latijns alfabet gebruikt (Grieks, cyrillisch, Chinees), is het woord omgezet volgens de wetenschappelijke transcriptie.

Er zijn niet alleen complete woorden geleend uit het Nederlands, maar ook - in veel mindere mate – woorddelen. Woorddelen die aanvankelijk als onderdeel van uitleenwoorden een vreemde taal binnenkwamen, kunnen in de vreemde taal productief worden: er worden dan met dergelijke woorddelen nieuwe afleidingen gevormd die niet in het Nederlands bestaan. Zo heeft het Frans de voorvoegsels mis- en ver- al heel vroeg uit het Nederlands overgenomen; ver- is (als for-) nauwelijks productief geworden. Het Fries heeft de achtervoegsels -aar, -aard geleend en het voorvoegsel her-. Het Deens, Noors en Zweeds kennen de voorvoegsels aan- in de betekenis ‘op, in, naar, aan’, be-, bij-, ge-, ont- en de achtervoegsels -achtig, -baar, -heid, -in, -voudig uit het Nederlands of Nederduits. In de Noord-Germaanse talen bestond wel een voorvoegsel for-, maar dat was altijd beklemtoond; de vele Nederlandse en Nederduitse woorden die geleend werden met ver- werden als onbeklemtoond voorvoegsel for- overgenomen, waardoor de Noord-Germaanse talen nu ook een onbekend voorvoegsel for- kennen.

Het Indonesisch heeft een groot aantal internationale voor- en achtervoegsels via het Nederlands leren kennen, zoals de achtervoegsels -atie, -centrisch, -isatie, -isch, -isme, -ist, -logie, -meter en -teit, en de voorvoegsels als audio-, bio-, de-, intra-, macro-, micro-, neo-, post-, re-, semi-, sub- en super-. Ook heeft het Indonesisch de achtervoegsels -(i)teit (in bijvoorbeeld universiteit) en -eel (in bijvoorbeeld emotioneel) overgenomen. Maar na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 wilde men graag iets doen aan het grote aantal Nederlandse leenwoorden, zodat de onafhankelijkheid ook in de taal tot uiting kwam. Omdat het niet altijd eenvoudig was de Nederlandse leenwoorden door eigen woorden te vervangen, zocht men ook naar andere mogelijkheden om de invloed van het Nederlands te verminderen. Een daarvan was om achtervoegsels in Nederlandse leenwoorden te vervangen door niet-Nederlands achtervoegsels. Zo verving men in geleerde Nederlandse leenwoorden het achtervoegsel -teit of -iteit consequent door het Latijnse achtervoegsel -tas of -itas. Vandaar dat men tegenwoordig in het Indonesisch spreekt van univérsitas en niet meer, zoals voorheen, van univérsitit. Het achtervoegsel -il werd vervangen door de aan het Engels ontleende vorm -al; tegenwoordig bestaan vaak twee vormen naast elkaar, zowel émosional, intéléktual en tradisional als émosionil, intéléktuil en tradisionil. Sinds ongeveer 1980, toen er taalafspraken met de voormalige Britse kolonie Maleisië zijn gemaakt, heeft -al het vroegere -il zelfs formeel verdrongen, zij het dus niet (nog) niet altijd in de praktijk.

Zelfs klanken en letters zijn uit de oorspronkelijke Nederlandse leenwoorden gedestilleerd en geaccepteerde onderdelen geworden van de fonologie en de spelling van vreemde talen. Zo kent het Frans dankzij het Nederlands de klanken h en w (in het moderne Frans veranderd in g of gu). In Indonesische woorden zijn de klanken v, f en z niet inheems. Door de grote toevloed van Nederlandse leenwoorden met v en van Arabische en Nederlandse woorden met f en z vormen de letters v, f en z inmiddels onderdeel van de Indonesische taal en ruimen Indonesische woordenboeken aparte afdelingen in voor deze letters. De klank f is bovendien inmiddels onderdeel van het Indonesisch geworden. De klanken v en z zijn niet overgenomen door het Indonesisch: ze worden meestal uitgesproken als f en s (of in de spreektaal dj).

In de Uitleenwoordenbank zijn woorddelen wel als aparte ingangen opgenomen, maar klanken en letters niet.

Dialectwoorden in vreemde talen

Wanneer een Nederlands woord alleen in een dialect is geleend, is dat in principe aangegeven. Dat komt vooral voor in de aan het taalgebied grenzende talen Duits en Frans. In de grensdialecten komen vooral veel termen voor uit de landbouw en de veeteelt; zo hebben Duitse dialecten de woorden bes, bloesem, dorpel, kruiwagen, vlierboom en vlo geleend. Verder kennen noordwestelijke Duitse dialecten Nederlandse woorden als baantje, bekrompen, dutje, dwingeland (gezegd van een kind), mol, niemendal en toonbank. In (Noord-)Franse dialecten - maar niet in de Franse standaardtaal - zijn de Nederlandse leenwoorden boekweitekoek, botermelk ‘karnemelk’ en tuchthuis bekend.

Bij dialectwoorden in andere talen is nooit gespecificeerd om welk dialect of dialecten het gaat; er wordt volstaan met de aanduiding ‘dial.’ Vaak komen woorden dan trouwens in meerdere dialecten voor. Via de literatuurvermelding kan worden nagetrokken om welke dialecten het precies gaat. De spelling van dialectwoorden ligt meestal niet vast. Bij de grote hoeveelheid Franse dialectwoorden - afkomstig uit het Französisches Etymologisches Wörterbuch van Von Wartburg - zijn niet alle dialectvormen overgenomen (soms ging het om tientallen), maar is een representatieve keuze gemaakt.

Verouderde woorden in vreemde talen

Ook als een woord inmiddels verouderd is, is dat waar mogelijk aangegeven (door het teken †). Hier doet zich wel een probleem voor: wat verstaat men onder ‘verouderd’? Zo bestaat er een zeer groot aantal termen op het gebied van de zeilvaart die in andere talen, zoals het Russisch, zijn geleend. Door de introductie van de stoomboten is de zeilvaart achterhaald geraakt, en zijn de meeste termen op het gebied van de zeilvaart historische termen geworden die voor de gemiddelde taalgebruiker niet meer bekend zijn. Maar recreanten en sportlui zeilen nog steeds, en onderzoekers bouwen enorme VOC-zeilschepen na. Voor degenen die zich hiermee bezighouden, zijn de zeilvaarttermen helemaal niet verouderd. Ik heb ze opgevat als historische termen (en dus niet gemarkeerd als verouderd), net als de namen van middeleeuwse wapens of kledingstukken, zoals de armborst (middeleeuwse kruisboog) en de halsberg (naam voor een maliënkolder).

De markering ‘verouderd’ is alleen toegevoegd bij woorden waarvan de literatuur expliciet vermeldt dat de term inmiddels inmiddels in onbruik is geraakt. Zoals bij het Engelse butter-bowzy, een scheldnaam voor Hollanders die teruggaat op boterbus ‘boterpot’ en misschien vergelijkbaar is met kaaskop. En bij de Franse dialectwoorden godehelpe (een uitroep die teruggaat op het Nederlandse godhelpe) en hallope voor een groot (zee-)visnet dat men over de bodem trekt - ontleend aan de Nederlandse uitroep haal op!

De betekenisaanduiding

Van ieder woord in een vreemde taal is een korte betekenisomschrijving gegeven, die soms identiek is aan die van het Nederlandse trefwoord. De omschrijving in de vreemde taal is gebaseerd op verklarende (eentalige, historische of etymologische) woordenboeken. Daarbij is niet altijd uit te maken of betekenis en gebruik van het Nederlandse leenwoord in die taal exact overeenkomen met die in het Nederlands.

Bij de betekenisomschrijvingen komen soms veelzeggende betekenisverschuivingen aan het licht: zo wordt kruiwagen in het Sarnami gebruikt voor ‘steekpenning’, en betekent paleis in het Soendanees ‘dwangarbeid’ - die in het verleden namelijk werd uitgevoerd voor het paleis van de Gouverneur van de VOC in Batavia. Fatsoen is in een aantal Indonesische talen ‘goed staan (van kleding)’ gaan betekenen, franco is in verschillende Indonesische talen de benaming voor een postzegel, aktetas betekent in het Indonesisch naast ‘platte tas voor papieren’ ook ‘vals, namaak’.

Sommige Nederlandse woorden zijn als meervoudsvorm geleend maar hebben in de vreemde taal een enkelvoudige betekenis - waarschijnlijk zijn ze ooit als collectief overgenomen. Zo wordt met het woord jongens in diverse Indonesische talen ‘een mannelijke bediende, een huisjongen’ aangeduid, en wordt kaartjes voor ‘een toegangsbewijs’ gebruikt.

Ook blijkt dat sommige woorden die in het Nederlands beperkt zijn tot bijvoorbeeld het zeewezen, in andere talen een veel ruimer gebruik hebben gekregen. Zo duidt in het Nederlands kombuis uitsluitend een scheepskeuken aan, en in die betekenis is het door een groot aantal talen overgenomen. Maar in de Nederlandse creooltalen Berbice-Nederlands, Negerhollands en Skepi-Nederlands en in het Afrikaans werd dan wel wordt er een keuken in het algemeen mee aangeduid, en in die betekenis is het woord bijvoorbeeld bekend geworden in het Zuid-Afrikaans-Engels. Een kombaars is de naam voor een grove matrozendeken. In het Afrikaans echter werd het de gewone benaming voor een sprei, en in die betekenis is het doorgeleend aan het (Zuid-Afrikaans-)Engels en het Zoeloe.

Geleend via

In de Uitleenwoordenbank zijn naast direct overgenomen leenwoorden ook leenwoorden opgenomen die via een andere taal zijn doorgeleend, omdat op die manier de verbreiding van een Nederlands woord inzichtelijk gemaakt wordt. Zo is baggermachine in het Duits in verkorte vorm overgenomen als Bagger. In die vorm en betekenis is het woord via het Duits in een groot aantal andere West-Europese talen terechtgekomen, zoals het Pools, Ests en Servisch.

Sommige talen hebben vrijwel alle Nederlandse leenwoorden via een andere taal leren kennen. Dat geldt voor diverse talen die ver van het Nederlands af liggen en waarmee vrijwel geen rechtstreekse contacten zijn geweest, zoals het Grieks, Turks, Arabische talen, en voor talen die in de loop van hun geschiedenis beïnvloed zijn door een andere, dominante taal die als doorgeefluik heeft gediend voor Nederlandse leenwoorden; zo kent het Fins de meeste Nederlandse woorden via het Zweeds.

In het achterhalen van de exacte wegen die een Nederlands woord gevolgd heeft voordat het in een andere taal terechtgekomen is, valt nog een wereld te winnen. In het alfabetisch lexicon wordt een eerste indicatie hiervan gegeven, vooral gebaseerd op het vooronderzoek dat er tot nu toe voor de verschillende talen is verricht. Maar dat vooronderzoek was tot dusver steeds beperkt tot het bekijken van de Nederlandse (en andere) invloed op één enkele taal. In de Uitleenwoordenbank wordt voor het eerst over de grenzen van een taal gekeken: niet alleen zijn de Nederlandse leenwoorden in bijvoorbeeld het Deens verzameld, maar ook die in het Noors en Zweeds. Hierdoor wordt het mogelijk de etymologische informatie uit de woordenboeken van deze nauwverwante talen met elkaar te vergelijken en de gegevens te verbeteren en aan te vullen. We hebben daarmee een aanvang gemaakt, maar er valt op dit terrein nog veel aanvullend onderzoek te doen.

Ambigu

Soms valt niet meer uit te maken of het Nederlands dan wel een andere taal de bron is geweest voor een woord in een vreemde taal. In die gevallen worden allebei de talen genoemd, bijvoorbeeld: politie ‘overheidsdienst voor openbare orde’ → Singalees polīsi-ya (uit Nl of Portugees). In Sri Lanka maakten eerst de Portugezen de dienst uit, voordat de Nederlanders er zich vestigden. Daarom kan het Singalees het woord politie zowel uit het Portugees als uit het Nederlands hebben geleend.

De meeste leenwoorden in het Deens, Noors en Zweeds zijn ontleend aan een Nederlands of Nederduits dialect: de leenwoorden stammen uit de tijd van de Hanze, die als verkeerstaal het Nederduits of Nedersaksisch hanteerde: dialecten die gesproken werden in Noord-Duitsland en Oost-Nederland. Dergelijke woorden zijn in de Uitleenwoordenbank altijd gemarkeerd als ‘Nederlands of Nederduits’.

In het Indonesisch en verschillende andere Indonesische talen komen Engelse leenwoorden voor waarvan niet meer valt uit te maken of ze via het Nederlands dan wel het Engels in deze talen terechtgekomen zijn, zoals tisu ‘absorberend papieren zakdoekje’, strés ‘spanning’, swéter, switer ‘trui’. Het Nederlands nam eind negentiende en begin twintigste eeuw namelijk veel Engelse leenwoorden over - het Nederlands in Azië meer nog dan het Europese Nederlands -, en in die periode zullen de Engelse leenwoorden in het Indonesisch waarschijnlijk de route via het Nederlands gevolgd hebben, maar zeker is dat niet; daarom is aan dergelijke woorden de indicatie ‘uit Nl of Engels’ toegevoegd. Na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 is de Nederlandse invloed geleidelijk aan steeds meer vervangen door Engelse invloed. Daardoor worden sommige Nederlandse leenwoorden (zoals bioskop) vervangen door Engelse (sinema). Ook krijgen Nederlandse leenwoorden in het Indonesisch soms een Engelse uitspraak; wastafel wordt dan bijvoorbeeld uitgesproken als washtafel.

Ontlening onzeker

Wanneer er gerede twijfel bestaat of een woord uit het Nederlands is geleend, is dat aangegeven met: status onzeker. Zie bijvoorbeeld onder Geavanceerd zoeken: roedezak ‘condoom’ Japans rūdesakku. De onzekerheid is in dit geval ingegeven door het feit dat het woord roedezak in het Nederlands in geen enkel woordenboek is aangetroffen, ongetwijfeld omdat het een taboewoord betreft. Wel was het condoom in de achttiende eeuw al uitgevonden en is bekend dat de Nederlanders in Japan visblazen gebruikten als condoom - maar hoe zij die noemden, weten we dus niet. Wellicht geeft het Japanse uitleenwoord een antwoord op deze intrigerende vraag. Het Japanse woord zou theoretisch ook terug kunnen gaan op het Duitse Rutensack, maar gezien de vorm met een -d- en het feit dat de Nederlanders en niet de Duitsers in de genoemde periode handelspartners waren van Japan, lijkt Nederlandse herkomst waarschijnlijker. Overigens luiden de moderne Japanse woorden voor ‘condoom’ kondōmu en sakku - het laatste woord is eveneens een Nederlands leenwoord.

Bron

Bij ieder woord in een vreemde taal is een literatuurvermelding toegevoegd; zie Literatuur voor een compleet overzicht van de gebruikte bronnen. Soms staat hier een persoonsnaam gevolgd door p.c. = persoonlijk commentaar; dan gaat het om informatie die is verschaft door een informant of op basis van veldonderzoek.

Ontleningssoort

De meeste Nederlandse woorden zijn door een andere taal overgenomen als reguliere leenwoorden, dat wil zeggen dat het Nederlandse woord qua klank, betekenis en grammaticale categorie min of meer ongewijzigd is overgenomen. Wel is vaak de uitspraak enigszins aangepast aan de fonologie van de ontlenende taal, en ook de spelling is meestal gewijzigd. Dergelijke woorden zijn ongemarkeerd opgenomen. Een minderheid van de uitleenwoorden is op een andere manier overgenomen. In de database is een onderscheid gemaakt tussen afleidingen, betekenisontleningen, leenvertalingen, hybriden en verbasteringen.

Afleidingen zijn woorden die in de brontaal zijn afgeleid van een oorspronkelijk Nederlands leenwoord, waarbij dat oorspronkelijke leenwoord inmiddels meestal is verdwenen. Meestal is het woord in de vreemde taal van woordsoort veranderd. Zo is het Franse bijvoeglijke naamwoord espiègle ‘ondeugend zonder kwaad te doen’ in enfant espiègle ‘stout kind’ een afleiding van het Nederlandse zelfstandige naamwoord uilenspiegel. De geschiedenis van Tijl Uilenspiegel werd voor het eerst in 1559 in het Frans vertaald. De avonturenroman sloeg aan en daarmee ook de schelmennaam; in 1690 ging men de naam in het Frans overdrachtelijk als bijvoeglijk naamwoord gebruiken voor ‘stout’. Andere afleidingen van Nederlandse woorden zijn de Franse beroepsnamen boulanger ‘bakker’ (afgeleid van het Nederlandse bol ‘rond broodje’) en brocanter ‘verkopen of handelen in curiosa’ (afgeleid van brok ‘stuk, fragment’).

Betekenisontleningen vinden plaats wanneer een bestaand woord in een vreemde taal er dankzij Nederlandse invloed een extra betekenis bij krijgt. De Nederlandse gewoonte om dierennamen overdrachtelijk te gebruiken ter aanduiding van voorwerpen die lijken op het bewuste dier, heeft ertoe geleid dat verschillende talen op dit terrein betekenissen aan het Nederlands hebben ontleend: dankzij de Nederlandse aanduidingen bok ‘zaagbok’, ezel ‘schildersezel’, kameel ‘toestel om schepen over ondiepten te lichten’, kat ‘vaartuig’ en kraan ‘hijswerktuig’ (van kraanvogel) zijn onder andere Amerikaans-Engels buck, Duits (Maler-)Esel, Duits Kamel en Frans chameau, Frans chat, Engels crane en Frans grue voorwerpsnamen geworden.

Sommige Nederlandse leenwoorden zijn letterlijk in een vreemde taal vertaald. Het bekendste voorbeeld van een dergelijke leenvertaling is waarschijnlijk de aardappel, die in het Frans pomme de terre wordt genoemd. De Duitse woorden Schwellenangst en Seehund zijn vertalingen van drempelvrees en zeehond, en de Engelse sand-creeper is de naam van een Zuid-Afrikaanse vissensoort die teruggaat op de Nederlandse naam zandkruiper.

Hybriden zijn samengestelde woorden in een vreemde taal waarvan een deel ontleend is aan het Nederlands en het andere deel een woord is uit de eigen taal, vaak een verduidelijking of vertaling van het Nederlandse woord. Dergelijke hybriden komen vooral veel voor in het Japans, vergelijk bijvoorbeeld de Japanse ontlening bītotō, die teruggaat op het Nederlandse bietsuiker: het eerste deel is het leenwoord biet, het tweede gedeelte bestaat uit het Japanse woord ‘suiker’.

Tot slot worden Nederlandse leenwoorden in de vreemde taal soms verbasterd. Vaak gaat het daarbij om verkortingen. Zo is het Nederlandse banketletter in het Amerikaans-Engelse dialect als letter geleend; vélocipède is in het Indonesisch geleend als sepéda ‘fiets’; schroefdraad en schroevendraaier zijn in het Javaans geleend als drad respectievelijk dréi. Ook komt het voor dat Nederlandse woorden in een andere taal worden overgenomen met het (vaak niet-herkende) Nederlandse lidwoord. De Engelse leliesoort daffodil is waarschijnlijk ontleend aan de Nederlandse plantennaam de affodil, d’affodil - inclusief het Nederlandse lidwoord. Het Papiaments kent dewer voor ‘het weer, bederf door invloed van licht of vochtigheid’, deros voor ‘de roos, wondroos’ en twee benamingen voor ziektes: degel, dehel ‘geelzucht’ en dewater ‘waterzucht’ - deze ziektenamen zijn ofwel verkortingen waarin het deel zucht is weggevallen, of ze zijn ontleend aan de oude uitdrukkingen de geel hebben, de gele zucht hebben, het water hebben. Het bekendste Nederlandse woord dat mét lidwoord is overgenomen, is ’t ruim ‘scheepsruim’: dit komt in het Russisch voor als trjum en is via het Russisch in een groot aantal andere talen beland.

Door de vijf genoemde procedés zijn talrijke Nederlandse uitleenwoorden niet tot nauwelijks nog herkenbaar - anders dan bij reguliere leenwoorden, waar over het algemeen de klank nog door het geleende woord schemert.

Afleidingen en samenstellingen

Als er in de andere taal afleidingen of samenstellingen zijn gemaakt van het Nederlandse leenwoord, betekent dit dat het uitleenwoord in de vreemde taal productief is geworden. Zo is van het werkwoord bedriegen in het Sranantongo bedrigiman ‘bedrieger’ afgeleid, terwijl in diezelfde taal een radio boskopdosu wordt genoemd, letterlijk een ‘boodschapdoos’. Van bus is in het Indonesisch membiskan ‘op de bus doen, versturen’ afgeleid.

Waar we toevallig stuitten op afleidingen of samenstellingen van uitleenwoorden, hebben we die ter illustratie toegevoegd; we hebben echter niet systematisch naar dergelijke woorden gezocht. Desondanks kan de geboden informatie voor onderzoekers als hulpmiddel dienen.

Etymologie

In de gevallen dat de gebruikte bronvermeldingen digitaal beschikbaar waren en er enigszins uitgebreide etymologie in werd vermeld, hebben we zoveel mogelijk de etymologische informatie uit de bronnen gekopieerd naar het etymologieveld. Deze informatie staat in de taal van de oorspronkelijke bron (Frans, Zweeds, etc.), en soms zijn vreemde tekens gemutileerd overgekomen. We tonen deze informatie daarom alleen als snel hulpmiddel voor onderzoekers; voor de exacte details verwijzen we naar de oorspronkelijke literatuur, die genoemd is in Bron.

Oudste datering

Als in de etymologische bronnen wordt vermeld sinds welk jaar of welke periode een Nederlands leenwoord in een andere taal voorkomt, is die informatie toegevoegd in de database. Helaas is slechts voor een beperkt aantal Europese talen informatie bekend over de ouderdom van woorden, maar desondanks is bij ruim 14.000 vreemde woorden dateringsinformatie toegevoegd om het is bij bijna een derde van de Nederlandse woorden in andere talen. Voor die talen kunnen we op basis van de dateringen zien wanneer de meeste Nederlandse woorden zijn uitgeleend; via Eenvoudig zoeken kunnen leenwoorden uit een bepaald jaar of periode worden. Ook kunnen resultaten op basis van deze informatie op een tijdslijn worden getoond. Onder Geavanceerd zoeken kan de oudste datering van een vreemd woord worden gecombineerd met de oudste datering van het Nederlandse woord, en zo kunnen we informatie krijgen over hoe snel na ontstaan van een woord het is uitgeleend.

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (2015), Uitleenwoordenbank, op uitleenwoordenbank.ivdnt.org
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal