Zoekresultaten: 946 woorden gevonden (beginnend met A)
Gebruikte filters:
A| B| C| D| E| F| G| H| I| J| K| L| M| N| O| P| Q| R| S| T| U| V| W| X| Y| Z| Toon/Verberg alle informatie in de uitklapmenu's
Visualiseer de resultaten
|
Toon op de kaart
één cirkeltje per uitleenwoord
|
Toon op de kaart
één cirkeltje per taal
|
Toon op een tijdslijn
|
-
▾ à décharge
[ter ontlasting van een beklaagde]
-
▾ Indonesisch
(saksi) à décharge /a désyars/
[(getuige) voor de verdediging]
-
▾ Indonesisch
(saksi) à décharge /a désyars/
[(getuige) voor de verdediging]
-
▾ à gogo
[in overvloed; ononderbroken]
-
▾ Indonesisch
a-go-go
[bewegingsvorm]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ber-a-go-go = a go-go-dansen
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
a-go-go
[bewegingsvorm]
-
▾ à la
[op de manier van]
-
▾ Indonesisch
ala
[op de manier van]
-
▾ Indonesisch
ala
[op de manier van]
-
▾ a.o.
[arbeidsongeschikt(heid)]
-
▾ Papiaments
a.o.
[arbeidsongeschikt]
status: ontlening onzeker
etymologie: mi ta a.o. awe (vandaag ben ik a.o.)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
a.o.
[arbeidsongeschikt]
-
▾ aagjesappel
[lichtzure appel]
-
▾ Duits
Aachtje, Agtapfel, Agatapfel
(dialect)
[lichtzure appel]
status: ontlening onzeker
etymologie: Foerste: Auch als Lehnwort im Danziger Werder, vgl. Wiens 144
bron: Foerste 1938 Mitzka 1958 Wiens 1916 (Foerste, Wiens, Mitzka)
-
▾ Duits
Aachtje, Agtapfel, Agatapfel
(dialect)
[lichtzure appel]
-
▾ aak
[platboomd binnenvaartuig]
-
▾ Duits
Aak, Aake
[vrachtpraam met platte bodem]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: <niederl.> das; -[e]s, -e u. Aa|ke die; -, -n
bron: Bartz 2007 Duden Fremd 1990 (Duden Fremd, Bartz)
-
▾ Frans
aque
†verouderd
[platbodem die rijnwijnen naar Holland vervoert]
datering: 1702 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Dial.vormen nåke 'grote Maasbark' 1705, nauke 'plat schip voor vervoer van stenen', afl.: naukléye 'volledige belading van een nauke', naûkli 'degene die een nauke bestuurt'.Dial. nåke usw. ist aus älterem ndl. naecke ent- lehnt, nfr. aque aus nndl. aak (das n- fällt weit herum durch deglutination ab).
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Noors
aak
[vrachtpraam met platte bodem]
-
▾ Russisch
aak
†verouderd
[platboomd vaartuig voor het vervoer van wijnen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aak. Een soort van lastscheepen, die met wijnen van Keulen koomen afdrijven dit sijn platboomde scheepen, onder breed uitgeset, hoog opgeboeid en booven smal toeloopende, voor en agter niet een breede steeven. Winsen., vgl. W. biz. 170: aeken, die wijn van Keulen halen, zijn lang en hoog, niet breede uitgezette buiken. Russ. aak, slechts bij V., die verklaart: ploskodoimoe sudno na nižném Rej no dl ja perevoza vin (platboomd vaartuig op den Reneden Rijn voor het vervoer van wijnen). I ioe weinig dit woord in het Russisch gebruikelijk is, ziet men reeds aan de on-Russische dubbele aa.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Sloveens
aak
[zeilschip voor vervoer van wijnen]
-
▾ Tsjechisch
aak
[vrachtpraam]
status: ontlening onzeker
etymologie: hol, (v niz. prostředí) nákladní člun podobný pramici pro říční dopravu zboží, např. vína
bron: Petráčková 1995 (ASCS)
-
▾ Duits
Aak, Aake
[vrachtpraam met platte bodem]
-
▾ aal
[biersoort]
-
▾ Frans
ale
[middeleeuwse zoete biersoort]
datering: 1280 (1251-1300)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR: mot du moy.néerl.; repris à l'angl. au xviiFEW: Mndl. ale ist mit e. ale identisch (Hier 1, 64 wird engl. ale als ausgangspunkt des fr. wortes angenommen. Da aber die ältesten fr. belege aus dem pik. stammen und da die bier- brauerei in den Niederlanden im Mittelalter sehr verbreitet war (s. Winkler-Prins, sub bier), ist entlehnung aus dem ndl. viel wahr- scheinlicher. Hingegen ist die nfr. form aile wohl durch berührung mit e. ale entstanden). Es ist im 13.jh. ins pik. eingedrungen. Eine besondere art dieses süsser schmeckenden bieres heisst mndl. goed ale, goedale (= gutes bier). Dieses ist ebenfalls im 13.jh. in die nördlichen teile des fr. sprachgebietes gedrungen. Nachdem es hier längere zeit auf ganz beschränktem gebiete gelebt hatte, drang es im 16.jh. auch in die fr. volkssprache ein. Es macht dann eine pejorative bed. entw. durch, die wohl zum teil zusammenhängt mit dem wandel des suff. zu -aille, das ja häufig einen depreziativen sinn hat. Vielleicht ist zuerst das verbum godailler nach süden gedrungen, zu dessen entstehung möglicherweise gogailler beigetragen hat und das sterker verbreitet ist als das subst.; dann wäre godaille 'bouillon mit wein' usw. aus dem verbum zurückgebildet. Zweifellos ist die sippe mit der zeit als ablt. vom stamm von godet 'becher' empfunden, in ihrer bed. dadurch wohl auch befördert worden.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1991 Wartburg 1928 (PRobert, Walter 2, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Frans
ale
[middeleeuwse zoete biersoort]
-
▾ aal
[paling]
-
▾ Frans
ale
(dialect)
[paling]
datering: 1393 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: alete
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Noors
ål
[paling]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: anord. âll = ags. æl (engl. eel), mnd. âl (holl. aal)
bron: Falk 1910-1911 (FuT)
-
▾ Frans
ale
(dialect)
[paling]
-
▾ aal
[priem]
-
▾ aalbes
[vrucht]
-
▾ Duits
Albessem, Aolbes, Aolber, Aalbäre
(dialect)
[vrucht]
status: ontlening onzeker
etymologie: Wiens: Zu Grunde liegt ndl aalbes, aalbezie, Plur. aalbessen, aalbezien, das auf mndl. aelbesie zurückgeht, vgl. nndl. aalbesse-boopje Johanissbeerstrach (bes, bezie, Pl. bessen, bezien Beere). Für die Entlehnung aus dem ndl. spricht das spezielle Vorkommen in diesem engen Bezirk, der gerade den Sammelpunkt der niederländischen Ansiedlungen Preussens bildet.
bron: Bischoff 1967 Kremer 1998 Mitzka 1958 Wiens 1916 (Kremer 08, Wiens, Mitzka, Bischoff)
-
▾ Duits
Albessem, Aolbes, Aolber, Aalbäre
(dialect)
[vrucht]
-
▾ aalmoes
[gift]
-
▾ Deens
almisse
[gift]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk almisse, som afløser gammeldansk almusæ, oldfransk almosne, DDO: fra mnty. almisse, fra oldfr: almosne, fra gr. eleemosyne "barmhjertighed".
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, DDO)
-
▾ Negerhollands
almis, almisse
[gift]
datering: 1905 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: almis (Hesseling 1905), almisse (Hesseling 105: 199)
bron: Hesseling 1905 (Hesseling 1905, Hesseling 1905: 199)
-
▾ Noors
almisse
[gift]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: gj lty og mlat fra gr eleemosyne, 'miskunn'; FuT: ist mnd almisse (neben almese), dem ags. aelmesse (engl. alms) entspricht. Dagegen stammt anord. olmusa, almusa, alt.dän. almuse, schw. almosa von ahd. alamuosan, alamosan (nhd. Almosen, in älterer Zeit auch Almusen) = holl. aalmoes
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
almisse
[gift]
-
▾ aam
[vochtmaat]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1285-1286;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
ame
[vochtmaat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra mnt. nt. am(e) ell. ty. ahm(e), ohm
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Engels
aam
[vochtmaat]
datering: 1502 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: Du. aam (pl. amen); cogn. w. mod.G. ahm, ohm; MHG. âme, ôme; OHG. âma, ôma a cask; ON. âma a tub; a. L. <abreve>ma, h<abreve>ma; ad. Gr. <gk><alenis><acu>mh</gk> a water-bucket. Aam is the mod.Du. spelling, the Eng. forms being only historical.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Noors
ame
†verouderd
[inhoudsmaat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: over mnty. og mlat. fra gr. arne «vannspann»; in dialect ook grote ton
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Tsjechisch
aam
†verouderd
[inhoudsmaat]
status: ontlening onzeker
etymologie: hol, stará hol. jednotka objemu (155,2 l), užívaná kdysi v Indonésii
bron: Petráčková 1995 (ASCS)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
aum
[vochtmaat]
-
▾ Zweeds
åm
[vochtmaat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. am 'fat; tunna'; av lågty. am med samma bet.; av lat. ama 'vinfat', grek. ame 'vattenämbar'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ame
[vochtmaat]
-
▾ aambeeld
[ijzeren smeedblok; middelste gehoorbeentje]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1599;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
ambal, ambeel
[ijzeren smeedblok]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 Ginneken 1913-1914 (JAC, Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Deens
ambolt
[ijzeren smeedblok; middelste gehoorbeentje]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk ambolt, anebolt, anebelte dannet af an-, ane- 'på' + et ord besl.m. bolt egl. 'slagstift' , DDO; fra mnty. ambolt, anebelte, første led -an "på", sidste led vist til en rod med betydningen "slå".
bron: Becker-Christensen 2005 Falk 1910-1911 (FuT, PNOE, DDO)
-
▾ Noors
ambolt
[ijzeren smeedblok; middelste gehoorbeentje]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: mnty. ambolt
bron: NROi (NROi)
-
▾ Papiaments
ánbelt (ouder: aanbeeld)
[ijzeren smeedblok]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Putman1859 p.116 "Myne vyl is erg bot. Smeed er nu op uw aanbeeld een' fermen kop op. - Mi vyl ta masjar stompi. Pega awoor arieba bo aanbeeld oen bon kabees na el (né.)"
bron: Putman 1859 Putte 2008 (Putman1859, Putte PN)
-
▾ Zweeds
ambult
[ijzeren smeedblok]
datering: 1543 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1543; av lågty. ambolt med samma bet., urspr. 'det man hamrar el. slår på'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
ambal, ambeel
[ijzeren smeedblok]
-
▾ aambei(en)
[besvormige zwelling van de aderen aan de anus]
-
▾ Indonesisch
ambéien
[besvormige zwelling van de aderen aan de anus]
-
▾ Madoerees
ambe
[besvormige zwelling van de aderen aan de anus]
-
▾ Menadonees
ambèyen, ambèien
[besvormige zwelling van de aderen aan de anus]
status: ontlening onzeker
etymologie: ontleend in het mv
bron: Warokka 2004 Warouw 1985 (DJERY, MSW)
-
▾ Papiaments
ambei
[besvormige zwelling van de aderen aan de anus]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
ambéien
[besvormige zwelling van de aderen aan de anus]
-
▾ aamborstig
[kortademig]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1351-1400;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
aamboarstich
[kortademig, astmatisch]
-
▾ Noors
andpusten
[buiten adem (door inspanning); (fig.) hectisch, opgejaagd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: NROi: omtydn. eft. forpusten av mnty. amborstich «trangpusten», egtl. «som mangler pust»; BO: omdannet av e da. ambystig fra lty amörstich, 'trangpustet'; FuT: umdeutung von von mnd âmborstich (holl. aamborstig), dessen erstes glied eine kontrahierte form von mnd. âdem (holl. adem) ist und dessen letztes glied mnd. borstich, 'fehlend' ist. Anknüpfung an bryst (mnd. holl. borst) hat schon in nd. und holl. stattgefunden.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 NROi (NROi; BO; FuT)
-
▾ Fries
aamboarstich
[kortademig, astmatisch]
-
▾ aan
[voorzetsel; bijwoord]
-
▾ Deens
an
[bijwoord: aan, ook als boekhoudkundige term]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk an 'på', samme ord som forældet og dialektalt dansk å 'på', DDO: fra nty. an, jf. oldn á "på".
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, DDO)
-
▾ Negerhollands
aan, an
[bijwoord: niet uit]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: aan (old 1776), an (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Skepi-Nederlands
an
[voorzetsel]
-
▾ Surinaams-Javaans
an
[bijwoord: niet uit]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngean = aanzetten
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Zweeds
om (om bord, om babord)
[geeft in de scheepvaart locatie op schepen aan (aan boord, bakboord)]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: SAOB: om bord [ aan boord]; om babord [aan bakboord] ; om skeppsbord [aan boord]; om styrbord [aan stuurboord]
etymologie: SAOB; av mlt. an, holl. aan, t. an, eng. on
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Deens
an
[bijwoord: aan, ook als boekhoudkundige term]
-
▾ aan land
[op het droge]
-
▾ Berbice-Nederlands
alanda
[op het droge]
-
▾ Berbice-Nederlands
alanda
[op het droge]
-
▾ aan lij
[aan de zijde die van de wind is afgekeerd]
-
▾ Russisch
aanlí, anléj
†verouderd
[aan de zijde die van de wind is afgekeerd]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aan lij. Aan de zijde, die van den wind afgekeerd is. T. Russ. aanli, anléj, pod věter (onder den wind). V., die deze woorden alleen heeft, teekent er bij aan, dat zíj verouderd zijn en tegenwoordig niet meer gebruikt worden.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
aanlí, anléj
†verouderd
[aan de zijde die van de wind is afgekeerd]
-
▾ aan loef
[aan de zijde waarvan de wind komt]
-
▾ Russisch
aanljúf, anljúf
†verouderd
[aan de zijde waarvan de wind komt]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aan loef. Aan de zijde, vanwaar de wind komt. T. Russ. aanljúf, anljúf k vetru (naar den wind toe).
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
aanljúf, anljúf
†verouderd
[aan de zijde waarvan de wind komt]
-
▾ aan-
[bijwoord en voorvoegsel waarmee samengestelde werkwoorden worden gevormd met de betekenis: op, in, naar, aan]
-
▾ Deens
an-
[voorvoegsel waarmee werkwoorden worden gevormd met de betekenis: op, in, naar, aan]
-
▾ Noors
an-
[voorvoegsel waarmee werkwoorden worden gevormd met de betekenis: op, in, naar, aan]
-
▾ Zweeds
an-
[voorvoegsel waarmee werkwoorden worden gevormd met de betekenis: op, in, naar, aan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: anfalla etc.
bron: Falk 1910-1911 (FuT)
-
▾ Deens
an-
[voorvoegsel waarmee werkwoorden worden gevormd met de betekenis: op, in, naar, aan]
-
▾ aanbedene
[hartstochtelijk bemind persoon]
-
▾ Fries
oanbedene
[hartstochtelijk bemind persoon]
-
▾ Fries
oanbedene
[hartstochtelijk bemind persoon]
-
▾ aanbelangen
[betreffen, aangaan]
-
▾ aanbetrouwen
[toevertrouwen]
-
▾ Deens
anbetro
[aanbetrouwen]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: laant fra holl. aanbetrouwen ell. dannet efter ty. anvertrauen
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
anbetro
[aanbetrouwen]
-
▾ aanbiddelijk
[waardig om aanbeden te worden ]
-
▾ Duits
ambiddelk
†verouderd
(dialect)
[waardig om aanbeden te worden ]
status: ontlening onzeker
etymologie: In der jetzigen Mundart nicht bekannt
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
ambiddelk
†verouderd
(dialect)
[waardig om aanbeden te worden ]
-
▾ aanbidden
[met geestdrift vereren]
-
▾ Negerhollands
bed aan, bid an
[met geestdrift vereren]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: bed aan (old 1776), bid an (Hesseling 1905: 230)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 230)
-
▾ Negerhollands
bed aan, bid an
[met geestdrift vereren]
-
▾ aanbieding
[het aanbieden; dat wat aangeboden wordt]
-
▾ Fries
oanbieding
[het aanbieden; dat wat aangeboden wordt]
-
▾ Fries
oanbieding
[het aanbieden; dat wat aangeboden wordt]
-
▾ aanbod
[aanbieding]
-
▾ Noors
anbud
[prijsopgave, offerte]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra ty, lty; FuT: von mnd. anbot
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Noors
anbud
[prijsopgave, offerte]
-
▾ aanbrengen
[plaatsen]
-
▾ Noors
anbringe
[zetten, leggen, plaatsen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra ty, lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
anbringa
[plaatsen]
datering: 1807 (1801-1850)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1807; av lågty. anbringen med samma bet.; jfr 1bringa
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
anbringe
[zetten, leggen, plaatsen]
-
▾ aandacht
[belangstelling]
-
▾ Fries
oandacht
[belangstelling]
-
▾ Negerhollands
andacht
[belangstelling]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: aandachtig = met andacht
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Zweeds
andakt
[verzoek of aanvraag tot een god(heid)]
datering: 1705 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: andaktsstund, husandakt, kvällsandakt
etymologie: sedan 1705; av lågty. andacht, ty. Andacht med samma bet., till denken 'tänka'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Fries
oandacht
[belangstelling]
-
▾ aandeel
[deel; deelname; gedeelte dat iemand bijdraagt tot het kapitaal voor een onderneming]
-
▾ Ambons-Maleis
andèl
[deelname]
-
▾ Deens
andel
[deel; deelname; investering in deel van een bedrijf of gebouw]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk andêl dannet af an 'til, på' + dêl 'del' , DDO: fra mnty. andel, Arnesen: Nederlands
bron: Becker-Christensen 2005 Arnesen (PNOE, DDO, Arnesen)
-
▾ Indonesisch
andél, andil
[deel; bijdrage]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: berandil = deelnemen aan , delen in
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
andhil
[deel (hebben, nemen in)]
-
▾ Makassaars
ândelé
[aandeel in een onderneming; systeem waarbij een aantal personen geld stort waarna het gestorte geld beurtelings aan één van die mensen wordt uitgekeerd]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
handèl, andèl
[steun, deelname]
-
▾ Minangkabaus
anden
[deelname]
- ▾ Noors andel [deel, belang, medewerking, deelachtigheid]
-
▾ Sranantongo
àndeil
[deelname; gedeelte dat iemand bijdraagt tot het kapitaal voor een onderneming]
-
▾ Zweeds
andel
[(relatieve) deelname, betrokkenheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. andel; av lågty. andel med samma bet.; jfr del
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
andèl
[deelname]
-
▾ aandoen
[kort bezoeken; aantrekken; veroorzaken]
-
▾ Deens
anduve
[(scheepsterm) land benaderen vanaf open zee]
status: ontlening onzeker ; verbastering
afleidingen en samenstellingen: ook: duve = bereiken, naderen (OOD, Jessen, FuT, SAOB)
etymologie: PNOE: fra nederlandsk aandoen 'ramme, komme hen til' af aan 'an, til, på' og doen 'gøre', besl.m. dansk dont, dåd, omdannet under påvirkning af duve. OOD: laant fra holl. (aan)doen (nt. andoon), ramme, anfalde, komme hen til osv.; sidste led er holl. doen. DDO: under indflydelse af vb. "duve" omdannelse af nederl. aandoen, "ramme, anfalde, komme hen til"., Hammerich 45: Nederlands
bron: (PNOE, OOD, DDO, Hammerich 45, BO)
-
▾ Fries
oandwaan
[kort bezoeken; aantrekken; veroorzaken]
-
▾ Noors
anduve
[(scheepsterm) land benaderen vanaf open zee]
status: ontlening onzeker ; verbastering
etymologie: BO: omdannet av nederl. aandoen, 'gjøre'; FuT: Land anduven, zu nd. dûven, "stossen, schlagen", holl. dof "stoss, ruderschlag", anduve heisst ja, durch vorsichtiges rudern langsam dem lande nadern
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
angöra
[land benaderen vanaf open zee]
datering: 1877 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: efter lågty. andon, nederl. anmaken med samma bet., till an- 'i riktning mot'
bron: SAOB 1898 (SAOB; NEO)
-
▾ Deens
anduve
[(scheepsterm) land benaderen vanaf open zee]
-
▾ aandoening
[gewaarwording]
-
▾ Fries
oandwaning
[gewaarwording]
-
▾ Fries
oandwaning
[gewaarwording]
-
▾ aandragen
[naar voren brengen; opperen, voorstellen]
-
▾ Deens
andrage
[bedragen, verzoeken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk andragen 'bringe frem, anmelde, anklage, ansøge' af an 'til, på' og dragen 'bære'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
andra
[bedragen, verzoeken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, ty; FuT: mnd. andragen, "vorbringen"; die veränderte konstruktion ("andrage en om noget") stammt von synonymen wie "bede"
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
andrage
[bedragen, verzoeken]
-
▾ aaneen
[elkaar in tijd opvolgend, aan elkaar]
-
▾ Fries
oanien
[elkaar in tijd opvolgend, aan elkaar]
-
▾ Fries
oanien
[elkaar in tijd opvolgend, aan elkaar]
-
▾ aangaan
[betreffen]
-
▾ Deens
angå
[te maken hebben met]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk angân dannet af an 'til, på' + gân 'gå'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
angå
[betreffen, van belang zijn voor]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: eft. mnty. angân , jf. gå an , egtl. «gå løs på, ta fatt på»); BO: fra lty; FuT: von mnd. angân, eigentlich "hingehen zu, berühren"
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 NROi (NROi; BO; FuT)
-
▾ Deens
angå
[te maken hebben met]
-
▾ aangaan
[tieren, uitvaren]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
gaan aan
[drammen]
<via Afrikaans>
datering: 1985 (1951-2000)
status: ontlening onzeker
etymologie: prob. fr. Afk. aangaan cariy on, rave, storm at, itself perh. orig. formed on Eng. go on, as in 'don't go on like that'
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
gaan aan
[drammen]
<via Afrikaans>
-
▾ aangaande
[betreffende]
-
▾ Deens
angående
[betreffende]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: an+gå ¯ nedertysk angân, ¯ an 'til, på' + gân 'gå'
bron: Becker-Christensen 2005 (EWN, PNOE)
-
▾ Zweeds
angående
[betreffende]
-
▾ Deens
angående
[betreffende]
-
▾ aangedaan
[emotioneel]
-
▾ Fries
oandien
[emotioneel]
-
▾ Fries
oandien
[emotioneel]
-
▾ aangeklaagde
[die aangeklaagd wordt]
-
▾ Fries
oanklage
[die aangeklaagd wordt]
-
▾ Fries
oanklage
[die aangeklaagd wordt]
-
▾ aangelegen
[belangrijk]
-
▾ Noors
angelegen
[belangrijk, gewichtig, verlangend]
-
▾ Zweeds
angelegen
[belangrijk, gewichtig, verlangend]
datering: 1723 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1723; av lågty., ty. angelegen med samma bet., eg. 'som ligger intill, om hjärtat'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
angelegen
[belangrijk, gewichtig, verlangend]
-
▾ aangelegenheid
[zaak, belang]
-
▾ Negerhollands
angelegenheit
[zaak, belang]
-
▾ Negerhollands
angelegenheit
[zaak, belang]
-
▾ aangenaam
[behaaglijk]
-
▾ Fries
oangenaam
[behaaglijk]
-
▾ Negerhollands
aangenaam
[behaaglijk]
-
▾ Fries
oangenaam
[behaaglijk]
-
▾ aangenomen
[in ontvangst genomen; geadopteerd]
-
▾ Negerhollands
aangenom, angenomen
[in ontvangst genomen; geadopteerd]
datering: 1742 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: aangenom (rossem 1996: 58), angenomen (Hesseling 1905: 247)
bron: Hesseling 1905 Rossem 1996 (Rossem 1996: 58, Hesseling 1905: 247)
-
▾ Negerhollands
aangenom, angenomen
[in ontvangst genomen; geadopteerd]
-
▾ aangeschoten
[getroffen]
-
▾ Papiaments
aangeschoten
[voetbalterm]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
aangeschoten
[voetbalterm]
-
▾ aangetoond
[bewezen]
-
▾ Negerhollands
aangetoont
[bewezen]
-
▾ Negerhollands
aangetoont
[bewezen]
-
▾ aangetrouwd
[door huwelijk tot de familie behorend]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
married-on
[door huwelijk tot de familie behorend]
<via Afrikaans>
datering: 1990 (1951-2000)
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: Afk. aangetroude familie ('in-laws')
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
married-on
[door huwelijk tot de familie behorend]
<via Afrikaans>
-
▾ aangeven
[aanduiden; verklikken]
-
▾ Deens
angive
[markeren; aangifte doen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk angeven dannet af an 'til, på' + geven 'give'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fries
oanjaan
[aanduiden; verklikken]
-
▾ Noors
angi
[melden, opgeven, aangifte doen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: eft. mnty. angeven; BO: etter lty; FuT ist mnd. angeven
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 NROi (NROi; BO; FuT)
-
▾ Zweeds
ange
[melden, mededelen; bepalen]
datering: 1773 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: angivande, angivning, angivelse
etymologie: sedan 1773; av ty. angeben, lågty. angeven med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
angive
[markeren; aangifte doen]
-
▾ aangezicht, aanzicht
[gelaat]
-
▾ Deens
ansigt
[gelaat; gezichtsuitdrukking; aanzien]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk ansicht, ansichte 'ansigt' besl.m ansên 'anse'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, DDO)
-
▾ Fries
aangesicht
[gelaat]
-
▾ Negerhollands
aangesicht, aangesecht, angesigt
[gelaat]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: aangesicht, aangesecht (old 1776), angesigt (Hesseling 1905:200)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 200)
-
▾ Noors
ansikt
[gelaat; gezichtsuitdrukking; aanzien]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: mnty. ansicht , jf. åsyn; BO: fra lty, eg "det en ser på'
bron: NROi (NROi; BO)
-
▾ Zweeds
ansikte
[gezicht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: stenansikte
etymologie: före 1520; fornsv. ansikte; av lågty. ansichte med samma bet., till an 'på' och en bildn. till se; besl. med 1sikt, åsikt
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ansigt
[gelaat; gezichtsuitdrukking; aanzien]
-
▾ aangifte
[melding van burger aan de overheid]
-
▾ Fries
oanjefte
[melding van burger aan de overheid]
-
▾ Papiaments
angefte
[melding van burger aan de overheid]
-
▾ Fries
oanjefte
[melding van burger aan de overheid]
-
▾ aangrijnzen
[grijnzend aanzien]
-
▾ Fries
oangrynzje
[grijnzend aanzien]
-
▾ Fries
oangrynzje
[grijnzend aanzien]
-
▾ aangrijpen
[aanvallen; beetpakken]
-
▾ Deens
angribe
[aanvallen; aanpakken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk angripen dannet af an + gripen (jf. gribe); jf. gribe an 'tage fat på', DDO: fra nty. angripen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, DDO)
-
▾ Noors
angripe
[aanvallen; aanpakken; aantasten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: eft. mnty. angripen , opr. «gripe på noget, gripe fatt i»; jf. gripe an; BO: fra lty
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 NROi (NROi; BO; niet in FuT)
-
▾ Zweeds
angripa
[aanvallen; aanpakken; bekritiseren]
datering: 1534 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1534; av lågty. angripen, ty. angreifen med samma bet.; jfr gripa
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
angribe
[aanvallen; aanpakken]
-
▾ aanhaken
[aankoppelen]
-
▾ aanhalen
[aantrekken]
-
▾ Deens
anhale
[een touw strak aantrekken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra nt. anhalen, jf. holl. aanhalen, NROi: sjøu., nty. anhalen ell. holl. aanhalen
bron: NROi (OOD, NROi)
-
▾ Noors
anhale
†verouderd
[strak aantrekken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sjøu., nty. anhalen ell. holl. aanhalen
bron: NROi (NROi)
-
▾ Deens
anhale
[een touw strak aantrekken]
-
▾ aanhalig
[lief doend of graag geliefkoosd worden]
-
▾ Fries
oanhalich
[lief doend of graag geliefkoosd worden]
-
▾ Fries
oanhalich
[lief doend of graag geliefkoosd worden]
-
▾ aanhang
[gezamenlijke volgers; (verouderd) aanhangsel]
-
▾ aanhangmotor
[motor die aan een vaar- of voertuig aangehangen kan worden]
-
▾ Fries
oanhangmotor
[motor die aan een vaar- of voertuig aangehangen kan worden]
-
▾ Fries
oanhangmotor
[motor die aan een vaar- of voertuig aangehangen kan worden]
-
▾ aanhangwagen
[wagen die door een voorgaande wagen wordt voortgetrokken]
-
▾ Indonesisch
anhang
[laadwagen die door een voorgaande wagen wordt voortgetrokken]
-
▾ Indonesisch
anhang
[laadwagen die door een voorgaande wagen wordt voortgetrokken]
-
▾ aanhankelijk
[geneigd om zich uit liefde of genegenheid aan iemand te hechten]
-
▾ Fries
oanhinklik, oanhanklik
[geneigd om zich uit liefde of genegenheid aan iemand te hechten]
-
▾ Fries
oanhinklik, oanhanklik
[geneigd om zich uit liefde of genegenheid aan iemand te hechten]
-
▾ aanhitsen
[ophitsen]
-
▾ Fries
oanhitse
[ophitsen]
-
▾ Fries
oanhitse
[ophitsen]
-
▾ aanhorigen
[(verouderd) bloedverwanten]
-
▾ aanhouden
[arresteren; aandringen]
-
▾ Deens
anholde
[arresteren; protesteren; vragen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk anholden 'holde fast, ansøge om' dannet af an 'til, på' + holden 'holde'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
anholde
[arresteren; verzoeken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: eft. mnty. anholden egtl. «holde ved, fast» jf. holde an; BO: etter lty eller ty; FuT: mnd. anholden, , eigentlich "einen festhalten, (Nämlich um ihm etwas zu bitten")
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 NROi (NROi; BO; FuT)
-
▾ Deens
anholde
[arresteren; protesteren; vragen]
-
▾ aanklacht
[beschuldiging ingediend bij het gerecht]
-
▾ Soendanees
kĕlah
[beschuldiging]
-
▾ Soendanees
kĕlah
[beschuldiging]
-
▾ aanklagen
[officieel beschuldigen]
-
▾ Deens
anklage
[beschuldigen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk anklagen dannet af an 'til, imod' + klagen 'klage'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
anklage
[aanklacht indienen tegen, beschuldigen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO; etter lty, ty
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
klaag
†verouderd
[officieel beschuldigen]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.51
bron: Putman 1859 (Putman1859)
-
▾ Soendanees
ngĕlak (keun)
[beschuldigen]
-
▾ Zweeds
anklaga
[beschuldigen]
datering: 1541 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
anklage
[beschuldigen]
-
▾ aankleden
[kleren aantrekken]
-
▾ Negerhollands
kleed na
[kleren aantrekken]
-
▾ Negerhollands
kleed na
[kleren aantrekken]
-
▾ aankleven
[(zich) aan iets anders hechten]
-
▾ aanknippen
[aandoen (van licht)]
-
▾ Fries
oanknippe
[aandoen (van licht)]
-
▾ Fries
oanknippe
[aandoen (van licht)]
-
▾ aankomen
[arriveren]
-
▾ Deens
ankomme
[arriveren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk ankomen dannet af an 'til' + komen 'komme'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
ankomme
[arriveren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: eft. mnty. ankomen , ty. an kommen , jf. komme an; BO: etter lty
bron: NROi (NROi; BO)
-
▾ Zweeds
ankomma
[arriveren]
datering: 1541 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1541; av lågty. ankomen, ty. ankommen med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ankomme
[arriveren]
-
▾ aankomst
[het bereiken van de bestemming]
-
▾ Deens
ankomst
[het bereiken van de bestemming]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk ankomst, ankumpst dannet af an 'til, frem' + komst, kumpst 'det at komme, ankomst', afl. af komen 'komme' med et fællesgermansk suffiks *-stiz, *-tiz
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
ankomst
[het bereiken van de bestemming]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: eft. mnty. ankumpft, ankumpst , ty. ankunft; BO: fra lty; FuT: von mnd. ankumpst
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 NROi (NROi; BO; FuT)
-
▾ Zweeds
ankomst
[het bereiken van de bestemming]
datering: 1565 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ankomstdag, ankomsttid
etymologie: sedan 1565; av lågty. ankumpst med samma bet.; till ankomma; jfr inkomst
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ankomst
[het bereiken van de bestemming]
-
▾ aanleg
[talent]
-
▾ Duits
Anlech
†verouderd
(dialect)
[talent]
-
▾ Fries
oanlech
[talent]
-
▾ Menadonees
anlèm
[talent]
-
▾ Duits
Anlech
†verouderd
(dialect)
[talent]
-
▾ aanleggen
[aanbrengen; maken; afmeren]
-
▾ Deens
anlægge
[aanleggen, kweken, opzetten, aannemen, innemen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk anleggen dannet af an 'på, til' + leggen 'lægge'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
anlegge
[aanbrengen, opzetten, (standpunt) innemen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: eft. mnty. anleggen; BO: etter lty, ty
bron: NROi (NROi; BO)
-
▾ Zweeds
anlägga
[aanbrengen, opzetten]
datering: 1657 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1657; efter lågty. anleggen, ty. anlegen med samma bet.; jfr ålägga
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
anlægge
[aanleggen, kweken, opzetten, aannemen, innemen]
-
▾ aanleiding
[omstandigheid die iets ten gevolge heeft]
-
▾ Fries
oanlieding
[omstandigheid die iets ten gevolge heeft]
-
▾ Fries
oanlieding
[omstandigheid die iets ten gevolge heeft]
-
▾ aanlengen
[verdunnen]
-
▾ Fries
oanlingje
[verdunnen]
-
▾ Papiaments
lèngu
[verdunnen]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Fries
oanlingje
[verdunnen]
-
▾ aanliggen
[zich liggend bevinden bij; zekere koers houden; grenzen aan]
-
▾ aanloeven
[hoger aan de wind gaan zeilen]
-
▾ Deens
anløve
[hoger aan de wind sturen]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: efter ty. anluven ell. holl. aanloeven, jf. tilluve; nu især som vbs.
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
anløve
[hoger aan de wind sturen]
-
▾ aanloop
[korte versnelde loop die men doet, als men springen of iets werpen wil]
-
▾ Fries
oanloop
[korte versnelde loop die men doet, als men springen of iets werpen wil]
-
▾ Fries
oanloop
[korte versnelde loop die men doet, als men springen of iets werpen wil]
-
▾ aanlopen
[een haven binnenkomen en aanleggen; door verhitting verkleuren]
-
▾ Deens
anløbe
[een haven binnenkomen en aanleggen; door middel van kleuren de hardheid van staal aangeven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: fra nedertysk anlopen dannet af an 'imod, til' + lopen 'løbe'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE, Lundbeck)
-
▾ Noors
anløpe
[een haven binnenkomen en aanleggen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: eft. mnty. anlôpen; BO: etter lty, ty
bron: NROi (NROi; BO:)
-
▾ Zweeds
anlöpa
[een haven binnenkomen en aanleggen]
datering: 1807 (1801-1850)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1807; efter lågty. anlopen, ty. anlaufen med samma bet.; jfr 1löpa
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
anløbe
[een haven binnenkomen en aanleggen; door middel van kleuren de hardheid van staal aangeven]
-
▾ aanmaak
[het aanmaken, m.n. het in voorraad vervaardigen]
-
▾ Fries
oanmaak
[het aanmaken, m.n. het in voorraad vervaardigen]
-
▾ Fries
oanmaak
[het aanmaken, m.n. het in voorraad vervaardigen]
-
▾ aanmaakhout
[stukjes hout om de kachel aan te maken]
-
▾ Fries
oanmakhout
[stukjes hout om de kachel aan te maken]
-
▾ Fries
oanmakhout
[stukjes hout om de kachel aan te maken]
-
▾ aanmaakturf
[turf om de kachel aan te maken]
-
▾ Fries
oanmakturf
[turf om de kachel aan te maken]
-
▾ Fries
oanmakturf
[turf om de kachel aan te maken]
-
▾ aanmaning
[sommatie]
-
▾ Papiaments
aanmaning
[sommatie]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
aanmaning
[sommatie]
-
▾ aanmeren
[aanleggen, vastleggen]
-
▾ Baskisch
amarratu
[vastbinden]
<via Frans>
datering: 1643 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: amarra (1745). Sar 1 omschrijft dit als ‘band’. Azk 1 vertaalt dit met ‘sjorring, band’, Lh met ‘tros’. Lh geeft nog amarradura ‘band’.
etymologie: Lh noemt de vorm Labourdijns en verwijst bij amarra ‘tros’naar het Gaskons amarra (WJ: amarrar?) ‘vastbinden’.Volgens Azk 1 zowel in Noord- als Zuid-Baskisch voorkomend. Volgens Sar 1 (1984) weinig gebruikt behalve in Noord-Baskisch, maar toch ook vermeld in AH en Barr (Biskaais).
bron: AH 1998 Azkue 1969 Barrutia 2000 Lhande 1926 Sarasola 1984-1995 (Lh, Azk 1, Sar 1, Barr, Arrantza Hiztegia [Visserijwoordenboek] (1998), Vitoria.)
-
▾ Bretons
amarr
[meerkabel]
<via Frans>
-
▾ Frans
amarrer
[een (scheeps)touw vastbinden]
datering: 1301-1400 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: amarre, amarrage; démarrer (in Walter apart lemma, afgel. van nl. aanmarren `amarrer', met verandering van voorv.; 17e e.), porte-amarre
etymologie: PR 1990: du néerl. aanmar(r)en; PR 1993: du néerl. aenmarrenL: anc. fr. marer (et marrer, sous infl. de marre, houe), du néerl. maren, attacherFEW: Die verbreitung des verbums amarrer verrät sicher germanischen ursprung. Es lebt auch in den andern rom. sprachen: it. amarrare, kat. amarrar (seit 14.jh.), sp. pg. amarrar (seit ende 15.jh.); diese formen sind aus dem fr. entlehnt. amarrer ist besonders in der Normandie und in Westfrankreich verbreitet. Das weist auf entlehnung aus dem ndl., nicht aus dem deutschen (ahd. marran, marren neben marrjan), wie Braune Z 21, 214 vorgeschlagen hat, und zwar aus der marineterminologie. Im ndl. ist allerdings nur das simplex mndl. marren 'ein schiff festbinden', merren (vgl. MARREN, hier 16,534), nndl. meren, belegt; doch ist eine bildung mit aan- (mndl. aen-) ohne weiteres gegeben. Vgl. im Teuthonista den beleg 'dat scheep dairan to merren'. Die zuss. ist auch in deutschen mundarten belegt: schweizd. anmärren 'ein schiff anbinden', els. anmären.Zie trefwoord 'meren', vorm 'marer'.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Valkhoff 1949 Walter 1997 Wartburg 1928 (PRobert, Walter, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Italiaans
amarra
[ankertouw]
<via Frans>
datering: 1824 (1801-1850)
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: afleiding van Frans amarrer
bron: Cortelazzo 1979 Morlicchio 2000 Zolli 1991 (Cortelazzo/Zolli, LEI)
-
▾ Portugees
amarrar
[vastbinden, vastmaken]
<via Frans>
datering: 1301-1400 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: amarraça<~>o (1813); amarrado (xiv); desamarrar (1813)
etymologie: Do fr. amarrer, deriv. do m. neerl. aanmarren.
bron: Boudens 1988 Cunha 1986 (Da Cunha, Boudens)
-
▾ Roemeens
amară
[ankertouw]
<via Frans>
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: afleiding van Frans amarrer
bron: Dict. English-Romanian 1991 (Dict. English-Romanian, Romanian English 1991)
-
▾ Spaans
amarrar
[(aan)meren; vastbinden]
<via Frans>
datering: 1450 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: amarra, 1492; amarradero; amarraje; amarre
etymologie: Del fr. amarrer íd., y éste del neerl. med. aanmarren `atar'.
bron: Corominas 1983 (Corominas)
-
▾ Baskisch
amarratu
[vastbinden]
<via Frans>
-
▾ aanmerkelijk
[opmerkelijk, aanzienlijk]
-
▾ Duits
anmerkelk
†verouderd
(dialect)
[aanzienlijk]
-
▾ Duits
anmerkelk
†verouderd
(dialect)
[aanzienlijk]
-
▾ aanmerken
[ter afkeuring opmerken]
-
▾ Negerhollands
merk aan
[ter afkeuring opmerken]
-
▾ Negerhollands
merk aan
[ter afkeuring opmerken]
-
▾ aanmoedigen
[(iemand) op een positieve manier aansporen]
-
▾ Deens
anmode
[vragen om]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: nedertysk anmoden 'forlange, kræve' ¯ an 'til' + moden 'forlange, formode, opmuntre' afl. af môt 'sind, stemning, tillid, mod' (jf. mod)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
anmode
[(iemand) op een positieve manier aansporen, vragen (om)]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: mnty. anmoden
bron: NROi (NROi)
-
▾ Zweeds
anmoda
[(iemand) op een positieve manier aansporen]
datering: 1620 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1620; av lågty. anmoden, ty. anmuten med samma bet., till lågty. moden, ty. muten 'kräva'; jfr 1mod, muta in
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
anmode
[vragen om]
-
▾ aanmonsteren
[(zeemansterm) bij monstering in dienst nemen]
-
▾ Noors
mønstre på
[(zeemansterm) bij monstering in dienst nemen]
-
▾ Noors
mønstre på
[(zeemansterm) bij monstering in dienst nemen]
-
▾ aannemen
[in ontvangst nemen; in dienst nemen; veronderstellen]
-
▾ Deens
annamme
†verouderd
[ontvangen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk annamen 'tage imod, antage, påtage sig' afl. af annâme 'modtagelse' af an 'imod, på, til' + nâme 'indtagelse, indtægt, modtagelse, bytte' af nemen 'tage', opr. af indoeuropæisk *nem-, *em- 'tage' (jf. konsumere, nemme, prompte, præmie)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Deens
antage
[in dienst nemen; vorm aannemen; accepteren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: efter nedertysk annemen 'tage fat i, påtage sig' dannet af an 'til, på, imod' + nemen 'tage'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
neem aan, anneem
[ontvangen; in dienst nemen]
datering: 1742 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: neem aan (old 1776), anneem (Rossem 1996: 54)
bron: Rossem 1996 (old 1776, Rossem 1996: 54)
-
▾ Noors
annamme
†verouderd
[in ontvangst nemen; begrijpen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: mnty. sideform til annemen, motta; BO: fra lty, 'ta imot'; FuT: von mnd. annâmen, 'annehmen'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 NOBi NROi (NROi, NOBi; BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
aneime
[het aannemen, belijdenis]
-
▾ Zweeds
anamma
[in ontvangst nemen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. anamma; av lågty. annamen, besl. med ty. annehmen 'ta emot'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zweeds
anta
[aannemen, aanvaarden, accepteren; in dienst nemen]
datering: 1620 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: sedan 1620; efter lågty. annemen, ty. annehmen med samma bet.; jfr 1anamma, ta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
annamme
†verouderd
[ontvangen]
-
▾ aannemer
[iemand die de uitvoering van een bouwwerk op zich neemt]
-
▾ Ambons-Maleis
anémer
[iemand die de uitvoering van een bouwwerk op zich neemt]
-
▾ Boeginees
ânemeré
[iemand die de uitvoering van een bouwwerk op zich neemt]
-
▾ Indonesisch
anémer
[iemand die de uitvoering van een bouwwerk op zich neemt]
-
▾ Jakartaans-Maleis
anèmer
[iemand die de uitvoering van een bouwwerk op zich neemt]
-
▾ Javaans
anèmer
[iemand die de uitvoering van een bouwwerk op zich neemt]
-
▾ Makassaars
ânemeré
[iemand die de uitvoering van een bouwwerk op zich neemt]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
anèmer
[iemand die de uitvoering van een bouwwerk op zich neemt]
-
▾ Noors
annammer
[persoon die een partij hout ontvangt]
-
▾ Surinaams-Javaans
anémer
[iemand die de uitvoering van een bouwwerk op zich neemt]
-
▾ Ambons-Maleis
anémer
[iemand die de uitvoering van een bouwwerk op zich neemt]
-
▾ aanneming
[het opnemen als lid van een kerkgenootschap]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
aaneming
†verouderd
[het opnemen als lid van de Dutch Reformed Church]
<via Afrikaans>
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
aaneming
†verouderd
[het opnemen als lid van de Dutch Reformed Church]
<via Afrikaans>
-
▾ aanplempen
[(een sloot, een gracht e.d.) dempen en met de vaste grond gelijkmaken]
-
▾ Fries
oanplimpje
[(een sloot, een gracht e.d.) dempen en met de vaste grond gelijkmaken]
-
▾ Fries
oanplimpje
[(een sloot, een gracht e.d.) dempen en met de vaste grond gelijkmaken]
-
▾ aanranden
[met misdadige bedoelingen te lijf gaan]
-
▾ Duits
anranzen
[aanblaffen, aansnauwen]
datering: 1751-1800
status: ontlening onzeker
etymologie: Fußt vielleicht auf ndl »aanranden = anfallen, feindlich angreifen; übel begegnen« mit Einfluß von dt »ranzen = lärmen«.
bron: Küpper 1987 (Kuepper)
-
▾ Fries
oanrande
[met misdadige bedoelingen te lijf gaan, aanklampen]
-
▾ Duits
anranzen
[aanblaffen, aansnauwen]
-
▾ aanrichten
[veroorzaken]
-
▾ Deens
anrette
[veroorzaken; decoreren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk anrichten 'rette til, rette an, undervise' dannet af an 'til, på' + richten 'rette' afl. af recht 'ret'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
anrette
[veroorzaken; serveren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: ett. mnty. , ty. anrichten; BO: etter lty, 'få i stand'; FuT: von d. anrichten, eigentlich "zurecht machen"; im holl. wird geschieden zwischen aanrechten (eine mahlzeit anrichten) und aanrichten (ein unglück anrichten)
bron: Falk 1910-1911 NSi 2006 NROi (NROi, NSi; FuT)
-
▾ Deens
anrette
[veroorzaken; decoreren]
-
▾ aanrijding
[botsing tussen voertuigen]
-
▾ Surinaams-Javaans
anrèidhing
[botsing tussen voertuigen]
-
▾ Surinaams-Javaans
anrèidhing
[botsing tussen voertuigen]
-
▾ aanritsgeld
[handgeld voor soldaten]
-
▾ Deens
anritspenge
†verouderd
[handgeld voor soldaten]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: SAOB: anritspenge
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Zweeds
anridtpenningar
†verouderd
[handgeld voor soldaten]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: SAOB; jfr d. anritspenge, efter t. anritt(s)geld l. holl. aannrit(s)geld med samma bet.; jfr t. anritt, vbalsbst. till anreiten (se föreg.)
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Deens
anritspenge
†verouderd
[handgeld voor soldaten]
-
▾ aanroepen
[door te roepen aandacht vragen; (een hoger wezen) om hulp vragen]
-
▾ Deens
anråbe
†verouderd
[aanroepen, smeken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk anropen dannet af an 'til' + ropen 'råbe'; jf. dansk råbe an
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
roep aan
[door te roepen aandacht vragen]
-
▾ Noors
anrope
[roepen tot; een signaal geven dat men contact wil]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter ty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
anropa
[een signaal geven om aandacht te trekken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: anropsord, anropssignal
etymologie: före 1520; fornsv. anrop; av lågty. anrop med samma bet.; jfr ropa
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
anråbe
†verouderd
[aanroepen, smeken]
-
▾ aanroeren
[terloops, oppervlakkig behandelen; al roerende mengen]
-
▾ Negerhollands
roer aan
[in beweging brengen]
-
▾ Negerhollands
roer aan
[in beweging brengen]
-
▾ aanschijn
[gelaat]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
anschein
[gelaat]
-
▾ Negerhollands
anschein
[gelaat]
-
▾ aanschouw
[het aanschouwen]
-
▾ Fries
oanskou
[het aanschouwen]
-
▾ Fries
oanskou
[het aanschouwen]
-
▾ aanslaan
[schatten; een geluid geven; exciteren]
-
▾ Deens
anslå
[(lett., fig.) een toon aanslaan; schatten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk anslân 'slå fast, nedramme, begynde, slå' af an 'på, til' + vb. slân 'slå' (jf. slå an). FuT: ist holl. anslaan, nhd. anschlagen, eigentlich "(plakate) anschlagen", besonders vom anschlagen der marktpreise an den stadtmaern in den alten deutschen städten.
bron: Becker-Christensen 2005 Falk 1910-1911 (PNOE, FuT)
-
▾ Noors
anslå
[schatten; (verouderd, meest: slå an) een toon geven op een muziekinstrument; exciteren (van atomen)]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: eft. mnty. anslân; BO: etter lty, ty; FuT: ist holl. aanslaan, nhd. anschlagen.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 NOBi NROi (NROi, NOBi; BO; FuT)
-
▾ Zweeds
anslå
[een toets (van een muziekinstrument) aanslaan, (lett. en fig.) een toon aanslaan]
datering: 1798 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1798; efter lågty. anslan, ty. anschlagen med samma bet.; jfr 1slå
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
anslå
[(lett., fig.) een toon aanslaan; schatten]
-
▾ aanslag
[aanval; het aanslaan]
-
▾ Deens
anslag
[het aanslaan; aanval; schatting; aanslag van snaren bij piano]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk anslach 'angreb, plan, nedramning af pæle' afl. af anslân 'slå fast, nedramme, begynde, slå' af an 'på, til' + vb. slân 'slå'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Engels
onslaught
[aanval]
datering: 1625 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: Appears first early in 17th c., when also it has the forms anslaight, anslacht, and is termed by Phillips ‘Dutch’; but the nearest Dutch word, aanslag, Ger. anschlag striking at, attempt, does not quite yield the required form. On the other hand, the ME. word slaht, slaught, sleight ‘slaughter’ appears to have become obs. c 1400. Perh. it represents the Du. or Ger. word, modified after Eng. nouns of action such as draught. Cf. the following instances, which in sense closely approach the continental words: 1637 Monro Exped. ii. 52 The Swedens disappointed of their onslaught, retired after his Majestie to their Leaguer,..having put a terror in the enemies Armie, by this defeat. 1683 Sir J. Turner Pallas Armata 176 The noise of them [bandeliers] betray those who carry them in all Surprizals, Anslachts, and sudden enterprizes.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE, White)
-
▾ Noors
anslag
[het aanslaan; stoten tegen iets van een machinedeel of projectiel; deel van machine of gereedschap dat dit opvangt; schatting; complot; de manier waarop een pianist een toon aanslaat; werking, reactie van bijvoorbeeld vaccinatie]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: eft. mnty. anslach, avl. av anslå; BO: av anslå, etter lty; FuT: von mnd. anslach
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 NOBi NROi (NROi, NOBi; BO; FuT)
-
▾ Zweeds
anslag
[aangeplakte mededeling (klein affiche)]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. anslagh 'anslag, plan'; av lågty. anslach med samma bet.; jfr anslå, 2slå
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
anslag
[het aanslaan; aanval; schatting; aanslag van snaren bij piano]
-
▾ aanslag
[belastingaanslag]
-
▾ Javaans
angslah, anslah
[belastingaanslag]
-
▾ Madoerees
ansla, anslah
[belastingaanslag]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngansla = iemand in de bedrijfsbelasting aanslaan
bron: Kiliaan 1904 (KIL)
-
▾ Menadonees
anslag
[belastingaanslag]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: pukul anslag = het aanslaan in de hasielbelasting, surat anslag = het aanslagbiljet
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Soendanees
anslah
[belastingaanslag]
-
▾ Javaans
angslah, anslah
[belastingaanslag]
-
▾ aanspraak
[eis]
-
▾ Papiaments
aanspraak
†verouderd
[eis]
-
▾ Zweeds
anspråk
[eis]
datering: 1630 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan ca 1630; av lågty. ansprake med samma bet., eg. 'tal till ngn'; jfr språk
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Papiaments
aanspraak
†verouderd
[eis]
-
▾ aanspreker
[doodbidder]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
aanspreekr, anspéker, anspreeker
[doodbidder]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Papiaments
aanspreker
†verouderd
[doodbidder]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
aanspreekr, anspéker, anspreeker
[doodbidder]
-
▾ aanstaan
[bevallen; passen]
-
▾ Deens
anstå
†verouderd
[bevallen, passen bij]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk anstân 'være passende for, klæde' af an 'til, på' + stân 'stå'; jf. stå til
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
anstå
†verouderd
[(vooral wederkerend) waardig, gepast zijn]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: anstand (waardigheid; chaperonne)
etymologie: NROi: eft. mnty. anstân; jf. ty. anstehen; mnty.; eg. 'stå til, kle'; BO: fra lty, ty, jf. anstå
bron: NROi (NROi, NOBi; BO)
-
▾ Zweeds
anstå
[wachten met het verwezenlijken, dichtbij staan]
datering: 1621 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1621; av lågty. anstan med samma bet., urspr. 'stå nära'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
anstå
†verouderd
[bevallen, passen bij]
-
▾ aanstaande
[verloofde]
-
▾ Fries
oansteande
[verloofde]
-
▾ Menadonees
anstande
[verloofde]
-
▾ Fries
oansteande
[verloofde]
-
▾ aanstalten
[voorbereidingen]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1816;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
anstalten
[voorbereidingen]
datering: 1905 (1901-1950)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 (Hesseling 1905: 186)
-
▾ Negerhollands
anstalten
[voorbereidingen]
-
▾ aansteken
[ontvlammen; een vat openen]
-
▾ Deens
anstikke
[wijn aftappen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk ansteken 'stikke til, give af sporerne, tage hul på' dannet af an 'til' + steken 'stikke'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
anstikke
[beginnen af te tappen; (verouderd) verwonden door een steek of schot]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: mnty. ansteken, ansticken
bron: NROi (NROi)
-
▾ Deens
anstikke
[wijn aftappen]
-
▾ aansteker
[apparaat om vuur te maken]
-
▾ Fries
oanstekker
[apparaat om vuur te maken]
-
▾ Indonesisch
anstéker, stéker, téker
[apparaat om (een sigaret) mee aan te steken, te doen ontvlammen]
-
▾ Menadonees
anstèker, angstèker, stèker
[apparaat om vuur te maken]
-
▾ Fries
oanstekker
[apparaat om vuur te maken]
-
▾ aanstellen
[erg overdrijven; in een functie plaatsen]
-
▾ Menadonees
anstil
[zich onecht gedragen, de aandacht op zich willen vestigen]
-
▾ Noors
anstille
[in gang zetten; (wederkerend) zich voordoen als; goederen voor de verkoop of een schip voor bevrachting aanbieden]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: eft. mnty. , ty. anstellen; ty.; eg. 'stille på plass, arrangere'
bron: NROi (NROi, NOBi)
-
▾ Petjoh
anstiel, aanstiel
[aanstellerig]
-
▾ Zweeds
anställa
[iemand in dienst nemen om tegen betaling werk te laten verrichten]
datering: 1831 (1801-1850)
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1831; av lågty., ty. anstellen med samma bet., eg. 'ställa på en viss plats'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Menadonees
anstil
[zich onecht gedragen, de aandacht op zich willen vestigen]
-
▾ aanstonds
[gauw]
-
▾ Fries
aanst aanen(s)
[gauw]
-
▾ Negerhollands
anstonts, aanstonds, anstons, anstonds
[gauw]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: anstonts (Magens 1770), aanstonds (old1776) anstons (djdj1926), anstonds (Hesseling 1905: 217)
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 (Magens 1770, old1776, djdj1926, Hesseling 1905: 217)
-
▾ Fries
aanst aanen(s)
[gauw]
-
▾ aanstoot
[ergernis]
-
▾ Deens
anstød
[morele ergernis]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk anstôt dannet af an 'på, til, imod' + stôt 'stød'; jf. støde an 'vække anstød'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fries
oanstoat
[ergernis]
-
▾ Negerhollands
aanstoot
[ergernis]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Old 1776: aanstoot geven = gie aanstoot
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Noors
anstøt
[morele ergernis; (verouderd) iets wat iemand laat zondigen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: eft. mnty. anstot , egtl. «det å støte an imot»)
bron: NROi (NROi)
-
▾ Zweeds
anstöt
[morele ergernis]
datering: 1757 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1757; efter lågty. anstot med samma bet., med anslutning till stöt
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
anstød
[morele ergernis]
-
▾ aantal
[onbepaalde hoeveelheid]
-
▾ Deens
antal
[onbepaalde hoeveelheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk antal 'antal, andel, forhold' dannet af an 'til' + tal 'tal'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
antall
[onbepaalde hoeveelheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: mnty. antal; egtl. «det tall som tilkommer en»; BO: fra lty
bron: NROi (NROi; BO)
-
▾ Zweeds
antal
[onbepaalde hoeveelheid]
datering: 1612 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1612; av lågty. antal med samma bet.; jfr tal
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
antal
[onbepaalde hoeveelheid]
-
▾ aantasten
[schadelijke uitwerking hebben op; aanvallen]
-
▾ Noors
antaste
[vastgrijpen; plagen; (verouderd) aanvallen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: mnty. antasten
bron: NROi (NROi)
-
▾ Zweeds
antasta
[blootstellen aan opdringerig en onbehaaglijk contact]
datering: 1541 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1541; av lågty., ty. antasten 'vidröra; antasta'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
antaste
[vastgrijpen; plagen; (verouderd) aanvallen]
-
▾ aantekenen
[noteren; opmerken; inschrijven]
-
▾ Deens
antegne
†verouderd
[gegevens toevoegen of verbeteren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk antêkenen 'optegne, notere, angive' dannet af an 'til, på, ved' + têkenen, têken 'tegne, sætte tegn på, betegne, optegne, give tegn'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Indonesisch
antéken
[registreren (brief); aangetekend stuk]
-
▾ Noors
antegne
[noteren, opschrijven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter ty, eg. 'gi tegn til'
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
anteckna
[gedachten opschrijven]
datering: 1544 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1544; efter lågty. antekenen med samma bet.; jfr tecken
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
antegne
†verouderd
[gegevens toevoegen of verbeteren]
-
▾ aantekening
[notitie]
-
▾ Fries
oantekening
[notitie]
-
▾ Fries
oantekening
[notitie]
-
▾ aantreden
[verzamelen en in het gelid gaan staan; beginnen te functioneren]
-
▾ Fries
oantrede
[verzamelen en in het gelid gaan staan; beginnen te functioneren]
-
▾ Indonesisch
antré, antri
[rij; in de rij staan; lang wachten]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: antréan = rij wachtenden; in de rij wachten; ; mengantri = lang in de rij moeten wachten. Bah.Prokem: met een groep een vrouw verkrachten
bron: Rahardja 1989 Stevens 2004 (S&S-T2004; RCL1989)
-
▾ Jakartaans-Maleis
anteri, antri, antré
[rij]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngantré = in de rij staan
bron: Chaer 1976 Kähler 1966 (CHAER, HANS)
-
▾ Javaans
antre, antri
[verzamelen en zich in het gelid stellen]
-
▾ Madoerees
antrī
[rij mensen]
-
▾ Makassaars
antarî
[verzamelen en zich in het gelid stellen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: angngantarî = laten aantreden (soldaten, gestraften, leerlingen), onder geleide een groep ergens heenbrengen, niantarî = aantreden, zich onder geleide ergens heen begeven
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
antrèi, antrè, èntrèi
[rij; in de rij staan]
-
▾ Petjoh
antree
[queue, rij wachtenden]
-
▾ Surinaams-Javaans
antri
[in de rij staan, wachten]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngantri = in een rij opstellen, in rijen opstellen, ngantrèkké = in de rij staan voor (iem.), antrèn = rij (wachtenden)
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
tree (aan)
[verzamelen en in het gelid gaan staan; de hulp inroepen van]
<via Afrikaans>
datering: 1946 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk. aantree aantreden
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zweeds
anträda
[aanvangen, beginnen]
datering: 1687 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1687; av lågty. antreden med samma bet.; jfr 2träda
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zweeds
tillträda
[aanvangen, verwerven]
datering: 1635 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: sedan 1635; efter lågty. antreden med samma bet.; jfr anträda
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Fries
oantrede
[verzamelen en in het gelid gaan staan; beginnen te functioneren]
-
▾ aantrekken
[trekkend naar zich toehalen; kleding aandoen]
-
▾ Duits
aantrecke
(dialect)
[kleding aandoen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Bister, gebaseerd op woordenboek van W. Hermes: Krieewelsch van A bes Z. Ein Wörterbuch, Krefeld, 1978
bron: Bister-Broosen 1989 (Bister)
-
▾ Fries
oanlûke
[trekkend naar zich toehalen]
-
▾ Noors
antrekke
†verouderd
[kleding aandoen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: antrukken (gekleed), antrekk (kleding)
etymologie: foreld. antrekke eft. mnty. antrekken, trekke på (seg) tøyet
bron: NROi (NROi, NOBi)
-
▾ Duits
aantrecke
(dialect)
[kleding aandoen]
-
▾ aantrekkingskracht
[adhesie]
-
▾ aanvaarden
[beginnen]
-
▾ Fries
oanfaarde
[beginnen]
-
▾ Fries
oanfaarde
[beginnen]
-
▾ aanval
[plotselinge, meestal kortstondige aandoening; poging tot ondermijning]
-
▾ Ambons-Maleis
anval
[aanvallen]
-
▾ Chinees-Maleis
anfal
[hartaanval]
-
▾ Deens
anfald
[attaque; plotselinge en kortdurende uitbraak van ziekte of emotie]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra mnt. anval
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Indonesisch
anfal
[een hartaanval hebben]
-
▾ Jakartaans-Maleis
anpal
[aanval van een ziekte]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: nganpal = al je kracht op één punt richten (bij het slaan)
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Menadonees
anval
[hartaanval; aangevallen worden]
-
▾ Noors
anfall
[attaque, offensief; plotselinge en kortdurende uitbraak van ziekte of emotie]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; niet in FuT)
-
▾ Zweeds
anfall
[offensief]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: anfallskrig, anfallsstyrka, anfallsvåg, flyganfall, motanfall
etymologie: före 1520; fornsv. anfal; av lågty. anval med samma bet.; jfr falla
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
anval
[aanvallen]
-
▾ aanvallen
[attaqueren]
-
▾ Deens
anfalde
†verouderd
[attaqueren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk anvallen 'angribe, anfalde' af an 'til, på' + vallen 'falde'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
anfalle
†verouderd
[attaqueren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: eft. mnty. anvallen, jf. anfall; BO: fra lty
bron: NROi (NROi; BO)
-
▾ Zweeds
anfalla
[attaqueren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; i bet. 'på; vid; intill' av lågty., ty. an, i bet. 'emot' inhemskt, i t.ex. anlete, anskrämlig, ansvar
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
anfalde
†verouderd
[attaqueren]
-
▾ aanvaren
[al varend naderen]
-
▾ Duits
anfahren
†verouderd
[landen, met het schip aankomen]
datering: 1545 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: Niederländ. aanvaren. Heute ungebräuchlich
bron: Bartz 2007 (Bartz)
-
▾ Duits
anfahren
†verouderd
[landen, met het schip aankomen]
-
▾ aanvechten
[betwisten, bestrijden]
-
▾ Deens
anfægte
[raken; bestrijden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk anvechten 'angribe' af an 'til, på, mod' + vechten 'fægte, kæmpe'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
anfekte
[(negatief) beïnvloeden; van zijn stuk brengen; de juistheid betwisten van]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: eft. mnty. anvechten , egtl. «angripe»); BO: fra lty, egl. 'fekte mot'; FuT: von mnd. anvechten, 'angreifen, fechten gegen"
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 NROi (NROi; BO; FuT)
-
▾ Zweeds
anfäkta
[plagen, teisteren]
datering: 1555 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1555; av lågty. anfechten med samma bet.; till an och fäkta, tidigast i bet. 'angripa'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
anfægte
[raken; bestrijden]
-
▾ aanvertrouwen
[toevertrouwen]
-
▾ Deens
anbetro
[toevertrouwen]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: ænyd. d. s.; laant fra holl. aanbetrouwen ell. dannet efter ty. anvertrauen, jf. betro samt anfortro, tilbetro; nu sj.
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
anbetro
[toevertrouwen]
-
▾ aanvraag
[verzoek]
-
▾ Balinees
amprah
[(geld) aanvragen, opnemen]
-
▾ Indonesisch
anprah
[eis; navraag]
-
▾ Balinees
amprah
[(geld) aanvragen, opnemen]
-
▾ aanwakkeren
[in kracht doen toenemen, sterker maken]
-
▾ Fries
oanwakkerje
[in kracht doen toenemen, sterker maken]
-
▾ Fries
oanwakkerje
[in kracht doen toenemen, sterker maken]
-
▾ aanwenden
[gebruiken, toepassen]
-
▾ aanwijzen
[aangeven, toewijzen]
-
▾ Deens
anvise
[een oplossing geven; (geld) toewijzen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk anwisen 'pege på, undervise' dannet af an 'til, på, imod' + wisen 'pege på, vise, lede, dømme, undervise, egl. gøre vis'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
anvise
[laten zien; aangeven; (geld) toewijzen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: eft. mnty. anwîsen; BO: etter ty, lty
bron: NROi (NROi; BO)
-
▾ Deens
anvise
[een oplossing geven; (geld) toewijzen]
-
▾ aanzeggen
[aankondigen; bevelen, gelasten]
-
▾ Javaans
angsèg
[mondelinge bekendmaking; bevel]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngangsèg=aandringen, met aandrang spreken
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Javaans
angsèg
[mondelinge bekendmaking; bevel]
-
▾ aanzetten
[bij iets plaatsen]
-
▾ Deens
ansætte
[in dienst nemen; taxeren, vaststellen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk ansetten 'stille hen, anordne, indrette, sætte ind' dannet af an 'på, til; frem' + setten 'sætte'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Javaans
angsèt
[bijzetten, bijplanten (suikerrietaanplant)]
-
▾ Noors
ansette
[aanstellen; (verouderd) taxeren; (chemie, wederkerend) afzetten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: mnty. ansetten
bron: NROi (NROi)
-
▾ Deens
ansætte
[in dienst nemen; taxeren, vaststellen]
-
▾ aanzien
[houden voor, beschouwen]
-
▾ Deens
anse
[beschouwen, iets of iemand aanzien voor]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk ansên 'se på, tage i betragtning, prøve efter, bekymre sig om' dannet af an 'på, til' + sên 'se'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
aanskien, ansien
[houden voor, beschouwen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: aansien (old 1776), ansien (Hesseling 1905: 240)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 240, 199)
-
▾ Noors
anse
[beschouwen; (juridisch) straffen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: mnty. ansen
bron: NROi (NROi)
-
▾ Deens
anse
[beschouwen, iets of iemand aanzien voor]
-
▾ aanzienlijk
[door stand, vermogen of macht boven anderen verheven]
-
▾ Fries
oansjenlik
[door stand, vermogen of macht boven anderen verheven]
-
▾ Fries
oansjenlik
[door stand, vermogen of macht boven anderen verheven]
-
▾ aanzoeken
[verzoeken]
-
▾ Deens
ansøge
[een aanzoek doen; verzoeken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk ansoken 'anmode, henvende sig til, bede om' dannet af an 'til' + soken 'søge'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
ansøke
[(schriftelijk) aanvragen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: eft. mnty. ansöken , ty. ansuchen
bron: NROi (NROi)
-
▾ Zweeds
ansöka
[een aanzoek doen, schriftelijk aanvragen]
datering: 1540 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1540; av lågty. ansoken, ty. ansuchen med samma bet.; jfr söka
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ansøge
[een aanzoek doen; verzoeken]
-
▾ aap
[bezaansstagzeil]
-
▾ Deens
abe
[bezaansstagzeil]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: Törnqvist: aus nd. oder ndl. ap, aap. Tiernamen als Seeausdrücke sind nicht selten
bron: (Hammerich 45, Törnqvist)
-
▾ Duits
Aap
[bezaansstagzeil]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: Niederdt., niederländ. aap
bron: Bartz 2007 (Bartz)
-
▾ Zweeds
apa
[bezaansstagzeil]
datering: 1765 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: Hist.: sedan 1765; av lågty., nederl. aap, Törnqvist: aus nd. oder ndl. ap, aap. Tiernamen als Seeausdrücke sind nicht selten
bron: NEO 1995 Törnqvist 1977 (NEO, Törnqvist)
-
▾ Deens
abe
[bezaansstagzeil]
-
▾ aapjesdoorn
[boomsoort]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
apiesdoring
[naam van verschillende boomsoorten van het geslacht acacia]
<via Afrikaans>
datering: 1917 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk., uit Z. Afr. Nl. aapjesdoorn, aap + -ie + tussen-s + doorn.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
apiesdoring
[naam van verschillende boomsoorten van het geslacht acacia]
<via Afrikaans>
-
▾ aapzeil
[bezaansstagzeil, onderste schuine zeil tussen grote en bezaansmast]
-
▾ Litouws
apselis
[bezaansstagzeil, onderste schuine zeil tussen grote en bezaansmast]
status: ontlening onzeker
etymologie: ol. aap-zeil - beždžionės burė
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Pools
apsel
[bezaansstagzeil, onderste schuine zeil tussen grote en bezaansmast]
status: ontlening onzeker
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Russisch
ápsel'
[bezaansstagzeil, onderste schuine zeil tussen grote en bezaansmast]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. aapzeil, nhd. Aapsegel, s. Matzenauer 98, Meulen 16. VdMeulen:Aap of aapzeil. (Zeelui zeggen aapsel). Reiiaming van het bezaanstagzeil. v. L., vgl. P. M. blz. 328: het bezaanstagzeil of de(n) aap. Volgens deze schrijvers (z. ook Ned. Wdb.) is het woord verouderd, ik heb echter op zee speciaal den term aapzeil meer dan eens hooren noemen, vgl. ook T. op aap: driekant stagzeil aan het bezaanstag op sommige schepen soms gevoerd wordend. Russ. apse l, foc d'artimon; ontbreekt in A. In het Zeereglement van PETER DEN GROOTE komt ook de vorm ap uit IIoll. aap voor, b.v. biz. 892: fal äa .., aapefal. . . rja napo li .. .., /.......... lotdaep.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Litouws
apselis
[bezaansstagzeil, onderste schuine zeil tussen grote en bezaansmast]
-
▾ aapzeilschoot
[touw waarmee het aapzeil bediend wordt]
-
▾ Russisch
apsel'škót
†verouderd
[touw waarmee het aapzeil bediend wordt]
-
▾ Russisch
apsel'škót
†verouderd
[touw waarmee het aapzeil bediend wordt]
-
▾ aapzeilval
[touw waarmee het aapzeil gehesen en gestreken wordt]
-
▾ Russisch
apsel'fal
†verouderd
[touw waarmee het aapzeil gehesen en gestreken wordt]
-
▾ Russisch
apsel'fal
†verouderd
[touw waarmee het aapzeil gehesen en gestreken wordt]
-
▾ aard
[geaardheid]
-
▾ Deens
art
[geaardheid; biologische soort; (taalkunde) diathese]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk art, ard 'afstamning, herkomst, medfødt egenskab, natur', evt. påvirket af latin ars, fællesgermansk *ar¬iz 'indføjning, tilpasning', indoeuropæisk *ar-ti- afl. af *arŸ- 'indføje, sætte fast, udstyre'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fries
aard
[geaardheid]
-
▾ Negerhollands
art
[geaardheid]
-
▾ Noors
art
[geaardheid; biologische soort]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, ty; FuT: stammt in der heutigen bedeutung von nhd Art, 'natur, beschaffenheid', wird gewöhnlich mit lat. ars 'kunst, eigenschaft' in verbindung gebracht; das mhd art und mnd art bezeichnet auch 'herkunft, abstammung' und ist in dieser bedeutung mit lat. ortus (…) zusammengestelt worden
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
art
[soort, species]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: artskillnad, bergart, jordart, läsart
etymologie: före 1520; fornsv. art, ardh 'härkomst; medfödd beskaffenhet'; av lågty. art, ard med samma bet., urspr. 'vistelseort; härkomst'; ev. under inflytande av lat. ars 'konst; yrke'; jfr urarta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
art
[geaardheid; biologische soort; (taalkunde) diathese]
-
▾ aardappel
[eetbare knol]
-
▾ Ambons-Maleis
artapel
[eetbare knol]
status: ontlening onzeker
etymologie: Het elders gebruikelijke 'kentang' wordt hier slechts zelden gebruikt.
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Baskisch
lursagar
[eetbare knol]
<via Frans>
datering: 1856 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Lh noemt 'lusagar' algemeen Noord-Baskisch. Ask 1 vindt dat 'lusagar' een variant is van 'lur-sagar'; letterlijk: 'aarde-appel', en een archaïsme in het Biskaais en Laag-Navarrees. Azk 1 vermeldt 'lur-sagar' ook apart als variant in het Noord-Baskisch. Sar 7 classificeert 'lusagar' als afkeurenswaardige variant van 'lursagar' (Noord-Baskisch). Naast de leenvertaling 'lursagar' kent het Baskisch ook 'patata'.
bron: Azkue 1969 Lhande 1926 Sarasola 1984-1995 (Lh, Azk 1, Sar 7)
-
▾ Berbice-Nederlands
adaplu
[eetbare knol]
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
artaple
[eetbare knol]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 Ginneken 1913-1914 (JAC, Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Creools-Portugees (Malakka)
atapal, artapal
[eetbare knol]
status: ontlening onzeker
bron: Baxter 2004 (Baxter, Alan N. & Patrick de Silva (2004), A Dictionary of Kristang (Malacca Creole Portuguese) with an English-Kristang finderlist (Pacific Linguistics 564), Canberra.; Hancock; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Esperanto
terpomo
[eetbare knol]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: terpoma pureo ‘aardappelpuree’, frititaj terpomoj ‘gefrituurde aardappelen’
etymologie: Geleend via Fr pomme de terre, waaruit de leenvertaling ter/pom/o gemaakt is, lett. ‘aarde/appel/substantiefuitgang’. In Esp verwijst patato of batato uitsluitend naar de zoete aardappel.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Frans
pomme de terre
[eetbare knol; aardappelplant]
datering: 1716 (1701-1750)
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: W: calque du néerlandais aardappel, de aard, `terre', et appel, `pomme' (ou de l'allemand dialectal Erdapfel)PR: trad. de malum terrae, xve; `topinambour', 1655; de pomme et terre
bron: Robert 1993 Valkhoff 1949 Walter 1997 (Walter, Valkhoff, PRobert)
-
▾ Grieks
geōmèlo /geomilo/
[eetbare knol]
<via Frans>
-
▾ Japans
afura, anpura, appura-imo
(dialect)
[eetbare knol]
status: ontlening onzeker
etymologie: Afura: Kawanobe County, Akita Prefecture; Ojika County, Miyagi Pref.Anpura: Akita.Appura-imo (hybride, J.imo 'spud, taro'): Taka County, Ibaraki Pref.
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Menadonees
artápel
[eetbare knol]
-
▾ Papiaments
batata ardapel
[eetbare knol]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Perzisch
sibzamini
[eetbare knol]
<via Frans>
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
afleidingen en samenstellingen: sibzamini-e torši 'slomerik, stommerik'
etymologie: < sib = appel + zamin = aarde
bron: Lazard 2000 (Lazard)
-
▾ Singalees
aratäpäl, artāpal, artäpal, artäpäl
[eetbare knol]
-
▾ Tamil
artapal
[eetbare knol]
-
▾ Xhosa
itapile
[eetbare knol]
<via Afrikaans>
-
▾ Ambons-Maleis
artapel
[eetbare knol]
-
▾ aardbei
[vrucht]
-
▾ Indonesisch
arbéi
[vrucht]
-
▾ Javaans
arbèi
[vrucht]
-
▾ Minangkabaus
arubai
[vrucht]
-
▾ Papiaments
artbèi
[vrucht]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
arbéi
[vrucht]
-
▾ aardbeving
[beving of schudding van een gedeelte van de aardkorst]
-
▾ Negerhollands
aerdbeeving
[beving of schudding van een gedeelte van de aardkorst]
-
▾ Negerhollands
aerdbeeving
[beving of schudding van een gedeelte van de aardkorst]
-
▾ aarde
[grond; aardrijk]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
adu, ard
†verouderd
[aardrijk]
<via Negerhollands>
datering: 1981 (1951-2000)
status: ontlening onzeker
etymologie: adu (valls1981), ard (valls1990)
bron: Valls 1981 Valls 1990 (Valls1981, Valls 1990)
-
▾ Indonesisch
arde
[geleidende verbinding met de aardbodem]
-
▾ Jakartaans-Maleis
arde
[grondkabel]
-
▾ Negerhollands
aarde, adu, aerde
[aardrijk]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: aarde (old1776), adu (djdj1926), aerde (Hesseling 1905:200). old 1776: pot van aarde = erdenpot
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 Oldendorp 1996 (old 1776, djdj1926, Hesseling 1905:200)
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
adu, ard
†verouderd
[aardrijk]
<via Negerhollands>
-
▾ aardeend
[(Vlaams, verouderd) vogel]
-
▾ Frans
ardant
(dialect)
[soort wilde eend]
-
▾ Frans
ardant
(dialect)
[soort wilde eend]
-
▾ aardig
[bekoorlijk, mooi]
-
▾ Fries
aardich
[bekoorlijk, mooi]
-
▾ Fries
aardich
[bekoorlijk, mooi]
-
▾ aardigheid
[het aardige van iets]
-
▾ Fries
aardichheid
[het aardige van iets]
-
▾ Fries
aardichheid
[het aardige van iets]
-
▾ aardnoot
[pinda]
-
▾ Frans
arnotte
†verouderd
[Carum bulbocastanum]
datering: 1694 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: Erdnote (mndl.) 'wurzelknollen der zyklamen'. Etymologie: zie FEW trefwoord.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
noix de terre
†verouderd
[wortel van de Carum bulbocastanum]
datering: 1694 (1651-1700)
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: Erdnote (mndl.). Zie FEW trefwoord voor etymologie.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
arnotte
†verouderd
[Carum bulbocastanum]
-
▾ aardrijkskunde
[geografie]
-
▾ Papiaments
aardrijkskunde
[geografie als schoolvak]
-
▾ Papiaments
aardrijkskunde
[geografie als schoolvak]
-
▾ aardroos
[plantennaam]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
aardroos, earth-rose
[parasitaire plant met laagstaande rode bloemen]
<via Afrikaans>
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
aardroos, earth-rose
[parasitaire plant met laagstaande rode bloemen]
<via Afrikaans>
-
▾ aardvarken
[wroetend, gravend zoogdier]
-
▾ Amerikaans-Engels
groundhog
[bosmarmot]
- ▾ Deens jordsvin [wroetend, gravend zoogdier] <via Afrikaans>
-
▾ Engels
aard-vark
[soort mierenetend zoogdier]
<via Afrikaans>
datering: 1833 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Adopted from the Dutch Colonists in South Africa, who have so named it from Du. aarde, in comp. aard- earth + vark = OE. fearh, OHG. farh, L. porc-us pig; vorm 'aard-varken' in DSAE 1786
bron: Carpenter 1908-1909 Onions 1983 Silva 1996 (OED2, ODEE, Carpenter, DSAE)
-
▾ Noors
jordsvin
[wroetend, gravend zoogdier]
<via Afrikaans>
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
earth-hog, earth-pig, aardvark
[soort mierenetend zoogdier]
datering: 1795 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: (tr.) Du. aardvarken, aard earth + varken pig
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Amerikaans-Engels
groundhog
[bosmarmot]
-
▾ aardwolf
[hyena-achtige]
-
▾ Engels
aard-wolf
[hyena-achtige]
<via Afrikaans>
datering: 1833 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Du. aard-wolf, applied to this animal in S. Africa, f. aarde earth + wolf.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Engels
aard-wolf
[hyena-achtige]
<via Afrikaans>
-
▾ aars
[anus]
-
▾ Caraïbisch-Engels
rass
[reet, kont; onzin]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: o.i.v. Eng. arse
bron: Allsopp 2003 (Allsopp, Richard (2003), Dictionary of Caribbean English usage, Jamaica.)
-
▾ Caraïbisch-Engels
rass
[reet, kont; onzin]
-
▾ Aarschot
[plaats in de Belgische provincie Vlaams-Brabant, waar vroeger stoffen werden vervaardigd]
-
▾ Frans
escot
†verouderd
[rouwserge, serge gebruikt voor nonnenkleding]
datering: 1568 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR: altér. de Aerschot, ville du Brabant.FEW: Die hier 1, 1 zu Aarschot gestellten formen gehören zu Hondschoote, s. dort. Es geht aber kaum an, mit HaustEt 8 und DePoerck RBelge 21, 155 die oben angeführten formen mit nfr. anacoste zu verbinden. Vielmehr repräsentieren Ascot und Arscot genau die im fr. gebrauchlichen formen für den namen der stadt Aerschot in Brabant, aus der der stoff ursprünglich stammen wird. Ausdrücke wie serges d'Amiens façon d'Arscot (1669, s.SavBr 1723, 1525) weisen deutlich darauf hin, dass die ursprüng- lich in Aerschot verfertigten stoffe in Frankreich nachgeahmt wurden. Aus dem fr. entlehnt kat. escot, it. scotto. Barbier Proc 2, 260.
bron: Robert 1993 Wartburg 1928 (PRobert, Larousse, FEW)
-
▾ Frans
escot
†verouderd
[rouwserge, serge gebruikt voor nonnenkleding]
-
▾ aartsvijand
[erge vijand]
-
▾ Fries
aartsfijân
[erge vijand]
-
▾ Fries
aartsfijân
[erge vijand]
-
▾ aarzelen
[weifelen]
-
▾ Amerikaans-Engels
assing around
(dialect)
[rondlummelen]
-
▾ Amerikaans-Engels
assing around
(dialect)
[rondlummelen]
-
▾ aas
[de één in het dobbel- en kaartspel]
-
▾ Ambons-Maleis
as
[de één in het dobbel- en kaartspel]
-
▾ Duits
(Oost Friesland) Aas, (Westmünsterland) Oos
(dialect)
[de één in het kaartspel]
status: ontlening onzeker
etymologie: Foerste: Heute noch bei der alten Generation im Krh. und auf Borkum bekannt. Schlüter: Stellenweise noch durchweg im Gebrauch, z.B. in Bocholt, anderswo noch bei alten Leuten.
bron: Foerste 1938 (Foerste, Schlüter)
-
▾ Indonesisch
as
[de één in het dobbel- en kaartspel]
-
▾ Javaans
ngas
[de één in het dobbel- en kaartspel]
-
▾ Kupang-Maleis
as
[de één in het dobbel- en kaartspel]
-
▾ Madoerees
ēngngas, ngas
[de één in het dobbel- en kaartspel]
-
▾ Menadonees
as
[de één in het dobbel- en kaartspel]
-
▾ Muna
asa
[de één in het dobbel- en kaartspel]
-
▾ Papiaments
as
[de één in het dobbel- en kaartspel]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: as di baster (stokkenaas); as di chinchi (klaveraas); as di dròp salu (ruitenaas); as di klenku (ruitenaas); as di kurason (hartenaas); as di kopa (aas van bekers); as di kurason pretu (klaveraas); as di oro (muntenaas); as di spada (zwaardenaas); dòbel as (dubbel één bij domino)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Singalees
āsi-yā
[de één in het dobbel- en kaartspel]
-
▾ Sranantongo
asi
[de één in het dobbel- en kaartspel]
-
▾ Tamil
ācu
[de één in het dobbel- en kaartspel]
-
▾ Ternataans-Maleis
as
[de één in het dobbel- en kaartspel]
-
▾ Ambons-Maleis
as
[de één in het dobbel- en kaartspel]
-
▾ aas
[lokspijs, voedsel]
-
▾ Berbice-Nederlands
asi
[lokspijs, voedsel]
-
▾ Negerhollands
aes
[lokspijs, voedsel]
-
▾ Papiaments
as (ouder: aas, haas)
[lokspijs]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 60
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Zweeds
as
[kadaver, scheldwoord als schoft of secreet]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. as; av lågty. as 'bete; lockmat'; besl. med åtel, äta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Berbice-Nederlands
asi
[lokspijs, voedsel]
-
▾ aasje
[oud gewicht, greintje]
-
▾ Frans
assequin
†verouderd
(dialect)
[gewichtseenheid]
-
▾ Frans
assequin
†verouderd
(dialect)
[gewichtseenheid]
-
▾ aasvogel
[gier]
-
▾ Engels
aasvogel, aasvoel
[Zuid-Afrikaanse gier]
<via Afrikaans>
datering: 1834 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: S. African Du., f. aas carrion (cf. ees) + vogel bird, fowl n.; Afrikaans aasvoæl. (Niet in algemeen gebruik)
bron: Onions 1983 Silva 1996 (OED2, ODEE, DSAE)
-
▾ Engels
aasvogel, aasvoel
[Zuid-Afrikaanse gier]
<via Afrikaans>
-
▾ abaca
[manillahennep]
-
▾ Indonesisch
abaka
[manillahennep]
-
▾ Indonesisch
abaka
[manillahennep]
-
▾ abandonnement
[het wettelijk afstand doen]
-
▾ Indonesisch
abandonemén
[het wettelijk afstand doen]
-
▾ Indonesisch
abandonemén
[het wettelijk afstand doen]
-
▾ abandonneren
[afstand doen van]
-
▾ Indonesisch
abandonir
[afstand doen van]
-
▾ Indonesisch
abandonir
[afstand doen van]
-
▾ abattoir
[slachthuis]
-
▾ Papiaments
abatuar
[slachthuis]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sarnami
batwár
[slachthuis]
-
▾ Sranantongo
abatwar
[slachthuis]
-
▾ Papiaments
abatuar
[slachthuis]
-
▾ abces
[ettergezwel]
-
▾ Indonesisch
absés
[ettergezwel]
-
▾ Indonesisch
absés
[ettergezwel]
-
▾ abdicatie
[troonsafstand]
-
▾ Indonesisch
abdikasi
[troonsafstand]
-
▾ Indonesisch
abdikasi
[troonsafstand]
-
▾ abdij
[klooster geleid door een abt]
-
▾ Deens
abbedi
[klooster geleid door een abt]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: gennem mnt. abbedie (
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Duits
Abtei
[klooster geleid door een abt]
status: ontlening onzeker
etymologie: dankzij Hendrik van Veldeke
bron: Sijs 2005a (Van der Sijs 2005; Kluge)
-
▾ Noors
abbedi
[klooster geleid door een abt]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: over mnty. abbedie fra mlat. abbatia; BO: gj lty fra mlat; FuT: Abbedi ist mnd. abbedîe (hd. Abtei) von mlat. abbatia
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 NROi (NROi; BO; FuT)
-
▾ Deens
abbedi
[klooster geleid door een abt]
-
▾ abdis
[overste van vrouwenklooster]
-
▾ Indonesisch
abdis
[overste van vrouwenklooster]
-
▾ Indonesisch
abdis
[overste van vrouwenklooster]
-
▾ abeel
[populier]
-
▾ Amerikaans-Engels
abele (tree)
[zilverpopulier]
datering: 1828 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Du. abeel; in eng. 1681-; CITAAT: 1828 The abele, the white poplar, the black poplar; [...] 1892 White poplar or Abele tree. Branches very white with down when young.
bron: Craigie 1938-1944 Sijs 2009a (Craigie, Van der Sijs 2009)
-
▾ Deens
abel
[populier]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra nt. abele (ty. alm. albel, alber) ell. holl. abeel, jf. eng. abele; sidste kilde lat. albulus, hvidlig; jy. og fynsk; jf. Abeline, Teuchert: ein Wanderwort längs der Küste vom Rhein bis Pommern, Teuchert p. 105: Rügen
bron: Teuchert 1972 (OOD, Teuchert)
-
▾ Duits
Abeele, Abeel
(dialect)
[zilverpopulier]
status: ontlening onzeker
etymologie: Teuchert: ein Wanderwort längs der Küste vom Rhein bis Pommern, Teuchert p. 105: Rügen
bron: Smet 1983 Teuchert 1972 (Teuchert, Smet 83)
-
▾ Engels
abele
[zilverpopulier]
datering: 1681 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Du. abeel (abeel-boom), a. OFr. abel, earlier aubel (albel), north Fr. aubiel:Ðlate L. albell-us (found in 12th c., applied to this tree), dim. of alb-us, white. (See Diez 351, and Grimm Dict. I. 22.).
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Amerikaans-Engels
abele (tree)
[zilverpopulier]
-
▾ abel spel
[Middelnederlands wereldlijk toneelspel]
-
▾ Duits
Abelespiele
[benaming van de oudste (laat-middeleeuwse) serieuze toneelstukken in de Nederlandse taal]
status: ontlening onzeker
etymologie: die (Plural); mniederl.: abele spelen 'schöne Spiele'.
bron: Duden Fremd 1990 (Duden Fremd)
-
▾ Duits
Abelespiele
[benaming van de oudste (laat-middeleeuwse) serieuze toneelstukken in de Nederlandse taal]
-
▾ aberratie
[afwijking]
-
▾ Indonesisch
aberasi
[afwijking]
-
▾ Indonesisch
aberasi
[afwijking]
-
▾ abituriënt
[eindexamenkandidaat]
-
▾ Indonesisch
abiturièn
[eindexamenkandidaat]
-
▾ Indonesisch
abiturièn
[eindexamenkandidaat]
-
▾ ablatie
[losmaking]
-
▾ Indonesisch
ablasi
[losmaking]
-
▾ Indonesisch
ablasi
[losmaking]
-
▾ ablaut
[regelmatige klankwisseling]
-
▾ Indonesisch
ablaut
[regelmatige klankwisseling]
-
▾ Indonesisch
ablaut
[regelmatige klankwisseling]
-
▾ abnormaal
[tegen de norm]
-
▾ Indonesisch
abnormal
[tegen de norm]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: keabnormalan=abnormaliteit; abnormalitas=abnormaliteit
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Menadonees
abnormal
[tegen de norm]
-
▾ Indonesisch
abnormal
[tegen de norm]
-
▾ abnormaliteit
[afwijking van het normale]
-
▾ Indonesisch
abnormalitas
[afwijking van het normale]
-
▾ Indonesisch
abnormalitas
[afwijking van het normale]
-
▾ abolitie
[afschaffing]
-
▾ Indonesisch
abolisi
[afschaffing]
-
▾ Indonesisch
abolisi
[afschaffing]
-
▾ abonnee
[iemand die is geabonneerd op een periodiek of dienst]
-
▾ Indonesisch
aboné
[iemand die is geabonneerd op een periodiek of dienst]
-
▾ Indonesisch
aboné
[iemand die is geabonneerd op een periodiek of dienst]
-
▾ abonnement
[het abonneren]
-
▾ Indonesisch
abonemén
[het abonneren]
-
▾ Jakartaans-Maleis
abonemèn, abudemèn
[het abonneren]
-
▾ Indonesisch
abonemén
[het abonneren]
-
▾ abortie
[vruchtafdrijving]
-
▾ Indonesisch
aborsi
[vruchtafdrijving]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: teraborsi=geaborteerd
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
aborsi
[vruchtafdrijving]
-
▾ abortus
[ontijdige geboorte, miskraam]
-
▾ Menadonees
abortus
[ontijdige geboorte, miskraam]
-
▾ Menadonees
abortus
[ontijdige geboorte, miskraam]
-
▾ abracadabra
[toverspreuk]
-
▾ Indonesisch
abrakadabra
[toverspreuk]
-
▾ Indonesisch
abrakadabra
[toverspreuk]
-
▾ abri
[wachthuisje]
-
▾ Sranantongo
abri
[wachthuisje]
-
▾ Sranantongo
abri
[wachthuisje]
-
▾ abrikoos
[vrucht]
-
▾ Deens
abrikos
[vrucht]
datering: 1710 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: via ty. og holl. til fr. abricots (flt), fra arab. al-barquq, lat. ('persica') præ'coqua tidlig moden (fersken)), Törnqvist: aus ndl. abrikoos aus frz. abricot, Møller: Hollandsk som Mellemled p. 188. Zie ook Duits: lijkt me niet abigu.
bron: Becker-Christensen 2005 Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 Møller 1927 (Fremmedordbog, PNOE, OOD, Törnqvist, Møller p. 121)
-
▾ Duits
Aprikose
[geelachtige, pruimgrote, vlezige steenvrucht van de abrikozenboom; abrikozenboom; abrikozenkleur]
datering: 1651-1700
status: ontlening onzeker
etymologie: Kytzler: lat.-vulgärlat.-spätgr.-arab.-span.-fr.-niederl.; die; -, -n. Kluge: Mit hyperkorrektem -e entlehnt aus ndl. abrikoos, dieses aus frz. abricot m. unter Einfluß der Lautform des Plurals, aus span. albaricoque m. und port. albricoque, aus arab. al-barqUq, dieses aus gr. prekókkion n. (mit vielen Lautvarianten), das seinerseits übernommen ist aus l. praecoquum n., einer Variante von l. praecox (Pl. praecocia) "frühreif", zu l. coquere (coctum) "reifen, reifen lassen". Die im 1. Jahrhundert aus China in Italien eingeführte Frucht war der einheimischen Marille im Geschmack überlegen und wurde als persica praecocia "frühreifer Pfirsich" (Frucht, die früher reif ist als der Pfirsich) bezeichnet. Kleinpaul: Aprikose, lateinisches, über den Orient nach Europa zurückgekehrtes und durch Vermittelung Frankreichs und der Niederlande zu uns gekommenes Wort. Die Aprikosen hiessen bei den römischen Obsthändlern, weil sie früh kamen: Persica jiraecociaj frühreife Pfirsiche. Das Adjektivum praecocia erschien in Griechenland als IlgaiHÖTiTiia^ ÜQeHÖHxia. Die Araber übernahmen das Wort, setzten ihren Artikel vor und sagten, weil sie das P nicht aussprechen konnten: Äl-Berkiik. Dies wurde ziemlich treu in Spanien nachgesagt, wo die Aprikose : Älbaricoque heisst. In Frankreich näherte man sich unserer Form, indem man Älbaricoque in Abricot verwandelte. In Holland machte das auslautende t einem s Platz : Äbrikoos. Wir und die Engländer stellten schliesslich das lateinische p wieder her und sagten: Aprikose, englisch: Apricot.
bron: Duden Fremd 1990 Kleinpaul 1900 Kluge 2002 Tazi 1998 (Duden Fremd, Kytzler, Kluge, Kleinpaul, Tazi)
-
▾ Fries
abrikoas
[vrucht]
-
▾ Indonesisch
abrikos
[vrucht]
-
▾ Lets
aprikoze
[vrucht]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
etymologie: vācu Aprikose < hol. abrikoos
bron: Baltutis 2005 (U. Baltutis)
-
▾ Litouws
abrikosas
[vrucht]
-
▾ Noors
aprikos
[(vrucht van) boom uit de steenvruchtenfamilie]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: over ty. aprikose ell. holl. aprikoos , fr. abricot og sp. ell. port. fra arab. hvor det igjen over gr. er lånt fra lat. praecocium til praecox «tidlig moden»; BO: ty, nederl, gj port. fra arab, opph. lat, av praecox, 'tidlig moden'
bron: NROi (NROi, NOBi; BO)
-
▾ Oekraïens
abrikós
[vrucht]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
abrikós
[vrucht]
datering: 1711-1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: abrikósovyj, abrikósnyj
etymologie: entlehnt aus ndl. abrikoos, das wie nhd. Aprikose, älter Abrikose (17. Jhdt.) über frz. abricot, span. albercoque auf arab. al-birqûq zurückgeht, s. Kluge-Götze EW. 21, Gamillscheg EW.5; vdmeulen: Abrikoos, de vrucht en bij uitbreiding de boom Prunus armeniaca. In het Akad. Wdb.2 1, 36 wordt gewezen op de minder gewone vormen abrikóz, plur. abrikózy, welks z uit de ndl. plur. abrikozen kan zijn (vgl om dezelfde reden oudtijds matróz naast matrós uit ndl. matroos, mv. matrozen) en aprikós, een vorm met p die vroeger ook in het ndl. niet onbekend is geweest; men vindt hem b.v. bij De Bruyn 88b: My in de volgende dagen (te Astrakan) verledigende om de buitenplaatsen te bezichtigen, bevond ik dat de meeste tuinen bestonden in wyngaarden,en eenige vruchtboomen, dragende Appels, Peeren, Pruimen, en Aprikozen,dogh maer gemeen en niet roemens waerdigh. Op blz. 178 a staat de gewone vorm abrikoos (abrikosen, abrikozen). Reeds in de russ.-ndl. woordenlijst van Sewel (a°. 1717) leest men: abrikos .. . abrikoos. Ten onrechte verklaart Preobraženskij russ. abrikós uit hd. aprikose (ouder abrikose) en doet Ušakov dit uit fr. abricot.
bron: Černych 1993 Meulen 1959 Šanskij 1963 (Vasmer, Cernych, ESR, Vdmeulen 1959)
-
▾ Zweeds
aprikos
[vrucht]
datering: 1660 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: Törnqvist: aus ndl. abrikoos aus frz. abricot
bron: Törnqvist 1977 (Törnqvist)
-
▾ Deens
abrikos
[vrucht]
-
▾ abrikoosziekte
[bepaalde ziekte]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
apricot sickness
[vorm van dysenterie]
<via Afrikaans>
datering: 1551 (1551-1600)
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: S. Afr. lit. tr. Afrikaans Appelkoossiekte, so named because it often appears at the beginning of summer when apricots ripen
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
apricot sickness
[vorm van dysenterie]
<via Afrikaans>
-
▾ abscis
[afstand van een punt tot de y-as]
-
▾ Indonesisch
absis
[afstand van een punt tot de y-as]
-
▾ Indonesisch
absis
[afstand van een punt tot de y-as]
-
▾ absent
[afwezig]
-
▾ Indonesisch
absèn
[afwezig; presentielijst tekenen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: absénan=presentielijst; mengabsén=presentielijst doornemen
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
absèn
[afwezig]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngabsèn = namen één voor één langsgaan om te kijken wie er afwezig is
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Menadonees
absèn
[afwezig]
-
▾ Negerhollands
absens
[afwezig]
-
▾ Indonesisch
absèn
[afwezig; presentielijst tekenen]
-
▾ absenteïsme
[voortdurende of vaak voorkomende afwezigheid]
-
▾ Indonesisch
abséntéisme
[voortdurende of vaak voorkomende afwezigheid]
-
▾ Indonesisch
abséntéisme
[voortdurende of vaak voorkomende afwezigheid]
-
▾ absenteren, zich
[zich verwijderen]
-
▾ Negerhollands
absenteer si selv
[zich verwijderen]
-
▾ Negerhollands
absenteer si selv
[zich verwijderen]
-
▾ absentie
[afwezigheid]
-
▾ Indonesisch
absénsi
[hoofdelijk appel]
-
▾ Indonesisch
absénsi
[hoofdelijk appel]
-
▾ absolutie
[vergiffenis (van zonden)]
-
▾ Indonesisch
absolusi
[vergiffenis van zonden]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
absolution of the instance
[voorlopig ontslag van rechtsvervolging]
datering: 1892 (1851-1900)
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: tr. Du. absolutie van de instansie
bron: OED2 1989 Silva 1996 (DSAE, OED3)
-
▾ Indonesisch
absolusi
[vergiffenis van zonden]
-
▾ absolutisme
[onbeperkte heerschappij]
-
▾ Indonesisch
absolutisme
[onbeperkte heerschappij]
-
▾ Indonesisch
absolutisme
[onbeperkte heerschappij]
-
▾ absoluut
[volstrekt]
-
▾ Indonesisch
absolut
[volstrekt]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mengabsolutkan=iets absoluut maken
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Negerhollands
absolůt, absolyt
[stellig]
datering: 1926 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: absolyt (Hesseling 1905), absolůt (djdj 1926)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (djdj1926, Hesseling 1905)
-
▾ Sranantongo
apsrutu
[stellig]
-
▾ Indonesisch
absolut
[volstrekt]
-
▾ absolveren
[kwijtschelden]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
absolve from the instance
[voorlopig ontslaan van rechtsvervolging]
<via Afrikaans>
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: absolveren van de instantie
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED3, DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
absolve from the instance
[voorlopig ontslaan van rechtsvervolging]
<via Afrikaans>
-
▾ absorberen
[inzuigen]
-
▾ Indonesisch
absorbir
[inzuigen]
-
▾ Indonesisch
absorbir
[inzuigen]
-
▾ absorptie
[inzuiging]
-
▾ Indonesisch
absorpsi
[inzuiging]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: terabsorpsi=geabsorbeerd
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
absorpsi
[inzuiging]
-
▾ abstract
[afgetrokken]
-
▾ Indonesisch
abstrak
[afgetrokken]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mengabstrakkan=iets immateriëel maken
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
abstrak
[afgetrokken]
-
▾ abstractionisme
[kunststroming]
-
▾ Indonesisch
abstraksionisme
[kunststroming]
-
▾ Indonesisch
abstraksionisme
[kunststroming]
-
▾ absurd
[ongerijmd]
-
▾ Indonesisch
absurd
[ongerijmd]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: keabsurdan=absurditeit
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
absurd
[ongerijmd]
-
▾ absurditeit
[ongerijmdheid]
-
▾ Indonesisch
absurditas
[ongerijmdheid]
-
▾ Indonesisch
absurditas
[ongerijmdheid]
-
▾ abuis
[vergissing]
-
▾ Negerhollands
abus
[misverstand]
-
▾ Papiaments
abijs
†verouderd
[vergissing]
-
▾ Negerhollands
abus
[misverstand]
-
▾ acacia
[boomsoort]
-
▾ Indonesisch
akasia
[boomsoort]
-
▾ Japans
akashia, akashiya
[boomsoort]
-
▾ Muna
akasia
[boomsoort]
-
▾ Indonesisch
akasia
[boomsoort]
-
▾ academicus
[iemand met academische opleiding]
-
▾ Indonesisch
akadémikus
[iemand met academische opleiding, alumnus]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: akadémisi = alumni
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
akadémikus
[iemand met academische opleiding, alumnus]
-
▾ academie
[genootschap ter bevordering van wetenschap en kunst; hogeschool]
-
▾ Boeginees
akadêmi
[genootschap ter bevordering van wetenschap en kunst; hogeschool]
-
▾ Indonesisch
akadémi
[instelling van hoger onderwijs]
-
▾ Surinaams-Javaans
akadémi
[academisch ziekenhuis (in Paramaribo)]
-
▾ Boeginees
akadêmi
[genootschap ter bevordering van wetenschap en kunst; hogeschool]
-
▾ academisch
[tot een academie behorend; schools; theoretisch]
-
▾ Indonesisch
akadémis
[tot een academie behorend; schools; theoretisch]
-
▾ Indonesisch
akadémis
[tot een academie behorend; schools; theoretisch]
-
▾ acc.
[accept, sta toe; (verouderd) akkoord]
-
▾ Ambons-Maleis
acc
[akkoord]
-
▾ Indonesisch
acc, asésé
[geaccordeerd; oké]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mengasésé=accoord gaan met, goedkeuren
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
asésé
[akkoord]
-
▾ Menadonees
asésé
[akkoord]
-
▾ Ambons-Maleis
acc
[akkoord]
-
▾ acceleratie
[versnelling]
-
▾ Indonesisch
aksélerasi
[versnelling]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mengaksélerasi(kan) = versnellen
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
aksélerasi
[versnelling]
-
▾ accent
[klemtoon]
-
▾ Indonesisch
aksén
[klemtoon]
-
▾ Papiaments
aksènt
[klemtoon]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
aksén
[klemtoon]
-
▾ accentuatie
[het leggen van accent]
-
▾ Indonesisch
akséntuasi
[het leggen van accent]
-
▾ Indonesisch
akséntuasi
[het leggen van accent]
-
▾ accept
[het accepteren van een wissel]
-
▾ Indonesisch
aksép
[het accepteren van een wissel]
-
▾ Javaans
asèp
[het accepteren van een wissel]
-
▾ Indonesisch
aksép
[het accepteren van een wissel]
-
▾ acceptant
[iemand die op zich neemt een wissel te betalen]
-
▾ Indonesisch
akséptan
[iemand die op zich neemt een wissel te betalen]
-
▾ Indonesisch
akséptan
[iemand die op zich neemt een wissel te betalen]
-
▾ acceptatie
[aanneming, aanvaarding]
-
▾ Javaans
asèp tangsi
[aanneming, aanvaarding]
-
▾ Javaans
asèp tangsi
[aanneming, aanvaarding]
-
▾ accepteren
[aannemen]
-
▾ Indonesisch
(meng)akséptir
[aannemen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: pengakséptiran = aanvaarding
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
(meng)akséptir
[aannemen]
-
▾ accessibiliteit
[toegankelijkheid]
-
▾ Indonesisch
aksésibilitas
[toegankelijkheid]
-
▾ Indonesisch
aksésibilitas
[toegankelijkheid]
-
▾ accessie
[toetreding]
-
▾ Indonesisch
aksési
[toetreding]
-
▾ Indonesisch
aksési
[toetreding]
-
▾ accessoires
[bijkomende zaken]
-
▾ Indonesisch
asoséris
[bijkomende zaken (kleding, auto's)]
-
▾ Indonesisch
asoséris
[bijkomende zaken (kleding, auto's)]
-
▾ accidenteel
[toevallig]
-
▾ Indonesisch
aksidentil
[toevallig]
-
▾ Indonesisch
aksidentil
[toevallig]
-
▾ accijns
[verbruiksbelasting]
-
▾ Duits
Akzise
[verbruiksbelasting]
datering: 1551-1600
status: ontlening onzeker
etymologie: (13. Jh., Standard 16. Jh., Form 20. Jh.), mndl. assise Entlehnung. Zunächst nur in Nordwestdeutschland als assise u.ä. entlehnt aus gleichbedeutendem afrz. assise; dieses ist das substantivierte Partizip Perfekt von asseoir "festsetzen". Im Laufe des 15. Jhs. wird das Wort vor allem im Niederländischen als accise geschrieben und aufgefaßt und diese Veränderung dringt allgemein (auch im Französischen) durch (frz. accise, das allerdings vorwiegend Steuern auf niederländische und englische Lebensmittel bezeichnet). Der Grund für die Veränderung ist nicht ausreichend klar.
bron: Kluge 2002 (Kluge)
-
▾ Engels
excise
[verbruiksbelasting]
datering: 1490 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: excise-bill, -commissioners, -dues, -duty, -house, -office, -people, -spies, -system, -yacht, etc. excise duties, those collected by the Board of Inland Revenue, or its officers, comprising many to which the name Èexcisei does not properly belong, e.g. the tax for armorial bearings..game licenses, etc.; excise law, a law relating to excise; spec. U.S., the licensing or liquor law. Also exciseman.
etymologie: app. a. MDu. excijs, exziis (1406 in Keurboeken van de Stad Leiden 14), also accijs, prob. ad. OF. acceis tax (12th c., riming with defeis:-L. def<emac>nsum) or some earlier form:- late L. type *acc<emac>nsum, verbal n. f. acc<emac>ns<amac>re to tax (whence OF. accenser, acenser), f. ad to + c<emac>nsus tax: see census. OF. had also the learned form accens, whence prob. MDu. excijns, exchijns, mod.Du. accijns. For the treatment of late L. or primitive Romanic <emac>(n)s in early adoptions into Du., cf. Du. spijs viand, repr. late L. exp<emac>nsa, and cijns repr. L. c<emac>nsus. The mod.F. accise occurs only with reference to the Low Countries and England, and is prob. adopted from Du. A med.L. accisia is mentioned by Du Cange (who gives no quots.) as occurring in imperial documents as a variant of assisa (see assize n.); this may be a latinization of the MDu. word. In Du. the two words accijs `excise' and assijs `assize' have been to a great extent confused, having both the meaning `tax'; the Du. etymologists regard the former as a corruption of the latter, and the form accijns as a further corruption due to confusion with cijns, Lat. census. By Lat. writers in the Low Countries (16ð17th c.) the word is often rendered by excensus. The notion of derivation from L. exc<imac>sum `something cut out' (cf. excise v.1) may have been the cause of the substitution of ex- for ac- in the MDu. form.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE excise 1)
-
▾ Esperanto
akcizo
[verbruiksbelasting]
<via Duits>
datering: 1889 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: akcizenda ‘accijnsplichtig’, akcizoficejo ‘accijnskantoor’
etymologie: Geleend via Du Akzise met ondersteunende bronwoorden Fr accise, Pl akcyza, Ru akciz. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 Vilborg 1989-2001 (Cherp, Vil 1)
-
▾ Frans
excise
[indirecte belasting over consumptiegoederen (in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten)]
<via Engels>
datering: 1688 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: 1688, francisé en accise; mot angl., probablt de l'anc. franç. acceis, de *accensum, lat. ad, et census, ou du moyen néerl. excijs, var. de accijs. → Accise.
bron: Robert 2005 (GRobert)
-
▾ Frans
accise
[verbruiksbelasting]
datering: 1501-1600 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR: moy.néerl. accijs `impôt de consommation'FEW: Entlehnt aus ndl. accijs, das unter dem einfluss von cijns 'zins' später zu accijns wurde. Ndl. accijs (auch mhd.zise) ist entlehnt aus mlt. accisia, das nach dem part. perf. von accidere gebildet worden war. Valkh 41 möchte die entw. des wortes anders sehen, weil er der meinung ist, fr. accise sei schon 1237 belegt (nach ihm auch Boulan 131). Er hat den text des DG unrichtig gelesen. 1237 ist dort nicht eine jahreszahl, sondern eine seitenzahl im 1. band des Nouveau Coutumier général.
bron: Robert 1993 Walter 1991 Wartburg 1928 (PRobert, Walter 2, Valkhoff, FEW)
-
▾ Fries
aksijns
[verbruiksbelasting]
-
▾ Maltees
sisa
[verbruiksbelasting]
<via Engels>
-
▾ Papiaments
akseins
[verbruiksbelasting]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Duits
Akzise
[verbruiksbelasting]
-
▾ acclamatie
[toejuiching]
-
▾ Indonesisch
aklamasi
[toejuiching]
-
▾ Menadonees
aklamasi
[toejuiching]
-
▾ Indonesisch
aklamasi
[toejuiching]
-
▾ accolade
[haakje tot verbinding van twee of meer regels]
-
▾ Boeginees
akkolâda
[haakje tot verbinding van twee of meer regels]
-
▾ Makassaars
akkolâda
[haakje tot verbinding van twee of meer regels]
-
▾ Boeginees
akkolâda
[haakje tot verbinding van twee of meer regels]
-
▾ accommodatie
[aanpassing]
-
▾ Indonesisch
akomodasi
[aanpassing]
-
▾ Indonesisch
akomodasi
[aanpassing]
-
▾ accommodatief
[aanpasbaar]
-
▾ Indonesisch
akomodatif
[aanpasbaar]
-
▾ Indonesisch
akomodatif
[aanpasbaar]
-
▾ accommoderen
[aanpassen]
-
▾ Indonesisch
akomodir
[aanpassen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mengakomodir = accomoderen
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
akomodir
[aanpassen]
-
▾ accordeon
[toetsinstrument]
-
▾ Indonesisch
akordion, akordéon
[toetsinstrument, trekzak]
-
▾ Menadonees
akordion
[toetsinstrument]
-
▾ Minangkabaus
akordeon
[toetsinstrument]
-
▾ Indonesisch
akordion, akordéon
[toetsinstrument, trekzak]
-
▾ accorderen
[overeenkomen, overeenstemmen]
-
▾ Ambons-Maleis
akordér
[overeenkomen, overeenstemmen]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
akordèr
[overeenkomen, overeenstemmen]
-
▾ Indonesisch
akur
[het ermee eens zijn, akkoord gaan, overeenstemmen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: keakuran = overeenstemming; goedkeuring; harmonie
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Menadonees
kordèr
[overeenkomen, overeenstemmen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: baku kordèr baik = een goed akkoord treffen, een goede overeenkomst treffen
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Negerhollands
akkordeer, accordeer
[overeenstemmen (in handel)]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: akkordeer (old 1776), accordeer (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Ternataans-Maleis
akkordèr
[overeenkomen, overeenstemmen]
-
▾ Ambons-Maleis
akordér
[overeenkomen, overeenstemmen]
-
▾ account
[rekening]
-
▾ Indonesisch
akun
[rekening]
-
▾ Indonesisch
akun
[rekening]
-
▾ accountant
[rekeningkundige]
-
▾ Indonesisch
akuntan
[rekeningkundige]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: akuntansi = het boekhouden
bron: Jones 2007 Stevens 2004 (S&S-T2004, Jones)
-
▾ Indonesisch
akuntan
[rekeningkundige]
-
▾ accreditatie
[onderzoek van geloofsbrieven]
-
▾ Indonesisch
akréditasi, akriditasi
[onderzoek van geloofsbrieven]
-
▾ Indonesisch
akréditasi, akriditasi
[onderzoek van geloofsbrieven]
-
▾ accu
[energiereservoir]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1919;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
aki
[energiereservoir]
-
▾ Jakartaans-Maleis
aki
[energiereservoir]
-
▾ Madoerees
aki
[energiereservoir]
-
▾ Makassaars
aki
[energiereservoir]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Minangkabaus
aki
[energiereservoir]
-
▾ Muna
aki
[energiereservoir]
-
▾ Indonesisch
aki
[energiereservoir]
-
▾ acculturatie
[aanpassing aan de heersende cultuur]
-
▾ Indonesisch
akulturasi
[aanpassing aan de heersende cultuur]
-
▾ Indonesisch
akulturasi
[aanpassing aan de heersende cultuur]
-
▾ accumulatie
[opeenhoping]
-
▾ Indonesisch
akumulasi
[opeenhoping]
-
▾ Indonesisch
akumulasi
[opeenhoping]
-
▾ accumulator
[energiereservoir]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1875;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Jakartaans-Maleis
aki
(dialect)
[energiereservoir]
-
▾ Jakartaans-Maleis
aki
(dialect)
[energiereservoir]
-
▾ accuraat
[nauwkeurig]
-
▾ Indonesisch
akurat
[nauwkeurig]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mengakuratkan = iets precies, accurater maken; terakurat = het accuraatst
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Negerhollands
akkoeraat
[nauwkeurig]
-
▾ Indonesisch
akurat
[nauwkeurig]
-
▾ accusatief
[vierde naamval]
-
▾ Indonesisch
akusatif
[vierde naamval]
-
▾ Indonesisch
akusatif
[vierde naamval]
-
▾ ach
[uitroep die verdriet, weemoed, berusting aangeeft]
-
▾ Ambons-Maleis
ah
[uitroep die verdriet, weemoed, berusting aangeeft]
-
▾ Deens
ak
†verouderd
[uitroep die verdriet, weemoed, berusting aangeeft]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk, tysk ach; egl. samme ord som udråbsordet åh
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Engels
ag
[uitroep die verdriet, weemoed, berusting aangeeft]
<via Afrikaans>
datering: 1936 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: f. Du. ach ach int.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Engels
ach
[uitroep van verbazing]
datering: 1481 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: Ultimately imitative (probably originally of the sound of a sigh), partly (chiefly in Scotland) as a variant of AH int., and partly after (or in some cases perhaps <) Middle Dutch, Dutch ach, Middle Low German ach, German ach (Middle High German ach), all expressing sentiments ranging from strong regret to (especially in later use) mild emphasis. Compare OCH int.
bron: OED2 1989 (OED3)
-
▾ Frans
ach
(dialect)
[uitroep die spijt, verdriet aangeeft]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Mouscron: faire âche 'zijn/haar wang tegen die van de moeder leggen'; faire grande âche 'de armen om de hals van zijn/haar moeder slaan, onderwijl zijn/haar wang tegen die van de moeder houden' (van een kind)
etymologie: Die interjektion ach lebt im d. und im ndl. Aus welcher dieser sprachen 1 entlehnt ist, bleibt schwer zu sagen, da keine textbelege vorliegen. 3 ist aus dem ndl. entlehnt, wo ach allgemein der ausdruck starker gemütsbewegungen ist.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Indonesisch
akh, ah
[in één woord, om kort te gaan]
-
▾ Noors
akk
[uitroep die verdriet, weemoed, berusting aangeeft]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
ag!
[uitroep die verdriet, weemoed, berusting aangeeft]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Zweeds
ack
[uitroep die verdriet, weemoed, berusting aangeeft]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. akh; ev. lånat av lågty. ach med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
ah
[uitroep die verdriet, weemoed, berusting aangeeft]
-
▾ achillespees
[pees aan de hiel]
-
▾ acht
[telwoord]
-
▾ Berbice-Nederlands
akti
-
▾ Berbice-Nederlands
akti