SAND-data Gors-Opleeuw (Q153p)

schriftelijke enquête | mondelinge enquête | telefonische enquête

data schriftelijke enquête

zinsnr.testzinantwoorden
035 (x01a) Jan herinnert zich dat verhaal wel (inf. 03311) vertaling: J kiend da verhaalke
036 (x01b) Marie en Piet wijzen naar ... (inf. 03311) vertaling: M en P zin elkander vor de kerk
037 (x01c) Toon wast ... (inf. 03311) vertaling: T waast zich
opm.: reflexief: zich
038 (x01d) De timmerman heeft geen spijkers bij zich (inf. 03311) vertaling: de schrijnwerker het gin nagels bij zich
opm.: reflexief: zich
039 (x01e) Fons zag een slang naast ... (inf. 03311) vertaling: F zoeg n slang lengs hem
opm.: reflexief: hem
040 (x01f) Erik liet mij voor zich werken (inf. 03311) vertaling: E liet mich vor hum werken
opm.: reflexief: hem
074 (x03a) Ik weet dat Jan hard (moet) (kunnen) (werken) (inf. 03311) vertaling: ich weet da J hard moet kounnen werke
076 (x03b) Ik weet dat Jan hard moet werken kunnen (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
076 (x03b) Ik weet dat Jan hard moet werken kunnen (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
078 (x03c) Ik weet dat Jan hard kunnen moet werken (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
078 (x03c) Ik weet dat Jan hard kunnen moet werken (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
079 (x03d) Ik weet dat Jan hard kunnen werken moet (inf. 03311) komt voor: n
081 (x03e) Ik weet dat Jan hard werken kunnen moet (inf. 03311) komt voor: n
083 (x03f) Ik weet dat Jan hard werken moet kunnen (inf. 03311) komt voor: n
879 (x04(iii)a) Ik weet dat Jan een nieuwe schuur moet bouwen (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
879 (x04(iii)a) Ik weet dat Jan een nieuwe schuur moet bouwen (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
880 (x04(iii)b) Ik weet dat Jan een nieuwe schuur bouwen moet (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
880 (x04(iii)b) Ik weet dat Jan een nieuwe schuur bouwen moet (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
088 (x04(iii)c) Ik weet dat Jan moet een nieuwe schuur bouwen (inf. 03311) komt voor: n
089 (x04(iii)d) Ik weet dat Jan bouwen een nieuwe schuur moet (inf. 03311) komt voor: n
091 (x04(iv)a) Ik vind dat Marie naar Jef moet bellen (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
091 (x04(iv)a) Ik vind dat Marie naar Jef moet bellen (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
092 (x04(iv)b) Ik vind dat Marie naar Jef bellen moet (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
092 (x04(iv)b) Ik vind dat Marie naar Jef bellen moet (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
093 (x04(iv)c) Ik vind dat Marie moet naar Jef bellen (inf. 03311) komt voor: n
094 (x04(iv)d) Ik vind dat Marie bellen naar Sjef moet (inf. 03311) komt voor: n
095 (x04(ix)a) Jan zei dat Marie naar een bakker moest gaan (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
095 (x04(ix)a) Jan zei dat Marie naar een bakker moest gaan (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
096 (x04(ix)b) Jan zei dat Marie naar een bakker gaan moest (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
096 (x04(ix)b) Jan zei dat Marie naar een bakker gaan moest (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
097 (x04(ix)c) Jan zei dat Marie moest naar een bakker gaan (inf. 03311) komt voor: n
098 (x04(ix)d) Jan zei dat Marie gaan naar een bakker moest (inf. 03311) komt voor: n
100 (x04(v)a) Ik weet dat Jan jammer genoeg moet vertrekken (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
100 (x04(v)a) Ik weet dat Jan jammer genoeg moet vertrekken (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
101 (x04(v)b) Ik weet dat Jan jammer genoeg vertrekken moet (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
101 (x04(v)b) Ik weet dat Jan jammer genoeg vertrekken moet (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
102 (x04(v)c) Ik weet dat Jan moet jammer genoeg vertrekken (inf. 03311) komt voor: n
103 (x04(v)d) Ik weet dat Jan vertrekken jammer genoeg moet (inf. 03311) komt voor: n
105 (x04(vi)a) Ik weet dat Hans niet mag komen (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
105 (x04(vi)a) Ik weet dat Hans niet mag komen (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
106 (x04(vi)b) Ik weet dat Hans niet komen mag (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
106 (x04(vi)b) Ik weet dat Hans niet komen mag (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
107 (x04(vi)c) Ik weet dat Hans mag niet komen (inf. 03311) komt voor: n
110 (x04(vi)d) Ik weet dat Hans komen niet mag (inf. 03311) komt voor: n
112 (x04(vii)a) Ik weet dat Jan varkens wil kopen (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
112 (x04(vii)a) Ik weet dat Jan varkens wil kopen (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
113 (x04(vii)b) Ik weet dat Jan varkens kopen wil (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
113 (x04(vii)b) Ik weet dat Jan varkens kopen wil (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
117 (x04(viii)a) Ik weet dat Eddy brood wil eten (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
117 (x04(viii)a) Ik weet dat Eddy brood wil eten (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
118 (x04(viii)b) Ik weet dat Eddy brood eten wil (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
118 (x04(viii)b) Ik weet dat Eddy brood eten wil (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
086 (x04(viii)c) Ik weet dat Eddy morgen wil brood eten (inf. 03311) komt voor: n
121 (x04(viii)d) Ik weet dat Eddy eten brood wil (inf. 03311) komt voor: n
123 (x04(x)a) Eddy moet vroeg kunnen opstaan (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
123 (x04(x)a) Eddy moet vroeg kunnen opstaan (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
124 (x04(x)b) Eddy moet vroeg opstaan kunnen (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
124 (x04(x)b) Eddy moet vroeg opstaan kunnen (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
087 (x04(x)c) Eddy moet kunnen vroeg opstaan (inf. 03311) komt voor: n
126 (x04(x)d) Eddy moet opstaan vroeg kunnen (inf. 03311) komt voor: n
128 (x04(xi)a) Ik zei dat Willy de auto moest verkopen (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
128 (x04(xi)a) Ik zei dat Willy de auto moest verkopen (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
129 (x04(xi)b) Ik zei dat Willy de auto verkopen moest (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
129 (x04(xi)b) Ik zei dat Willy de auto verkopen moest (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
130 (x04(xi)c) Ik zei dat Willy moest de auto verkopen (inf. 03311) komt voor: n
131 (x04(xi)d) Ik zei dat Willy verkopen de auto moest (inf. 03311) komt voor: n
133 (x05a) Jan heeft geeneen boek meer (inf. 03311) vertaling: J het geninnen boek nie mij
134 (x05b) Jan en heeft geen boek meer (inf. 03311) vertaling: J het gin boek mij
135 (x05c) Boeken heeft Jan geen (inf. 03311) vertaling: boek het J nie
136 (x05d) Jan en heeft niet veel geld niet meer (inf. 03311) vertaling: J het ni mij veul geld
144 (x05e) Er mag niemand spreken niet over dit probleem (inf. 03311) vertaling: niemand moug euver da geval kallen
139 (x05g) Niemand zegt dat hij komt niet (inf. 03311) vertaling: niemand zet da he kumt
140 (x05h) Zitten hier nergens geen muizen? (inf. 03311) vertaling: zitte he erges muis
141 (x05i) Ik geef niets aan een ander niet (inf. 03311) vertaling: ich geef niks an imand anders
142 (x05j) Niemand wil niet werken niet (inf. 03311) vertaling: niemand wilt werke
143 (x05k) Wij en wisten niet dat hij thuis was (inf. 03311) vertaling: vie wisten nie da he thous was
144a (x05l) Ik wist het niet ook niet (inf. 03311) vertaling: ich wiest t ooch nie
156 (x06a) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen moet hebben gemaakt (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
156 (x06a) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen moet hebben gemaakt (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
157 (x06b) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen moet gemaakt hebben (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
157 (x06b) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen moet gemaakt hebben (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
158 (x06c) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen hebben moet gemaakt (inf. 03311) komt voor: n
159 (x06d) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen hebben gemaakt moet (inf. 03311) komt voor: n
160 (x06e) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen gemaakt moet hebben (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
160 (x06e) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen gemaakt moet hebben (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
161 (x06f) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen gemaakt hebben moet (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
161 (x06f) Jan weet dat hij voor drie uur de wagen gemaakt hebben moet (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
162 (x07a) Maries auto is kapot (inf. 03311) vertaling: M hurre otto is kapot
163 (x07b) Marie d'r/se(n) auto is kapot (inf. 03311) vertaling: M hurre otto es kapot
225 (y01(i)) A: Hij slaapt B:Hij/'t (en) doet (inf. 03311) vertaling: dat doet hij
226 (y01(i)a) Persoon A vraagt: Hij slaapt; persoon B antwoordt: Hij en doet (inf. 03311) komt voor: n
227 (y01(i)b) Persoon A vraagt: Hij slaapt; persoon B antwoordt: Hij doet (inf. 03311) komt voor: n
228 (y01(i)c) Persoon A vraagt: Hij slaapt; persoon B antwoordt: 't Doet (inf. 03311) komt voor: n
230 (y01(ii)a) A: Hij zal niet komen B: Hij en doet (inf. 03311) komt voor: n
231 (y01(ii)b) A: Hij zal niet komen B: Hij doet (inf. 03311) komt voor: n
232 (y01(ii)c) A: Hij zal niet komen B: 't doet (inf. 03311) komt voor: n
234 (y01(iii)a) A: Slaapt hij? B: Ja, hij doet (inf. 03311) komt voor: n
235 (y01(iii)b) A: Slaapt hij? B: Ja, dat doet hij (inf. 03311) komt voor: j
236 (y01(iii)c) A: Slaapt hij? B: Ja, hij en doet (inf. 03311) komt voor: n
237 (y01(iii)d) A: Slaapt hij? B: Ja, hij slaapt (inf. 03311) komt voor: j
238 (y01(iii)e) A: Slaapt hij? B: Nee, hij doet niet (inf. 03311) komt voor: n
239 (y01(iii)f) A: Slaapt hij? B: Nee, hij en doet (inf. 03311) komt voor: n
241 (y01(iii)h) A: Slaapt hij? B: Nee, hij slaapt niet (inf. 03311) komt voor: j
242 (y01(iii)i) A: Slaapt hij? B: 't Doet (inf. 03311) komt voor: n
243 (y01(iii)j) Persoon A vraagt: Slaapt hij?; persoon B antwoordt: Ie doet (inf. 03311) komt voor: n
244 (y01(iii)k) Persoon A vraagt: Slaapt hij?; persoon B antwoordt: Toetoet (inf. 03311) komt voor: n
245 (y01(iv)a) De lamp doet niet meer branden; De kinderen doen hier niet voetballen; Branden doet de lamp niet meer (inf. 03311) komt voor: n
246 (y01(iv)b) Doet Marie elke avond dansen? (inf. 03311) komt voor: n
247 (y01(iv)c) Doe het brood even snijden! (inf. 03311) komt voor: n
249 (y02a) De jongen wiens moeder gisteren hertrouwd is, stond achter mij (inf. 03311) fragment: van wie de (1)
250 (y02b) De bank waar ze op zaten was pas geverfd. (inf. 03311) fragment: boe op (1)
251 (y02c) De bank ...... op ...... ze zaten is pas geverfd. (inf. 03311) fragment: boe (1)
251 (y02c) De bank ...... op ...... ze zaten is pas geverfd. (inf. 03311) fragment: (2)
251 (y02c) De bank ...... op ...... ze zaten is pas geverfd. (inf. 03311) fragment: (2)
251 (y02c) De bank ...... op ...... ze zaten is pas geverfd. (inf. 03311) fragment: boe (1)
252 (y02d) De bank op ...... ze zaten is pas geverfd. (inf. 03311) fragment: boe op (1)
253 (y02e) Op zondag gingen we met heel de familie naar zee, wat heel leuk was. (inf. 03311) komt voor: n
254 (y02f) Dat is een man die je nooit in een caf? zult aantreffen (inf. 03311) fragment: dee (1)
255 (y02g) In het dorp waar ik woon staat een oud kerkje (inf. 03311) fragment: boe (1)
256 (y02h) Op de dag dat we aankwamen regende het (inf. 03311) fragment: da (1)
opm.: Twijfelgeval D-woord of voegwoord
258 (y02i) Dat is iets wat ik niet graag doe (inf. 03311) fragment: wa (1)
257 (y02j) Dat is iets wat heel mooi is (inf. 03311) fragment: wa (1)
259 (y02k) Wie geld heeft moet mij maar wat geven (inf. 03311) fragment: wee (1)
260 (y03a) Wat denk je wie ik in de stad ontmoet heb? (inf. 03311) vertaling: wee denk jee da ich in de stad gezien heb
261 (y03b) Wat denken jullie hoe ze het hebben opgelost? (inf. 03311) vertaling: wa denk jee wee ze't opgeloost hebben
265 (y03c) Hoe denk je hoe ze het hebben opgelost? (inf. 03311) vertaling: wee denk je da ze t hebben opgeloost
263 (y03d) Magda weet niet wie dat wij willen bellen (inf. 03311) vertaling: M weet nie wee vee wille belle
264 (y03e) Weet iemand wie of dat wij geroepen hebben? (inf. 03311) vertaling: weet imand wee vee geroeppe hebbe
267 (y04a) Hij heeft zijn handen gewassen (inf. 03311) vertaling: hee het z'n haan gewasse
268 (y04b) Hij heeft zijn hemd gewassen (inf. 03311) vertaling: hee het z'n hume gewasse
269 (y04c) Hij heeft een hoed op het hoofd (inf. 03311) vertaling: hee het nen hoed op zenne kop
270 (y04d) Hij heeft een vlek op zijn hemd (inf. 03311) vertaling: hee het n plak op z'n humme
271 (y04e) Hij heeft zijn been gebroken (inf. 03311) vertaling: hee het z'n been euver
272 (y04f) Zij heeft zich pijn gedaan (inf. 03311) vertaling: hee het zich pijn gedan
opm.: reflexief: zich
309 (y06a) Ik heb geen zin en voeren de koeien (inf. 03311) komt voor: n
310 (y06b) Zij kwamen aan te gewandelen (inf. 03311) komt voor: n
311 (y06c) Ik denk hij weg is (inf. 03311) komt voor: j
312 (y06d) Ik zei nog tegen haar: ik denk hij is weg (inf. 03311) komt voor: n
314 (y06e) Ik weet dat hij is weg (inf. 03311) komt voor: n
315 (y06f) Ik weet hij is weg (inf. 03311) komt voor: n
316 (y06g) Hij wou nog snel even bij de bakker naar binnen en koop een broodje. (inf. 03311) komt voor: n
317 (y06h) Marie al haar koeien zijn verdronken bij de overstroming (inf. 03311) komt voor: n
318 (y06i) Kaas maken weet ik niets van (inf. 03311) komt voor: n
321 (y06j) Die rare jongen ben/heb ik mee naar de markt geweest (inf. 03311) komt voor: n
322 (y06k) Ik heb al de eerste drie sommen gemaakt. De welke heb jij gemaakt? (inf. 03311) komt voor: j
323 (y06l) De watvoore/waffere heb jij al weggebracht? (inf. 03311) komt voor: j
324 (y06m) De zulke zou ik niet durven opeten (inf. 03311) komt voor: n
325 (y06n) De die zou ik niet durven opeten (inf. 03311) komt voor: n
326 (y06o) Ik weet dat Jan naar de markt geweest heeft (inf. 03311) komt voor: n
330 (y07a) Lopentere kwam ik hem tegen (inf. 03311) komt voor: n
331 (y07b) Ik heb heel wat lopen gedaan (inf. 03311) komt voor: n
332 (y07c) Ik word nu moe, dat ik hou er maar mee op (inf. 03311) komt voor: n
333 (y07d) Hij deed zich voor dat hij net uit zijn bed kwam (inf. 03311) komt voor: n
334 (y07e) De schilder is hier geweest te schilderen (inf. 03311) komt voor: n
335 (y07f) Ga je naar huis denk? (inf. 03311) komt voor: n
336 (y08a) In die tijd leefde ik erop los (inf. 03311) vertaling: toen leefde ich trop
337 (y08b) Vroeger leefde hij als een beest (inf. 03311) vertaling: vruger leefd hee as n bist
338 (y08c) Daar leefden wij als god in Frankrijk (inf. 03311) vertaling: doa leefde vee as god in F
343 (y08h) Doordat Marie overleden was, heeft haar man Anna niet meer kunnen helpen (inf. 03311) vertaling:
opm.: IPP: n.v.t.
346 (y09) Ik weet dat hij (is) (gaan) (zwemmen) (inf. 03311) vertaling: ich weet da hee is goan zwemmen
347 (y09a) Ik weet dat hij is gaan zwemmen (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
347 (y09a) Ik weet dat hij is gaan zwemmen (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 3
348 (y09b) Ik weet dat hij is zwemmen gaan (inf. 03311) komt voor: n
349 (y09c) Ik weet dat hij gaan is zwemmen (inf. 03311) komt voor: n
350 (y09d) Ik weet dat hij gaan zwemmen is (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
350 (y09d) Ik weet dat hij gaan zwemmen is (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
351 (y09e) Ik weet dat hij zwemmen is gaan (inf. 03311) komt voor: n
352 (y09f) Ik weet dat hij zwemmen gaan is (inf. 03311) komt voor: n
353 (y10a) Persoon A vraagt: Wil je nog koffie, Jan? Jan antwoordt: Ja'k (inf. 03311) komt voor: n
354 (y10b) Gaat ze dansen? Jase (inf. 03311) komt voor: n
355 (y10c) Persoon A vraagt: Hebben ze gegeten? Persoon B antwoordt: Jaanze (inf. 03311) komt voor: n
356 (y10d) Is het huis te koop? Jaa't (inf. 03311) komt voor: n
357 (y10e) A: Er komt morgen iemand langs. B: Wie dat? (inf. 03311) komt voor: j
359 (y11a) Met zulk weer je kunt niet veel doen (inf. 03311) komt voor: j
360 (y11b) Als het kermis is de mensen komen buiten (inf. 03311) komt voor: n
361 (y11c) Ik wil hem nooit meer zien want hij mij bedrogen heeft (inf. 03311) komt voor: n
362 (y11d) Ik wil hem nooit meer zien omdat hij heeft mij bedrogen (inf. 03311) komt voor: n
363 (y11e) Jij gaat naar het voetbal kijken met ik (inf. 03311) komt voor: n
365 (y11f) Hem is dood (inf. 03311) komt voor: n
364 (y11g) Is hem dood? (inf. 03311) komt voor: n
366 (y11h) Haar is ziek (inf. 03311) komt voor: n
367 (y11i) Is haar ziek? (inf. 03311) komt voor: n
368 (y11j) Met hij/hem te werken moest zij de hele dag thuis blijven (inf. 03311) komt voor: n
369 (y11k) Met het te sneeuwen konden we de stad niet uit (inf. 03311) komt voor: n
370 (z01a) Dat is de man die ze geroepen hebben (inf. 03311) fragment: dee (1)
371 (z01b) Dat is de man die het verhaal heeft verteld (inf. 03311) fragment: dee (1)
372 (z01c) Dat is de man die ik denk dat het verhaal heeft verteld (inf. 03311) fragment: dee (1)
372 (z01c) Dat is de man die ik denk dat het verhaal heeft verteld (inf. 03311) fragment: dee (2)
372 (z01c) Dat is de man die ik denk dat het verhaal heeft verteld (inf. 03311) fragment: dee (2)
372 (z01c) Dat is de man die ik denk dat het verhaal heeft verteld (inf. 03311) fragment: dee (1)
373 (z01d) Dat is de man die ik denk dat ze geroepen hebben (inf. 03311) fragment: dee (1)
373 (z01d) Dat is de man die ik denk dat ze geroepen hebben (inf. 03311) fragment: dee (1)
373 (z01d) Dat is de man die ik denk dat ze geroepen hebben (inf. 03311) fragment: dat (2)
373 (z01d) Dat is de man die ik denk dat ze geroepen hebben (inf. 03311) fragment: dat (2)
374 (z01e) De mannen ... ik mee gesproken heb, zitten daar (inf. 03311) fragment: boe (1)
375 (z01f) De mannen met ... ik gesproken heb zitten daar (inf. 03311) fragment: boe (1)
377 (z01h) Dat is een huis ... ik wel zou willen hebben (inf. 03311) fragment: da (1)
opm.: twijfelgeval D-woord of voegwoord
379 (z01i) Daar loopt de lerares ... het gedaan heeft (inf. 03311) fragment: dee (1)
380 (z01j) Dat is het huis dat ik gekocht heb (inf. 03311) fragment: da (1)
opm.: twijfelgeval D-woord of voegwoord
381 (z01k) Wie te laat komt, moet op de bank zitten (inf. 03311) fragment: wee (1)
382 (z01l) De vrouw ... vader vorig jaar gestorven is, is gisteren getrouwd (inf. 03311) fragment: boe van de (1)
384 (z02a) Piet denkt dat Jan en Marie op niemand niet boos zijn (inf. 03311) betekenis: negative concord
385 (z02b) Wim denkt dat we nooit niemand een prijs geven (inf. 03311) betekenis: negative concord
386 (z02c) Het is waar dat ze mogen niet met Marie praten (inf. 03311) betekenis: negatie > modaal
389 (z03a) A: Waar groeit het geld aan de bomen? B: Nergens niet (inf. 03311) vertaling: nerges
388 (z03b) A: Wie heeft de auto meegenomen? B: Niemand niet (inf. 03311) vertaling: weet ich nie
387 (z03c) Persoon A vraagt: Wanneer zal de wereldvrede komen? Persoon B antwoordt: Nooit niet (inf. 03311) vertaling: nout
390 (z03d) A: Wat is rond en vierkant tegelijk? B: Niets niet (inf. 03311) vertaling: weet ich nie
391 (z03e) A: Welke koeien heeft hij gemolken? B: Geen enkele niet (inf. 03311) vertaling: allemol
451 (z10(i)a) Ze zijn naar de markt geweest (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
451 (z10(i)a) Ze zijn naar de markt geweest (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
452 (z10(i)b) Ze hebben naar de markt geweest (inf. 03311) komt voor: n
453 (z10(i)c) Ze zijn/hebben geweest naar de markt (inf. 03311) komt voor: n
454 (z10(i)d) Ze hebben geweest naar de markt (inf. 03311) komt voor: n
456 (z10(ii)a) Hij heeft zijn kinderen op de tractor gezet (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
456 (z10(ii)a) Hij heeft zijn kinderen op de tractor gezet (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
457 (z10(ii)b) Hij heeft zijn kinderen gezet op de tractor (inf. 03311) komt voor: n
458 (z10(ii)c) Hij heeft gezet zijn kinderen op de tractor (inf. 03311) komt voor: n
461 (z10(iii)a) Hij heeft zijn voorgevel helemaal wit geschilderd (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
461 (z10(iii)a) Hij heeft zijn voorgevel helemaal wit geschilderd (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
462 (z10(iii)b) Hij heeft zijn voorgevel geschilderd helemaal wit (inf. 03311) komt voor: n
464 (z10(iii)c) Hij heeft geschilderd zijn voorgevel helemaal wit (inf. 03311) komt voor: n
466 (z10(iv)a) Mijn vrouw kan dialect spreken (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
466 (z10(iv)a) Mijn vrouw kan dialect spreken (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
467 (z10(iv)b) Mijn vrouw kan spreken dialect (inf. 03311) komt voor: n
469 (z10(v)a) Gunther heeft Annemie naar huis gebracht (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
469 (z10(v)a) Gunther heeft Annemie naar huis gebracht (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
470 (z10(v)b) Gunther heeft Annemie gebracht naar huis (inf. 03311) komt voor: n
471 (z10(v)c) Gunther heeft gebracht Annemie naar huis (inf. 03311) komt voor: n
495 (z13a) Ik denk dat je veel weg zou moeten gooien/Ik denk dat je veel zou weg moeten gooien/Ik denk dat je veel zou moeten weg gooien (inf. 03311) positie: 3
496 (z13b) Het is dom om zulke dure dingen (weg) te (weg) gooien (inf. 03311) positie: 1
497 (z13c) Hij is alle kapotte spullen (weg) aan het (weg) gooien (inf. 03311) positie: 2
498 (z13d) Ik vind dat je vaker (de krant) zou (de krant) moeten (de krant) lezen (inf. 03311) positie: 1
499 (z13e) Het is dom om in het donker (de krant) te (de krant) lezen (inf. 03311) positie: 1
500 (z13f) Hij is de hele dag (de krant) aan het (de krant) lezen (inf. 03311) positie: 1
512 (z15a) Zo'n ding een(e) heb ik nog nooit gezien! (inf. 03311) komt voor: n
513 (z15b) Zo een vrouw een(e) kun je maar beter niet tegenspreken (inf. 03311) komt voor: n
514 (z15c) Zo een mens een(e) heeft altijd wat om over te klagen (inf. 03311) komt voor: n
515 (z15d) Jij bent ook een rare een(e) (inf. 03311) komt voor: n
538 (z17a) Marie heeft gezegd dat jij geprobeerd hebt een liedje te zingen (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
538 (z17a) Marie heeft gezegd dat jij geprobeerd hebt een liedje te zingen (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 5
534 (z17b) Marie heeft gezegd dat jij hebt proberen een liedje te zingen (inf. 03311) komt voor: n
544 (z17c) Marie heeft gezegd dat jij een liedje hebt proberen te zingen (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 4
544 (z17c) Marie heeft gezegd dat jij een liedje hebt proberen te zingen (inf. 03311) komt voor: j
gebr.: 4
545 (z17d) Marie heeft gezegd dat jij een liedje proberen hebt te zingen (inf. 03311) komt voor: n
536 (z17e) Marie heeft gezegd dat jij een liedje proberen te zingen hebt (inf. 03311) komt voor: n
605a (z17f) Marie heeft gezegd dat jij een liedje hebt te zingen proberen (inf. 03311) komt voor: n
548 (z17g) Marie heeft gezegd dat jij een liedje te zingen proberen hebt (inf. 03311) komt voor: n
542 (z17h) Marie heeft gezegd dat jij een liedje te zingen hebt proberen (inf. 03311) komt voor: n

interview mondelinge enquête

sprekertekstcommentaar 
geen interview gehouden in Gors-Opleeuw

data telefonische enquête

zinsnr.testzininstructieantwoorden
geen data telefonische enquête in Gors-Opleeuw