Home

Het kunstgebit in de kabeljauw

Een sage in zijn context

Theo Meder & Eric Venbrux


I


Hugo Slamat met de zojuist gevangen kabeljauw

In september 1994 ging ene Cor Stoop uit Heerhugowaard met een boot mee uit vissen op de Noordzee. Hij werd zeeziek. Terwijl hij over de reling hing om over te geven, verloor hij zijn kunstgebit.
Zo’n drie maanden later echter kreeg hij zijn kunstgebit weer terug. Hugo Slamat, een sportvisser uit Amsterdam, trof de valse tanden namelijk aan in een kabeljauw. Hij had het gebit aan de schipper van de boot laten zien. De schipper vertelde hem dat een zekere Cor drie maanden eerder zijn bovengebit verloren had.
Slamat werd geïnterviewd over de wonderbaarlijke vangst van het kunstgebit in de kabeljauw door Radio Noord-Holland. Dit kwam Cor Stoop ter ore, die Slamat in Amsterdam ging opzoeken. Hij paste het gebit en het zat hem als gegoten. Stoop was er van overtuigd dat hij zijn gebit weer terug had.

Cor Stoop (links) in de winkel van Hugo Slamat (Nieuws van de Dag)

II


Deze gebeurtenissen bleken nieuwswaarde te hebben. Op woensdag 30 november 1994 berichtten de media van het kunstgebit dat naar zijn baasje terugkeerde in de maag van een kabeljauw. Het nieuwsfeit beperkte zich niet tot Nederland, maar werd ook door de buitenlandse pers opgepikt.
In de regionale kranten van Noord-Holland, waar de gebeurtenissen zich hadden afgespeeld, was het wonderlijke nieuws in veel gevallen voorpagina-nieuws. Drie van de vijf nationale kranten drukten het verhaal ook af, namelijk het Algemeen Dagblad, Trouw en De Telegraaf. De twee andere nationale krantenredacties, die van de Volkskrant en NRC Handelsblad, vonden waarschijnlijk dat aan dit vis-verhaal een luchtje zat, en drukten het niet af. Maar voor de Telegraaf waren de gebeurtenissen voorpagina-nieuws. De krant plaatste er een kleurenfoto bij van een lachende Slamat in zijn hengelsport-zaak, tezamen met Stoop die zijn hervonden tandprothese omhoog houdt. Een andere foto uit de serie met de twee heren en het kunstgebit werd door foto-journalist Emiel van Lint verkocht aan het internationale persbureau Associated Press. AP verzond het verhaal wereldwijd naar haar abonnees - kranten, tijdschriften, radio en tv. Diezelfde woensdag ging de foto de hele wereld over, vergezeld van een persbericht met de titel: ‘Dentures Found in Cod’s Stomach Returned to Dutch Owner’.
Verschillende Amerikaanse kranten drukten het verhaal af, waaronder één met de volgende kop: ‘Here’s a fish story you can truly sink your teeth into’. De Amerikaanse nationale radiozender National Public Radio zond het verhaal uit in het programma All Things Considered, daarbij een parodie makend op het gedicht Sea-Fever van John Masefield (1878-1967). Het nieuws zou eveneens zijn uitgezonden op televisie door de BBC, en door CNN in hun programma Headline News. Helaas hebben wij dit niet bevestigd kunnen krijgen.
Hoe dan ook, het zal duidelijk zijn dat het verhaal over het Kunstgebit-in-de-Kabeljauw een aantrekkelijk nieuwsbericht was: het verhaalt van een miraculeus toeval. Het lijkt voor veel mensen een aangename gedachte te zijn dat dergelijke toevalligheden echt kunnen voorkomen. Het heeft veel weg van een wonder, en werd dan ook beschouwd als een eenmalige geschiedenis.

Krantenkoppen over het kunstgebit in de kabeljauw

III


Hoewel op het eerste gezicht uniek, bleek ons dat het verhaal over het kunstgebit in de kabeljauw op z’n minst al sinds 1990 circuleerde in Nederland. In 1991 verstuurde de afdeling Volkskunde van het Meertens-Instituut namelijk een vragenlijst over moderne sagen. Meneer Hamoen uit Bodegraven stuurde toen het volgende verhaal in:

"De vereniging van kaashandelaren ging op een dag zeevissen, er werd meer gedronken dan gevist. Kaashandelaar B.B. [dat is: Bas Baars] was zo dronken en zeeziek, dat ie z’n gebit over de reling in zee kotste. Enige tijd later wordt er een grote kabeljauw gevangen. Op de terugreis wordt de vis schoon gemaakt, en wat zat er in de maag? Jawel ‘t gebit van B.B."

Uiteraard wilden we hier meer over weten. Hamoen herinnerde zich dat hij het verhaal van zijn broer gehoord had toen hij zijn verjaardag vierde in november 1990. De broer kon zich echter niet meer herinneren wanneer hij het gehoord had. Hij dacht op een of ander feestje.
De broers Hamoen hadden wel lol in het verhaal. De kaashandelaren vormden als het ware een aparte, hogere kaste in de streek. Ze domineerden de plaatselijke politiek, kerkelijke aangelegenheden en zo meer. De Hamoens waren gewone mensen, arbeiders, die niet omgingen met de hogergeplaatste kaashandelaren. Het verhaal over het kunstgebit liet zien dat deze lieden niet moesten denken dat ze echt boven iedereen verheven waren.
Een ander punt is dat de vertellers en hun gehoor ook niet in de positie waren om het verhaal te controleren bij de kaashandelaren. De sociale afstand was daarvoor te groot. De naam Baars kan best opzettelijk zijn gekozen. De baars is net als de kabeljauw een roofvis. Tegelijk staat de naam Baars voor een bekende familie van kaashandelaren. Meneer Baars zelf konden we het niet meer vragen, want die was een aantal jaren eerder gestorven. Maar een exportmanager die voor hem gewerkt had, had het verhaal nog nooit gehoord. Onze speurtocht naar de bron van dit verhaal liep al spoedig dood.
Toch riep het verhaal op zichzelf wel de nodige twijfel op met betrekking tot de berichten over eenzelfde soort gebeurtenis in de media.
In feite gaat het hier om een humoristisch verhaal. Volgens de antropologe Mary Douglas gaat het bij een grap om “a play upon form”: het spelen met die vorm maakt dat een verhaal om te lachen wordt. Dat is wat we hier zien. Een kunstgebit behoort wel en eigenlijk ook weer niet echt tot een persoon. Iemand zonder tanden is niet compleet. Iemand die tegen zijn zin met zijn mond zonder tanden komt te staan, verliest als het ware zijn waardigheid: hij verliest zijn gezicht. Het is niet de verschijning die we gewend zijn. Hoewel de persoon in kwestie zich miserabel moet voelen, wordt het door andere mensen meestal als grappig ervaren. De tanden kunnen praktisch gezien wel en eigenlijk ook weer niet gescheiden worden van de persoon. De kunsttanden in het verhaal keerden weer terug. Een buitengewoon toeval! Ze kwamen terug in een vis, waar ze niet hoorden. Tanden van een visser die terugkeren in een vis: dat is een beetje de omgekeerde wereld. Gewoonlijk is het de bedoeling dat de visser zijn tanden in de vis zet.
Het verhaal van het kunstgebit in de kabeljauw lijkt niet zomaar uit de lucht te zijn komen vallen. Enkele meer algemene en wijdverbreide motieven laten zich gemakkelijk herkennen in het verhaal, zoals eten en gegeten worden, en een waardevol object dat in de golven verdwijnt en weer terugkomt, in veel gevallen in een vis. Voor volksverhaal-onderzoekers is dat bekende kost.

IV


Het centrale motief in het nieuwsbericht - het verlies van een waardevol object en de terugkeer ervan in de maag van een vis - is welbekend in het historisch volksverhaal-onderzoek. Het gaat terug tot de Griekse Oudheid. In de internationale volksverhalen-catalogus van Aarne & Thompson, The Types of the Folktale (Helsinki 1964), staat dit verhaaltype geregistreerd als AT 736A The Ring of Polycrates, genoemd naar de oudst bekende versie. In de catalogus Index Exemplorum van middeleeuwse exempelen heeft Tubach (Helsinki 1969) het verhaal gerubriceerd onder de titel Ring in Fish (type 4102). In The Migratory Legends van Christiansen (Helsinki 1958) staat het verhaal gecatalogiseerd en omschreven als ‘Ring thrown into the water and recovered in a fish’ (type 7050). Uit de Motif Index van Thompson (Kopenhagen 1955-1958) blijkt tenslotte dat in dit type volksverhaal niet alleen ringen in vissenmagen terugkeren: het kunnen ook sleutels, sieraden en zelfs zwaarden zijn.
Johannes Künzig, die studie heeft verricht naar het volksverhaal-motief van de ring in de vis, voegt hier nog eens twee waardevolle voorwerpen aan toe: parels en diamanten. Künzig betoogt dat het in sprookjes meestal gaat om een dankbare vis die een verloren ring of sleutel terugbrengt naar de held of heldin. In sagen daarentegen houdt het ring-in-vis-motief vaak verband met een of ander goddelijk oordeel. In ‘De ring van Polycrates’ van de Griekse geschiedschrijver Herodotes gooit koning Polycrates een kostbare ring in de zee als een offer aan de goden. Door dit te doen, hoopt Polycrates dat zijn enorme voorspoed zal beklijven. Spoedig wordt hem echter een vis gebracht, en in die vis wordt de ring teruggevonden. Een duidelijk teken dat de goden zijn offer niet aanvaarden. Binnen de kortste keren laat het geluk koning Polycrates in de steek en komt hij ellendig aan zijn einde.
In de arabische en joodse traditie betekent het verlies van een ring vaak een goddelijke straf, terwijl de terugkeer van de ring in een vis als een teken van goddelijke genade opgevat wordt. Bekend is het verhaal over de Magische Ring van Salomo, welk verhaal waarschijnlijk de aanzet heeft gegeven tot vergelijkbare legenden in middeleeuws West-Europa. In deze legenden is het vaak een heilige die bij wijze van penitentie boeien om zijn enkels sluit en de sleutel in het water gooit. Als de sleutel bij de heilige terugkeert via de maag van een vis, is dit een teken van God dat zijn boetedoening volbracht is.
In ons land is nog een andere versie van dit verhaaltype zeer bekend geworden, namelijk Het Vrouwtje van Stavoren:

"Deze rijke koopvrouw leefde - aldus de overlevering - in de destijds welvarende havenstad Stavoren. Zij zond haar schipper uit om voor haar het meest waardevolle ter wereld te gaan kopen. De schipper redeneerde dat geen mens zonder koren kan, en hij keerde derhalve terug met een lading prachtig koren. Dit was een bittere teleurstelling voor het vrouwtje van Stavoren, en zij beval de schipper om de lading overboord te gooien. Een bedelaar waarschuwt haar dat het een zonde is om zulk kostelijk voedsel te verspillen: misschien zou ze ooit zelf eens arm en hongerig zijn. Hierop haalt de hoogmoedige koopvrouw een gouden ring van haar vinger. Ze gooit de ring in zee en zegt: “Zo min als deze ring ooit zal terugkomen, zo min kan ik arm worden”. Vervolgens wordt ook het koren in zee gestort. Enkele dagen later staat er vis (kabeljauw of schelvis) op het menu. Tot opperste verbazing van het vrouwtje van Stavoren komt haar ring tevoorschijn als de vis wordt opengesneden. Spoedig daarna vervalt zij tot armoede. De haven van Stavoren verzandt en elk jaar groeien er loze aren uit het water."

Het mag duidelijk zijn dat het vrouwtje gestraft wordt voor haar hoogmoed. Het verhaal gaat terug tot de late Middeleeuwen en geeft een verklaring voor de teloorgang van Stavoren. Het motief van de Ring-in-de-Vis werd echter pas rond 1800 in de vertelling geïntroduceerd. Er is wel betoogd dat het gedicht Der Ring des Polykrates van Friedrich Schiller uit 1797 hiervoor de bron is geweest, maar de twee vertellingen verschillen in een cruciaal opzicht. Zowel het vrouwtje van Stavoren als koning Polycrates halen zich weliswaar goddelijke toorn op de hals, maar Polycrates offerde een ring aan de goden, terwijl het vrouwtje van Stavoren precies het tegenovergestelde deed: zij gooide de ring in het water om God te tarten. Het lijkt er eerder op dat het ring-in-vis-motief afkomstig is uit de orale traditie van de Noordzee-cultuur - in Scandinavische en Noord-Duitse varianten wordt het motief al eerder aangetroffen.
In al deze verhalen geschiedt het kwijtraken van een kostbaar en persoonlijk voorwerp met opzet, en de verhalen bevatten ook telkens een uitgesproken moraal. Alhoewel het in het Kunstgebit-in-Kabeljauw-verhaal zonder opzet geschiedt, keert het kostbare en persoonlijke object wel op dezelfde wijze weer terug.
Noch een dankbare vis, noch een goddelijk oordeel speelt echter een rol in de moderne verhaal-versie. En als het verhaal al een boodschap heeft, dan is het dat een ‘profaan mirakel’ af en toe echt kan voorkomen.
Nu kunnen we de vraag stellen: heeft die wonderlijke samenloop van omstandigheden werkelijk plaatsgehad?

V


Dit blijkt niet echt het geval. Na veertien dagen nam de Amsterdamse taxi-chauffeur Roel Pool contact op met de media. Hij gaf toe dat hij het reserve-gebit van zijn vrouw Janet in de kabeljauw had geduwd toen Slamat even niet oplette. Ondertussen had ook Stoop van zijn tandtechnicus te horen gekregen dat het kunstgebit niet het zijne was.
We hebben hier dus niet te maken met een soort wonder, maar met een practical joke!
Pool en zijn vriend Klaas Reinders zijn allebei taxi-chauffeurs in Amsterdam. Van het uithalen van grappen en het vertellen van sterke verhalen kunnen ze geen genoeg krijgen. Het is een van hun meest favoriete verzetjes.
Een ander verzetje is het vissen. Pool gaat vissen op de Noordzee als hij er echt even tussenuit moet. Hij is van het type ruwe bolster blanke pit. Massa’s gehaktballen en kippenbouten neemt hij mee voor zo’n dag. Het voedsel deelt hij dan met andere sportvissers, mannen die hij dan vaak voor het eerst ontmoet. Pool en Reinders gingen mee met een vistocht van een dag. Deze tocht was georganiseerd door Slamat, U weet wel, de man die de kabeljauw ving. Pool was wat van de kaart vanwege een inbraak en een ziekte in de familie. Het vistochtje was zijn manier om zijn zorgen even opzij te zetten. Het duo Pool en Reinders had het voornemen om op de een of andere manier een grap uit te halen. Toen Pool vroeg in de ochtend zijn tanden poetste, viel zijn oog op het eerste gebit van zijn vrouw. Ze bewaarde het als een herinnering. Pool stak het gebit bij zich. Later kwamen beide heren op het idee om de tanden in de grootste vangst van die dag te stoppen.
Slamat ging het vissen goed af. Hij haalde heel wat kabeljauw binnen. Slamat liet een foto maken van zichzelf op de boot met een kabeljauw van maar liefst 19 pond handen: het was de grootste vangst van de dag. Toen Slamat even weg was, grepen Pool en Reinders hun kans.

Van links naar rechts: Janet Pool, Roel Pool en Klaas Reinders

Enige tijd later, terwijl hij de kabeljauw aan het schoonmaken was, deed Slamat zijn opzienbarende vondst: een kunstgebit in de maag van de kabeljauw.
Pool en Reinders vernamen via de media dat de kunsttanden, die Slamat aantrof in de kabeljauw, teruggegeven waren aan Cor Stoop. Ze stonden perplex! Hield iemand hùn voor het lapje? Janet Pool wist dat de tanden de hare waren. Ze werd boos op haar man. Ze eiste van hem dat hij zou zorgen dat haar gebit terug kwam. Roel Pool wist niet wat hij doen moest, want wat zou er gebeuren als de waarheid boven water zou komen?
De vrijdag na het mediaspektakel ging Pool weer met de vissersboot mee. Voor zijn gemoedsrust wilde hij de zaak bespreken met de schipper, André Bakker. Nadat ze Slamat in het ootje hadden genomen, had het komische duo Bakker ingelicht. Bakker was een man die wel in was voor grappen. Terwijl hij wist hoe de vork in de steel zat, liet hij de journalisten die hem interviewden maar in de waan. Hij wilde de grap niet bederven.
Pool vertelde ons hoe zijn maag zich omkeerde toen hij aan boord van het schip de gevolgen zag van het media-verhaal van het kunstgebit in de kabeljauw.
Eerder, in de maand juni, had de ramp met de Scandinavische veerboot Estonia plaats gehad. De lichamen van de meeste slachtoffers, meer dan 600 mensen, konden niet geborgen worden. Ze waren achter gelaten op de bodem van de zee. Kabeljauwen hebben de slechte reputatie het vlees weg te eten. In november, wanneer het zeewater kouder geworden is, komen ze naar de kunstmatige riffen van oude scheepswrakken ten noorden van de Waddeneilanden.
Pool moest wel even slikken toen hij de sportvissers bij het ophalen van hun hengels “Estonia!” uit hoorde roepen. Ze namen niet de moeite de opgehaalde vissen met een stok te doden, maar zetten er gelijk het mes in. Het was hem snel duidelijk wat ze aan het doen waren: schatgraven. Dit alles was ingegeven door de vondst van het kunstgebit in de maag van een kabeljauw. Wat zou er al niet voor kostbaars in de vissen kunnen zitten: ringen, diamanten...? Roel Pool kreeg het te kwaad, zo morbide vond hij het. De grappenmaker vond de grap niet leuk meer. Hij en zijn vriend besloten dat ze moesten ingrijpen.
Het was zijn vriend Reinders die de journalist opbelde die Slamat en Stoop bij elkaar had gebracht. Reinders vertelde hem dat hij en Pool het kunstgebit in de kabeljauw gedaan hadden. Nu waren ze van mening dat de zaken uit de hand begonnen te lopen. Bovendien... Mevrouw Pool wilde nog steeds haar tanden terug.
De radiojournalist wilde de practical joke erg graag wereldkundig maken, maar eerst wilde hij het verhaal van Reinders nog wel even checken. Daarop vroeg hij aan Stoop om uit te zoeken of het gebit echt het zijne was. Reinders wachtte niet af. Hij nam contact op met een dagblad-journalist, die weer de eerste was om van Cor Stoop te horen dat de kunsttanden toch van iemand anders moesten zijn. Zo kwam het in de krant, in de combinatie Leidsch Dagblad, IJmuider Courant en Haarlems Dagblad.

VI


De nationale media hadden er ditmaal helemaal geen trek in om het aanvankelijke verhaal te herroepen. De nationale kranten, die het aanvankelijke verhaal wel afdrukten (AD, Trouw, Telegraaf), hebben geen rectificaties geplaatst. Mogelijk vreesden sommige redacties gezichtsverlies: door te rectificeren, zouden ze moeten toegeven dat ze ernaast zaten en dat ze hun werk niet goed hadden gedaan. Of ging men het bericht plots beschouwen als een ‘fait divers’ dat de moeite van het rectificeren niet waard was?
De nationale kranten die het eerste verhaal links hadden laten liggen, negeerden het tweede eveneens. De regionale Noord-Hollandse media daarentegen voelden zich verplicht om te berichten dat het verhaal op een grap berustte: de gebeurtenissen hadden zich tezeer in de onmiddellijke nabijheid afgespeeld om ze te kunnen negeren. Op 13 december 1994 geven de locale kranten openheid van zaken. Verder werd grappenmaker Roel Pool geïnterviewd door de locale Radio Noord-Holland en in radioprogramma’s van de AVRO en Veronica. Het roddelblad Privé besteedde op 30 december aandacht aan de practical joke. Samen met een kort bericht over de gebeurtenissen, werd een foto gepubliceerd met daarop meneer Reinders en meneer en mevrouw Pool, welke laatste een kabeljauw en een kunstgebit vasthoudt.
Zoals gezegd was het een journalist van een locale krant die als eerste het aanvankelijke verhaal ontzenuwde, nadat hij was ingelicht door Reinders. Een journalist van het Noordhollands Dagblad liet zijn rectificatie van de aanvankelijke berichtgeving schuilgaan achter een flinke dosis humor. Voorts werd er troost geput uit het feit dat niet alleen de Nederlandse journalisten erin getrapt waren, zoals de kop in de Privé benadrukt: "Lolbroeken namen wereldpers bij de neus".
Het verhaal van de practical joke ging weer de hele wereld over in de vorm van een herzien persbericht van Associated Press. In de Verenigde Staten presenteerde National Public Radio op 13 december het nieuwe verhaal in hun programma 'All Things Considered', waarmee het oorspronkelijke verhaal werd herroepen. De Canadese krant Evening Telegram publiceerde het herziene nieuwsbericht op 17 december onder de kop: 'Cod Still Good for a Laugh'.

VII


Hiermee is het verhaal nog niet ten einde. Slamat was verbolgen over de onthullingen. Mensen liepen zijn hengelsportzaak binnen, en zeiden dat hij een "leugenaar" was. Bepaald geen reclame voor zijn zaak dus, zoals de kwestie nu uitpakte. Hij beschouwde het Kunstgebit-in-Kabeljauw-verhaal, Part Two, als een publieke vernedering. Hij voelde zich te kijk gezet als een oplichter.
Bakker, de schipper, benadrukte dat Slamat wel erg fel reageerde: het maakte het alleen maar erger als hij niet tegen een grap kon. Slamat was echter zo kwaad dat hij de grappenmakers nooit meer mee wilde hebben met zijn vistochten. Hij overwoog zelfs juridische stappen.
In zekere zin was Cor Stoop ook het slachtoffer geworden van de practical joke. Twee weken lang verkeerde hij in de veronderstelling dat de nep-tanden van mevrouw Pool in zijn mond thuis hoorden. Toen het duidelijk werd dat dit niet het geval was, werd hij al snel beschouwd als een tragi-komische figuur. Op zijn werk werd hij geplaagd door zijn collega's: "Cor, gebitje!" Hij bracht ze dan tot zwijgen door te zeggen dat hij wel honderdduizend gulden had gevangen voor het verhaal. In de media had Stoop aanvankelijk benadrukt dat de terugkeer van het kunstgebit bijna géén toeval kon zijn. Het was op de een of andere manier allemaal voorbestemd: hij ging uit vissen op de huwelijksdag van zijn dochter en het gebit kwam terug op zijn eigen trouwdag. Stoop en Slamat gingen met dezelfde boot vissen, en het kunstgebit ging verloren en keerde weer terug op dezelfde plek.
Het verhaal was moeilijk te geloven, maar waar: een reeks van coïncidenties lijkt in dit geval mensen tot de veronderstelling gebracht te hebben dat het géén toeval meer kon zijn.
Zodra het duidelijk werd dat Stoop de verkeerde tanden had, besloot hij ze terug te sturen naar Slamat, zodat deze ze op zijn beurt aan de rechtmatige eigenaar kon geven. Het verdere verloop is niet meer door de media opgepikt, maar wij willen U niet in het ongewisse laten over het verhaal van het Kunstgebit-in-de-Kabeljauw, Part Three:
Slamat gaf het kunstgebit niet terug aan mevrouw Pool. "Als ze denken dat ze met mij een grapje uit kunnen halen," zei hij, "dan weet ik er ook nog wel één." Hij nam de veerpont over het IJ in Amsterdam. Midden op het IJ wierp hij het kunstgebit van mevrouw Pool overboord. "Er liggen er nu twee op de bodem," glimlachte hij. Voor Slamat was dit de manier om het de grappenmakers betaald te zetten. Deze practical joke verwijst - hoe kan het haast anders - weer naar een hedendaagse sage of mop met een kunstgebit.

VIII


Die moderne sage is populair in Nederland, België en Noord-Duitsland. Het verhaal zou 'Het Kunstgebit aan de Hengel' genoemd kunnen worden. Een versie die door verzamelaar Peter Burger is opgetekend, verloopt aldus:

"Mijn man, die in de aannemerij werkzaam is, werd weer eens uitgenodigd voor een dagje sportvissen op de Noordzee. Een liefhebberij die altijd uitloopt op veel gezuip. Toen hij met de auto in IJmuiden aankwam, stonden de anderen hem al op te wachten. Visgerei kopen hoefden ze niet, want dat was op de boot te huur. Met half tij voeren ze de pieren uit, om voor Zandvoort voor anker te gaan. De vangst stelde bitter weinig voor, maar gelukkig was er voldoende Beerenburger aan boord om te "pekelen". De stemming steeg zienderogen, hoewel sommigen zeeziek begonnen te worden.
Ook Piet hangt zeeziek over de reling. Hij geeft hartstochtelijk over en merkt tot zijn grote schrik, maar tot even grote hilariteit van de anderen, dat daarbij zijn bovengebit in zee verdwenen is. Mijn man krijgt dan een idee. Hij doet zijn eigen bovengebit uit, bevestigt dit aan zijn vishaakje, legt weer in, en roept na een paar minuten opgewonden: "Piet, kom gauw kijken, ik geloof dat ik je bovengebit beet heb."
Piet haalt het bovengebit dolgelukkig van het haakje, stopt het in zijn mond, zegt dan: "Verdomme, dit is het mijne niet!" en gooit het weer terug in zee."

Tekening bij een Friese versie van 'Het Kunstgebit aan de Hengel'

in Ype Poortinga's bundel De Foet fan de Reinbôge


Tijdens ons onderzoek zijn wij tientallen malen op deze moderne sage gestuit. Versies van 'Het Kunstgebit aan de Hengel' zijn gepubliceerd door de volksverhaal-verzamelaars Poortinga, Portnoy, Burger, Top en Brednich. Enigszins afwijkende versies, afkomstig uit Australië, zijn gepubliceerd door Brednich, Bishop, Scott en Brunvand. Bovendien hebben we juist dit verhaal meerdere malen te horen gekregen toen we mensen interviewden die betrokken waren bij de zaak van het Kunstgebit in de Kabeljauw. Slamat bezwoer dat het verhaal over 'Het Kunstgebit aan de Hengel' waargebeurd was, en dat zijn vriend, politie-rechercheur Bisschops, het zelf had meegemaakt. Toen wij navraag deden bij meneer Bisschops, bevestigde hij dat hij het verhaal aan Slamat verteld had, maar hij ontkende dat hij een ooggetuige was geweest. Toen wij André Bakker, de schipper van de bewuste vissersboot, vroegen wat meneer Pool ertoe kon hebben gebracht om een kunstgebit te gebruiken voor een practical joke, vertelde ook hij het verhaal van 'Het Kunstgebit aan de Hengel'. Nadat Radio Noord-Holland het verhaal van het 'Kunstgebit in de Kabeljauw' had uitgezonden, reageerden luisteraars door het ware verhaal van 'Het Kunstgebit aan de Hengel' te komen vertellen. Tenslotte bezochten we practical joker Roel Pool en kregen te horen dat hij, jaren geleden, samen met zijn visvriend Fred, het plan had opgevat om bij wijze van grap een kunstgebit aan zijn hengel te binden. Fred noch Roel durfden echter hun eigen kostbare kunstgebitten eraan te wagen. Maar later, op een ochtend in november 1994, besloot Roel Pool om de reserve-tanden van zijn vrouw mee te nemen om er een grap mee uit te halen... Helaas verdwenen deze tanden uiteindelijk in het water, net zoals in de moderne sage.
Hopelijk zijn de overeenkomsten tussen de eigenlijke gebeurtenissen en de moderne sage van het Kunstgebit aan de Hengel duidelijk. Cruciale elementen uit de plot komen op drie punten sterk overeen. Ten eerste: een visser wordt zeeziek en ziet zijn kunstgebit in de golven verdwijnen - voorgoed! Ten tweede: een andere visser gebruikt een ander kunstgebit voor een practical joke. Ten derde: de onfortuinlijke eerste visser denkt dat het andere gebit van hem is, maar als het niet van hem blijkt te zijn, komt ook dit tweede kunstgebit in het water terecht. Enerzijds is de hele loop der gebeurtenissen onopzettelijk tot stand gekomen: de overeenkomsten tussen feit en fictie berusten deels op toeval. Anderzijds is het ook weer niet louter toeval dat er gelijkenis bestaat tussen verhaal en realiteit. Immers, de practical joke van meneer Pool was geïnspireerd door een bestaand volksverhaal. Een verhaal dat vervolgens Slamat op het idee bracht om het gebit van mevrouw Pool overboord te gooien.

IX


Zoals we gezien hebben kunnen sagen of grappen ook in de praktijk gebracht worden. Vervolgens levert een ‘acting out’, het 'naspelen van een verhaal' dan weer nieuwe verhalen op. In het onderhavige geval speelden de media een rol in het vervolmaken van Pool's practical joke, en de media droegen bij aan de verspreiding van het verhaal.
Om het verhaal van het Kunstgebit-in-de-Kabeljauw in de context te plaatsen, moet in het kort ook nog iets gezegd worden over de wereld van de sportvissers.
De hengelaars zien het vissen als een bij uitstek mannelijke sport. Vrouwen nemen slechts bij hoge uitzondering deel. Wanneer een vrouw met een vistocht op zee meegaat, worden er geheid grappen gemaakt ten koste van haar. De omstandigheden kunnen ruig zijn. Degenen die zeeziek worden, worden eveneens het slachtoffer van grappen.
De sportvissers zien de vistocht als een onderbreking van het dagelijkse leven. Ze zeggen dat ze al het andere vergeten. Ze willen er gewoon uit zijn. Hoewel de mannen wat sociale achtergrond betreft verder vaak weinig met elkaar gemeen hebben, behoort op de boot geen enkel verschil gemaakt te worden. Met hun kleding en attributen, hun gedrag, hun visserslatijn en vissersverhalen staan ze tijdelijk apart van de samenleving als een groep.
De vistocht kan opgevat worden als een sociaal drama en als spel. Zoals vele spelen, heeft het vissen te maken met onvoorspelbaarheid, het nemen van risico's, vaardigheden en geluk. Cruciaal is dat de spelers gelijke kansen hebben. Competitie is deel van het spel, maar nooit zodanig dat het ten koste gaat van de onderlinge solidariteit. Uiteindelijk is het immers allemaal maar spel.
De vistochten kunnen daarbij ook gezien worden als overgangsrituelen. In ruimtelijke zin loopt de boot uit en stoomt op naar de viswateren; daar drijft de boot rond, waarna de vissersboot weer terugkeert naar de haven.
Tijdens het opstomen naar de viswateren zitten de hengelaars bij elkaar in de kantine in de boot. Ze houden elkaar gezelschap, ze drinken, praten en sluiten soms weddenschappen af. Het is een afscheidingsritueel: de sociale status die ze aan wal nog hadden, speelt hier geen enkele rol meer. Ze zitten per slot allemaal in hetzelfde schuitje.
Bij de bestemming aangekomen gaan de sportvissers naar buiten. Ze stellen zich in een rij op aan de reling met hun gezichten naar de zee gekeerd. De schipper geeft een signaal met een fluitje wanneer het vissen begonnen en wanneer het gestopt moet worden. Ze zijn allen gebrand op het vangen van zoveel en zo groot mogelijke vissen, vooral kabeljauw. Een dubbel fluitsignaal markeert het einde van het vissen voor de betreffende dag.
Na deze overgangsfase is het tijd om de vissen schoon te maken. De succesvolle hengelaars verwerven prestige. Degenen die niets hebben gevangen, ontvangen wat van de anderen. In deze rite van incorporatie wordt hun de status van visser niet onthouden: want wat een visser doet, is het vangen van vis. Dan komen ze nog eens samen in de kantine. Aan de ene kant is er sprake van een voortdurende competitie, nu niet meer in het vangen van vissen, maar in het tegen elkaar opdrinken en het vertellen van sterke verhalen. Aan de andere kant vergroten dit soort uitwisselingen de onderlinge solidariteit. Solidariteit wordt het hoogste gewaardeerd. Bijvoorbeeld, degene die de grootste vangst had, wint de weddenschap, maar deze persoon moet het geld (en vaak nog meer) onmiddellijk weer besteden aan het geven van een rondje.
Het maken van grappen is van belang om de juiste sfeer te scheppen: het breekt de spanning. De hengelaars zijn gek op grappen, zowel verbale grappen als practical jokes. Zoals gezegd: men moet tegen een grapje kunnen. Gewoonlijk worden de mensen die er op de een of andere manier uitspringen - vrouwen, zeezieken en de 'winnaars' - het slachtoffer van practical jokes. De sportvissers testen deze mensen uit om te zien of ze hetzelfde zijn zoals ieder ander aan boord. Slamat sprong eruit, en daarom werd hij het slachtoffer van een practical joke.

Vissen op kabeljauw aan boord van de Hendrik Karssen

X


Op Oudjaarsavond was meneer Stoop uitgenodigd in de studio van Radio Noord-Holland om het hele verhaal nog één keer te vertellen. Onze tragi-komische figuur hanteerde de retoriek van het sterke verhaal. Hij overdreef door te zeggen dat op de dag dat hij zijn kunstgebit verloor, de vissersboot de Britse kust naderde, dat er een zware storm woedde, en dat zijn gebit wel vier meter de lucht in vloog. Stoop pochte dat hij een boek zou schrijven over de hele zaak, te publiceren in het jaar 2000, het jaar waarin hij met pensioen ging. Op die Oudjaarsavond werd het verhaal uitgeroepen tot het beste verhaal van 1994.
Veel mensen die we ernaar vragen, herinneren zich het verhaal van het Kunstgebit-in-de Kabeljauw, maar slechts weinigen zijn zich ervan bewust dat het een grap was. Tijdens ons onderzoek hadden wij steeds het gevoel dat het verhaal over het Kunstgebit in de Kabeljauw de potentie had om een 'urban legend' of 'moderne sage' te worden - overigens één van de weinige vrolijke sagen. Eind 1995 besloten we de proef op de som te nemen. Toen de Volkskundevragenlijst van het Meertens-Instituut naar de correspondenten in Nederland en Vlaanderen werd verstuurd, hebben wij vragen gesteld naar de bekendheid van bepaalde 'Broodje-Aap'-verhalen. Naast vragen over magnetrons, ufo's en orgaandiefstal, stelden wij de vraag: "Kent u verhalen over een kunstgebit dat in een kabeljauw teruggevonden werd?".

Van de 387 vragenlijsten die teruggestuurd werden, gaven 62 correspondenten het antwoord: ja, zo'n verhaal ken ik. De blanco-stemmers niet meegerekend, komt dat neer op een bekendheids-score van 24 %. Daarmee is het verhaal van het Kunstgebit in de Kabeljauw een goede middenmoter. Onze verwachting dat het vooral in de kustgebieden bekend zou zijn, kwam niet uit - zoals het kaartje toont. De spreiding is tamelijk gelijkmatig; het verhaal is evengoed bekend in Gelderland, Limburg en Noord-Brabant. Het is goed om vast te stellen dat dit verhaal, net als de meeste volksverhalen, én een regionale, én een nationale, én een internationale verspreiding kent. Het is al vaker gezegd, maar wij herhalen het graag nog eens: er gaat niets boven een goed verhaal, ook al is het niet waar. En dat geldt eens te meer voor visserslatijn.
Het verhaal van het Kunstgebit-in-de-Kabeljauw is (ongeacht welke versie men bekijkt) geworteld in bestaande volksverhalen, die op de één of andere manier de interpretaties of het handelen van de betrokken personen hebben beïnvloed. Het Kunstgebit-in-de-Kabeljauw is een voorbeeld van de interactie tussen volksverhaal en sociaal-cultureel gedrag, tussen 'folklore' en 'practical joking'. Het volksverhaal stuurde het gedrag van mensen, en hun gedrag bracht weer een volksverhaal voort. Welbeschouwd wordt het onderscheid tussen vertelling en practical joke alleen door buitenstaanders gemaakt. Wij hopen te hebben duidelijk gemaakt dat het verhaal nauw aansluit bij een traditie van 'folklore' en 'folklife'.


Literatuurverwijzing

Over dit onderwerp is al eerder gepubliceerd door T. Meder en E. Venbrux onder de titel 'Vers van de pers: kunstgebit in kabeljauw. Over de achtergronden van een hedendaagse sage', in: Volkskundig Bulletin 22 (1996) 1, p.2-36. Een Engelstalige publicatie over dit onderwerp van de hand van dezelfde auteurs is verschenen als 'The False Teeth in the Cod. A Legend put into Context', in: Contemporary Legend 5 (1995), p.115-131 (N.B.: dit deel is pas in 2000 verschenen). Nieuw ten opzichte van deze publicaties is het onderzoek naar de verspreiding van de sage op basis van de Volkskundevragenlijst van 1995 (archief Meertens Instituut).
In aanvulling op de in bovengenoemde artikelen opgesomde secundaire literatuur noemen we hier nog het lemma 'Vrouwtje van Stavoren' van J. van der Kooi in: T. Dekker, J. van der Kooi en T. Meder: Van Aladdin tot Zwaan Kleef Aan. Lexicon van sprookjes: ontstaan, ontwikkeling, variaties (Nijmegen 1997), p.396-400. Voorts kan hier nog gewezen worden op een publicatie van de hand van Linda Dégh: ‘Symbiosis of joke and legend: a case of conversational folklore’, in Linda Dégh: Narratives in society: A performer-centered study of narration (Helsinki 1995), p.285-305.