rauw / ruw (man, vlees, plank) (883)

etymologie: au-\w (uit eeewa / awa ); ruw: uuu-\l (uit ruuuh (w)a uit ruuuxa, cas. obl. ruuu (of u-\ch/g ) de g later naar analogie van de -ga stammen zoals hoog)
categorie: bijvoeglijk naamwoord