elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: zeverlap 

zeverlap  , zeiverlap , bavet, servet.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
zeverlap , zeewlàpken , zelfstandig naamwoord , slabbetje
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
zeverlap , zeiverlap , zeverlap , mannelijk , zeiverlepke , slabbetje, morsdoekje.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
zeverlap , zeiverlap , mannelijk , zeiverlėp , zeiverlėpke , zeveraar.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
zeverlap , zieëverlèpke , slabje, morsdoekje voor kinderen.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
zeverlap , zeverlappe , 1. zeurkous; 2. slabbetje.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
zeverlap , zèiverlap , zelfstandig naamwoord, mannelijk , - , zèiverlepke , slabbetje , zèiverlap; zèiverlepke slabbetje zèiverlepke (monddoekje voor kinderen)
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
zeverlap , zeeverlèpke , slab
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
zeverlap , zeeverlap , zeeverlut, zeeverjèn , 1. leuteraar, zeurkous; 2. zeveraar, zeurpiet
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
zeverlap , [slab ] , zeiverlap , mannelijk , 1. slab 2. zeurkous , Doot ’t kindj ei zeiverlepke óm!
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
zeverlap , zeiverlap , zelfstandig naamwoord , zeiverlep , zeiverlepke , slabberlap, slabbetje; zeiverlap iemand die flauwe, oninteressante, langdradige verhalen vertelt ook zeiverzak
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
zeverlap , zeîverlap , zelfstandig naamwoord, mannelijk , zeîverlep , zeîverlepke , slab, kletskous
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
zeverlap , zêeverlap , zelfstandig naamwoord , Frans Verbunt (1996) - kletsmajoor; WBD III. 2. 2:25 'zeverlap(je) ' = slabbetje; Stadsnieuws -  zêeverzak / zêeverlap = kletsmajoor, iemand die altijd speeksel aan zijn lip heeft hangen. (140506); WNT ZEEVERLAP - 1) persoon die zeevert, kwijlt; 2) slab, slabbetje, zeeverdoek; 3) wauwelaar, zeurkous
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
zeverlap , zeiverlepke , slabbetje
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal