Woord: zaal
zaal , zaal , mannelijk
, zaal. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
zaal , zoal
, (onzijdig); het grootste vertrek in oude pastoriën; ook: het vertrek in een godshuis (armhoes) waar gemeenschappelijk wordt gegeten, alsmede = concertzaal, danszaal, enz.; zij hebben ’t zoal in ’t Gemijntehoes inwijdt. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
zaal , zaal , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, vgl. hipzaal. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
zaal , zaal
, zaelke , zaal. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
zaal , zoal , zelfstandig naamwoord onzijdig
, zaal. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
zaal , zaol , mannelijk
, zaal In de zaol béj ’t café lâg miene fietsezaol In de zaal van ’t café lag mijn fietszadel Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
zaal , zaal , mannelijk
, zaale , zaelke , zaal; zadel; groot vertrek (salon), zie ook: de gou kaamer. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
zaal , zaeltie
, zaaltje. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
zaal , zaal , zaol, zael , 0
, zalen , (Zuidoost-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid). Ook zaol (Noord-Drenthe), zael (Zuidwest-Drenthe, noord) = 1. zaal Veur dit feest mot e een zaol huren (Eex), De zael zat propvol (Dwi), Dat trök een volle zaal (Zwig), Bij dat café staait een biljart in de zaol (Erf) 2. gelagkamer (N) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
zaal , zaol
, zaal. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
zaal , zael , zelfstandig naamwoord
, de; zaal Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
zaal , zaol , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, zaole , zëulke , zaal , VB: Dizzenaovend ês bal ién de zaol. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
zaal , zaol
, zadel. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
zaal , zaol
, zaal, als grote ruimte. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
zaal , zoltje
, zaaltje. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
zaal , zaal , mannelijk
, zale , zaelke , zaal , de Geite en de Buk haoje rippetiesie op häören eige zaal. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
zaal , zaal , zelfstandig naamwoord
, zale , zaelke , 1. zaal 2. zadel Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
zaal , zaol , zelfstandig naamwoord
, zòltje , zaal, zaaltje; Teegen et zòltje stònd en fiets meej en nuuw zòltje.; Henk van Rijen - der waare zoale vol zaole - er waren zalen vol zadels; — De Jager, Taalk. handleiding: SALE; Volgens Taalk. Mag. I,349 is er betekenisverwantschap tussen 'zaal' en 'zadel'.; Leo Goemans - Leuvens taaleigen (1936) - ZAAL - zelfstandig naamwoord m., verkleinwoord zölke, samenst. dans-, feest-, zaalmaker; WNT ZADEL, zaal; zòltje - verkleinwoord; zaaltje; Henk van Rijen - teegen et zòltje stin en fiets meej en nuuw zòltje; – verkleinwoord v. h. homoniem 'zaol', met vocaalkrimping Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
zaal , zaal
, zale , zaelke , zaal Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |