elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: winterkoning

winterkoning , winterkeininkske , winterkoninkje.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
winterkoning , winterkeunektje , zelfstandig naamwoord onzijdig , ook: 't keudeldoemke (Hogeland) =eddelkeunenk. , (Westerkwartier)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
winterkoning , winterkeuninkie , winterkoninkje.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
winterkoning , winterkeuning , 0 , winterkoninkje, Troglodytes troglodytes As het kolder wordt, koomt de winterkeuninkies dichter bij huus (Die)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
winterkoning , [soort vogel] , winterkùnningske , winterkoninkje.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
winterkoning , winterköninkien , winterkoninkje. Ook: winterkroepertien (Kamperveen)
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
winterkoning , wénterkunnenske , winterkoninkje , Un wénterkunnenske is meej van de klénste veugeltjes die hier vurkomme. Een winterkoninkje is één van de kleinste vogeltjes die hier voorkomen.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
winterkoning , winterkeuning , winterkeuninkien, winterkeunigien, winterkeunigien , zelfstandig naamwoord , de; bekende zangvogel: winterkoninkje
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
winterkoning , winterkunninkse , winterkoninkje
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
winterkoning , winterkeunekien , zelfstandig naamwoord , winterkoninkje. Zie ook: kleinjäntien.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
winterkoning , winterkunningske , winterkoninkje
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
winterkoning , wintjerkuueninkske , onzijdig , winterkoninkje
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal