elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: vlakbij 

vlakbij  , vlaakbej , dichtbij.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
vlakbij , vlakbeej , döën beej.
Bron: Kuipers, Cor e.a. (1993), Zò bót ás en hiëp. Plat Hôrster, Horst.
vlakbij , vlakbie , dichtbij.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
vlakbij , vlakbij , blakbij , bijwoord, voorzetsel , Ook blakbij (hc) = dicht bij Dei dunderslag was vlakbie (Bov), Blakbij de braomwal (hc)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
vlakbij , vlakbè , dichtbij , Daor hôd'de nie zó wiid vur hoeve te gôn want vlakbè hôd'det wél kunne viine. Daar had je niet zo ver voor hoeven gaan want dichtbij had je 't ook kunnen vinden.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
vlakbij , vlakbi’j , bijwoord , vlakbij
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
vlakbij , flakbij , bijvoeglijk naamwoord , dichtbij ’t Is hier flakbij, maor wel een endjie gun-op Het is hier dichtbij, maar wel een eindje die kant op Zie ook ducht, duchbij, duchterbij, kortbij
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
vlakbij , vlakbi’j , bijwoord , vlakbij.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
vlakbij , vlakbèij , dichtbij
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal