Woord: vizier
vizier , verzier
, (= vizier); iemand (of iets) in ’t verzier hebben = in ’t oog hebben, ’t oog op hem gevestigd hebben, Gron. in ’t vezijr hebben = (hem) zien op eenigen afstand. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
vizier , vezijr , vezijer
, vizier; iemand (of: iets) in ’t vezijer hebben = in ’t oog hebben, ’t oog op hem gevestigd houden, hem zien op eenigen afstand. Drentsch verzier. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
vizier , vezier
, vizier. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
vizier , vezeer , onzijdig
, vizier. In ’t vezeer hebben: in het oog houden. Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
vizier , verzair , vezair; verzaair; versier , zelfstandig naamwoord onzijdig
, ook: 't vezier (Stad en West-Westerkwartier); versier (Westerkwartier) =vizier; alleen fig. Ain in ‘t verzair hebben. De kat kreeg n moes in ‘t vezair. Dat haar e in ‘t verzair = dat zag hij aankomen. Dat stok laand heb ‘k in ‘t vezair = hoop ik te kunnen krijgen. 't verzijer (Westerwolde). Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
vizier , verzeier , onzijdig
, verzeiere , vizier. Haut dem in ’t verzeier: hou hem in de gaten. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
vizier , vesier
, vesier krieng op: zijn zinnen zetten op. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
vizier , vezier , vezeer , 0
, Ook vezeer (N:Sle) = vizier Toen ik achter die bult vortkwam, kreeg e mij in het vezier (Sle), De moor holdt zien laompies goed in het vezier (Exl) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
vizier , verschier
, (Zuidwest-Drenthe), in in het verschier hebben in de gaten hebben Zij hef hum in ’t verschier, dat wordt nog wat (Nije) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
vizier , vezier
, vizier Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
vizier , vezier
, vizier. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
vizier , vezier , zelfstandig naamwoord
, et 1. vizier van een bijenkap 2. in in ’t vezier kriegen in de gaten krijgen, gaan zien Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
vizier , vezier , zelfstandig naamwoord
, vizier. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |