elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: verzet 

verzet , verzet , vermaak, genoegelijke verpoozing, plezier. Een verzettelijke dag.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
verzet , verzet , hypotheek. v. Dale: verzet = pand, hetgeen men verzet heeft; verzetten = verpanden.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
verzet , verzet , onzijdig , bî verzet, bij beurten.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
verzet , verzetje , verbreeding van een gedeelte eener strook, zóó, dat eene daarnaast liggende er gedeeltelijk door bedekt wordt. Naaistersterm.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
verzet  , verzit , ontspanning.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
verzet , verzet , hypotheek
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
verzet , verzet , zelfstandig naamwoord onzijdig , 1 verzet. In verzet komen.; 2 beweging. Is gain verzet in dij poal te kriegen.; 3 op verzet (Westerkwartier) = op gelijke afstanden. De knopen an n jas zitten aalmoal op verzet (dV).; 4 der is n verzet an e boom (Westerkwartier) = de boom wordt daar plotseling dunner.; 5 ‘t banket in een kanaal (Westerkwartier).; 6 kastje in een ouderwetse secretaire met deurtje en slot (Veenkoloniën).
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
verzet , vezet , zelfstandig naamwoord, onzijdig , hypotheek
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
verzet , verzët , onzijdig , verzëtte , verzëtje , verzet. ẹ Verzëtje haet ’ne minsj neudich op zienen tiet: zich op gezette tijden ontspannen is goed voor de mens.; verzët versnelling van een fiets e.d. ’t Verzët van diene fits is erch groot: de versnelling van jouw fiets is erg groot.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
verzet , verzet , verzetting , 0 , (Zuidoost-Drents veengebied). Ook verzetting (Veenkoloniën) = 1. laag van 7 klampen turf over het hele schip Zo kwamen er drei verzetten over het hiele schip (Klv), Het schepen gebeurde mit verzetten en dei waren 8 à 9 laogen hoog (Bco) 2. de aan het nog te vergraven hoogveen zittende strook onderveen, waar het bovenveen over ong. 1 m is afgegraven (Zuidoost-Drents veengebied) ‘Er een lichting of verzet aan laten om het inzakken te voorkomen’ (Eri), z. ook lichting
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
verzet , verzet , 0 , 1. verzet In de oorlog zat hij in het verzet (Klv) 2. knik Der zit een verzet in een grundel veur de baander (Sle), In de heng zit een verzet (And), Een verzet in een koppern buis (Zui), Der mot een klein verzet in (Nsch) 3. beweging (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe) IJ kunt trekken en drukken, wat oj wilt, der komp gien verzet in (Eex), Die moer zit hartstikke vast, der is gien verzet in te kriegen (Dal) 4. hypotheek (dva) 5. keus, verscheidenheid (dva)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
verzet , verzet , bijvoeglijk naamwoord , beduusd
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
verzet , verzet , zelfstandig naamwoord , et 1. tegenstand, tegenweer 2. verzet tegen een overheersende macht, vijand 3. verzetsbeweging, illegaliteit 4. vermaak, verpozing (vaak verkl.)
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
verzet , verzêt , zelfstandig naamwoord, onzijdig , - , - , verzet , VB: 't verzêt sjtelde ién 't duerp oonder d'n oerlog neet vëul vuur.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
verzet , verzit , zelfstandig naamwoord, onzijdig , verzitte , verzitsje , verzit versnelling (van een fiets) verzit VB: Es te d'n Êkkelderbérg opfits môs te e klejner verzit trèje
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
verzet , verzéj , bezéj , zelfstandig naamwoord, onzijdig , verzéj gedachteloos zoonder verzéj VB: Lûi dy de gezêt lëze oonder 't ëte, ëte zoonder verzéj.; benul verzéj VB: Och laot 'm toch, 'r hèt dao èimaol gèi verzéj van; begrip verzéj VB: Och laot 'm toch, 'r hèt dao èimaol gèi verzéj van
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
verzet , verzet , bie verzet, om de beurt (O.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
verzet , verzèt , onzijdig ,  verzètje , 1. verzet, tegenstand 2. versnelling van fiets 3. afleiding
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal