elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: verschuilen 

verschuilen  , verschülle , verschuilen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
verschuilen , verschoelen , zwak werkwoord, wederkerend , zich verbergen Wij verschoelt oens hier, dan kunt ze oens niet vienden (Dwi), (fig.) IJ moet je niet achter je moe verschoelen (Sle)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
verschuilen , verschoelen , werkwoord , 1. zich verschuilen 2. zich achter iemand verschuilen, zich op een ander beroepen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
verschuilen , verschùìjle , verstoppertje (spel)
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
verschuilen , verskulen , werkwoord , verskulen, verskuuld , verschuilen.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
verschuilen , verschoele , verschoêle , werkwoord , verschuultj, verschool/verschoeël, verschole/verschoeële , eerste vorm Nederweerts, Ospels; tweede vorm Weerts (stadweerts), Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern); zich -, verschuilen, zich
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal