elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: verlaten 

verlaten , verlaten , [bijvoeglijk naamwoord] , vrijgesteld (van het doen van iets). H.ii.54.
Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel.
verlaten , [reinigen van beerput] , verlaten , een put (beerput): ledigen, reinigen. Verg. Putverlaters. Van een heymelicheyt te verlaten in die Zaelstraet, Rek. Buurk. 200.
Bron: Beets, A. (1927), ‘Utrechtsche Volkswoorden en Volksgezegden’, in: Driemaandelijksche bladen 22, 1, 1-30, 73-84. Groningen
verlaten  , verlaote , verlaten. Zich op eemes verlaote, iemand vertrouwen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
verlaten , verloaten , [werkwoord] , ik verloat, doe verletst, hai verlet; ik verluit, heb verloaten , 1 verlaten ‘t Vogeltje het zien nust verloaten.; 2 n Verloaten vraauw bvn.. Bist nou haildal van Gòd verloaten! = hoe kun je zo iets doen, zeggen!; 3 eenzaam. n Verloaten wereld = een wildernis.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
verlaten , zok verloaten , [werkwoord] , zich verlaten = te laat komen. Jans haar zok onderwegens verloat (verachterd).
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
verlaten , zok verloaten , [werkwoord] , vertrouwen op. Ik verluit mie op zien woord.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
verlaten , verleite , werkwoord , Laten, verkopen. | Ik had ze maar voor voiftien gulden verleite moeten.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
verlaten , verlaate , verlaatde, haet of is verlaat , later komen.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
verlaten , verlaote , verlout, haet of is verlaote , verlaten. Op dem kénste dich verlaote: op hem kun je rekenen. Dem troe ich neit, dat is ’ne va Got verlaotene: die vertrouw ik niet, dat is een aartsdeugniet.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
verlaten , verlate , werkwoord , ruimen, leegmaken (KRS: Wijk, Werk, Scha) Ook in de Vechtstreek (Van Veen 1989, p. 135).
Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht
verlaten , verlaoten , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , verlaten, eenzaam Hai woonde door zo ainzaom en verlaoten aachter in het veld (Eco), Hij woonde daor van God en alleman verlaoten (Geb)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
verlaten , verlaoten , sterk werkwoord, (on)overgankelijk , 1. verlaten De eend hef het nust verlaoten (Man), De mensen verleuten halverweg de vergadering (Bor) 2. verweiden (Zuidwest-Drenthe) De koenen verlaoten van het iene stok laand in het aandere (Wap), De koenen mut verlaot worden (Zdw) 3. (wederk.) op iem. of iets vertrouwen Op zukke mensen kun ie joe niet verlaoten, der is gien vertrouw op (Bov)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
verlaten , verlaten , verlatern , zwak werkwoord, wederkerend , Ook verlatern (Zuidoost-Drents veengebied), var. als bij laat = (zich) verlaten, iets later komen Ik heb mij verlaat, mar ik kun niet eerder (Emm)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
verlaten , verlaotn , 1. verlaten. 2. afstaan, overdoen aan. Ik verlaote oe ’t bies veur honderd euro.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
verlaten , verlaoten , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , 1. verlaten, achtergelaten, eenzaam 2. doods, door iedereen verlaten
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
verlaten , verlaoten , werkwoord , 1. verlaten, weggaan 2. achterlaten 3. verweiden
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
verlaten , op 'nne kênne verlaote , wederkerend werkwoord , rekenen , (op iemand kunnen rekenen) zich op 'nne kênne verlaote.; zich verlaote op vertrouwen (vertrouwen hebben op) zich verlaote op (zie 'laten') VB: Heb mer geng bang, op dè kêns te dich verlaote
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
verlaten , verlaote , bijwoord , verlaten , verlaote VB: Ich zoûw neet op de Beuk wêlle woene, dat hoés lik dao zoe verlaote. Zw: Zich op 'nne verlaote: rekenen
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
verlaten , verlaote , werkwoord , verlaten , (weggaan) verlaote (zie 'laten') VB: Ich môt uch verlaote mêt pyng ién m'n hert.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
verlaten , verläote , wederkerend werkwoord , verläode, verläot , verlaten , (zich verlaten) zich verläote VB: 't Sjpit mich dat ich mich e keteer verläot heb
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
verlaten , verlaoten , werkwoord , verlöt, verliet, verlaoten , 1. verlaten; 2. em/zich verlaoten op ‘vertrouwen, rekenen op’. Op um ku-j oe verlaoten ‘op hem kun je vertrouwen’.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
verlaten , [vertrouwen op] , verlaote , zich verlaote, vertrouwen op , Ich verlaot mich gans op dich.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
verlaten , [weggaan] , verlaote , verlaten , Van God verlaote zeen.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
verlaten , verlate , verlate, zich , werkwoord , verlaâtj/verlaatj, verlaatjdje, verlaâdj/verlaadj , te laat zijn/komen
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
verlaten , verlaote , verlaten
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal