Woord: verduren
verduren , [lijden, duurder worden] , verduren , werkwoord
, verdragen, lijden. Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
verduren , verduren , werkwoord
, duurder worden. Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
verduren , verdeure
, verduren. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
verduren , verdüüren
, verduren, lijden Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
verduren , verduren , [werkwoord]
, 1 verduren. Hai het doar wat te verduren.; 2 duren = uit houden. Ik kin nait bie hom verduren, hai stinkt ja! Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
verduren , verduren , zwak werkwoord, (on)overgankelijk
, 1. verduren, verdragen Ik snap niet, hoou of e die pien verduren kan zunder pillen van dokter (Eex), Het geriedschap hef bij de iene boer wal mèer te verduren as bij de aander (Sle) 2. uithouden (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid) Het stinkt door zo, ie kunt er niet bij verduren (Bro) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
verduren , verduren
, verduren Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |