elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: verdienen 

verdienen , [als loon of winst verwerven] , verdeenen , vedeenen, verdieenen, vedieenen , Verdienen; doch verdiensten wordt als in ʼt Ndl. uitgesproken.
Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff
verdienen , verdeenen , vedeenen, vedieenen, verdieenen , Verdienen; doch ve(r)diensten wordt als in het Ned. uitgesproken.
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
verdienen  , verdeene , verdienen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
verdienen , verdeinen , zwak werkwoord , verdienen
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
verdienen , verdainen , [werkwoord] , verdienen. Hai verdaint ‘t zolt in de zoepenbrij nog nait; (daar komt geen zout in!) Hai krigt zien verdainde loon. Spr. Dij wat verdaint mout wat hebben = loon naar werk!
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
verdienen , verdiene , werkwoord , Ook: winst maken. | Ik verdiende op ien koe honderd golden. Zegswijze hai verdient vraai licht as ’t dag is, hij verdient zo goed als niets, heeft een hongerloontje.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
verdienen , verdeine , verdeinde, haet of is verdeint , verdienen.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
verdienen , verdienen , zwak werkwoord, overgankelijk , Var. als bij dienen = verdienen Hie hef klappen verdiend (Sle), Hij verdient niet bèter (Hgv), Die kerel kan zien kossien goed verdienen (Ruw), Der is gien daghuur in te verdeinen (Bco), Daor kuj een blikken hoed mit verdienen als koppelaar bij een huwelijk optreden (Klv), Zo’n vrouw, door kuj niet tegen verdeinen ze geeft namelijk teveel uit (Nor)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
verdienen , verdienen , verdienen
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
verdienen , verdienen , werkwoord , 1. verdienen 2. waard zijn te krijgen, terecht ondergaan, bijv. Waor he’k et an verdiend? hoe kun je ’t me aandoen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
verdienen , verdene , werkwoord , verdeende, verdeend , verdienen , VB: 'r Verdeent neet vëul meh 'r kênt zich zjus hélpe.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
verdienen , verdene , verdienen , Sjruup verdeendj höbbe: een pak slaag verdiend hebben.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
verdienen , verdéne , werkwoord , verdeenjtj, verdeenjdje, verdeenjdj , verdienen
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
verdienen , verdeêne , werkwoord , verdeentj, verdeendje, verdeendj , verdienen
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
verdienen , verdaene , verdinde – verdind , verdienen
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal