elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: uitkeren 

uitkeren , uutkeren , uitvegen, Overijs. vegen, uitvegen = keren; Nederl. uitkeren, veroud. voor: uitvegen. Zegsw.: iemand de kas uutkeren = den mantel uitvegen.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
uitkeren  , oetkaere , uitvegen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
uitkeren  , oetkiere , uitkeeren, uitbetalen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
uitkeren , oetkeren , [werkwoord] , 1 uitkeren; 2 uitvegen. Ain de mantel oetkeren.; 3 uitkering. Hai krigt oetkeren van de Rieksverzekernsbaank. , uit het Holl.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
uitkeren , oetkearn , werkwoord , grondig schoonvegen. Eenn de kaste oetkearn, iem. flink onderhanden nemen
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
uitkeren , uutkéêre , schoonvegen. De déêl uutkéêre. De deel schoonvegen.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
uitkeren , uutkeren , keren uut, uut ekeerd , 1. vegen; 2. uitkeren.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
uitkeren , oetkeren , zwak werkwoord, overgankelijk , (Zuid-Drenthe, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe) = 1. schoonvegen (Zuid-Drenthe, Midden-Drenthe) De kèuken oetkeren was mien wark altied (Nsch), (fig.) Hij hef hum even goed de kast oetkeerd de waarheid gezegd (Pdh), z. ook oethoedeln, oetkaffern 2. uitkeren van geld Ze hebt hum zien deel oetkeerd (Bal)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
uitkeren , ûtkèère , vegen , Ik zal munnen aojgesten hérd wél ûtkèère. Ik zal mijn eigen vloer wel vegen. Ik zal mijn eigen boontjes wel doppen.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
uitkeren , uutkeren , werkwoord , uitkeren
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
uitkeren , uutkeren , werkwoord , keren uut, uutekeerd , uitkeren.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
uitkeren , uutkeren , uitvegen, uitbezemen.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
uitkeren , [uitvegen ] , oetkieëre , 1. uitkeren 2. uitvegen met een bezem , Geldj oetgekieërdj kriege.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
uitkeren , oetkiëre , werkwoord , kiërtj t, kiërdje t, oetgekiërdj , 1. uitkeren 2. uitvegen (met een bezem)
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
uitkeren , oe~tkie~re , uitkeren
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal