elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: tweede 

tweede , twijde , twaide, tweide , (= tweede); da’s ’n twijde, ook: – ’n twijde zin = dat is iets anders, dat verandert de zaak, bv. door eene nadere opheldering, enz.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
tweede , tweede , twiede , bijvoeglijk naamwoord , (ranggetal) Zie de wdbb. || Opten twieden dach Mey xvjc vijff en dertich, Hs. W. I f° 33 r°, archief v. Krommenie.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
tweede , tweide , daʼs ʼn tweide, of ook ʼn tweide zin = dat verandert de zaak.
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
tweede  , twiëde , tweede.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
tweede , twaitjed , [telwoord] , ook: twaitjes (Stad) zie: twijderd. || twijderd
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
tweede , twijd , [telwoord] , ook: twijdjed (Wedde) =twijderd Hai is twijd, ik bin daard. , (Hogeland, Westerwolde)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
tweede , twijde , twijden , [telwoord] , tweede, twaide (Stad). Da is n twijde zin = daardoor verandert de zaak. ‘t Was op n twijden = de tweede dag van de maand. Lichtmis is n twijden Feberwoarie. Ten twijden = ten tweeden. || twijden
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
tweede , twijdens , [telwoord] , ook: ten twaidens (Stad); ten twijden (Westerkwartier) =ten tweede.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
tweede , twijderd , twijders , [telwoord] , de tweede (vooral bij ‘t spel). Ik bin twijderd, doe bist daarderd. || eersterd; twijd
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
tweede , twijtied , [telwoord] , twijderd. Ho, Tebais! doe twijtied! (G. Zijlma.) , (Hogeland)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
tweede , twéd , samen. Mî zien twéd Met z’n tweeën.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
tweede , twédde , tweede (rangtelwoord).
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
tweede , twiede , twiedes, tweederd , bijvoeglijk naamwoord , Als er geen zn. volgt, ook twiedes, tweederd (Midden-Drenthe) = tweede De twiede veurzitter mut de inleiding doen, want de eerste is der niet (Schn), Het is noe al de tweide keer dat ik die dat zeggen mot. Kanst doe nich lostern (Bov), Ik bin twiedes worden (Sle), Hij was tweederd (Gas)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
tweede , [rangtelwoord] , twèdde , twidde , tweede.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
tweede , twidde , tweede , D’n urste kiir is't nie gelukt mér de twidde kiir hit'tie z'n réijbewéijs wél gehôld. De eerste keer is het niet gelukt maar de tweede keer heeft hij zijn rijbewijs wel gehaald.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
tweede , twiede , tweede , rangtelwoord , tweede
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
tweede , twiede , twidde, twieds, twids , rangtelwoord , tweede , twiede VB: D'n twiede kier. VB: 'r Ês d'n twiede bié hön. Zw: Of ich 't doon dat ês 'n twiede: dat staat te bezien.; twidde; twieds VB: Ich been iets en dich bis twieds; twids; twieds tweede (als tweede) twieds VB: Hër ês iets en ich been twieds aonkoëme twids; twiedens tweede (ten tweede) twiedens VB: Iestens heb ich gèinen tiéd en twiedens gèine zeen; dat ês 'n twiede bezien dat ês 'n twiede
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
tweede , twidde , tweede
Bron: Peels-Mollen, J. met werkgroep Weerderheem in Valkenswaard (Ed.) (2007), M’n Moederstaol. Zôô gezeed, zôô geschreeve. Almere/Enschede: Van de Berg.
tweede , twiede , telwoord , tweede.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
tweede , twidde , tweede , De twidde kêr wâr ’t raâk. De tweede keer was het raak., Ik bén twids. Ik ben tweede (aan de beurt), Gebruik bij spelletjes als iemand al uurst geroepen heeft., twiddehands tweedehands
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
tweede , twieëdje , twieëdjes , tweede
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
tweede , twieëdje , telwoord , tweede
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
tweede , twidde , telwoord , tweede; Kees en Bart - in Tilburgsche Post 1922-193? - twidde rang; R.J. dès nòg en twidde = dat valt nog te bezien; zacht van hart en mild van tong... et irste is heel curieus, et twidde meer miraculeus... (Piet Heerkens; uit: De Kinkenduut, ‘D’aawe lijster’, 1941); Cees Robben – den twidde waoge... (19751701); ...ons laand euwig de twidde... (Lechim; ps. v. Michel van de Ven; ongedateerd knipsel 1960-1980; uit: Twiddes); B twidde; WBD III.2.2:74 'tweede moeder' = stiefmoeder; A.P. de Bont – Dialekt van Kempenland - 1958 e.v. - ; telw. 'tweedes' - tweede: 'den tweedese', 'de twéedese laog'
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
tweede , twieëde , tweede
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal