Woord: treuzelaar
treuzelaar , treuzelaer
, iemand die overal langzaam mee is. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
treuzelaar , treuzelaer , mannelijk
, treuzelaesj , treuzelaar. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
treuzelaar , treuzelaar , treuzelder, treuzelgat, treuzelkont, treuzelpuut, , 0
, (Zuidoost-Drents zandgebied, Noord-Drenthe). Ook treuzelder (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe), treuzelgat (Zuidwest-Drenthe, zuid), treuzelkont (Noord-Drenthe, Zuid-Drenthe), treuzelpuut (Zuidoost-Drents veengebied), treuzelzak (Zuidwest-Drenthe, zuid), dreuzelkont (Zuidoost-Drents veengebied) = treuzelaar Het was een treuzelaor bie het eten (Git), Wat een treuzelkont, die schöt niks op (Sle), Die komp nooit op tied weg, dat is zo’n treuzelkonte (Hgv), Iene, die niet opschöt is een treuzelgat (Bro), ...treuzelzak (Hav) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
treuzelaar , treuzeler , treuzelder , zelfstandig naamwoord
, de; treuzelaar Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
treuzelaar , [treuzelaar] , treuzelieër , mannelijk
, treuzelaar Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |