elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: trapgans 

trapgans  , trapgaas , iemand die als een gans loopt.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
trapgans , trapgaans , zelfstandig naamwoord , spr: Lwoope n’as n’n trapgaans. Grote passen, gauw thuis.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal