elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: trampelen 

trampelen  , trampele , trappelen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
trampelen , traompelen , zwak werkwoord , trappelen
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
trampelen , trampeln , [werkwoord] , 1 herhaaldelijk trappen; niet in Stad en Westerkwartier In oorlog trampeln ze zo moar hin over aal wat op ‘t slagveld ligt.; 2 stampvoeten. Ze trampelden van de kòlle.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
trampelen , traampln , zwak werkwoord , trappelen
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
trampelen , treampln , zwak werkwoord , aarzelen
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
trampelen , trampeln , trappen
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
trampelen , trampele , trampelde, haet of is getrampelt , kuieren, langzaam wandelen, doelloos op en neer lopen.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
trampelen , drumpelen , drumpen , werkwoord , zich springend voortbewegen, met z’n voeten aaneengesloten
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
trampelen , traampele , werkwoord , traampelde, getraampeld, traampelenterre , trappelen , VB: 't Përd sjtèit te trtaampele vuur vôrt te koëme. Zw: E trappelend oongedueld: een kind dat stampvoet omdat het te lang moet wachten.; ommetje (een ommetje maken) VB: Laot v'r 'n eurke goën traampele, ich been sjtiéf van 't zitte.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
trampelen , [rusteloos rondlopen ] , trampele , trampeltj, trampeldje, getrampeldj , 1. rusteloos rondlopen 2. onbeholpen dansen , Stank neet zoea te trampele!
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
trampelen , trampele , werkwoord , trampeltj, trampeldje, getrampeldj , doelloos rondstappen, ongeduldig rondlopen, trappelen ook trepele, tapere, waje (Engels: to trample: trappelen)
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
trampelen , trâmpele , werkwoord , drentelen, lopen, op en neer, stappen, trappelen, trappen, (Nederweerts, Ospels) vertrappen
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal