Woord: tot
tot , toe
, tot, in de beteekenis van ’t Fr. jusque. , Ik zal toe Eersel meêgaan. Minder zegt men het in de beduiding van bijv. Toe Eindhoven is feest. Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
tot , toet
, tot Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
tot , totte , voorzetsel
, Verzwaarde vorm van ‘tot’ vóór een meervoudig onderwerp. | We gane deur totte we d’r bai neervalle. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
tot , tot , tut , voorzetsel, voegwoord
, Ook tut (Zuidwest-Drenthe, zuid) = tot Hij hef het tot groes houwd (Nsch), Hij kan nog niet tot tiene tellen (Klv), Het water stun oes tot an de achterdeur (Wee), Hij is tot de jonkheid oet wordt volwassen (Sle), Hij kwam mij nao tut an de zieddeure (Eli), Hoe lang hej wark? Tot (hen) an de middag (Sle), (voegw.) IJ moet wachten tot ik je roep (Oos) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
tot , tut
, tot Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
tot , tuuw
, tot , De kèrmus is van zaoterdags smiddegs tuuw déstag saoves èn dé's lang zat. De kermis is van zaterdags 's middags tot dinsdags 's avonds en dat is lang genoeg. Dé is dan nog toew daor ôn toew. Dat is dan nog tot daar aan toe. Dat kan er dan nog mee door. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
tot , tot , onderschikkend voegwoord
, totdat Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
tot , tot , voorzetsel
, 1. tot 2. ter aanduiding van een bepaalde maat, hoeveelheid 3. naar, gericht tot 4. uit, bijv. Ik flutte gauw tot de jurk uut 5. met als doel, bestemd als 6. aanleiding gevend, i.v.m., bijv. tot mien verbaozing 7. bij, onder, bijv. Ze rekenen him tot de besten 9. naar binnen, bijv. tot de veurdeure in Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
tot , töt , (voorzetsel, voegwoord)
, tot. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
tot , tót , toew
, tot , Tót dan! Tot dan!, Toew lést wâr ie bèij kénnis. Tot zijn dood was hij bij bewustzijn. Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
tot , toes
, tot, zie ook toet , Vóór se kan de t een s worden: toes. Toes se klaor bès. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
tot , toet , (toe\t)
, tot, zie ook toes , Van hie toet dao. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
tot , toet
, tot Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. |