elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: toethoorn 

toethoorn  , toethaore , trompet.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
toethoorn , tůthoorn , mannelijk , blaashoorn. Zoo drööge as ’n tůthoorn
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
toethoorn , toethoorn , zelfstandig naamwoord , den’t de heele weald hef, hef t gat tot nen toethoorn, al zou men de hele wereld bezitten, dan kan ’t geluk toch nog alleen maar daarin bestaan, dat men zich de dingen mooier voor kan stellen dan ze zijn
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
toethoorn , toethoorn , (ouderwets), hoorn van een koeheer
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
toethoorn , toethoorn , zelfstandig naamwoord , Blaasinstrument, hoorn waarop de ‘bullouper’ blies om zijn komst aan te kondigen.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
toethoorn , toethäöreke , onzijdig , toethäörekes , toethoorn (metalen tuitvormig horentje om worst mee te vullen).
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
toethoorn , toethoorn , 0 , 1. toeter, blaasinstrument (Zuidwest-Drenthe, zuid, Zuidoost-Drents veengebied, ti) De snikkevaarders hadden vrogger een toethoorn (Hgv), A’k dood binne, kriej mien konte tot een toethoorn, en as ie der dan net zolange in eblaozen hebt as ik er uut eblaozen hebbe, bin ie hum maank wel zat (Noo) 2. achterwerk (Zuidoost-Drents zandgebied)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
toethoorn , toethoorn , trompet (W.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal