elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: tengelen

tengelen , tengele , op prijzen afdingen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
tengelen , tengele , werkwoord , tengel, tengelde, getengeld , [O] steken van een bij of wesp Hedden bie jou zôô getengeld? Heeft een bij jou zo gestoken?
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
tengelen , tengele , werkwoord , tengelde, getengeld , tengels , (tengels aanbrengen) tengele; sarren tengele Zw: De tengels 'nnen hoond zoe lang pês 'r bit: de kruik gaat zo lang te water tot ze breekt.; aanhitsen Zie sarren
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal