elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: tempteren 

tempteren , tamtijêrn , temtijêrn , plagen, kwellen; slaan, mishandelen; iemand toutamtijêrn = toetakelen, verwonden; tamtoatsie, temtoatsie = last, kwelling; straf. Geldersch, Zuid-Hollandsch temteeren = plagen. Verbastering van: tempteeren = kwellen, plagen; temptatie = kwelling.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
tempteren , tampteien , zwak werkwoord, transitief , Plagen, lastig vallen, kwellen. Weinig gebruikelijk. || Hij zit altijd zen zusters te tampteien. Den Geheymschrijver, die ’t gerucht van dit voorneem, om hem over de turftonnen te tanteyen, wel vernomen had, N.-Holl. Ontrust, 61. – Evenzo is in Gron. tamtijern, temtijern, plagen, mishandelen. Vgl. Ned. tempteren (temptieren).
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
tempteren  , tamteere , kwellen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
tempteren  , temteere , kwellen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
tempteren , tamtaaiern , [werkwoord] , 1 fors aanpakken. Dij keerl tamtaaiert zien peerd te veul.; 2 kwellen. Ain toutamtaaiern = iem. een pak slaag geven. Ze tamtaaiern en fòksaaiern dat kind aaltied.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
tempteren , tamtaaiern , iemand toetakelen
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
tempteren , tamteiere , temteiere , tamteierde, haet of is getamteiert/temteierde, haet of is getemteiert , tempteren; plagen, sarren.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
tempteren , tempteren , zwak werkwoord, overgankelijk , (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe) = martelen, kwaad doen, vernielen IJ moet die hond niet zo tempteren (Sle), Die harde wiend hef oons alle bloemen tempteerd (sa:Rui)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
tempteren , tamteren , werkwoord , (iemand) schoppen en slaan, treiteren
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
tempteren , temtere , wederkerend werkwoord , temteerde, getemteerd , zorgen , (zich zorgen maken) zich temtere (mnl. 'tempteren': o.a kwellen) VB: Temteer dich toch neet zoe, dao ês toch niks mie aon te doén.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
tempteren , tamtere , werkwoord , tamteertje, tamteerdje, getamteerdj , plagen, uitdagen (Frans: tenter)
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
tempteren , tempiëste , tampiëste , werkwoord , tempiësjtj, tempiësjdje, getempiësjdj , tekeergaan ook tampiëste (Frans: tempêter), boeze, nöt doôn, spoeze, tornere
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
tempteren , tèmteere , zwak werkwoord , Henk van Rijen - tempteren, kwellen; WNT TEMPTEEREN - 1) trachten, beproeven; 2) op de proef stellen
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal