Woord: tarwe
tarwe , tarf , terf , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, Tarwe. || Een handje tarf. Kinderen houwe er van om tarf te kauwen. 6¾ Last tarff leggende in ’t gem(elde) pakhuis, Hs. (Zaandijk, a° 1775), Zaanl. Oudhk. – Zo ook in samenst. || Een stuk land … genaamd de tarv-akker, Hs. (Wormer, a° 1765), prov. archief. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
tarwe , terf
, tarwe. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
tarwe , taiwe , vrouwelijk
, tarwe Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
tarwe , tarro
, tarwe Bron: Spek, J. van der (1981), Zoetermeers woordenboek, Zoetermeer. |
tarwe , tarf , terf , zelfstandig naamwoord
, Tarwe. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
tarwe , tėrf , vrouwelijk
, tėrfke , tarwe, zie: patsj. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
tarwe , tèèrf , zelfstandig naamwoord
, tarwe. Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek |
tarwe , tarwe , 0
, tarwe De tarwe stiet er mooi bij van het jaor (Hgv), As de tarwe riep is, is het meeiste koren van het laand of (Eex), Aj allennig van inlaandse tarwe mut bakken, kriej niet zok mooi brood (Bro), Vrogger weur hier gien tarwe verbouwd (Bal), Tarwe kwam ongeveer 1940 in Slien (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
tarwe , terwe
, tarwe. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
tarwe , tärve
, (Gunninks woordenlijst van 1908) tarwebrood Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
tarwe , tarwe , taarwe , zelfstandig naamwoord
, de 1. bekende graansoort: tarwe 2. tarwekorrels 3. tarwebrood Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
tarwe , terrow , tarrow, terw , zelfstandig naamwoord
, terrowe , terrowchie , tarwe Ook tarrow, terw Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
tarwe , terf , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, - , - , tarwe , VB: De terf sjtèit good dit jaor, meh 't koën hèt fleenk geliéje. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
tarwe , tèrrewe
, tarwe Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
tarwe , tarroew
, tarwe. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
tarwe , tärwe , zelfstandig naamwoord
, tarwe. Zie ook: weite (verouderd). Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
tarwe , terrew
, tarwe Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |
tarwe , tèrwe
, tarwe Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
tarwe , terruf
, tarwe Bron: Gast, C. de (2011), ’t Boekske van de Aolburgse taol, Wijk en Aalburg: Stichting behoud Aalburgs dialect. |
tarwe , tarroew , téérf, tèrf , zelfstandig naamwoord
, tarwe (West-Brabant); téérf; tarwe (Tilburg en Midden-Brabant; Helmond en Peelland); tèrf; tarwe (Den Bosch en Meierij) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
tarwe , terf , mannelijk
, tarwe Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
tarwe , terf
, tarwe ook weît Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
tarwe , terf , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, tarwe Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
tarwe , tèèrf , zelfstandig naamwoord
, tarwe; Kernkamp - Bezorging Dialectenquête 1879 - têrf en gaarst (ê van fr. même); Piet van Beers – Den bèkker stokte zenen oove meej hout èn bakte mik èn brôod;/ Ieder kòcht wèttie gebrökte de keus waar nie zo grôot:/ Rògge èn tèèrfbrôod èn ene witte mik,/ Vur en brölòft òf fist mik meej krente, mar die waar nie zo dik. (Uit: Wètter in vèèf èn zistig jaor veraanderde...); WBD I:1406 Kolom 185 niet vermeld; WBD III.2.3:188 'tarwebrood' = idem, ook 'zoet brood', 'mik'; WBD III.2.3:189 'tarwebrood' = half en half; Goem. TARWE - tè:ref, zelfstandig naamwoord vr. Cornelissen & Vervliet - Idioticon van het Antwerpsch dialect - 1899 - TERF (uitspr. tärref, taerref), Cornelissen & Vervliet - Idioticon van het Antwerpsch dialect - 1899 - TÂRF, zelfstandig naamwoord v. - tarwe; Jan Naaijkens - Dès Biks – (1992) - tèèrf zelfstandig naamwoord - tarwe; WNT TARWE - in Z-Ned. veelal TERWE; daarnaast in Brab. tärref, terf Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |