Woord: stuifmeel
stuifmeel , stuufmael
, stuifmeel. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
stuifmeel , stoefmeel , 0
, stuifmeel Die iemen bint an het stoefmeel winnen (Pdh), Die ieme hef stoefmeel an zien achterlief (Bei), De katties bint geel van het stoefmeel (Hijk) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
stuifmeel , stoefmael , zelfstandig naamwoord
, et; stuifmeel (van planten) Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
stuifmeel , stoefmaal , zelfstandig naamwoord
, stuifmeel. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
stuifmeel , stuufmael
, stuifmeel Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
stuifmeel , stèùfmèèl , zelfstandig naamwoord
, stuifmeel; WBD strooimeel (meel dat bij het bewerken van deeg, hetzij op de werkbank, hetzij op het deeg zelf gestrooid wordt om kleven te verhinderen) Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |