Woord: stromen
stromen , [vloeien] , stroomen , zwak werkwoord
, stroomen; water door het molenschut laten afloopen. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
stromen , stroume
, stroum, stroums, struimp, struimde, gestruimp , stroomen. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
stromen , stromen , [werkwoord]
, 1 stromen. ‘t Vòlk stroomt noa kerk.; 2 de sluizen open hebben. Ze stromen mit ale zielen. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
stromen , sjtroume , werkwoord
, sjtroumde, of: sjtruimde, haet of is gesjtruimp , stromen. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
stromen , stromen , zwak werkwoord, (on)overgankelijk
, 1. stromen Het water stroomt deur de sloten (Hol), Het stroomde van de regen (Bov), Het zweet stroomde hum van de kop (Die) 2. onder water zetten van hooiland in het voorjaar (Zuidwest-Drenthe, zuid) Het laand an de vaort worde niet emest, mar ze gungen stromen (Koe) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
stromen , streumen
, stromen. (strùmt, strùmde, gestròmd). Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
stromen , stromen
, stromen Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
stromen , stroeweme
, stromt , stromen. stromt, stroomt Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
stromen , stromt
, stroomt Bron: Peels-Mollen, J. met werkgroep Weerderheem in Valkenswaard (Ed.) (2007), M’n Moederstaol. Zôô gezeed, zôô geschreeve. Almere/Enschede: Van de Berg. |
stromen , stroume
, stroumtj, stroumdje, gestroumdj , stromen Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
stromen , straume , werkwoord
, straumtj, straumdje, gestraumdj , stromen ook struime Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
stromen , struime , werkwoord
, struimtj, struimdje, gestruimdj , stromen ook straume Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
stromen , stroûme , werkwoord
, stromen Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
stromen , strôome , zwak werkwoord
, strôome - strómde - gestrómd , stromen; Kees en Bart - Tilburgsche Post ca. 1930 - 't volk stromde... - ook in tegenwoordige tijd vocaalkrimping: gij/hij strómt Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
stromen , struime
, strömde – geströmp , stromen Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |