elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: stiekemerd 

stiekemerd , stiekemerd , zelfstandig naamwoord, mannelijk , Iemand die zichstiekemhoudt, die stil zijn gang gaat. Zie stiekem. || Zo’n stiekemerd! daar is-i an ’t vrijen ’eraakt en-i heb er me niks van ’ezeid. – Ook elders bekend.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
stiekemerd  , stiekummert , iemand die alles in het geniep doet.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
stiekemerd , sjtikkemert , mannelijk , sjtikkemesj , stiekemerd.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
stiekemerd , stiekemer , stiekemerd , 0 , stiekemers , stiekemerd Ze hebt er niks van zegd, zukke stiekemers (Bei), Hij is aans zo’n stiekemerd, mar as hij een borreltie op hef... (Flu)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
stiekemerd , stiekemerd , stiekemerd
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal