elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: spenen

spenen , spiëne , speenen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
spenen , spene , zogen De kliêne spene De baby zogen.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
spenen , sjpeene , werkwoord , sjpeende, haet of is gesjpeent , spenen. De vėrke mótte gesjpeent waere: de varkens moeten gespeend worden.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
spenen , spenen , zwak werkwoord, overgankelijk , de spenen controleren Een kou wordt, veurdat hij betaold wordt, eerst speend (Pei), Aj een koe goed speent, zit ij der an vast goedkeurt (Sle)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
spenen , speunen , zwak werkwoord, onovergankelijk , (Zuidwest-Drenthe, zuid) = melk geven Die koe speunt goed, de straol is dikke (Zdw)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
spenen , spundern , speundern, spuundern , zwak werkwoord, onovergankelijk , (Zuidwest-Drenthe, zuid). Ook speundern, spuundern = een uier krijgen Het beest komp al wat korter an [kalft gauw]. Het begunt al mooi te spundern (Pes)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
spenen , sjpiene , werkwoord , sjpiende, gesjpiend , spenen , VB: Es 't vuüle neet mie bié de mèr dreenk wörd 't gesjpiend.; zogen niet meer zogen) sjpiene VB: 't Vuüle sjpiene, 't keend sjpiene.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
spenen , spieëne , werkwoord , kijken, ingespannen, kijken, verleidelijk, spenen
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
spenen , speene , zwak werkwoord , speene - spinde - gespind , vruchten vormen, vruchtzetten, 'vrucht krèège'; ook in tegenwoordige tijd vocaalkrimping: spint; WBD gespeend - gespeend jong van een paard; Antw. SPENEN, in sommige streken SPÈNEN (met 'zijn') - van bloem in vrucht overgaan. De appelen zijn al gespeend; spint, spinde - zet(te) vrucht; tegenwoordige tijd sing., resp. verleden tijd van 'speene', met vocaalkrimping
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
spenen , spieëne , spenen
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal