Woord: som
som , sôm
, som. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
som , somme , [somә] , vrouwelijk
, summechien , som Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
som , som , [zelfstandig naamwoord]
, 1 hoeveelheid. n Som geld.; 2 rekenopgave.; 3 uitkomst van een optelling. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
som , som , vrouwelijk
, somme, , sömke , som. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
som , summegie
, sommetje. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
som , som , somme , 0
, sommen , Ook somme (Zuidwest-Drenthe, veengebied. Oost-Drenthe) = som De oetkomst van dei somme is nul (Bco), Ik vun sommen aaid mooi in ’t schoel het maken van sommen (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
som , somme
, som Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
som , somme
, som. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
som , somme , som , zelfstandig naamwoord
, de 1. rekensom, rekenopgave 2. bedrag Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
som , som , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, somme , sömke , som , VB: Oppe sjaol doeg 'r niks lever es somme mäoke, vuur 'n diktee, dao sjoéverde hër zich vuur. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
som , som , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, - , - , pluimgras , (bep.pluimgras) som VB: som kömp vëul vuur tössje de gës, d'n häover en 't koën. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
som , somme , zelfstandig naamwoord
, summegien , som. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
som , sóm , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, sómme , sumke , som Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |