elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: smout

smout , smolt , gesmolten varkensvet; Nederl. smout = vet, smeer; Oostfr. smolt, gesmolten vet van de rüssels der varkens. Nederd. MNederd. smalt, smolt, AS. ONoorsch smolt, OHD. MHD. smalz, HD. Schmalz. Van: smelten. Vergel. bolt en bout, holt en hout, enz.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
smout , smòlt , Uitgesmolten vet.
Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff
smout , smout , zelfstandig naamwoord, onzijdig , Zie de wdbb. – Ook: fijne dichte regen, in het rijmpje: Oostenwind met smout Wordt geen drie dagen oud.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
smout , smolt , gesmolten varkensvet.
Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94
smout , smòlt , Uitgesmolten vet.
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
smout , smalt , reuzel.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
smout , smòlt , zelfstandig naamwoord onzijdig , smeer (op brood). , (Westerwolde, Pekela)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
smout , smòolt , zelfstandig naamwoord, mannelijk , gesmolten varkensvet
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
smout , smout , vet van de kaantjes. [Kat]
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
smout , sjmaut , mannelijk , smout, gesmolten reuzelvet; oorsmeer.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
smout , smolt , reuzel.
Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst.
smout , smolt , smeersel op brood; gemaakt van olie, meel en zout.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
smout , smolt , 0 , smout, gesmolten reuzel Aj de smolt te lange laot staon, wordt ze schraanderig (Ruw), Wie kregen wal is smolt mit kaonen in de panne. Door kunj lekker brood en stoete in stippen (Bco), Smolt weur gebroekt um op stoet te smèren in plaots van botter (Emm)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
smout , smòlt , dierlijk vet, smout
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
smout , smolt , smout. As de botter duur is smâek smolt bes op ’t brood.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
smout , smoolt , zelfstandig naamwoord , et; smout: gesmolten reuzel, dat vervolgens weer is gestold
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
smout , sjmaat , zelfstandig naamwoord, mannelijk , - , - , smout , Zw: (zie bij 'lievenheersbeestje') raapolie sjmaat (vero.) VB: sjmaat woerd gemak van koolzaad en woerd gebruk vuur ién de laamp, vuur get te sjmère en vuur te zörge dat gerèidsjappe bié gebruúk neet te wérm woerte.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
smout , smolt , zelfstandig naamwoord , reuzel.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
smout , smolt , smalt , smout, uitgebakken vet.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
smout , smout , smalt , zelfstandig naamwoord , raapolie (Tilburg en Midden-Brabant); smalt; smout, smeerbaar vet (Land van Cuijk)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
smout , smaôt , smaot , lijnzaad)olie, smout ook oeëlie
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
smout , smaot , zelfstandig naamwoord, onzijdig , koolzaadolie; oorsmeer
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal