Woord: smiegel
smiegel , smigchel
, bedrieger, ook – een jood. Van dit woord ook smigchelen. Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
smiegel , [bedrieger; smerig persoon] , smîchel
, Looze vos. Ook euphem. van: smeerlap. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
smiegel , smiechel
, Jood. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
smiegel , smaigel , [zelfstandig naamwoord]
, smiecht, gemene vent. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
smiegel , smiegel , [zelfstandig naamwoord]
, 1 smiecht; 2 scheldnaam voor een jood. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
smiegel , smaigel
, gemene vent Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
smiegel , smiegel
, jood Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Winschoter bargoens, in: Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank |
smiegel , smaigel
, TL 920. Smijgel = smiecht, gemene vent. Ik ben zo vrij dit te vereenzelvigen met SMIEGEL, TL 922. 1. Scheldnaam voor een Jood. 2. Smiecht, gemene vent. Smerige smiegel! Smiegeln = 1. bedriegen; 2. smaigeln, kruipend vleien. Ter Laan bedoelt: kruiperig. Ook hier legt de schrijver geen verband met het Jiddisj. Bron: Meijer, J. (1984). Tolk van ’t Olle Volk – Joods Supplement op het Nieuw Groninger Woordenboek van K. ter Laan. Heemstede |
smiegel , smiegel
, onogelijk persoon of dier. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
smiegel , smiegel , 0
, smiegels , ondeugend, wat gemeen en lastig persoon De smiegel hef al hielwat ondeugde oethaald (Bor), Een smiegel is gemien (Geb), Wat wol ie toch, smiegeltie. Pas mor op, aans za’k je een bien oethotten! (Hoh), z. ook smeugel, smiecht Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
smiegel , smiggel , 0
, smiggels , (Zuidwest-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe) = ondeugend, niet altijd goed te vertrouwen persoon Dat is een smiggel, ...smiesterd van een man. IJ kunt er gien kaant met op (Oos) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
smiegel , smiechel
, smiecht , És'se smiechel teege'new zègge, dan zit dé nie goed meej èùw, dé moet’te verandere. Als ze smiecht tegen je zeggen, dan is het niet goed met je, dat moet je veranderen. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
smiegel , smiegel , smiggel , zelfstandig naamwoord
, de, et 1. ondeugend kind (vooral: meisje), ondeugende persoon 2. smiecht, onbetrouwbare man, bijv. een lillike smiegel Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
smiegel , smiechel
, smiecht, smeerlap Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
smiegel , smiegel
, smiecht, smeerlap (O.-Veluwe). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
smiegel , smiechel , zelfstandig naamwoord
, linkerd (Eindhoven en Kempenland) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
smiegel , sjmiechel , zelfstandig naamwoord
, "scheldnaam voor jood; N. Daamen - Handschrift 1916 – ""schmiechel - scheldnaam voor Jood"". WNT lemma Smiegen - Gewestelijke vorm naast Smuigen, hd. schmiegen. Waarschijnlijk is smiegen ook in de voor smuigen opgeteekende bet. in gebruik geweest, verg. de afl. — Aanstaan, lusten, in de Zaanstreek, voornamelijk in de verbinding HET SMIECHT HEM NIET, hij heeft er geen zin in (BOEKENOOGEN). Afl. Als zoodanig zijn met meerdere of mindere waarschijnlijkheid te beschouwen SMICHELEN, SMIECHT, SMIEG (zie die woorden); SMIEGELEN, bedriegen, kruipend vleien, in Gron. (TER LAAN), waarbij weer de afl. SMIEGEL, bedrieger, smiecht, ook jood (TER LAAN)." Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |